Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
BoekennieuwsGodsdienstDr. Pius PARSCH, Het Jaar des Heeren. Onze weg door het Kerkelijk jaar. Deel I. Kerstkring (van den Advent tot Septuagesima). Uit het Duitsch vertaald en bewerkt door den Rector van de Benedictinessen te Oldenzaal - Zonnewende, Kortrijk, 1935, 432 blz. 45, - fr., de drie deelen 180, - fr. Een keurig uitgegeven boek, dat wij ten zeerste aanbevelen aan al wie met de Kerk wil meebidden en meeleven, Het behandelt de liturgie-Mis en Officie- van elken dag; geelt de diepe beteekenis van de feesten en de levens der Heiligen met de mogelijke toepassingen op ons; brengt ons in contact met de H. Schrift en de werken der Kerkvaders en laat de heerlijkheid van onzen Godsdienst op iedere bladzijde uitstralen. Leeken zoowel als priesters en kloosterlingen moeten zich dat boek aanschaffen. E.D.S. H. PETITOT, O.P., De H. Theresia van Lisieux; Een geestelijke Wedergeboorte, vert, door Z.H.M. ROOVERS, O.S.D. Geloofsverdediging, Antwerpen, 1935, 364 blz., 20 fr. Een bevoegd theoloog en psycholoog is hier aan 't woord: hij biedt ons een synthese aan van het leven der 'kleine heilige' in het raam van een overzicht der ascese en des mystiek, waarbij hij vooral op de leer van den H. Thomas steunt. Het eerste deel gaat over de negatieve kenmerken van den 'kleinen weg' ter heiligheid, het tweede deel over de positieve n.l. de vereeniging der bovennatuurlijke gaven en deugden waardoor de schijnbare tegenstrijdigheden die in elke volkomen deugd ingesloten zijn opgelost worden zooals b.v. kinderlijke eenvoud en rijpe voorzichtigheid in de gave van wijsheid samenkomen, geringheid en grootmoedigheid in de gave van sterkte, innige vreugde en hoogste smart in de gave van goddelijke liefde. Door die veelzijdige studie, gestaafd door voorbeelden uit het leven van de jonge heilige, verbindt het boek het aantrekkelijke van hooge leering met het boeiende van heerlijke, eenvoudige, pakkende en aandoenlijke feiten. Het werk bevredigt ons nochtans niet volledig; en wel vooral omdat vrome bewondering er tot overdrijvingen brengt, Zoo b.v. zouden de talrijke publicaties over haar, die na haren dood het licht zagen, de vergelding zijn van 'het genie en de heiligheid' (blz. 261), en 'Zuster Theresia was een geniale en geïnspireerde ziel' (blz. 237). Ons inziens mag hier niet van genie gesproken worden, enkel van | |
[pagina 218]
| |
heiligheid, tenzij het hooge woord genie enkel beteekent het raak en diep beseffen van de volle werkelijkheid, de menschelijke en de goddelijke, welke de eerste omschept. Evenmin als van genie bij den H. Ignatius, zooals de schrijver het doet, waar het gaat om zijn raad 's avonds te voren reeds het onderwerp van de meditatie van den volgenden dag te voorzien; dat is enkel een elementair toepassen van menschelijke psychologische ondervinding Men laat terecht uitkomen dat niet de 'grootsche daad naar buiten' maar wel het beminnen van God en den naaste, dat de ziel is van het uiterlijke, de echte heiligheid uitmaakt. Maar werd de schrijver door zijne bezorgdheid daarop te drukken, niet er toe gebracht het uiterlijk heldhaftige der H. Theresia wat in de schaduw te stellen? Was heldhaftigheid in het kleine voor haar niet de voorbereiding tot een heldhaftigheid welke ook uiterlijk geweldig zou uitstralen, n.l. in de waarlijk niet kleine, maar buitengewoon zware beproevingen in het laatste jaar van haar leven: een ontzettende martelie naar ziel en lichaam. Is de 'weg van kind zijn' der heilige 'als een