Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 653]
| |
De betrekkingen tusschen de Nationale Bank van België en de Bankcommissie
| |
[pagina 654]
| |
Men moet dus onmiddellijk vaststellen dat de regeering van 1935 om de bankcontrôle in te voeren, een organisme zou oprichten dat voor rekening van het openbaar gezag zou handelen, dat geen administratie zou zijn, en dat deze bijzonder gewichtige taak door de Nationale Bank van België zelf zou kunnen waargenomen worden, of ten minste dat deze de leiding zou kunnen nemen van dergelijk organisme. Deze nieuwe instelling - de Bankcommissie - werd in 't leven geroepen bij Koninklijk Besluit Nr 185, hetwelk in artikel 35 beschikt dat de Bankcommissie opgericht wordt met als opdracht te waken op de toepassing van het besluit. Deze Bankcommissie wordt opgericht als zelfstandig organisme, waarvan het inrichtingsreglement bij Koninklijk Besluit zal bekrachtigd worden. Indien men van naderbij haar statuut onderzoekt, zooals het neergeschreven werd in het Koninklijk Besluit, moet men vaststellen dat de wetgever zeer nauwe banden heeft willen leggen tusschen dit organisme en de Nationale Bank van België. Immers, buiten het hierboven aangehaald uittreksel der regeeringsverklaring, waarin bepaald werd dat het op te richten contrôle-organisme zou kunnen onder leiding staan der Nationale Bank, moet men aanstippen dat, naar artikel 36 van het Koninklijk Besluit Nr 185, de werkingskosten der Bankcommissie door de Nationale Bank gedragen worden en dat te dien einde een overeenkomst met den Staat zal afgesloten worden; dat de Bankcommissie aan de Nationale Bank mag vragen haar secretariaat waar te nemen, hetgeen immers in den beginne ook gedaan werdGa naar voetnoot(1). Nochtans, werd de Bankcommissie verplicht, wegens de uitbreiding van haar activiteit, later zelf haar eigen diensten te organiseeren. Verder voorziet het Koninklijk Besluit een deelneming der Nationale Bank in het beheer der Bankcommissie daar artikel 37 beschikt dat twee op de zes leden der Bankcommissie, benoemd worden op een drievoudige lijst samengesteld door de Nationale Bank en het Herdisconteering- en Waarborginstituut. In uitvoering van dit artikel werd o.a. Heer Mahieu, directeur der Nationale Bank, tot lid benoemd der Bankcommissie, bij Koninklijk Besluit van 6 Oogst 1935. | |
[pagina 655]
| |
Ook nog in het vervullen van haar zending wordt de Bankcommissie door den wetgever zelf, verplicht in zekere omstandigheden beroep te doen op de diensten der Nationale Bank, b.v. in de gevallen voorzien bij artikel 39 van het Besluit Nr 185 wanneer de Bankcommissie door haar reviseuren in kennis gesteld wordt met feiten strijdig met de wetten of besluiten, ook nog wanneer een bank de door de wetten en besluiten voorgeschreven inlichtingen niet verstrekt of het onderzoek harer reviseuren verhindert; verder wanneer de Bankcommissie vermoedt dat het beheer eener bank onberaden is of haar likwiditeit in gevaar gebracht wordt, enz... In al deze gevallen moet de Bankcommissie de Nationale Bank belasten een onderzoek in te stellen. Ook nog artikelen 12 en 15 bepalen dat de banken maandelijks aan de Nationale Bank een staat van hun actieven en passieven toestand moeten voorleggen, alsmede de lijst van hun publiciteitskosten. De Bankcommissie wordt bij dezelfde artikelen gemachtigd mededeeling dezer documenten van de Nationale Bank te bekomen. Eindelijk bepaalt artikel 11 dat de Bankcommissie zekere verhoudingen mag bepalen tusschen de activa van de banken en hun verplichtingen op kort termijn; zij wordt ook gemachtigd, mits het vervullen van zekere voorwaarden, maxima rentevoeten te bepalen voor zekere kredietoperaties. Deze bepaling mag nochtans slechts gebeuren mits gelijkluidend advies der Nationale Bank. Hieruit blijkt onbetwistbaar dat in vele omstandigheden de Bankcommissie gesteund wordt door de Nationale Bank en haar activiteit moet ontplooien in innige samenwerking met deze laatste instelling. Er werd nog op de noodzakelijkheid van nauwe betrekkingen tusschen de Nationale Bank en de Bankcommissie gewezen tijdens de algemeene vergadering van de aandeelhouders der Nationale Bank van September 1.1. Aldaar werd immers verklaard dat een coördinatie tusschen de activiteit der Bankcommissie en der Nationale Bank volkomen noodzakelijk was daar beide invloed kunnen uitoefenen op de kapitaalmarkt en daarbij dat er een groot belang in bestond een 'modus vivendi' in te richten, hetwelk alle mogelijke conflicten zou uitschakelen. | |
[pagina 656]
| |
