| |
| |
| |
Boekennieuws
Godsdienst
Dr. Friederich JURGENSMEISTER, Der Mystische Leib Christi - Schöningh, Paderborn; 4e uitg., 1934, 381 blz., broch. 6 RM., geb. 7,80 RM.
De litteratuur over het Corpus Mysticum, is, in Duitschland vooral, haast niet meer te overzien. En toch is het werk van Dr. J. het eerste, en totnogtoe het eenige in zijn aard.
Schrijver is meester in de spekulative theologie, en daarbij specialist in de mystische theologie: een man van de praktijk, geestelijk leidsman in het priesterseminarie van Paderborn.
Uit dit leven van studie, beschouwing en zieleleiding is dit werk gegroeid. Het vond in alle milieus van Duitschland zeer groote bijval; dit bewijst onder meer de vierde uitgave in één jaar. Dr. J. staat buiten en boven alle scholen: hij staat in het leven.
'Aufbau des religiösen Lebens und Strebens aus dem Corpus Xi Mysticum' - zoo luidt de ondertitel. Daarmee is duidelijk de opzet van het werk omschreven; en wat het aankondigt, dat brengt het ook. Klaar, duidelijk, bevattelijk, 'gründlich'.
Na een sobere uiteenzetting van de Corpus Mysticum-leer in het H. Schrift en in de theologie, komt het tweede deel, het meest oorpronkelijke: het Corpus Myst. als Grondprinciep van de Ascetiek.
Grondprinciep der ascetiek in het algemeen, opgevat als opbouw en groei uit Christus. - Grondprinciep der speciale ascetiek: eerst als wording van het Corpus Myst. (a parte Dei, door Doop en Vormsel, a parte hominis, door geloof en hoop) - dan als groei van het Corpus Myst. (in enkeling en gemeenschap; hier komt de grondige studie van de H. Eucharistie in verband met de leer) - eindelijk als volle wasdom (vooral door de deugd van Liefde).
In een aanhangsel wordt de H. Hart devotie, en de Heiligenvereering, in wezensverband met de centrale leer voorgesteld.
Een heerlijke synthese van escese en mystiek. Geen enkel wezenlijk deel blijft buiten het verband; en toch wringt het nergens. Het past op elkaar als ziel en lichaam. - En men weet heusch niet wat men meest apprecieeren moet: de hooge vlucht en de monumenteele uitbouw van het geheel, of de scherpe duidelijkheid, en de gevatheid van de kleinste toepassingen.
Een zeer rijke bron voor al wie met zieleleiding gelast is. Voor alle theologen en priesters, een grandiose synthese. Voor de specialisten een breed en ruim terrein ter ontmoeting en verzoening.
Wij kregen in deze laatste jaren, op dit gebied, twee meesterwerken: E. MERSCH, 'La Doctrine du Corps Mystique' en
| |
| |
ZIMMERMAN, 'Grundriss der Aszetik'. Jürgensmeier heeft de twee tot een stralende synthese verwerkt. Mystiek en Ascetiek hebben er veel bij gewonnen.
L. Arts, S.J.
Sir J.A. GLYNN, Matt Talbot, Le saint du chantier, vert. door J. d'ARS. Desclée.-De Brouwer, Brugge, 220 blz., 10 fr.
Deze Iersche arbeider begon met te drinken; geen wonder zal men zeggen, een Ier! Maar de Ieren zijn diep-christelijk, ondanks hun gebrek. En Matt bekeerde, deed boetvaardigheid, leidde midden zijn zware arbeidersbedrijvigheid een innig gebedsleven.
Matt was radicaal in zijn gebeds- en boetvaardigheidsleven, wellicht soms te radicaal en 't schijnt ons dat de schrijver te veel dat radicale laat uitkomen en niet voldoende den mensch in den heilige beschrijft. Zooals hij ons voorgesteld wordt moeten wij hem eerder bewonderen dan stipt navolgen.
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
Recht
Dr. F.E. DE VISSCHERE, Het Belgische Belastingswezen en zijn grondbeginselen; een studie over zijn wording en ontwikkeling sedert 1830 - De Standaard-Boekhandel, Brussel, 1935, 331 blz., 60 Fr.