geheel nieuwe weg dien de Heilige Theresia zou gebaand hebben'? (blz. 158 en passim.) Heeft onze H. Johannes Berchmans, - en zoovele anderen, niet dienzelfden weg bewandeld en werd hij niet juist daarom door de Kerk heilig verklaard? M. Claeys Bouuaert, S.J. ***L'Action Catholique: traduction française des documents pontificaux (1922-1933) - Editions de la 'Documentation Catholique', Maison de la Bonne Presse, Paris, 600 blz. Volledige verzameling van de Romeinsche documenten over het vraagstuk: brieven en toespraken van den Paus, documenten uitgaande van de Romeinsche Congregaties, van het Pauselijk Staatssecretariaat, Diplomatieke documenten (Concordaten), eindelijk inrichcing der Katholieke Actie in Italië. Alles nauwkeurig geordend en gerangschikt, hetgeen het gebruiken dezer rijke documentatie niet weinig vergemakkelijkt. K.B. | |
LetterkundeNikolaas BERDJAJEW, De Nieuwe Middeleeuwen. Beschouwingen over het lot van Rusland en van Europa. Vertaald door Paul Wilelsky. - Bij de Boekengilde Die Poorte, Oude God-Antwerpen, 174 blz.. Als een bonte regenboog trekken, in mijn boekenkast, de keurig verscheiden kaftjes van den nu volledigen jaargang Die Poorte, mijn oogen en aandacht. Acht meesterwerken, voor niet meer dan 65 fr.; en geen Katholiek kan, tegen een van deze uitgaven, ernstige bezwaren aanvoeren. | |
[pagina 219]
| |
De drie essay's, in dit laatste nummer gebundeld, zetten de kroon op het werk. Zelden of nooit lazen we, over onzen tijd, serener en dieper gaande beschouwingen; met recht raag de inleider, aan deze stukken die van 1919 tot 1923 geschreven werden, 'de beteekenis van een profetie' (bl. 5) toekennen. Het eerste essay (bl. 9-69) geeft zijn naam aan het bundeltje. Het betoogt hoe, na den oorlog vooral, een nieuwe tijd doorbreekt: de nieuwe Middeleeuwen. Het juridische, het conventioneele, het parlementaire in de samenleving en in den staat, verdwijnen voor een meer ontologische, een organische structuur van de gemeenschap (zie bl. 34); en de nieuwe staat en maatschappij zullen gesticht worden 'in den godsdienst' (bl. 5152). Het tweede essay De Russische Revolutie (bl. 73-128) wijst op het onvermijdelijke, in den ontwikkelingsgang der wereld, van bloedige revolutiën: satanische machten werken, vernielend, daarin dool; maar ook Gods voorzienigheid die, met deze ervaring, een nieuwen tijd inzet. Dat is, met Rusland, het geval: sinds jaren vernielend dringt het Bolchevisme den geest terug naar het integraal doorleefde christelijk geloof. Democratie, Socialisme, Theocratie (bl. 131-172) heet het derde opstel. De democratie is vormelijk, zonder inhoud van zedelijke beginseien; het socialisme, in zijn onverbiddelijke dialectiek, 'toont alleen }de geestelijke leegheid der moderne beschaving' (bl. 156). Terugkeer tot de rechtvaardigheid vergt vooreerst een ontzondiging van den wil; het is een religieus probleem. Niet de oude theocratie kan hersteld worden; maar de nieuwe godsdienst moet de menschen, organisch georderad, in Christus verbroederen. Dezelfde inspiratie heeft de drie opstellen doen ontstaan: de hedendaagsche wereld keert zich, van het vormelijke der democratische beschaving, af naar het godsdienstige en naar het satanische. In onafwendbare revolutiën viert het satanische zijn kracht ter vernieling uit, vernieuwt zich het godsdienstige tot zuiverder innerlijkheid. En nu staat de wereld voor volgend dilemma: 'indien er geen broederlijkheid in Christus bestaat, dan wordt het bondgenootschap in naara van den Antichrist waarheid., (bl. 172).
