Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 659]
| |
Letterkundige kroniekWankelend geloof
| |
[pagina 660]
| |
conformist den invloed onderging. Al is de roman, naar vorm en structuur, den schrijver volkomen waardig; - zonder moeite zou een vitter in de taal enkele slordige fouten, in den stijl enkele duistere zinnen, in den bouw een gewild einde ontdekken... Het temperament van Walschap blijft hard, zijn ideologie en cultuur schematisch en oppervlakkig, zijn persoonlijkheid meer afhankelijk van anderen dan men zou meenen, zijn stijl en verhaaltrant behept met 'les défauts des ses qualités'. Tegen het boek zelf kan men dus heel veel aanvoeren; maar geen reden, dunkt ons, om het besluit er van in twijfel te trekken. De laatste uitspraak over zijn literaire waarde laat ik graag aan anderen over; het werk heeft me getroffen omdat ik geen sprekender getuigenis ken van wat men genoemd heeft 'den geloofsafval in Vlaanderen'.
Van de afvalligheid bij de massa hoef ik hier niet te spreken: meer bevoegden hebben het gedaan. Maar op het ondermijnd geloof bij de intellectueelen (de ideeën beheerschen de wereld toch!) vestigde men nog zelden de aandacht. Het geloof in Vlaanderen is oud; ouderwetsch, even lichtschuw tegenover de moderne verblinding, is de vrome traditie van de Contra-Reformatie! Daarbij heeft de Kerk, over geheel de wereld, haar machtspositie verloren: hetgeen den modernen, meer stoffelijk georiënteerden mensch zeer diep beïnvloedt. Voeg dit er bij: in wat men moderne cultuur noemt, komen wij, Vlamingen, wat achteraan. Zonder onderscheid nemen wij, van het buitenland, het decadente met het gezonde, het perverse met het bevrijdende over; en geen meer sloopend vergift is totnogtoe bij ons ingedrongen dan de verheerlijking van den twijfel en de verscheurdheid als eenig middel tot verdieping, dan het sceptische individualisme tot handhaving der persoonlijkheid, het somber-agnostische fatalisme als zou het leven een lijdensweg zijn zonder uitkomst, het sexueele hedonisme als een natuur-noodzakelijkheid! Wie maar even met den Vlaamschen intellectueelen middenstand in aanraking kwam, nam (met hoeveel ontzetting!) de verwoesting er van waar; en wie over zijn oorzaak nadacht vond er geen andere dan: de duivel. Sibylle van Gerard Walschap greep me aan, omdat ik er het getuigenis in zag van een diabolisch inwerken, zooals elders op de wereld, bij Vlaamsche intellectueelen. | |
[pagina 661]
| |
Diabolisch...: elders heb ik verklaard waarom ik de zaak zoo noemen moetGa naar voetnoot(1). De groote wereldmachten zijn toch Christus en de duivel: Christus en Zijn barmhartige liefde, de duivel als de aap van Christus! Onder schijn van oprechtheid, van rechtschapenheid, van zedelijke verheffing, van naastenliefde bedriegt de duivel, naast Walschap en door hem misschien, anderen. Met een diabolische verblindheid gaat de schrijver zijn gang, onteert hij de heiligste namen, voorwerpen, momenten en levensstatenGa naar voetnoot(2). 'Steenigt mij zoo gij wilt', zegt hij in zijn laatsten zin, vol van een vertwijfelend bewustzijn. Eerder noemen wij hem een jammerlijk bedrogene, die, absoluut van karakter, absoluut de verkeerde richting uitgaat. 'Uit deernis' beschreef hij het leven van Sibylle de Lansere; zijn deernis brengen wij op hem over, want ook hij moet geleden hebben, - maken wij, door gebed en boete, haar vruchtbaar. Gebed en boete alleen, inwendige verdieping, vernedering, onthechting, paraatheid, liefde vernieuwen, met Gods genade, het aanschijn der wereld. Zij alleen maken ons land weer gezond, gezegend, genaden-rijk. In hoever ons cultureel Vlaanderen katholiek zal zijn, in hoever de thans beschaafde wereld het verder blijven zal, het misschien weer wordt: - God alleen weet het. Doch zelfs zonder een godsdienstige opstanding alhier bestaat de Kerk voort op de wereld, en Christus, die met haar zal zijn tot het einde der eeuwen, heeft 'de woorden van het eeuwige leven'.
Naar ons oordeel valt dit boek, daar het 'de grondslagen zelf van het geloof tracht neer te halen', onder de algemeene veroordeeling van de Kerk (cfr. C. 1399,2). Op grond van de christelijke zedenleer is het in alle geval, als gevaarlijk voor het geloof van de meeste lezers, volstrekt verboden lectuur. |
|