Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
BijbelkroniekEnkele nieuwe werken voor Schriftuurstudie
| |
[pagina 303]
| |
sche vertaling van St. Hieronymus en de Vetus Latina. Waar deze oude vertalingen onvoldoende materiaal leveren voor tekstverbetering kan alleen een gezond oordeel omtrent de mogelijke alteratie-oorzaken eenige waarschijnlijkheid opleveren. De voornaamste van die 'Fehlerquelle' zijn (bl. 26-28): a) het verwarren tusschen op mekaar gelijkende letters in de oude hebreeuwsche schrijfwijze of verkeerde vokalizeering; b) rand - of interlineaire notas, leesvarianten enz. ingeslopen in den tekst; c) verkeerde vers - of woordverdeeling in de 'scriptio continua' of de 'scriptio per columnas; d) haplo- en diplographie, homoioteleuton, enz.; Ook metrische motieven kunnen in aanmerking komen, hoewel dit meer betwist terrein oplevert. Dat schrijver trouw en met veel oordeel zijn princiepen toepast mag niemand negeeren, al kan men terecht van meening verschillen voor de talrijke tekstwijzigingen die gemotiveerd worden door 'opgenomen glosen'. (Alle tekstwijzigingen worden in de vertaling gecursiveerd en in voetnota gemotiveerd). Men leze gansch de inleiding, - een klein traktaat op zich zelf (bl. 1-46), - vooral § 5 en 7 over oorsprong der psalmen (tijd en auteur): Ongetwijfeld hebben we echte Davidsliederen; tot de vroegste behooren 68 en 78, tot de laatste koningsperiode zeker 46, 48 en 76; vóórexilisch zijn o.a. de processieliederen (vb 24); exilisch die waar de rampen van Jerusalem als actueel beschreven zijn; na - exilisch die welke op de ballingschap wijzen of Jerusalem's heropbouw vooropzetten (vb. 47). Met zekerheid kunnen wij geen enkele psalm als Machabeisch dateeren. Voor verscheidene psalmen ontbreken ons gegevens om ze eenigszins te dateeren. Van belang is § 15: de theologie der psalmen (bl. 28-36); enkele punten slechts worden aangegeven die mogelijk zich kunnen voordoen als bezwaren tegen de inspiratie. Bv.: In ruimere mate dan de vorige oud-testamentische boeken bevatten de psalmen anthropomorphismen en anthropopathisme voor Jahweh, of stellen zij Jahweh voor als een nationale god. Doch laten we niet vergeten, dat ook de psalmen 'kinderen van hun- | |
[pagina 304]
| |
nen tijd' (bl. 30) zijn en dat men moet onderscheid maken tusschen voorstellingsmateriaal en gesymboliseerd ideeGa naar voetnoot(1). Vooral zal ons in de psalmen de 'noch unvollendeten Stand der Offenbarung' (bl. 30) opvallen nopens het wereldoude probleem van het lijden en het hiernamaals. Dr. Herkenne vergelijkt ook eventjes onze psalmen met de godsdienstige babylonische lyriek (§ 16 bl. 36-39), toch neemt hij niet licht aan dat de psalmisten door de babylonische gedichten beïnvloed werden, vooral wegens het polytheitisch karakter van deze laatste. Zou men evenwel niet mogen aannemen dat de geïnspireerde schrijver de dingen waarmede andere volken de eigenschappen hunner goden symboliseerden kon, vrij van polytheistisch karakter, aanwenden om dezelfde eigenschappen in Jahweh te symbolizeeren? Een voorbeeld slechts. Ps. 19 (18): Coeli enarrant gloriam Dei, bestaat klaarblijkelijk uit twee verschillende deelen: v. 2-7 waarin de heerlijkheid der zon; en v. 8-15 waarin Jahweh's wet bezongen wordt. In den psalm is er geen overgang tusschen de twee deelen. Dr. Herkenne (bl. 96) beschouwt Ps. 19 (18) als twee oorspronkelijk onafhankelijke liederen (A en B), die later door een redacteur werden samengevoegd. Men zou wel kunnen, voegt hij eraan toe, een ideëel verband zoeken tusschen A en B in zoover beide over eene Godsopenbaring handelen: A in de natuur, B in de Wet. Dit parallelisme tusschen de materieele zon en de geestelijke zon (de Wet, vgl. Ps. 119 (118), 105; Prov. 6.23) kan moeilijk het ontstaan van Ps. 19 (18) verklaren daar in A de reëele zon de gansche wereld bestraalt, terwijl in B de Wet alleen Israel 'belicht'. - Misschien had Dr. Herkenne van een derde hypothese kunnen gewagenGa naar voetnoot(2): In Assyrië en in den godsdienst van Echnaton (Amenhotep IV) had de zon-god onder andere eigenschappen deze: dat hij alom de gerechtigheid en het recht deed heerschen; dat is duidelijk in de ons overgebleven Shamash-psalmenGa naar voetnoot(3). Indien nu de geinspireerde schrijver die opvatting zuivert van | |