Deze coördinatie werd verstevigd door de benoeming van den Voorzitter der Bankcommissie tot Gouverneur der Nationale Bank in Januari van dit jaar. De nauwe banden tusschen de twee organismen, welke de wetgever van 1935 wenschelijk achtte, zijn natuurlijk vergemakkelijkt en verstevigd indien dezelfde personen èn in het directiecomité der Nationale Bank èn in den schoot der Bankcommissie zetelen. In het huidig regime schijnt overigens dit nauw verband noodzakelijk daar de twee organismen een niet te onderschatten invloed kunnen uitoefenen op het kredietwezen: eenerzijds de Bankcommissie bij de toepassing der beschikkingen van titel II van het Koninklijk Besluit Nr 185 betreffende het uitgifteregime van effecten en waarden, en in 't bijzonder bij het in werking stellen van artikelen 28 en 29 die haar toelaten zekere uitgiften te verdagen, en meer nog de beschikkingen van artikel 11 die haar de macht verleent maxima rentevoeten te bepalen en verhoudingen vast te stellen tusschen, activa- en passivaelementen der banken; anderzijds oefent ook de Nationale Bank een invloed van denzelfden aard uit bij het vaststellen van den disconto-rentevoet, het verleenen van herdisconto en voorschotten op overheidsfondsen. Het ligt voor de hand dat men tot onmogelijke toestanden zou komen moest eenerzijds de Bankcommissie van haar invloed gebruik maken om de kredieten in 't algemeen in te krimpen als wanneer b.v. de Nationale Bank anderzijds een andere politiek zou voeren door de kredietmogelijkheden der banken te vergrooten. Dat een innige samenwerking tusschen de Nationale Bank en de Bankcommissie ten bate kan komen van het algemeen nut werd onlangs nog bewezen toen, begin Mei, wegens politieke omstandigheden, de stevigheid van de belgische munt in opspraak gebracht werd en de frank door internationale speculanten aangevallen werd. Het aangevatte manoeuver kon dadelijk gedwarsboomd worden dank zij een gezamenlijk optreden der Bankcommissie en der Nationale Bank. De Nationale Bank immers, ten einde een overdreven vraag om krediet te vermijden, verhoogde op 10 Mei 1.1. haar verschillende rato's ineens met 2%. Deze verhooging werd onmiddel- | |
[pagina 657]
| |
lijk door al de banken gevolgd, daar de voorwaarden die de banken bepalen voor het verleenen van krediet steeds berekend worden naar den intrestvoet door de Nationale Bank gesteld voor disconto of voorschotten op overheidsfondsen. Het is vanzelf sprekend dat duurder krediet een vermindering van kredietaanvragen vanwege de klienteel beteekent; benevens deze verhooging van rato's stelde de Nationale Bank ook zekere voorwaarden tot het verleenen van voorschotten of herdisconto aan de banken. Evenals de private instellingen, vooraleer aan een klient een krediet toe te staan, inlichtingen vragen nopens het doel van het gevraagde krediet en het zakencijfer van den klient trachten te kennen; zoo ook vroeg de Nationale Bank aan de banken, die zich tot haar wendden om voorschotten of herdisconto te bekomen, zekeren uitleg en verantwoordingen, o.m. de bestemming welke zou gegeven worden aan deze nieuwe voorschotten. In geval de krediet-aanvraag tot de Nationale Bank gericht, niet in overeenstemming scheen met de normale behoeften der bank werd ze verdaagd of zelfs afgewezen. Deze nieuwe politiek der Nationale Bank verplichtte de banken met veel omzichtigheid te werk te gaan in 't verleenen van nieuwe kredieten daar steeds twijfel bestond nopens de mogelijkheid gemakkelijk over herdisconto bij de Nationale Bank te kunnen beschikken en anderzijds ook omdat hun werkingsmiddelen verminderd werden uit hoofde van zekere terugtrekkingen van deposito's gedaan door particulieren die twijfelden in de stabiliteit van den frank. Het optreden der Nationale Bank belemmerde dus een ongewenschte uitbreiding der betalingsmiddelen welke hadden kunnen aangewend tot speculatieve doeleinden. Deze politiek door de Nationale Bank gevolgd werd gesteund door de Bankcommissie, welke harerzijds aan al de banken een rondschrijven stuurde waarbij deze verzocht werden een vermeerdering van den omvang der door hun klienteel benuttigde kredieten te vermijden en slechts nieuwe handels- of industrieele kredieten toe te staan in de mate waarin deze door normale handelsverrichtingen gerechtvaardigd waren en bijgevolg alle kredieten welke geen handelskarakter hadden, af te wijzen. | |
[pagina 658]
| |
Deze onderrichting der Bankcommissie werd stipt door de belgische banken nageleefd, ze veroorzaakte wel enkele klachten en protesten van private handelsondernemingen en particulieren, doch het nut en het belang ervan werd algemeen ingezien en de gewenschte psychologische uitslag, d.w.z. de keldering der speculatie, werd onmiddellijk bekomen, dermate dat slechts tien dagen later, de door de Bankcommissie gegeven onderrichtingen grootendeels konden teruggetrokken worden en dat anderzijds de Nationale Bank haar rato's verlaagde. Hieruit blijkt dat om een gezonden invloed op het kredietwezen te kunnen uitoefenen het onontbeerlijk is, dat een eenige geordende en stelselmatige politiek gevolgd worde door de organismen die een belangrijke rol spelen in het kredietwezen. Het gezamenlijk optreden van de Nationale Bank en de Bankcommissie in de jongste aangelegenheid heeft hiervan een afdoend bewijs geleverd. Misschien werden hierdoor zekere particuliere belangen gekrenkt doch dit gezamenlijk optreden kwam ongetwijfeld ten bate van het algemeen belang, wat ons een voldoende rechtvaardiging schijnt voor het behouden van nauwe betrekkingen tusschen de Nationale Bank en de Bankcommissie en van een zelfde leiding voor deze twee belangrijke organismen. |
|