Berdjajew, niet Katholiek,stelt de katholieke kerk met de andere gelijk, die 'particuliere machten' zijn geworden (zie bl. 41). Dat op haar alleen, en op geheel haar leering, sacramenten en hierarchie, Christus' belofte toepasselijk is: 'Ik ben met u alle dagen, tot het einde der wereld' (fit. 28, 20)...: die geloofswaarheid komt bij hem niet eens op. Zij toch, hoezeer ook met zijn beschouwingen vereenigr, baar, zou deze in een ander perspectief plaatsen; voornamelijk liet verwijzen naar het inwendig christendom (o.a. bl. 128) en het afwijzen van de oude theocratie (vooral bl. 164) zouden heel wat minder absoluut klinken. Uit dit voorbehoud leidt men wel af dat het boek alleen past in | |
[pagina 220]
| |
de handen van gevormde lezers. Voor hen echter kan het niet te sterk worden aanbevolen. Em. Janssen, S.J. SCHI NAI AN, De Roovers van het Liang Schan Moer. Uit het Duitsch (van Dr. KUHN), vertaald door A. DEMAECKERE. - Bij de Boekengilde Die Poorte, Oude God-Antwerpen, 1935, 290 blz. Wat een prettige verrassing, zoo'n 'Chineesch volksepos' uit de Xliie eeuw! Want 'het wateroever-verhaal', zoover het ons hier wordt aangeboden, heeft er alle hoedanigheden van: niets dan avonturen, telkens prachtig typeerende vondsten, die zich, alle gezamenlijk, breed en machtig voortbewegen. De verdrukking van het landsbestuur drijft de sterkste en meest temperamentvolle burgers, als vogelvrij verklaarden, samen in een moerassige streek; daar vormt zich de bende... Enkele verhalen deden ons aan Baekelandt denken; het gezamenlijke werk veel meer aan de legenden omtrent Robin Hood en Richard Leeuwenhart. toen Jan zonder Land over Engeland poogde te regeeren. Vechtpartijen, dronkenschap, diefstal en doodslag nemen roovers natuurlijk niet nauw. Toch is het boek even onschadelijk als de middeleeuwsche Reinaert, b.v.: sluwheid en dapperheid krijgen de bovenhand, rechtvaardigheid en broederlijke hulp staan in eer. Dus mag het, niettegenstaande een paar grove tooneeltjes, door gevormde jongens gerust worden gelezen. Of ze er plezier aan zullen beleven' Wij betreuren het alleen dat zoon epos niet in zijn geheel tot ons komt. Of houdt Die Poorte nog twee boeken van dat slag in voorraad? En meer nog dat de taal, reeds naar den titel te oordeelen, gewestelijk en onzuiver klinkt. Em. Janssen, S.J. Pierre JOURDA. Stendhal, L'homme et l'oeuvre. Collection 'Temps et Visages'. Desclée-De Brouwer & Cie, Editeurs, Paris, 1934, 296 p. 'Je serai lu vers 1880' zei Stendhal rond 1830; en zijn invloed op Nietsche, Bourget, Barrés, Proust, Gide, Maurras - zonder van het jongere geslacht en van sommige Hollandsche Vitalisten te gewagen - maakt hem, nu nog. actueel en besproken. Daarom is deze monographie - het derde boek van P. Jourda over den schrijver van wiens voornaamste werken hij een critische uitgave bezorgde - ons. dubbel welkom: bevoegde voorlichting van iemand die, zonder met zijn held te dwepen, hem toch, door voldoende sympathie, begrijpend voorstelt. Veel levensbijzonderheden interesseeren ons minder; toch teer kenen ze samen, sober en discreet, het ééne portret van den man die 'à l'aube du romantisme (créa) le roman moderne' (p. 7). De groote werken Le Rouge et le Noir en La Chartreuse de Parme hadden we | |
[pagina 221]
| |
liever breedvoerig besproken gevonden; toch laat de bespreking aan klaarheid en suggestie niets te wenschen over. Het laatste hoofdstuk L'homme et l'écrivain lijkt te polemisch geordend om sereen de waarheid naar voren te brengen; toch zijn de antwoorden op de gewone beschuldigingen meestal gevat... Dit bezwaar blijft ons over: een meer persoonlijke denkkracht naast deze zeer nauwkeurige kennis van zaken, had het boek meer beginselvast en wellicht definitief gemaakt. Om zijn discrete voorstelling en meestal evenwichtig oordeel mag het werk, aan een gevormd jongeling, in handen worden gegeven... Niettegenstaande het netelig onderwerp; want Stendhal's leven was niet altijd stichtend; en van zijn werken werd eerst Rome, Naples et Florence op den Index geplaatst, later Le Rouge et le Noir et 'eiusr dem auctoris similia'. Em. Janssen, S.J. Jozef SIMONS, Vlinders in den regen. Vierde vermeerderde druk. - J. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1934, 86 blz., 10 fr. Zoo heette, meenen we, het eerste dichtbundeltje dat Jozef Simans, reeds in 1914, liet verschijnen. Andere zijn sindsdien gekomen; de meest bekende van al zijn gedichten bundelde de schrijver in deze vierde uitgave. Simons is eerder verteller dan dichter; en, als verteller en dichter, treft hij het best den volkstoon. Maar dan ook uitstekend. Duidelijk genoeg spreekt het feit dat zooveel teksten van hem werden getoonzet: door Arthur Verhoeven nog wel, of Flor Peeters, of Lode Van Dessel, of verscheiden anderen. Tot drie, tot vier componisten toe lieten zich, meer dan eens, door één versje bekoren. Een verteller voor het volk, een zanger voor het volk: welke schoonar titels kan een katholiek schrijver wenschen? Em. Janssen, S.J. Jozef SIMONS, Dientje Goris. - J. Van Mierlo-Proost, Turnhout, 1935, 150 blz., 15 fr. Een Kempische idylle, die tragisch aanvangt en droevig eindigt, Dientje Goris, de dochter uit 'De Keizer' te wechel, verliest haar verloofde, een luitenant vliegenier die neerstort. Aangezocht door den baron van het dorp, een edel jonkman, durft ze niets aanvaarden: zoo leidt ze hem naar zijn ongeluk. Een jonge advocaat heeft het oog op haar; maar wanneer deze volksvertegenwoordiger is geworden, maakt hij het af. In een studentenfeest wordt Dientje Goris Miss Plandria uitgeroepen; werkelijk symboliseert zij het Vlaamsche volk dat, bij de verwording van het democratisch flamingantisme, zijn eigen belang niet kan inzien. Asschepoester j... Zoo beschouwd neemt Dientje Goris plaats natast Eer Vlaanderen vergaat. Uit dezelfde inspiratie zijn, in verschillende tijdstippen, beide werken ontstaan: weemoedig doen beide nadenken over de Vlaamsche knechten-mentaliteit die ons, nu zooals vroeger, verlamt en vernedert. | |
[pagina 222]
| |
Om die reden vooral verdient liet boek warme aanbeveling: het s een goede daad... Hoeft daarbij op de zachte atmosfeer van het Ke nar pisch dorp gewezen, in zijn kring van dennen en heiden, met zijn schamele menschen en oude geplogenheden? Of op den vasten bouw van het verhaal? Of op den weemoedig bewogen toon, die de tragicsche voorvallen zoo ontroerend voorstelt?... Leverde Jef Simons ooit beter werk?... Em. Janssen., S.J. Anne DE VRIES, en anderen, Als Alle Lichten Branden, Kerstvertelboek. Samengesteld onder redactie van ANNE DE VRIES,. Met medewerking van JAN H. EEKHOUT, J. FORTGENS, W.G. VAN DE HULST, MARY POS, H.M. VAN RANDWIJK, RIE VAN ROSSUM, P.A. DE ROVER. - G.F. Callenbach, Nijkerk, 183 blz., geb. 1,90 fl.. Gemakkelijk lijkt het ons niet, splinternieuwe, boeiende kerstvertellingen uit te denken: het genre is reeds zoo oud; - en dat de acht schrijvers, die hier broederlijk hebben samengewerkt. ällen zijn geslaagd, is, meenen we, het meest aan hun vroomheid te danken, en aan hun warme genegenheid voor kinderen. Ziehier wat we bedoelen. Ver van alle literaire mode, verfijning of ijdelheid, hebben zij de kinderen willen boeien en hun goed doen. Zij luisterden naar hun hart. Zij dompelden zich onder in hun verbeelding; hun godsvrucht en hun liefde tot kinderen en armen lieten zij, onbevangen, zich uitspreken: zelden wellicht werkte hun talent zoo weelderig, zoo heuglijk verrassend. En de samensteller en de uitgever deden dubbel hun best. Als zuiver kerstgeschenk moest het boek, sommige kinderen, in den schoot vallen: daar zorgde de uitgever voor, met de:rooie, groote letter; met den vlammenden, ronden band; met de veelkleurige stemmige plaat pop het blanke omslagpapier. - De ouders en onderwijzers moesten er nieuwen voorraad in kunnen opdoen: de samensteller ordende