[pagina 305]
| |
alle polytheitisch karakter om onder het zon-symbool dezelfde eigenschap van gerechtigheidsbron Jahweh toe te schrijven, dan krijgen wij een natuurlijke eenheid in den psalm. Dat beteekent natuurlijk niet dat onze auteur de assyro-babylonische 'literatuur' als bron nam voor zijn werk, alleen maar dat hij algemeen gangbare opvattingen in semitische middens ontleende voor zijn eigen monotheistisch doel. Laat dan ook nog het verschillend rythme in A en B de hypothese der twee onafhankelijke liederen bevoordeeligen, dan moet toch verklaard worden hoe de 'redacteur' er toe kwam A en B samen te voegen. Wellicht komt hier de opmerking van P. Barrois van pas. Trouwens daardoor komt de monotheistische leer van de psalmen geenzins in het gedrang, indien men tenminste niet gaat oordeelen uit enkele verzen die men uit het geheel isoleert! - Den lezer die over deze verhoudingen van assyro-babylonische en joodsche psalmen meer verlangt vindt nuttige monographieën aangegeven bij Herkenne bl. 36-39. De kommentaar zelf geeft voor iedere psalm eerst een korte inleiding met den algemeenen gedachtengang en ontstaan (tijd en auteur), daarna volgen enkele aanmerkingen op de voornaamste verzen afzonderlijk. Graag hadden we in sommige psalmen (bv. Ps. 2) de dramatische actie meer uitdrukkelijk aangewezen gezien; nu geeft schrijver voor Ps. 2 (bl. 49) slechts één woord waar wellicht velen zullen over heenstappen: 'Dieser, hochdramatische, in M. anonyme Psalm wird in Apg. 4,25 auf David, den knecht Gottes, zurückgeführt.'
* * * Naast dezen kommentaar op de Psalmen moeten twee nederlandsche vertalingen vermeld. Prof. Jansen O.P. heeft op zich genomen de psalmen te vertalen voor Canisiusbijbel. Om aan het verzoek van zeer velen te voldoen wordt deze psalmenvertaling evenwel afzonderlijk uitgegeven in de serie: Bijbelsche MonographieënGa naar voetnoot(1). Natuurlijk is de druk en formaat in B.M. mooier dan het zal kunnen in Canisius-bijbel. Laten we opmerken dat dit deel van B.M. eigenlijk geen Bijbelsche Monographie is, alleen een psalmen-vertaling. Met de eigenlijke bestemming | |
[pagina 306]
| |
voor Canisiusbijbel zijn ook strekking en methode bepaald. Men lette op het voorwoord (bl. 5) De bezwaren tegen een onoordeelkundige bijbelverspreiding onder ons Katholieke volk bestaan zeker niet voor het lezen en bidden der Psalmen door allen, zoowel priesters, als religieuzen en leeken. Integendeel heeft de opbloei van ons liturgisch leven het meer en meer wenschelijk gemaakt eene psalmenvertaling in de moedertaal te bezitten, om de geinspireerde gezangen beter nog te begrijpen en er alle stichting voor het godsdienstig en zedelijk leven uit te trekken, die deze heerlijke gebeden en verheven liederen eene mystieke ziel kunnen bieden. In eene korte inleiding worden enkele onontbeerlijke noties gegeven van het woord 'psalm', het letterkundig karakter der psalmen, hun indeeling, opschriften, auteurGa naar voetnoot(1), godsdienstig karakter, joodschen geest, oorspronkelijke hebreeuwsche tekst en nummering. De enkele sobere, - misschien te sobere - aanteekeningen staan samen op de laatste bladzijden; dat geeft natuurlijk een mooier typographisch voorkomen maar is ook minder praktisch voor den lezer. De vertaling is waarlijk verzorgd, in vlotte taal waarin zoo goed als alle hebraïsmen worden geweerdGa naar voetnoot(2). Men kan zich misschien afvragen in hoever tekstwijzigingen zonder motiveering of aanduiding, in een psalmenvertaling kunnen of moeten opgenomen. Die moeilijkheid schijnt ook P. Jansen te hebben aangetroffen.
