doodgezwegen katholieken de hun aangewezen plaats ingeruimd. Waar eerlijke bedoeling en talent aanwezig waren, als bij een Stephan Zweig of een Roth heb ik dat gewaardeerd.
Het boek wil in de eerste plaats een informatieboek zijn voor bibliothecarissen, leeraars en lezers, die wat meer willen afweten van bepaalde schrijvers en de heerschende strooming in hun tijd. Daarom heb ik ook aan een heele reeks tweederangs schrijvers een plaatsje gegund, zonder nochtans af te dalen tot de gewone ontspanningskunst van een Courths-Mahler of de sensatielectuur van een Vicky Baum
Het werk werd op zeer uiteenloopende wijze beoordeeld. In een leidend weekblad van Vlaamsche intellectueelen werd het door een collega, wien ik op dit terrein geen bevoegdheid toeken, ongenadig afgebroken, om dan te eindigen met de zalvende woorden, dat het boek 'betrouwbaar en volledig' is. Ik weet nu wel, dat die recensie algemeen afgekeurd werd, door wie kennis maakte met het boek. In een vleugje van verontwaardiging schreef me zelfs een Vlaamsch intellectueele dame '...ongehoord. De Vlamingen blijven nog altijd kritikasters en wringers'.
Ik hecht overigens meer belang aan een persoonlijk schrijven, dan aan recensies. Zoo mocht ik talrijke brieven ontvangen van Hollandsche leeraars, een paar uit Keulen en Eupen, zelfs van een Waalsch kloosterzustertje, dat in een Fransch epistel van vier bladzijden niet uitgepraat geraakt over 'l'aeuvre admirable'. Vleiend klinkt dat wel, maar ik ben niet naïef. Van Vlaamsche zijde slechts vier brieven, die me des te aangenamer waren, omdat ze komen van hoogstaande intellectueelen. Allen hebben woorden van waardeering voor het boek. Eenigen zijn zoo vriendelijk me beleefd opmerkingen en aanvullingen te zenden... voor de tweede uitgave van het boek.
Een boek is er maar om dienst te bewijzen. De overtuiging, dat het dienst bewezen heeft aan enkele tientallen en nog verder dienst bewijzen zal aan onze Vlaamsche volksgemeenschap, beloont me ruimschoots voor alle kosten en moeite.'