Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| ||||||||||||||
Hooger Onderwijs in Indië
| ||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||
waar de oogst te rijpen staat en niet kan ingehaald worden bij gebrek aan maaiers? Ze toonen zich vaak - in scherpe tegenstelling met de Protestanten - weigerig om die tak van bedrijvigheid der missionarissen te steunen. Het is 'n feit dat het leeuwenaandeel der Protestantsche giften naar hunne colleges gaat, waar het percentage der heidensche studenten wel even hoog is als in de onze, - terwijl de katholieke colleges zich met 'de kruimeltjes die van de tafel des heeren vallen' behelpen moeten. In Europa wordt het systeem beknibbeld en genegeerd. In Indië zelf lijdt men er onder. En toch, diezelfde colleges mogen zich verheugen in de directe belangstelling en de ruggesteun van de missieoversten in Indië en van het centrale gezag in Rome. Dit wekt al dadelijk het vermoeden: zij moeten dan toch wel hunne reden van bestaan hebben, in een of andere nood voorzien, kortom rendeerend zijn. In deze bijdrage willen wij de verschillende redenen uiteenzetten welke pleiten ten voordeele van het systeem als zoodanig: het openstellen van onze colleges voor 'n minderheid, ja meerderheid van niet-katholieke studenten. | ||||||||||||||
De voornaamste colleges en hunne bevolkingDe vier voornaamste katholieke colleges voor inboorlingen in Indië, alle beheerd door de Societeit van Jezus, zijn die van Calcutta (Belgische Jezuieten), Madras, Trichinopoly en Bombay. De registers van dit jaar (1935) geven de volgende cijfers aangaande den godsdienst der studenten van die colleges. | ||||||||||||||
I. - St. Xavier's college - Calcutta.Universitaire Afdeeling:
Middelbare Afdeeling:
| ||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||
II. - Loyola college - Madras.Uitsluitend Universitaire Afdeeling:
| ||||||||||||||
III. - St.-Joseph's college - Trichinopoly.Universitaire Afdeeling:
Middelbare Afdeeling:
| ||||||||||||||
IV. - St.-Xavier's college - Bombay.Universitaire Afdeeling:
Middelbare Afdeeling:
| ||||||||||||||
De utopie der uitsluitend Katholieke CollegesDe pioniers in zake christelijk hooger onderwijs in Indië waren ontegensprekelijk de Protestantsche missionarissen. Vele katholieke ouders zonden hunne kinderen naar hunne eersten-rangscolleges. Zoo als te voorzien, apostasieën bleven niet uit. Toen kwamen de 'Government Colleges', al even Protestantsch in geest en atmosfeer. Het duurde 'n tijdje eer de katholieke missionarissen het gevaarlijke van den toestand inzagen. De noodzakelijkheid van 'n eigen gewaarborgd hooger onderwijs voor de katholieke jeugd, vooral de neophieten, is heel wat gebiedender in het heidensche Indië onder protestantsche regeerders dan in België bijvoorbeeld. | ||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||
De eerste katholieke colleges vertoonden een gemeenschappelijken familietrek: hunne achterlijkheid en minderwaardigheid. Amper of heelemaal niet gedoteerd, in het leven geroepen en staande gehouden met toevallige hulpmiddelen, konden zij niet in de verste verte wedijveren met hunne niet-katholieke voorgangers, die het voorwerp waren van de rijkste giften der protestantsche weldoeners en van de niet min overvloedige officieele steun. De katholieke gemeenten in Indië zijn doorgaans armer dan de protestantsche; er viel niet aan te denken om met behulp van hooge schoolgelden het katholiek onderwijs langzamerhand op peil te brengen. Noodgedwongen nam men zijn toevlucht tot het eenige redmiddel: affiliatie aan 'n staatsuniversiteit. Zij alleen gaf recht op de zeer substantieele staatstoelagen. Met die verzekerde financieele basis kregen onze colleges eindelijk de noodige standing en efficiency. 