* * *
In de vierde aflevering van 'de Katholieke Bijbel'Ga naar voetnoot(3) verschenen met de laatste hoofdst. uit 2 Mach. en Job ook Ps. 1 tot 136. De lezers zullen P. Himmelreich dankbaar zijn dat ze, - | |
[pagina 307]
| |
hoe weinig ook, zelfs voor eene vertaling, - althans enkele zinnetjes ter inleiding krijgen op Job en de Psalmen. Toch hadden we graag ook iets over den oorspronkelijken tekst gelezen. Als inleiding op de Psalmen lezen we: Het boek der Psalmen is een verzameling van godsdienstige liederen voor het Joodsche volk en voor de Kerk, die later de plaats van Israël heeft ingenomen. Voor elke psalm wordt een titel aangegeven (volgens de hoofdgedachte van het lied) en de korte inhoud. De beteekenis van de psalmenopschriften in den oorspronkelijken tekst 'is volkomen onzeker, vandaar zeer uiteenloopende “vertalingen”. Algemeen wordt aangenomen, dat het opschrift bij deze Psalm (nl. 4) op zeer veel andere, aanwijzingen zijn die betrekking hebben op de uitvoering der psalmen bij de godsdienstige bijeenkomsten of op de aard van de psalm zelf. Om de onzekere betekenisGa naar voetnoot(1) helpen deze opschriften uiteraard in geen opzicht het psalmgedicht beter begrijpen, daarom hebben wij ze weggelaten.' - Zal eenieder het hierover eens zijn? vooral in eene 'vertaling uit de oorspronkelijke tekst'? Te meer, waarom wordt dan het opschrift van Ps. 7 vertaald 'Psalm van David' en lezen we in nota: 'De betekenis van het Hebr. woord is hier onzeker'?Ga naar voetnoot(1) Eveneens het opschrift van Ps. 120-134: 'Trappenlied', met deze nota: 'De psalmen 120-134 worden naar het opschrift trappsalmen genoemd. De betekenis van de titel is niet zekerGa naar voetnoot(1). Het zijn waarschijnlijk liederen die bij het Loofhuttenfeest door de Levieten werden gezongen staande | |
[pagina 308]
| |
op de trappen, die van het voorhof der vrouwen naar het voorhof der mannen voerden.' (bl. 950 n. 1). Anderzijds waarom met de Septuagint in Ps. 25(24) lezen: 'Psalm van David' waar de massoretische tekst geeft: 'van David', zonder meer? Waarom wordt 'mizmor' nu eens vertaald 'psalm' of 'een psalm', dan weer 'lofzang' (Ps. 50[49]) of eenvoudig niet vertaald; - 'shir' wordt vertaald: lofzang, gezang of lied; 'lied' evenwel moet ook dienst doen voor 'mikhtam'Ga naar voetnoot(1) in Ps. 16; 57; 58; 59, hoewel hetzelfde woord mithtam in de twee uiterste psalmen van diezelfde serie 56-60 niet wordt weergegeven; - 'lied' in Ps. 74 en 78 staat eindelijk ook nog voor 'mashkil' dat eldersGa naar voetnoot(2) als 'leerdicht' wordt opgevat. Kleinigheden? We zouden het graag toegeven en toch... Een vertaling, vooral een 'vertaling uit de oorspronkelijke tekst' moet toch zooveel mogelijk in moderne taal de schakeeringen van het oorspronkelijke weergeven. Een psalmenvertaling die op enkele verzen afstand