Streven. Jaargang 5
(1937-1938)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Philosophische kroniekHet XIe Psychologie-Congres te Parijs
| |
[pagina 188]
| |
Frankrijk niet veel voelt; Rusland, waarvan de aangekondigde deelnemers meestal waren weggebleven; de Vereenigde Staten, waarvan de burgers allicht opzien tegen de lange reis. Dat de moeilijke dagen die de Fransche regeering eenigen tijd vóór het Congres door te werken had op die leemten een invloed hebben gehad, valt niet te betwijfelen. Opvallend was verder ook dat sommige zeer vruchtbare, en bij velen in hoog aanzien staande aspecten der hedendaagsche psychologie in 't geheel niet of althans zeer zwak vertegenwoordigd waren. We bedoelen hier vooral de 'Tiefenpsychologie' en ook de 'Geisteswissenschaftliche Psychologie'. In die psychologenvergaderingen werden opvallend zelden vernoemd de namen van Freud, Adler en Jung. Psychanalyse, Individual-psychologie en verwante systemen werden doodgezwegen. Hetzelfde dient gezegd van de theorieën van Klages, Jaensch, Ewald, enz. En dat het hier niet gaat om een louter toeval blijkt onmiddellijk bij het naslaan van de mededeelingen der vorige Congressen.
* * *
De openingszitting ging door in het 'Centre Berthelot', waar de redevoeringen gelijktijdig in het Fransch, het Engelsch of het Duitsch werden overgezet. Van die eerste Zitting onthielden we vooral sommige punten uit de merkwaardige rede van Professor Michotte (Leuven). Hij wees met nadruk op het groote verschil tusschen de problemen die in de eerste Congressen, en de problemen die vandaag bestudeerd en besproken worden. In het begin der eeuw had men het over groote, algemeene vraagstukken, als b.v. de wil, de betrekkingen tusschen wil en verstand, enz. Nu is men bescheidener geworden; de meesten wijden al hun pogingen aan het ontwarren van een klein onderdeeltje uit het reusachtige geheel. Een verheugend feit, betoogde Spreker, een bewijs dat het met de psychologie ernst wordt. Alle wetenschappen immers beginnen met algemeenheden; degelijk werk is alleen te verwachten als de detailstudie wordt aangepakt. Of men dus de philosophie maar radikaal moest weren uit de opleiding van den vakpsycholoog? Neen! Het ware veeleer te wenschen dat al de deskundigen een degelijke wijsgeeringe opleiding hadden genoten. Anders slaan ze, zonder het zelf te vermoeden, aan het philosopheeren. | |
[pagina 189]
| |
De openingszitting eindigde met een Conferentie van den Eere-Voorzitter, Professor Janet, over 'Les conduites sociales'. Een geestige, wel doordachte uiteenzetting, gansch in den trant van Janet, met diepe kijken in het zieleleven, vol typische feiten en vernuftige, soms koene interpretaties.Ga naar voetnoot(1) Z'n Collega's, die vóór hem hadden gesproken wezen op het, naar hun inzicht, verheugende verschijnsel dat de psychologie de algemeene problemen van kant liet (volgens sommigen voorloopig, voor anderen definitief) en zich aan de nuchtere, strikt wetenschappelijke detailstudie hield. Janet had het daar niet over, maar toonde toch best, door het gekozen onderwerp, door de manier van het op te vatten, door allerlei, soms bescheiden, soms zeer rake zetten (volgens hem was b.v. de testmethode failliet gegaan), dat hij het, in dit opzicht, met de andere leden van het Bureau niet eens was.