'n Onvermengde zegening was die affiliatie zeker niet. Zij bracht met zich verlies van de onafhankelijkheid, opgelegde programma's en tekstboeken, hinderlijke controle. In sommige provincies behield men het voorrecht om uitsluitend katholiek godsdienstonderricht te geven: in andere moest men, ten behoeve der niet-katholieke studenten, 'n cursus van natuurlijke moraal invoeren. Het verstrekkendste gevolg dezer affiliatie was wel dat ze de deuren onzer colleges voor niet-katholieken opende. Aansluiting bij 'n staatsuniversiteit wordt maar vergund mits opgeving van elk religieus exclusivisme. Het voorbehouden op de inschrijvingslijst van 'n zeker procent voor niet-katholieken wordt zelfs verplichtend. Die voorwaarde bleek dan toch ook weer zijn goeden kant te hebben. Het opende 'n tweede bron van inkomsten. Om redenen die later ter bespreking zullen komen, stroomden aanvragen toe van rijke Hindoesche landbezitters, ja rajah's. Mohammedaansche kooplieden, zelfs protestantsche industrieelen, staatsambtenaren, enz... Zij betaalden volle schoolgeld. Onze colleges namen 'n wonderlijke uitbreiding. De financieele handicap was lang zoo verpletterend niet meer als te voren en werd gedeeltelijk vergoed door de grootere opvoedkundige hoedanigheden van ons onderwijzend personeel. Quantitief staan we nog ver ten achter, maar voor het gehalte hebben we, naar het algemeen oordeel, het pleit gewonnen. Onze katholieke gemeente is de eerste om de volle vrucht van die stap te genieten. Onze gediplomeerden zijn nu even wel uitgerust voor de competitie in de vrije beroepen en de publieke ambten als de oudstudenten van de luxueuse Anglicaansche 'Bishop's Colleges' of de | ||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||
'Presidency Colleges' van den Staat. Tot nog toe werd de eertegen woordiging van de Christelijke gemeente in de provinciale en centrale Kamers door de Protestanten gemonopoliseerdGa naar voetnoot(1); thans beginnen waardige katholieke mandatarissen, door onze colleges gevormd, in de politieke lichamen in te dringen. Nu zijn onze colleges ook in de gelegenheid om, voor half school geld of minder nog, arme katholieke jongens aan te nemen, die in de vroegere omstandigheden zeker van alle hooger katholiek onderwijs waren verstoken gebleven. Hunne rijkere Hindoesche of Mohammedaansche klasgenooten betalen practisch voor hen. Het moet toegegeven: die voordeelen voor de katholieke gemeente zelf zouden misschien niet volstaan om het systeem heelemaal te wettigen. Ze zijn ook de eenige niet. | ||||||||||||||
Bekeeringen in de hoogere casten door de CollegesHet is de oude nachtmerrie der missionarissen in Indië: hoe bereiken we de hoogere casten? Hoe drijven we de wig in het Hindoeïsme door de bekeering van de invloedrijken, de leiders, de 'kop'? Een feit staat vast: sinds de nieuwe missieperiode (vanaf 1820-1830) kennen we maar twee voorbeelden van groepsbekeeringen van Brahmanen of andere hoogere casten. De eerste deden zich voor in het Engelsch College voor Inboorlingen, in 1830 geopend te Calcutta door Alexander Duffvan de Scottish Free Church, den genialen baanbreker op het gebied van Westersch hooger onderwijs in Indië. In 1839 telde het reeds 800 studenten van de aanzienlijkste families. Talrijke Kayastha's (tweede caste) en Brahmanen kwamen over, tot Koelin Brahmins toe, de allerzuiversten onder de zuiveren. Cijfers ontbreken, maar nu nog vormen de afstammelingen dier eerste bekeerlingen de kern van de protestantsche Bengaalsche gemeente, waarnaast ons handjevol katholieke Bengaleezen van lagere caste 'n poover figuur slaat. Het tooneel van de tweede reeks van zulke ophefmakende bekeeringen was het St.-Jozef College van Trichinopoly, sinds zijne aansluiting bij de Universiteit van Madras de voornaamste van de Tamilstreek. Het doopsel van vijf Brahmanen, waaronder Mahadeva Aiyer, in 1894, gaf het signaal. Sindsdien hebben zich aldaar meer dan 300 leden van hoogere caste bekeerd, waaronder ongeveer 150 Brahmanen. | ||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||
Daaraan dankt die jonge Tamilsche christenheid wel hare zelfstandige en vrij aanzienlijke positie.