dezelfde uitdrukking van het oorspronkelijke, zonder eenige schijnbare reden, op verschillende wijze weergeeft, of omgekeerd, verschillende uitdrukkingen van het oorspronkelijke door hetzelfde moderne woord vertaalt, waar het makkelijk anders kan, moet op zijn minst slordig heeten; - om niet met een strenger beoordeelaar te zeggen: 'onoordeelkundig en onbetrouwbaar werk.'Ga naar voetnoot(3) Geven we nog een ander voorbeeld. Ps. 111(110)-113(112) in de massoretische tekst beginnen ieder met Alleluia; in het begin van Ps. 114 (113a) ontbreekt dit Alleluia, doch Ps. 113 (112) begint en eindigt met Alleluia, zoodat men gewoonlijk volgens de Septuagint dat slot-Alleluia van Ps. 113 (112) verplaatst naar het begin van Ps. 114 (113a). Onze vertaling echter geeft een Alleluia bij het begin en het einde van Ps. 113 (112) en dan nog een bij het begin van Ps. 114 (113a). Waar komt dat vandaan? Bij Ps. 115 (113b); 116 (114-115) en 117 (116) wordt het slot-Alleluia niet meer overgedragen naar het begin van het volgend lied. Wat de vertaling zelf aangaat kunnen we niet meer als voor de vorige afleveringen spreken van een vlotte vertaling; zonder | |
[pagina 309]
| |
daarom slaafsch te zijn is ze toch ook niet nederlandsch; - ook werden te veel hebreeuwsche zegswijzen bewaardGa naar voetnoot(1). Enkele verzen mogen vergeleken worden: Ps. 31 (30) 6 b. - 11.
6 b.[regelnummer]
Jahve, getrouwe God; Gij zult mij redden.
7.[regelnummer]
IkGa naar voetnoot(2) haat die een waan-god aanbidden:
op Jahve alléén stel ik mijn vertrouwen.
8.[regelnummer]
Juichen zal ik en om uw genade mij verheugen,
want Gij hebt neergezien op mijn ellende
en in de nood waart Gij mijn ziel indachtig.
9.[regelnummer]
Gij hebt mij niet aan vijandelijke handen overgeleverd,
maar mijn voeten op vrije ruimte doen staan.
10.[regelnummer]
Jahve, erbarm U over mij, want ik ben in angst.
Dof zijn mijn oogen van verdriet, mijn lichaam en mijn ziel.
11.[regelnummer]
In jammer vergaat mijn leven, en in gekerm mijn jaren;
door ellende is mijn kracht geweken, mijn beenderen uitgeteerd.
De Katholieke Bijbel bl. 844-5.
6 b.[regelnummer]
Gij verlost mij, Jahweh, trouwe God.
7.[regelnummer]
Maar GijGa naar voetnoot(2) haat, die op nietige afgoden hopen.
Neen, ik blijf op Jahweh vertrouwen,
8.[regelnummer]
Wil juichen en jubelen in uwe genade.
Want gij ziet mijn ellende,
En kent den angst van mijn ziel.
9.[regelnummer]
Neen, Gij geeft mij niet prijs aan de macht van den vijand,
Maar zet mijn voeten op veiligen grond.
10.[regelnummer]
Ach Jahweh, ontferm U over mij,
Want het is mij zoo bang om het hart;
Van verdriet kwijnt mijn oog.
Mijn ziel en mijn lichaam.
11.[regelnummer]
Mijn leven vliedt in jammer heen,
In kermen mijn jaren;
Mijn kracht is gebroken door mijn ellende,
Mijn gebeente verdord.
P. Jansen, bl. 42.
Ps. 55 (54) 5-8.