* * *
Het eigenlijge Congres hield zijn zittingen in de ruime Auditoria der Sorbonne. Het zou vijf dagen duren. Als algemeen thema was aangegeven: 'Du mouvement à la conduite'. 'n Zeer karakteristieke titel, die als programma zou kunnen dienen voor een der hoofdstrekkingen der hedendaagsche psychologie. De aanhangers der methode (laten we haar noemen: het gematigd Behaviorisme) redeneeren zoo wat vols volgt: We ontkennen het bestaan of het belang der bewustzijnstoestanden niet. Ze liggen echter niet in het bereik der ware wetenschap. Laten we ze dan liever van kant laten en ons bezig houden met wat wetenschappelijk kan worden onderzocht. We beginnen met de studie der bewegingen, der gedragingen en komen, langs dien omweg, stilaan tot een wetenschappelijke studie van het gedrag. Dat alle psychologen die zienswijze niet deelen hoeft nauwelijks gezegd. Het was nochtans in die richting die in het Congres bepaald domineerde. De werkzaamheden van het Congres waren ondergebracht in Symposia en Conferenties, waar alle leden aanwezig waren (of ten minste verwacht werden!) en Secties of Commissies, waar men in groepen vergaderde. De voormiddag was steeds gewijd | |
[pagina 190]
| |
aan een Symposion. Twee of drie werken werden over hetzelfde thema voorgedragen, waarna een steeds levendige discussie ontstond. We laten hier de verschillende thema's volgen, met aanduiding der sprekers. Eerste dag: 'La morphologie du mouvement'. Sprekers: Professor Michotte, van Leuven; Professor Cox, van Enfield (Engeland), en heer Fraisse (leerling van Michotte). Het thema is, zooals men ziet, zeer gespecialiseerd, en brengt ons aan de grenzen tusschen psychologie en physiologie. Wat echter in 't bijzonder de Leuvensche bijdragen betreft: ze zijn op gebied van methodische nauwkeurigheid onovertrefbaar, en dat ze ook psychologisch waardevol zijn zal ieder die Prof. Guillaume's laatste boek: 'La formation des habitudes' gelezen heeft, hebben ingezien. Tweede dag: 'La loi de l'effet dans l'apprentissage et son interprétation'. Spreker: Professor Koffka. De tweede aangekondigde spreker, Professor Thorndike van New York, was niet aanwezig, en ook zijn verslag werd niet voorgelezen. Die 'law of effect', waarover het hier gaat, staat tegenwoordig, vooral in Amerika, in het middenpunt der belangstelling. In haar eenvoudigste vorm kan ze aldus worden geformuleerd: Een associatie, die gevolgd wordt door iets aangenaams, wordt versterkt; een associatie, die gevolgd wordt door iets onaangenaams, wordt niet verzwakt. 'n Voorbeeld. Vóór de proefpersoon liggen drie reeksen woorden. De eerste reeks bestaat uit Russische woorden, de twee andere uit Nederlandsche. Een der twee laatste woorden is de vertaling van het Russische woord. De proefpersoon moet de juiste vertaling leeren, en wel zoo. Hij leest het Russisch woord, en raadt dan welke de vertaling is. Raadt hij juist, dan zegt de proefleider: 'Wel'. Vergist hij zich, dan klinkt het: 'Mis'. 'Wel' is iets aangenaams, een belooning, zegt Thorndike. Het versterkt de voorafgaande associatie, die werd gesticht tusschen het Russische en het Nederlandsche woord. 'Mis' is iets onaangenaams, een straf. Het verzwakt echter de associatie niet. De proefpersoon zal dus geneigd zijn in een volgende proef hetzelfde verkeerde woord te herhalen. Omtrent deze in schijn zoo eenvoudige wet werden honderden proefnemingen ondernomen en ontstonden eindelooze discussies. | |
[pagina 191]
| |