Die dubbele les der geschiedenis dringt de conclusie op: het eenige tot nog toe gevonden middel om met de hoogere casten in aanraking te komen zijn de missiescholen. Om zich 'n juist beeld te vormen van dit bekeeringswerk op de colleges neme men de volgende punten in acht.
1) Het ligt voor de hand dat we aan vele bekeeringen enkel na voleindigde studiën, inz. na het bereiken der meerderjarigheid, hun laatste beslag kunnen geven. Het lastige voorbereidingswerk is dan grootendeels op het college volbracht.
2) Die bekeeringen zijn doorgaans heldhaftig. Het klassieke voorbeeld is dat van Mahadeva Aiyer.Ga naar voetnoot(1) Om 'n staaltje te geven van veel jongeren datum en uit onze eigen missie van Bengalen, ziehier enkele uittreksels uit 'n brief die een onzer bekeerde studenten van zijn zuster ontving: 'Maghotsal ('n Hindoesch godsdienstig feest) staat voor de deur, maar gij zijt ver van ons. Vreugde en levensgeluk is verdwenen van den dag waarop gij katholiek zijt geworden... Waarom verlaat gij ons heelemaal door 'n christen te worden? Moeders hart is ook heelemaal gebroken door uw verbazend gedrag... Bedenk hoe gij uwe familie vernedert... gij zijt 'n christen geworden en het gevolg is dat de vrede en het geluk van uwe familie totaal verbrijzeld is... Als gij anderen zult trachten te bekeeren, zult gij dan niet denken aan het droevig einde van uwe zuster en van uwe moeder?... Is het 'n eerlijk werk familiebanden te breken?' Hier gaat Christus' profetie letterlijk in vervulling (Lc. XII-51-52): 'Meent gij dat ik vrede ben komen brengen op aarde? Neen, zeg ik u, maar verdeeldheid. Want van nu af zullen er vijf in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie,' Bij de massa-bekeeringen onder de Pariah's of animistische jungle-bewoners worden zulke offers niet gevraagd: doorgaans komen heele dorpen of gehuchten tegelijk over, en hunne beweering brengt stoffelijke en sociale voordeelen mee. Den Pater van het college valt soms de schrik om het hart, wanneer zijn bekeeringsgezinde student of oud-student hem zijn voornemen bekend maakt: zal hij den moed hebben om de gevolgen van zijn stap te dragen, om zijn toekomst van gegradueerde in het | ||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||
gedrang te brengen en voortaan als outcast te leven, als uitgestootene uit zijne familie? Men vergete niet dat de familiebanden in het caste Indië veel hechter zijn dan in het individualistische Westen. Iedere individueele bekeering van dit slag dwingt onze bewondering af en doet zeker vele genaden over de kleine christenheid van Indië nederdalen.
