Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| |
Paedagogische Kroniek
| |
[pagina 429]
| |
voor de zedelijkheid bij den inlander wegvallen. Zoo ligt voor de hand het goede recht van het missieonderwijs, ja, zijn noodzakelijkheid in het belang zelf van de evolueerende maatschappij. Een andere hindernis voor den opbouw van het onderwijs ligt in de Oostersche mentaliteit, die sterk tot uiting komt in de taal. Vlij redeneeres formeel logisch en behandelen een probleem strict opeenvolgend van het gemakkelijke naar het ingewikkelde. Onze Westersche talen zijn toonbeelden, van dynamische spanningen en causalen samenhang. De mystisch beïnvloede Oosterlingen echter geven den samenhang van al het zijnde weer en uiten zich door het naast elkaar stellen van begrippen en handelingen. Heel hun denken is associatief inge-steld. Ze hebben leeren denken in analogieën, niet causaal, Toen het Nederlandsch bestuur zich met het onderwijsprobleem begon bezig te houden bestond er niets, tenzij de Koranschooltjes waar de leerlingen den Koran leerden reciteeren en de Pesantren scholen, waar godsdienstige werken onder leiding werden bestudeerd. Eigenlijk onderwijs kan dit niet geheeten worden. De Islam is er allerminst op berekend de inlanders tot ontwikkeling te brengen: hij kent slechts één wetenschap nl. wat de mensch volgens Allah's wil moet doen en gelooven. Alles moest dus opgebouwd worden. De regeering begon dadelijk met het oprichten van kweekscholen om in den nood aan leerkrachten te voorzien, en opende stilaan lagere scholen. Onder drang van de adellijke klassen die onderwijs verlangden, kwamen de z.g. Hoof lesscholen tot stand in het Maleisch of in de landstaal. Ook aan particuliere inrichtingen werd subsidie van regeer ringswege toegekend. Na een tiental jaren kwam men tot de bevinding dat de programma's te overladen waren en ging men de stof verlichten. De inlandsche scholen werden ook gesplitst in eerste-klas-scholen voor kinderen van adellijke afkomst en tweedeklas-scholen voor volksonderwijs. Nu bleek echter dat de inlanders gretig Nederlandsch gingen leeren: de adellijke kinderen bezochten bij voorkeur de Europeesche scholen, wat niet zonder gevaar was voor de Indische gemeenschap, door den adel te ontrukken aan het inlandsch maatschappelijk leven en de inlandsche kultuur. Van den anderen kant was het programma der tweede-klas-scholen te zwaar: men bereikte er de massa niet mee. Op Java had Pastoor van Lith, S, J. schooltjes opgericht aangepast aan den stand en de behoefte van de dessa-bevolking.Ga naar voetnoot(1) Lezen en schrijven in eigen taal en | |
[pagina 430]
| |
eenig begrip van rekenen werd er aangeleerd. In i 907 voerde Gouverneur Generaal von Heutz dit systeem in over gansch Indië. Meteen werd de eerste-klas-school aangepast aan den drang naar Westetsch onderwijs. Ten slotte is neen gekomen tot een schoolwezen, dat dank aan het differentiatie-beginsel de heele gemeenschap bereikt, Het begint met de 3-jarige Volksschool op de dessa's, die voortgezet wordt door de 2-jarige Vervolgschool. Voor de stadsjeugd bestaat de Standaard-school. Volgt dan de Schakelschool waarop begaafde leerlingen van de dessaschool gedurende 5 jaar en van de stadsschool gedurende 3 jaar aanvallend onderwijs kunnen krijgen. De laatste groep scholen is volkomen evenwaardig met ons lager onderwijs. Het zijn nl. de Hollandsch-Inlandsche school voor den adel, de Hollandsch-Chineesche school en de Europeesche school. De missiescholen, door de regeering gesubsidieerd, nemen een eervolle plaats in en hun werk wordt ook gewaardeerd. Het oprichten van scholen is vrij. Subsidie wordt verleend als aan bepaalde eischen wordt voldaan, eischen die evenwel niet vervuld kunnen worden als men geen subsidie krijgt. |
|