De twee uiterste meeningen die, op dit gebied, elkander bestrijden, zijn die van het Neo-Assocationisme of Connexionisme, welke door Prof. Thorndike schitterend wordt verdedigd, en die van de Gestalttheorie, waarvan Professor Koffka een der beste voorstanders is. Jammer dus dat Thorndike zelf zijn standpunt voor dit internationaal psychologen-tribunaal niet is komen verdedigen. Derde dag: 'L'acquisition des habitudes'. Spreker: Professor Myers, van Londen. Als tweede rapport was aangekondigd dat van Professor Buytendijk uit Groningen. Tot veler spijt was de Nederlandsche psycholoog niet aanwezig en werd ook zijn verslag niet voorgelezen. Om hetzelfde probleem negatief te belichten bestudeerde Professor Pear in een merkwaardig verslag 'the nature of clumsiness'. (Wat onhandigheid is). Vierde dag: 'Développement moteur et développement mental chez l'enfant'. Spreker was Professor Wallon van Parijs. Het rapport van Professor Gourevitch (U.R.S.S.) werd voorgelezen. Bijgevoegd rapport van Professor Carmichael (New York) over 'Fetal Behavoir and developpemental psychology'. Vijfde dag: 'Comportements animaux et conduites humaines'. Professor Revesz (De Haag), eerste verslaggever, was niet aanwezig. De eenige spreker was Professor Katz (vroeger Rostock, nu Oslo), die ons vergastte op een alleszins merkwaardige lezing. Vertrekkende van wetenschappelijk vastgestelde feiten (de anecdotische dierpsychologie heeft haar tijd gehad), kwam spreker zeer natuurlijk tot de klassieke thesen der thomistische philosophie. Zoo toonde ons Professor Katz hoe een lange studie der dieren hem steeds beter had doen inzien de onoverbrugbare kloof die ligt tusschen mensch en dier. Het dier handelt en leeft bewust, maar het is niet bewust dat het leeft en handelt. Het dier vermag niet, zooals de mensch, op zichzelf te reflecteeren. Daar ligt het essentieele verschil. Een andere conclusie: als het dier zich laat leiden door zijn natuur, leeft het doelmatig en goed. Maar de mensch, met zijn reflexief bewustzijn, mag niet eenvoudig weg zijn natuur uitleven. Twee waarheden, die we niet aan de dierpsychologie hoeven te vragen, maar die we toch gaarne bij haar, tegen zoo veel oppervlakkige of bevooroordeelde vorschers in, door een degelijk en bevoegd geleerde, zien bevestigd. Zooals 's morgens het Symposion, vereenigde ook de laatste | |
[pagina 192]
| |
zitting van den dag, de Conferentie van 4.30 u., al de deelnemers van het Congres. Na de vrij lange dagtaak was dit meestal een gemakkelijker te volgen betoog, waarop geen discussie volgde. Jammer zijn hier ook sommige der aangekondigde voordrachten weggevallen. De eerste dag sprak de Engelsche Hoogleeraar Adrian, Nobelprijs voor physiologie, over 'Psychological interpretation of the electrencephalograms', een nieuw, lastig, maar voor den psycholoog uiterst interessant terrein, omdat het laat hopen nu eindelijk eens over de geheimzinnige hersenprocessen, die als substratum van ons zieleleven zoo'n gewichtigen rol spelen, wat meer licht te brengen. Professor Mc Dougall van Duke University (U.S.A.), die het moest hebben over 'Tendencies, as indispensable postulates of all psychology' en Professor Luria van Moskou, die moest spreken over: 'Le problème de l'intelligence et l'apprentissage dans la psychologie' verschenen niet. De twee laatste dagen hoorden we Professor Thurnwald van Berlijn, over 'Der kulturelle Hintergrund des primitiven Denkens', en Professor Bühler van Weenen, over 'Der dritte Hauptsatz der Sprachtheorie. Anschauung und Begriff im Sprachverkehr'. In den loop van den namiddag vergaderden Secties en Commissies. In de Secties, waar ieder spreken mocht, die wat te vertellen had, werden onderwerpen van den meest uiteenloopenden aard behandeld. Daar kon men het eigenaardig karakter der wetenschappelijke psychologie als 't ware aan den lijve voelen. Zij verscheen als een wetenschap die een ontzaglijk terrein bestrijkt, die voor de alleringewikkeldste problemen staat, en die, om die moeilijke opgave eenigszins te vervullen, alle mogelijke methoden gebruikt, naar alle hulpmiddelen grijpt, alle omwegen beproeft, aan de meest verschillende wetenschappen steun gaat vragen. Op alle punten van het terrein wordt ijverig gewerkt, feiten en cijfers hoopen zich op. En toch ontkomt men niet aan den indruk dat, bij gemis aan een methodologie en aan synthetischen kijk, veel werk totaal nutteloos blijft. Tegelijk met de Secties vergaderden de Commissies, waar eenzelfde thema door verschillende bevoegde sprekers werd bestudeerd. Om even de problemen, die tegenwoordig de aandacht trekken, aan te duiden, sommen we de besproken thema's op: | |