3) De zielenijver stelt misschien hoogere eischen aan den priester-leeraar van de missieschool dan aan zijn collega in de jungle. Als hij zijn godsdienst niet innig beleeft en geen voorbeeld is van christelijke volmaaktheid, dan zal zijn persoonlijke apostolische invloed nagenoeg nul blijven. Maar, en dit is de troostende weerzijde van die waarheid, 'n Pater die aan die voorwaarden beantwoordt, zal onfeilbaar sommige zijner studenten dichter bij Christus brengen, tot de volle bekeering toe. De condities zijn hier nogmaals verschillend tusschen de gelaïciseerde of grootendeels ontchristelijkte landen van Europa en het oude Indië, dat nog door en door godsdienstig is (zij het dan met vele perversies van den religieuzen zin) in de mate waarin het nog gaaf is van Westersche invloeden. Louter geestelijke waarden, zooals gestrengheid van levenswandel, ingetogenheid, gebedsleven worden hier op vele plaatsen meer gewaardeerd dan in protestantsche en ook wel eens katholieke landen. De hoogere graad van verlichting heeft hier bij de ontwikkelde standen 'n gelukkig gevolg ten goede. De jonge baboe'sGa naar voetnoot(1) onzer colleges lachen met de Fakirs. Ze verachten de tempelbedienende Brahmanen, die 'witgepleisterde graven' van Indië. Maar in hun aangeboren scherpzinnigheid weten ze de werkelijkheid van den schijn te onderkennen. In hun hart bewondereen ze het celibaat, de ware deugd, de heiligheid van dien of dien hunner priesterleeraren. Daarin is meestal de eerste kiem te zoeken van hunne bekeering of althans van hunne hoogachting en welwillendheid voor het katholicisme. 'Toen ik student was aan het St.-Jozef-college, zag ik elken avond de jonge Paters hun rozenhoedje bidden op de groote koer. Dat maakte op mij 'n levendigen indruk', zoo antwoordde Doreiswamy Aiyer, 'n bekeerling der eerste ure op 'n enquête ingesteld door P. Lacombe naar de beweegreden van de bekeering zijner studenten in Trichinopoly. Ik zou vele dergelijke getuigenissen kunnen aanhalen. Niemand minder dan Rabindranath Tagore heeft hetzelfde bekend. Als jonge poëtische knaap had hij 'n hekel aan alle schoolgaan. In den loop van zijn peregrinaties van de eene instelling naar de andere, kwam hij ook op ons St.-Xavier College in Calcutta terecht. Het | ||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||
methodische onderwijssysteem aldaar vond al evenmin genade in zijn oogen als elders. En toch.: 'Eene herinnering is me bijgebleven die mijn indruk aangaande de leeraren (van dit college) tot 'n ideaal plan verheft. Het is de herinnering aan P. De Penaranda... Hij was 'n Spanjaard en scheen met moeite Engelsch te spreken. Daarom misschien luisterden de jongens zoo weinig naar hem. Het kwam me voor of die onoplettendheid zijner leerlingen kwetste hem, maar hij droeg het verduldzaam, dag aan dag... Zijne gelaatstrekken waren niet zeer innemend, maar zijn voorkomen oefende 'n vreemde aantrekking op mij uit. Zoo dikwijls ik hem bekeek, scheen zijn geest in gebed te zijn, 'n diepe vrede hem te doordringen, innerlijk en uiterlijk... Ik voelde in hem de tegenwoordigheid van 'n groote ziel aan en zelfs nu nog schijnt het herdenken daarvan mij in de stille afzondering van den tempel Gods binnen te leiden.' (Reminiscences, 108-109.) | ||||||||||||||
Zijdelingsche voordeelen van de gemengde collegesMenig missionaris zal u met de grootste koelbloedigheid verklaren, als gold het 'n vanzelfsprekende zaak: 'ook al brachten onze colleges geen enkele bekeering op, dan nog moeten ze daar zijn!' Dit schijnbare paradox vindt zijn uitleg in het belang van die colleges voor het prestige der Katholieke Kerk - in de psychologische banden die blijven bestaan tusschen oud-leeraar en oud-student - en in de huidige politieke toestand in Indië.