ze, van het kleuterverhaaltje tot aan het zendelingsverhaal; hij voegde er een losse handleiding bij, met practische wenken voor den verteller en met korte overzichten. ZOá besloot hij zijn voorwoord: 'Mogen de gebruikers van dezen bundel er evenveel vreugde aan beleven, als wij bij de samenstelling!' (blz. 6); en zonder aarzelen antwoorden we op dien wensch: dat zullen ze!... Ongetwij feld is het verhaal van Anne de Vries zelf, Op de groote heide, het allerbeste. Het meest bekoorden ons, daarna, De Zwerver in het ijs van P.A. de Rover en Wat de Lichtboom in Romps leven beteekende van J. Fortgens. Het 'verhaal uit Vlaanderen' van Jan. H. Eekhout bracht ons terug aan de Vlaamsche Leieboorden... Maar wij kunnen die stukken en schrijvers, ieder- met eigen persoonlijkheid, niet verder vergelijken. Het boek is protestantsch: wij, Katholieken, merken dat aan de | |
[pagina 223]
| |
afwezigheid van de kerstmis niet de H. Communie... en dat Maria weg-S gedoezeld blijft. Toch mag het niet alleen aan katholieke kinderen in handen worden gegeven; het zal aan alle zeer veel goed doen, en een katholiek verteller past ze vanzelf aan, bij eigen gewoonten en gods-vrucht. Em. Janssen, S.J. Martin BRUYNS, Kinderland. Een boek van moeder- en kinderliefde, Bandantwerp en illustratie van Sef. Sniedt. Paul Brand, Hilversum, 1935, 139 blz., 26,25 fr.. Bijna terzeldertijd ontvingen wij deze twee bundeltjes gedichten...: grootex verschil kan men, bij denzeifden titel, zich moeilijk voorstellen. Het Hollandsch boek is platonisch, het Vlaamsche practisch. 'Een boek van moeder- en kinderliefde' heet het eene, en het bevat 80 versjes van velerhande Hollandsche, Vlaamsche en Zuidafrikaansche auteurs; de Vlaamsche verzamelaar dichtte zelf, zij het nog onder merkbare invloeden, 50 'versjes voor huis en school'. Een letterkundig boek dus tegenover een kinderboek; maar het verschil zit nog dieper. De Hollandsche verzameling is voor groote menschen bestemd 'in dit boek verzamelde ik gedichten, welke naar mijn mening door de mens van heden, die van verzen en kinderen houdt, schoon gevonden worden' (bl. 1). Onder volgende titels vinden wij ze gegroepeerd Moederschoot, Het nieuwe levtn. Ontdekking der wereld, Dromenland, Engelland. Het eeuwige kind; en reeds bij een eerste overzicht verbaast ons de keuze en de plaats van een paar versjes. Oezelle's bekend Eerste-Communie gedichtje op Blanche Malfait, b.v., waarin de bloemlezen zeker geen Eerste Communie heeft opgemerkt (bl. 26); en de twee gedichten van Karel Van de Woestijnti (bl. 112, 127) waarin de volwassen man 'het eeuwige kind' negeert en verdringt. Meteen bemerken we hoe alles haastig is samengesteld. Om één titel, één vers, één zinsnede, meer dan eens na een vluchtige kennis-making, werd een stuk gekozen; en zoodra al de rubrieken tamelijk voorzien waren, ging men tot de uitgave over. Zoo vallen Ontdekking der wereld, b.v, en Dromenland arm uit; zoo vormt Het eeuwige kind een composiet geheel. Daar is echter meer. Moderne dichters kregen de voorkeur; en de moderne dichtkunst is er geene van kinderlijken eenvoud en hoogti wijding. Physiologische zakelijkheid, snerpende ontstemming, verscheurd heimwee hoortin niet thuis in kinderland; en ons illekeu rig hangt de schrijver het beeld op van de moderne maatschappij, waar het familieleven niet meer de kern is van vredig genoten geluk. Weemoedig verlangt men er naar. De heiligheid van de familie, de verheerlijking van de familie door het geloof, de zuivere onbevangenheid van het kind, het kind in de | |
[pagina 224]
| |
overlevering: geen van die einders gaat voor ons, bekorend, open. Niets van het Kribbe-kind, een paar versjes over Maria, niets van de 'heilige Familie', niets uit de Middeleeuwen. Bij de moeder begint de wereld', dichtte H. Roland Holst-Van der Schalk, en 'De moeder staat in 't hart van alle dingen
er is geen waan, die van haar scheidt'Ga naar voetnoot(1).