[pagina 193]
| |
Vocabulaire psychologique. Interprétation psychologique des électrencéphalogrammes. Psychologie et linguistique: la notion d'opposition. Le problème de l'intensité des bruits. Interprétation de la théorie mathématique des facteurs. Hallucinations. La pensée constructive et l'invention. Les émotions dans leurs relations avec le fonctionnement nerveux et neuro-humoral. L'adaptation motrice dans la vie psychique. De twee domineerende figuren van het Congres waren, als we de leden van het Bureau buiten bespreking laten, Professor Michotte van Leuven en Professor Bühler van Weenen. Hun groote rol kwam vooral uit in de discussies, waarin ze leidinggevend optraden. Op het Congres te Kopenhagen (1932) had Professor Spearman een oproep gedaan tot samenwerking van alle psychologen, om bepaalde punten te bestudeeren. Over die mogegelijke collaboratie werd te Parijs, althans in de openbare zittingen, niet meer gerept. Geen wonder, als men ziet hoe, zelfs omtrent de meest essentieele vraagstukken, er onder de psychologen geen eensgezindheid bestaat.
* * *
Het loont misschien wel de moeite, bij gelegenheid van het XIe Psychologie-Congres eens even na te gaan hoe het staat met de 'krisis' waarvan men in de psychologie zoo vaak heeft gesproken. Die krisis is nog niet opgelost, en wij denken dat ze het nooit volledig zal zijn. Het staat er nu eenmaal zoo mee: indien de psychologie gansch haar domein wil bestrijken, kan ze zich niet tevreden stellen met de methoden der positieve wetenschap. Indien de psychologie enkel en alleen een positieve wetenschap wenscht te zijn, kan ze geen volledige psychologie wezen. De psychologie strekt zich uit over een zeer breed domein. Langs beneden, waar zij de gedragingen der lagere wezens, het functioneeren der menschelijke zintuigen, enz. bestudeert, raakt zij aan de biologie en de physiologie. Niets belet haar voor die problemen de methoden dezer wetenschappen toe te passen en streng positief te werk te gaan. Langs boven echter, waar zij | |
[pagina 194]
| |
zich bezig houdt met verstand, wil, enz., raakt zij aan de philosophie, de aesthetica, de moraal, de taalwetenschap, enz., en kan ze zich onmogelijk blijven handhaven als een louter positieve wetenschap. Er steekt dus in het hart der psychologie zelf een fundamenteele antinomie, die Kant reeds had gezien toen hij beweerde dat dit deel der menschelijke kennis nooit een positieve wetenschap zou kunnen worden, en die zich uit in de ongeloofelijke verscheidenheid van standpunten, opvattingen, theorieën, niet enkel, zooals in de andere wetenschappen, omtrent sommige bijzonderheden, maar omtrent de meest centrale vraagstukken. Heeft een nuchter Amerikaansch uitgever het niet met groot succes aangedurfd om de vijf jaar een dik boek uit te geven, waarin een overzicht wordt gegeven van 'psychologieën' van 1925, van 1930, van 1935! En nu is het wonder om te zien hoe de meeste vakpsychologen op die fundamenteele antinomie reageeren. Bijna allen zullen u zeggen: Ja, er bestaat in onze wetenschap nog veel onzekerheid en oneenigheid. Maar dat komt wel terecht. De psychologie is immers een jonge wetenschap, die nog op haar eerste beenen loopt. Geen wonder dus dat er nog veel getast en gezocht wordt. De andere wetenschappen zijn ook langs dien weg gegaan. Laten we daarom liefst de eenvoudigste problemen