1) 'n Groote moreele hinderpaal waartegen de missionaris gedurig aanstoot bij zijn apostolaat onder de Hindoes, is de overheerschende geringschatting van de Kerk wegens de lage positie die de katholieken op de Indische maatschappelijke ladder bezetten. 'n Hindoe van stand wordt door zijn overgang tot het katholicisme 'n gedeclasseerde. In de oogen der Indiërs gaat hij tot 'n nieuwe caste over - de nog alles beheerschende categorie is hier de caste -, die der nieuwbekeerde inlandsche Christenen. De hooge achting die ze genieten blijkt genoeg uit hun schimpnaam paysa-khristaan, 'centen-christenen', christenen ter wille van de stoffelijke voordeelen. Dit inferioriteitscomplex onzer christenheid als sociale stand maakt het werk zijner bekeerring dubbel moeilijk; de zedelijke bekeering vraagt gewoonlijk slechts van zijn kant 'n zekere loyauteit van geest en netheid van geweten; maar hij moet heldhaftig zijn om de sociale gevolgen van den stap te durven dragen. Vandaar de zeldzaamheid van de bakseringen in de hoogere standen, met als gevolg: het gebrek aan zelfstandigheid in | ||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||
vele onzer gemeenten, 'n blijvend gevaar van afvalligheid en het trage tempo der massabekeeringen omdat juist de beweging van onder uitgaat. Aan den anderen kant geniet het hooger onderwijs, en ieder godsdienstig en cultureel lichaam dat het bezorgen kan, het volle krediet van het nieuwe Indië. Het wil zoohaast mogelijk, en voor eigen rekening, van de voordeelen der Westersche beschaving genieten. Het snel-vorderend proces van de 'indianizeering' van de openbare besturen industrieën, enz... lokt ook jaarlijks duizenden Indiërs naar de hogere studiën. De Universiteit van Calcutta telt 25.000 studenten (in 1927, voor de depressie, tegen de 30.000). Niettegenstaande zijn analphabetisme van 92 procent, telt Indië 105.000 hoogstudenten. Die rush naar de colleges en jacht naar B.A.'s en M.A.'s en andere academische titels gaat gepaard met 'n evenredige hoogschatting voor iedereen die hun die vurig-verlangde kennis kan mededeelen. In Indië is de 'educationalist' een heel wat aanzienlijker persoonlijkheid dan de leden van het onderwijzend personeel in België! Verleden eeuw bezaten de Protestanten zoo goed als het monopolie van degelijk hooger onderwijs. Al het prestige van de wetenschap en de hoogere cultuur ging naar hun naam, hetgeen zeker er toe bijdroeg dat zij in 100 jaren tijds dezelfde numerieke uitslagen konden boeken als wij in vier eeuwen. De Katholieken kwamen niet in aanmerking. 'Christen' beteekende zooveel en zoo weinig als 'protestant'. Het reveil van het katholiek onderwijs, door de boven besproken affiliatie ingeluid, bracht 'n zekere verbetering in die toestand. Maat nu nog staat of valt al het aanzien der katholieke Kerk in de oogen der inlandsche maatschappij met het behoud of verlies van de veroverde stellingen in het hooger onderwijs. Dit blijkt ook uit de volgende bevinding. Men heeft meer dan eens gepeild naar de oorzaken van de steriliteit der missieactie in zulke bisdommen met Hindoesche bevolking waar geene katholieke colleges zijn, en men heeft dikwijls diezelfde afwezigheid van katholiek hooger onderwijs voor den slakkengang van die missiën aansprakelijk gemaakt. Missiegenootschappen die zich uitsluitend bezig houden met pariah's of de laagste casten - ook al plegen ze heldhaftige liefdadigheid - worden in dezelfde verachting gewikkeld als hunne clienteele. Ze stooten overal op onverschilligheid, onwil, afschuw. 'They are nowhere', heet het hier; ze prediken in de woestijn. De school is dan, zooals de ondervinding leert, het providentieele 'sesam, open u' om de hoofden en harten voor de geloofsprediking te ontsluiten. | ||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||