5.[regelnummer]
Mijn hart krimpt in mijn binnenste samen,
doodelijhe schrik overvalt mij;
6.[regelnummer]
Vrees en siddering grijpen mij aan
en doer angst ben ik bevangen.
7.[regelnummer]
Zoodat ik zeg: Ach, had ik vleugels als de duif,
| |
[pagina 310]
| |
ik vloog weg en zou een rustplaats zoeken;
8.[regelnummer]
Ja heel ver zou ik vliegen
en overnachten in de woestijn...
De Katholieke Bijbel, bl. 870.
5.[regelnummer]
Mijn hart krimt in mijn boezem,
En doodsangst bekruipt mij,
6.[regelnummer]
Vrees en ontzetting houden mij beklemd,
En de schrik grijpt mij aan,
7.[regelnummer]
Ik dacht: Had ik maar vleugels als een duif,
Dan vloog ik heen, om een wijkplaats te vinden;
8.[regelnummer]
Ver, ver weg zou ik vluchten
En een rustoord zoeken in de woestijn....
P. Jansen bl. 73-74.
* * *
In Canisiusbijbel verschenen van het Oude Testament de profetische boekenGa naar voetnoot(1). Dat het Oude Testament in vier boekdeelen zal verschijnen is eenigszins jammer, zoo missen we het gerieflijke van één enkel boekdeel voor gansch het O.T. als bv. de fransche Cramponbijbel. Wat het werk zelf betreft: ieder boek, in casu: elke profeet, wordt ingeleid door enkele onmisbare noties over auteur, zijn persoon, milieu, doel, wijze van werken enz., met een schematisch overzicht van de profetie. Aanteekeningen werden tot het minimum herleid. De vertaling is nauwkeurig, in vlotte en mooie taal bewerkt; - natuurlijk kan men op sommige meer betwiste plaatsen van een andere meening zijn dan de vertalersGa naar voetnoot(2); voor het geheel mogen we ons over dit nieuwe deel van Canisiusbijbel verheugen. - De vertaling van het Isaiasboek door Kan. Van Hoonacker gaf reeds zeer trouw den oorspronkelijken tekst weer, een ietwat keuriger taal zou evenwel niet misstaan. Canisiusbijbel, dunkt ons, vult die leemte aan. Een voorbeeld slechts: Is. 63.15 | |
[pagina 311]
| |
Blik neder uit den hemel, en zie,
uit uwe woonstede van heiligheid en luister!
Waar zijn uw ijver en uwe heldendaden
Het ruischen uws ingewands en uw erbarmen houden zich stil voor mij.
Van Hoonacker. bl. 296.
Ach, blik neer uit de hemel,
Zie neer uit uw heilige en heerlijke woning!
Waar blijft nu uw ijver en kracht, uw ontroering, ontferming?
Canisiusbijbel, bl. 160.
Een ietwat zwakker punt is de tekstverschuiving om logische gedachtengang. Zouden we hier niet moeten op onze hoede zijn voor een te westersch modern en soms subjectief gevoel?
* * *
Tot nu toe hadden we het alleen over het Oude Testament. Ook over het Nieuwe moeten we een paar werken aanduiden. Eerst, de jongste kommentaar van P. Allo.Ga naar voetnoot(1) Onder St. Paulus' brieven is 2 Cor. de meest spontane. Meer nog dan in den brief tot de Philip. komen er de meest typische trekken van het karakter en de intiemste geschiedenis van den grooten Apostel op den voorgrond. De psychologie van St Paulus in een brief uit de meest kritische perioden van dat heerlijk Godgewijde leven te doen aanvoelen lijkt ons de hoofdverdienste te zijn van P. Allo's kommentaar op de 2 Cor. Naar dat psychologisch doel schijnt alles voornamelijk gericht te zijn: kommentaar, algemeen inleiding en niet het minst de korte inleidingen die elke onderverdeeling van den brief voorafgaan. Alleen een zeer diepgaande studie van alle schakeeringen in den tekst, - zooals blijkt trouwens uit de gedetailleerde uiteenzetting over taal en stijl, in de algemeene inleiding (bl. XXXII-XLVII), - kon ons het fijn getypeerde hoofdstuk verschaffen over de indeeling van den brief, leer en psychologie (bl. XIV-XXXI) dat gansch het werk samenvat en toelicht. Natuurlijk mocht het niet min delikate probleem van de authenticiteit en de eenheid van den brief niet onbesproken blijven (bl. XLIV-LVI). Daar | |
[pagina 312]
| |
zal men de taktvolle uiteenzetting waardeeren evenals het overzichtelijk schema van de verscheidene meeningen. Beide hoofdstukken (2 en 4 van de algemeen inleiding) worden terloops hernomen en met meer détails toegelicht in den kommentaar zelf. 'Excursus' (17 in 't geheel, samen meer dan 100 bl.) behandelen meer gewichtige of meer omstreden vragen. Laten we ook wijzen op den verzorgden analytischen index (bl. 349-373). Niet alleen vakmenschen, ook intellectueelen die belang stellen in schriftuurstudie en kennis van den grooten Apostel zullen dit werk uit de reeds zoo verdienstelijke serie der 'Etudes Bibliques' weten te waardeeren.