Dàt beseffen wij slechts even; en nog veel minder doorpeilen wij het mooie vers waarmede L. Reypens God toespreekt 'De schepsels die uw Goedheid schiep
zijn van uw Macht gekomen,
maar 't beeld van moeder hebt Gij diep
aan 't Vaderhart ontnomen'Ga naar voetnoot(2).
Mooie, gekende versjes van Vondel, Gezelle, De Clercq, Celliers treffen wij, met altijd nieuw genoegen, weer aan; ook het Moeder, mijn heilige van wies Moens (bl. 116-117) komt, in zulke omgeving, tot zijn volle recht. Andere vondsten mochten ons, voornamelijk na Dirk CosterGa naar voetnoot(3), niet verrassen. En zoo blijft dit boek een eerste, onvolkomen uitgewerkte verzameling die, naar opzet en plan, heerlijk en weldoend kan worden.
Met P. van Moerlaude staan we opeens midden in het Kinderland. Minder thuis in de hooge poëzie, niet altijd zeker van taal en verstechniek, kent deze dichter, bij ondervinding, de kinderen voor wie hij versjes schrijft. Oorspronkelijk zijn deze slechts voor een deel. Vreemde motieven (n. 1); invloed of nawerking van De Clercq (n. 9), Gezelle (n. 32...38), Loveling (n. 20, 21), Schreurs (n. 61) en andere dichters of gedichten; gekke verhalen en zelfs humoristische caricaturen achter op een weekblad (n. 30)...: geen inspiratie heeft de schrijver - waarom ook? - angstvallig verborgen. De missiegedachte, Vlaamsche herinneringen, godsdienstige gebruiken, het leven op de boerderij, de mooie natuur... alles pakte hij, als om de beurt, aan; alles doorleefde hij gelijk een kind; alles gaf hij weer in speelsche vormen, zooals elk kind ze graag hanteert. Daar zijn kleine dialogen (n. 18, 19), kleine spreekkoren (n. 23, 23, 33, 36, 45), verhaaltjes met nabootsing van gebaren of geluiden (n. 29, 44), vragen en antwoorden (n. 6, 7, 37), huiselijke tafereeltjes (n. 24), teer fantastische liedjes (n. 34, 32), luimige verhaaltjes (n. 26, 27, 30), braadere epiek zelfs (n. 47, 49)...: zoo voor den vorm als voor den inhoud lijkt ons dit bundeltje zeer rijk, heerlijk bij het kinderleven aangepast; een schat voor katholieke ouders en onderwijzers. Vlekkeloos noemen wij het niet: meerdere stukjes zijn, voor taal, versmaat of inspiratie,onvoldoende bewerkt of bezonken. Maar reeds heeft milde tegemoetkoming en vrome plichtsbetrachting van dezen opvoeder een kunstenaar gemaakt; een volgende uitgave brengt ons wellicht nog gaver werk. Em. Janssen, S.J. |
|