II) Slechts 'n uiterst kleine minderheid onzer heidensche studenten komt tot het ware geloof. De anderen worden door hunne ouders of door hun gebrek aan goede gesteldheid van dien stap weerhouden. Is daarmee alles gezegd? Verre van daar. De Pater, vooral wanneer hij 'n superieur man en waar religieus is, blijft in dankbare herinnering bij zijn oud-studenten. Voor velen is hij 'n raadgever, 'n vriend. Hier ligt weer 'n ruim terrein open voor zijn zielenijver. Hij kan vooroordeelen wegruimen, 'n gunstige stemming tegenover onzen godsdienst aankweeken of vermeerderen, de mentaliteit van de onchristelijke elementen van den caste-geest bevrijden, het specifiek-Hindoesche pantheïsme voor het geloof in 'n persoonlijken God doen wijken, kortom, met 'n oordeelkundige vindingrijkheid bezorgt hij de preparatio evangelica. De uitgestrektheid van die na-schoolsche invloed komt duidelijker naar voren bij 'n nadere kennismaking met onze heidensche collegebevolking. Ze zijn niet de eersten de besten. Alleen die Hindoes of Mohammedanen vertrouwen ons hunne jongens toe die voor hun zoon 'n zedelijk en degelijk onderwijs zoeken. Het vroegtijdig zedenbederf op andere colleges is droevig en zoo goed als algemeen; het is trouwens dikwijls de minste der zorgen van hun personeel. Om die reden en om de zeer gebrekkige tucht is het peil der studiën aldaar heel wat lager dan bij ons. Er bestaat ook 'n groot verschil tusschen de professioneele toewijding van religieuzen die vrij zijn van alle banden en beslommeringen - en van heidensche of protestantsche leeraren die voor drie kwaart door hun gezins- en clubleven in beslag worden genomen. Zoo wordt het begrijpelijk dat 'n Hindoesch leeraar aan 'n Hindoesch college zijn zoon dan nog maar liever op 'n katholiek college plaatste. De overvloed van aanvragen stelt ons daarenboven in de gelegenheid om die reeds uitgelezen schaar van candidaten nog aan 'n verdere schifting te onderwerpen. Zonder vrees voor overdrijving mogen we zeggen: de heidenen of Mohammedanen die door onze handen gaan, zijn de besten van de plaats, zonen van de ernstigste ouders en meest vatbaar voor onze apostolische invloed. Nu weet ik wel: de bezorgdheid van vele oud-studenten om met hun oud-leeraar in voeling te blijven, is niet altijd even belangloos. Velen willen den Pater te vriend houden om wille van de voorspraak, de gunstige getuigschriften, enz... Daarenboven blijven vele urenlange godsdienstige gesprekken met sommige baboe's zonder het minste practische resultaat. Ze praten bijzonder graag over religie, maar net zooals ze over sterrekunde zouden redeneeren. Het is de karakteris- | ||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||
tieke liefhebberij der Hindoes, even onvruchtbaar als ieder ander dilettantisme. Maar na eliminatie van die nuttelooze ballast blijft er nog 'n mooie kern van interessante gevallen over, waar 'n werkelijke geestelijke nood en 'n vaag bewustzijn van de transcendentie van onzen godsdienst die heidensch-gebleven oud-studenten terug de kamer onzer Paters doet opzoeken. Om een voorbeeld te geven uit velen, ziehier wat P. Heras overkwam, Professor in de geschiedenis aan het college van Bombay, 'n wetenschapsman van internationale faam: de vrouw van een zijner Hindoesche oud-studenten was in verwachting van 'n kind. Ze hadden drie verschillende waarzeggers over de toekomst van dit kind geraadpleegd, zonder van de voorgaande consultatie en het verkregen antwoord te gewagen. Telkens kregen ze te hoorgin dat dit kind het verderf zijns vaders zou zijn. 'n Intieme vriend had hem alvast aangeraden om dit ongewenscht kroost dan maar ineens van kant te maken. Toen dacht hij aan het college. Hij legde aan P. Heras de heele zaak bloot. 