aanpakken, degene die met positieve methoden kunnen worden bestudeerd. Daarover worden we het gemakkelijk eens. Als die zullen opgelost zijn, geraken we vanzelf verder. Al het kwaad komt van de waaghalzen die nu reeds de hoogste problemen aandurven, en noodzakelijk op weerstand moeten stuiten. Dat antwoord schijnt ons verkeerd. Ons inziens gaat het hier niet om een ontwikkelingskrisis, maar om een intrinsieke moeilijkheid van dit bepaald studievak. Al is het zoo gewaagd voorspellingen te doen, toch durven we bijna voorzien dat na twee eeuwen de psychologen het over de meeste, of althans over de gewichtigste problemen, niet meer eens zullen zijn dan nu. Zoo verwacht ook niemand dat in het jaar 2200 een Philosophencongres een beeld zal geven van harmonische eensgezindheid. Want daar ligt het hem juist! Het is omdat de bewuste, en nog meer de onbewuste philosophie der psychologen zoo uiteenloopend is, dat hunne psychologische opvattingen, als het de hoogere bewustzijnstoestanden geldt, zoo radikaal verschillen. | |
[pagina 195]
| |
Indien een zelfde feit, bekeken door een Behaviorist, een Gestaltpsycholoog, een Individualpsycholoog, zoo geheel verschillend wordt geïnterpreteerd en uitgelegd, dan ligt dat niet aan het feit, maar aan de oogen, de geesteskaders, de wijsgeerige vooroordeelen waarmee het wordt beschouwd. Eigenlijk bestaan er geen zuivere feiten. In elk feit ligt reeds z'n interpretatie. In de feiten waar de materie overheerscht is dit subjectief bestanddeel tamelijk klein, en daarom is op dit gebied de eensgezindheid onder geleerden vrij gemakkelijk te bewerken. Waar het echter de hoogere psychische phenomenen geldt, speelt die subjectieve kijk de grootste rol, en wordt de eenparigheid veel moeilijker. Beperkt men zich dus bij de lagere zielefuncties, die nauwelijks de grens van het physiologische overschrijden, dan kunnen geleerden met tegenstrijdige philosophische opvattingen een heel eind weegs samengaan. Maar een illusie is het te denken, dat men, door voorzichtig en stapje voor stapje vooruit te gaan, er zal toe komen stilaan ook in de hoogere domeinen tot dezelfde conclusies te komen. Dat gaat niet op. Want naarmate men hooger komt, ontvouwt zich noodzakelijk meer en meer het subjectieve element, en treden de wijsgeerige standpunten gaandeweg meer voor den dag. Nog een andere illusie die veel voorkomt: meenen dat men met de studie der lagere phenomenen moet beginnen, en zoo naar de hoogere domeinen opstijgen. Daar heeft de Gestaltpsychologie reeds in zooverre mee afgerekend dat ze niet met de elementen, maar met de totaliteit aanvangt. Maar in een anderen zin nog is die opvatting te eenzijdig. De psychologie moet langs de twee kanten tegelijk aangepakt worden, langs onder en langs boven. Ze moeten beginnen met de lagere wezens en de lagere functies, en stilaan door verrijking, ontplooiing, tot de hoogere trachten te geraken. Maar ze moet ook in de andere richting werken: vertrekken van het hoogste in den mensch, en den invloed van die hoogste instantie navorschen in de lagere spheren. Doch hier weer speelt de philosophie, de levensbeschouwing van elk zoeker een essentieele rol. Ofwel dus moet men een groot domein der psychologie, het interessantste misschien, het rijkste aan praktische toepassingen, laten braak liggen, ofwel moet men er genoegen mee nemen dat onze wetenschap slechts in enkele harer deelen als | |
[pagina 196]
| |
louter positieve wetenschap zal optreden; elders zal ze noodzakelijk een groote verscheidenheid van niet wetenschappelijk te controleeren standpunten moeten gedoogen. Zeer vele psychologen kiezen het eerste, met de stille hoop dat die bevoorrechte domeinen zich allengs zullen uitbreiden en eens gansch het studiegebied der psychologie zullen uitmaken. Wij kunnen dit niets anders noemen dan een illusie.