* * *
Wat van Prof. Keulers' kommentaarGa naar voetnoot(1) op het N.T. verder verscheen, bevestigt den goeden indruk die de vorige afleveringen maakten. Hiermede wordt Lucas afgewerkt en krijgen we zoo goed als gansch Joannes. Voor de algemeene methode en opzet zie 'Streven' IV, bl. 150-159. Voor dit einde van Lucas willen we vooral wijzen op den parabel van den Verloren Zoon. Schrijver duidt hier aan al wat zonder overdrijven er kan in gevonden worden en durft te toonen dat men er niets meer dan dat mag uit halen; het is nuttig soms uitdrukkelijk te verklaren hoever sommige hermeneutische princiepen mogen en kunnen toegepast worden. - De inleiding op het Joannesevangelie bevat een vrij breedvoerige uiteenzetting over: a) het auteurschap, bewezen uit de traditie (bl. 6-10) en uit het evangelie zelf (bl. 10-13); en b) over de historiciteit van het evangelie (bl. 13-15). Waar er sprake is van de compositie en de eigenaardigheden welke wij vinden in de gesprekken en redevoeringen (bl. 17 en 18) mocht wel een meer persoonlijke opinie verwacht worden over de verhouding van Joannesevangelie en het oorspronkelijk woord van Christus. Men late evenwel niet na dit hoofdstuk van de inleiding aan te vullen door de aanteekeningen op Jo. 15. In het tweede hoofdstuk van de inleiding wordt de verhouding van Joannes tot de Synoptici uiteengezet (bl. 24-32). Meer uit- | |
[pagina 313]
| |
voerig werden besproken het concept: Woord Gods (bl. 36-53) en het eeuwige leven (bl. 92-93), alsmede de historische waarde van het verhaal der Samaritaansche vrouw (bl. 108), van Jezus' rede over de H. Eucharistie (bl. 153-156); van de opwekking van Lazarus (bl. 246-248); en van Jezus' laatste rede (bl. 288-289 aan te vullen door bl. 378-9).
* * *
Ons doel in deze bladzijden was niet een volledig overzicht te geven van het jongste schriftuurwerk, alleen maar op enkele van die werken te wijzen opdat niet vakkundigen, ontwikkelde leeken zoowel als priesters, die de schriftuurstudie ter harte nemen, door een positieve of negatieve, - althans zoo objectief mogelijk naar we verhopen, - beoordeeling mogen geholpen worden. We eindigen met volgende zinnetjes uit het aangehaald artikel van P. KroonGa naar voetnoot(1): '... de bijbel vordert niet weinig van de lezers. Toch behoeft deze moeilijkheid niemand af te schrikken. Het kerkelijk leergezag strekt den verklaarders tot veilige gids en den gewonen lezer staan verklarende noten ten dienste. De vermaning van Hieronymus aan Nepotianus (brief 52.7) geldt ook voor ons: “Lees de H. Schrift dikwijls, ja leg het heilige boek nooit uit uw handen”.' |
|