'Na het beëindigen van zijn relaas, schrijft deze, besefte ik dat ik nooit zoo dicht bij 'n geval van duivelsche invloed had gestaan. Ik vroeg hulp aan O.L. Vrouw en met groot vertrouwen en zekerheid dat zij mij inspireerde, zei ik tot den jongen man: “Gij wilt weten wat u te doen staat? Verwacht uw kind met opgetogenheid en groot verlangen, want het zal de vreugde van uw huis zijn.” O.L. Vrouw gaf mij die uitdaging in van het helsche serpent.' De gehechtheid van vele heidensche oud-studenten tot onze Paters is oprecht en weet zich bij gelegenheid te uiten in 'n vriendendienst, 'n ondersteuning, 'n milde gift. Aangezien onze college-bevolking reeds 'n keur vormt der schoolgaande jeugd der plaats, vinden wij ze later in alle mogelijke vooraanstaande posities terug. Het velerhande profijt dat de missie bij die toestand kan vinden is duidelijk, 'n Hindoesch werkgever zal dadelijk 'n katholiek sollicitant aannemen op voorspraak der Paters aan wie hij zijn vorming te danken heeft. 'n Heidensch oud-student zal 'n onpartijdig magistraat zijn wanneer de missie in 'n proces is betrokken, terwijl 'n andere zich zou laten omkoopen. 'n fanatieke Hindoe zal geen vierkante meter van zijn grondbezit in christene handen doen overgaan; een op ons college verdraagzaam geworden Hindoe zal ons mooie perceelen voor kerk of school afstaan. Onze missionarissen van Chota-Nagpur weten het bij ondervinding: op 'n periode van willekeurige plagerijen, tegenkanting, verdrukking volgen dikwijls jaren van expansie en onverhinderde wasdom, omdat de locale politieke macht in de handen van 'n sympathiek gestemden rajah of Britschen Commissioner is overgegaan. | ||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||
Zoo plukken onze missionarissen in de jungle de vruchten van het ondankbare werk onzer Paters op het college.
III) Het is 'n bange vraag voor de Indische missiën tegenwoordig: wat zal er van de Kerk geworden in 'n vrijer Indië? Het is 'n feit dat de meeste Swarajisten met leede oogen de vorderingen der christelijke missiën aanzien; ze vreezen de opkomst van 'n derde minderheid, even weerbarstig als die der Moslims, en die de reeds zoo wanhopige verdeeldheid van Indië nog zou verscherpen; ze zouden er niet tegen opzien om met een slag de kleine Indische christenheid den kop in te drukken. De missiën zouden echter, volgens personen die van het huidige Indië goed op de hoogte zijn, bij vele leiders genade vinden om wille van onze colleges. Ze bekreunen zich niet om onze liefdadigheld, ze veroordeelen ons proselietisme, maar ons onderwijs stellen ze op prijs. Zoolang ze dit noodig hebben om zich tot het westersch peil van beschaving en macht op te tillen, zullen ze bezwaarlijk de handen kunnen slaan aan ons missiewerk. Onze colleges zouden aldus in 'n nadere of verdere toekomst als bliksemafleider dienst doen.
* * *
Om te besluiten: de groote offers die onze missiën zich voor hunne colleges moeten getroosten vinden hunne rechtvaardiging in de drie volgende voordeelen: ze voorzien in de behoefte aan 'n degelijk en veilig onderwijs voor de reeds bestaande gemeente; ze bieden 'n eenige kans om enkele uitzonderlijk kostbare bekeeringen uit hoogere standen te verwekken; ze verzekeren het onontbeerlijke cultureele prestige der Kerk in Indië. Maar hun stevigste rechtstitel is wel deze: zij alleen stellen ons, in de huidige omstandigheden, in staat om aan den oproep van Paus Pius XI 'n practisch gevolg te geven: 'Wij geven U de aanbeveling de hoogere standen van het land en hunne kinderen niet te veronachtzamen. Door de lagere volksklassen worden wel is waar het woord Gods en zijne predikers gemakkelijker aanvaard; Jezus Christus heeft ook van zichzelf getuigd: De Geest des Heeren... heeft Me gezonden oen de armen de goede boodschap te brengen. Maar behalve dat wij dit woord van Paulus voor oogen meten houden: Den verstandigen en onverstandigen ben ik mijn werk verschuldigd, de ondervinding en de praktijk leeren ons bovendien dat, zoodra de leiders van den Staat tot den christelijken godsdienst zijn gewonnen, ook de minderen uit het volk gemakkelijk hun voetspoor volgen.' (Missieëncycliek Rerum Ecclesiae, 1926.) |
|