* * *
Als we nu terugkeeren naar ons Congres, zoo zien we daar zonder moeite de onvermijdelijke gevolgen dier fundamenteele antinomie. De domineerende strekking is er ongetwijfeld de eerste: het domein der psychologie voorloopig beperken tot de lagere functies, met de hoop het later, voorzichtig en strikt wetenschappelijk, naar boven te kunnen uitbreiden. Vandaar het groote belang dat wordt gehecht aan de studie van de motoriek. Als het gaat over de morphologie der bewegingen, het 'fetal behavior', de psychologie der hennen, is men het vrij gemakkelijk eens. Toch niet altijd! Men denke maar aan de opvattingen van Koffka en Thorndike omtrent de 'law of effect'. Maar wat zal het dan zijn als men van het 'mouvement' overgaat tot de 'conduite'? A priori kan men reeds zeggen dat hierin de opvattingen van een Sovietpsycholoog hemelbreed zullen verschillen van die van een katholiek zielkundige. Die domeinen voorloopig buiten beschouwing laten? Velen verlangen en vragen het. Vandaar het weren van sommige richtingen in de psychologie, die het met de heerschende strekking niets eens kunnen zijn. Maar gemakkelijk is dat niet. Het is zeer lastig zich op te sluiten in de studie der lagere zielefuncties, als het mysterieuze gebied der hoogere verrichtingen voortdurend blijft lokken. Zelfs in het Congres voelde men dat soms aan. De Conferentie van Professor Janet was een uitstap in de hoogere domeinen, waaruit de louter wetenschappelijke methode uit den aard der zaken geweerd is, en de geachte spreker liet ook verschillende malen hooren dat hij het verkeerd vond de psychologie te willen opsluiten in loutere detailstudie. Ook de Conferentie van Professor Claparède, op de slotvergadering, over 'la compréhension internationale' bewoog zich in het verboden gebied. | |
[pagina 197]
| |
Hoe men de volkeren er toe brengen kan elkander beter te begrijpen kan men ook niet aan de positieve methoden gaan vragen. In de secties kwam diezelfde strekking nog veel duidelijker aan het licht.
* * *
Ondanks al het interessante wat het ons bood, was dus het XIe psychologencongres eenzijdig. Eenzijdig in de vertegenwoordiging der verschillende landen, wel het meest om politieke redenen. Eenzijdig ook in de vertegenwoordiging der verschillende richtingen in de psychologie: sommige scholen waren totaal afwezig. Er steekt in de opvatting van verschillende inrichters dier bijeenkomsten een fundamenteele fout: het zich willen beperken bij problemen over dewelke ieder accoord kan gaan, in afwachting van betere tijden, waarop gansch het gebied der psychologie wetenschappelijk kan worden bestudeerd. Willen de volgende congressen 'panpsychologisch' zijn, dan zullen ze, naast het positieve, louter wetenschappelijke deel, waarin de psychologie altijd zal blijven verschillen van sommige andere wetenschappen (b.v. de philosophie), een grootere plaats moeten inruimen voor meer algemeene of hoogere problemen. Het is een utopie daarin ooit eensgezindheid te verwachten. Voor dit deel van zijn besprekingen zal het congres noodzakelijk meer gaan gelijken op een philosophencongres, waar niet gemeenschappelijk wordt voortgewerkt in ééne richting, maar waar de verschillende zoekers elkaars gedachten komen toetsen en bestudeeren in wederkeerige verdraagzaamheid en waardeering. |
|