Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |||||||
Letterkundige kroniekI. Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren
| |||||||
[pagina 199]
| |||||||
kerken allerverdienstelijkst voortgezet, in het Zuiden nu officieel wordt erkend...
* * *
Ook de officieele 'Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren' (13, 14, 15 November) verdienen niets dan waardeering. Vondel en Multatuli worden gehuldigd. Wat kunnen we nu beters wenschen dan dat Vondel, bij ons niet méér bekend dan door zijn 'Lucifer': een bravoure-stuk voor moedige en fantasie-rijke regisseursGa naar voetnoot(1), nog eens het voorwerp worde van een vereerende en bestudeerende aandacht. En wat Multatuli betreft, al is de denker en de polemist niet actueel meer, de verrassende en verbazende stylist mag niet voorbijgaan; evenmin als de edele en oprechte mensch die, door veel afdwalingen en zelfbedrog heen, tóch in dezen zwerver leven bleef. Duidelijk poogde men ook de letterkundige werken meer onder het volk te brengen. Letterkunde en kunsten, zegde men, zijn belangrijke factoren in de cultuur, en men sprak van de nationale beteekenis van bepaalde kunstwerken... Dat is zoo waar dat alle cultuur met kunst schijnt aan te vangen, en, waar de kunst verkwijnt, mede uitbloeit. Op dit punt echter vreezen wij misverstand. Want men stelt de letterkunde en schoonheid als iets autonooms en absoluuts voor, los van zedelijkheid en godsdienstigheid: schoonheid zou in en om zichzelf bestaan, opdat men haar zou aanbidden. Nu is de schoonheid autonoom, maar gegrondvest op de zedelijkheid en culmineerend in de godsdienstigheid; schoonheid in en om zichzelf verzwindt niet alleen, zij wordt bedwelming, ontwrichting, bederf. En wij vreezen dat er thans heel wat schoonheidsaanbidders gevonden worden - schoonheidsvernietigers dus -, die, als ze ernstig nadachten, hun aesthetische houding in tegenspraak zouden zien met hun godsdienstigen, maatschappelijken, menschelijken plicht. Overal en altijd verderfelijk, is de schoonheidsaanbidding het nog meer in de Vlaamsche traditie. Elders een decadente vorm van de uitbloeiende cultuur, doet zij hier, vóór de rijpheid, de decadentie beginnen, die dan gevaarlijke verbastering | |||||||
[pagina 200]
| |||||||
wordt. Hoezeer, op andere domeinen, die verbastering bestaat, hoeft hier niet aangetoond; het meest dreigt zij echter, wanneer men haar als verrijking en vernieuwing beschouwt, en dat is voor de moderne literatuur het geval. Want in de naoorlogsche ontwikkeling werken evenzeer ontbindende factoren als levenskrachten; de hedendaagsche Zuidnederlandsche productie staat, in haar geheel, cultureel en artistiek op verre na zoo hoog niet als men dat gewoonlijk voorstelt, - en zelfs een aanhoudend nieuwe propaganda, die de begrippen en normen hopeloos verwart, vermag, bij velen, den twijfel niet weg te nemen. Daarom noemen wij een schoonheidsaanbidding, die, zonder onderscheid, onze moderne literatuur als een stijging, ja een bereiken, voorstelt, gevaarlijk bedrog: kunst is als vuur, heerlijk, glanzend en onmisbaar; doch men speelt er niet mede...
* * *
Met de viering van de 'Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren' stemmen wij dus volkomen in: dank zij een eigen kunst en cultuur alleen, leidt een volk een waardig bestaan. Het komt ons echter voor dat men, vrij veel, propageerend en in de breedte werkt; vrij weinig, nadenkend en in de diepte. Daarbij jaagt men soms onder voorwendsel van zuivere kunst, het leven er buiten; ook het aloude Vlaamsch-Katholiek leven... Om die reden verzoeken wij den lezer, bij volgende drie vragen even stil te blijven:
Meer bezonnen vurigheid, meer deemoedig zelfrespect: wij verwachten dat de 'Hoogdagen' daarvan iets uitgewerkt hebben. Zij stonden toch in het teeken van den grooten jubilaris Vondel, die, in zijn Lucifer, aan allen deze les gaf. Hoe gepast | |||||||
[pagina 201]
| |||||||
haalde Dr. Baur dan ook, in zijn inleidende rede tot de opvoering, deze centrale verzen aan: even centraal in Vondel's Gijsbrecht (1637) als in zijn leven: Al wie door ootmoed wordt herboren,
Die is van 't hemelsche geslacht.
|
|