De 'Economische Bibliotheek' biedt ons hier nogmaals een zakelijke studie aan welke ons verder doet binnendringen in ons eigen economisch en sociaal leven en tevens richtinggevend voor de toekomst is. Dit laatste is ze vooral in en door het eerste deel over 'de theorie der belastingen', waar aangetoond wordt aan welke vereischten op financieel, op economisch en op rechtvaardigheidsgebied het geheel van de belastingen moet beantwoorden om daarna 'de verschillende belastingsoorten' te beschrijven en hunne voor- en nadeelen na te gaan. Dit deel is betrekkelijk kort (blz. 11-64) en moest het blijven in het kader van het geheel. Maar de 'man van de praktijk' - hij is Secretaris van den Minister van Financiën geweest - laat er duidelijk in uitkomen dat hij zijn voordeel wist te halen uit zijne wijsgeerige studiën; in zoover dat een uitwerking er van ons welkom ware en zeker den... belastingbetaler ten goede zou komen.
Het vóór-oorlogsch tijdperk wordt heel kort behandeld (Tweede Deel, blz. 65-110); 'gelukkige jaren zonder gescheidenis' zal wellicht de schrijver ter verrechtvaardiging opmerken en terecht. De naoorlogsche periode was immers financieel meer bewogen en daarbij interessanter om haar schier roekeloos afbreken met die van vóór 1914.
Ook hier treffen wij de lofwaarde bekommernis aan om prin- | |
| |
cipieel te blijven; ditmaal vooral door de hoofdzaak duidelijk te laten uitkomen en nauwkeurig aan te geven van welken aard elke belasting is alsook welke beweegredenen tot het invoeren er van brachten. Bijzonder leerrijk is in dit opzicht het hoofdstuk over het 'Belgische belastingswezen en de niet-fiscale doeleinden'.
Dr. K. du Bois, S.J.
Em. MALLIEN, De Persoonsvennootschap met beperkte verantwoordelijkheid - De Sikkel, Antwerpen, 1935, 18 fr.
Tijdens de laatste maanden heeft het positief recht van ons land - en niet het minst het handelsrecht - geweldige veranderingen ondergaan. De wet van 9 Juli 1935 betreffende de personenvenootschappen met beperkte verantwoordelijkheid (ook wel 'familievennootschappen' genaamd) brengt een nieuwen vorm van handelsvennoot schap, naast diegenen welke ons wetboek van koophandel reeds vermeldt. De familievennootschap komt een leemte aanvullen in ons handelsrecht. Wel heeft zij aanknoopingspunten met bestaande instellingen. Haar kenmerk ligt echter in het samenkoppelen van elementen die tot heden toe in ons recht niet werden bijeengebracht. Mits vervulling van sommige formaliteiten, bekomt de familievennootschap de rechtspersoonlijkheid. Het aantal van haar leden is beperkt; het zijn personen die malkander goed kennen, meestal leden van een zelfde familie. Hun aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag van hun inbreng, hetgeen rechtstreeks indruischt tegen de regeling die voor de vennootschappen onder gemeenschappelijken naam van toepassing is. Wanneer men eenmaal lid is van een familievennootschap, zoo blijft men het in princiep voor den duur van de vennootschap. De aandeelen worden inderdaad zeer moeilijk overgedragen.
Alles laat voorzien dat de familievenootschap een belangrijke toekomst te gemoet gaat. Het pastte dan ook dat het werk van den wetgever zou worden gecommentarieerd. De heer Mallien heeft deze taak op voortreffelijke wijze vervuld. Hij heeft geput aan al de bronnen die te zijner beschikking waren om de draagwijdte van ieder wetsartikel zoo nauwkeurig mogelijk toe te lichten. In het vergelijkend recht heeft hij natuurlijk een ruimen steun gevonden. Vele landen bezitten inderdaad sinds jaren een instelling die met onze familievennootschap kan gelijk gesteld worden. Doch vooral de voorbereidende werken van de wet werden door den schrijver flink onderzocht. Herhaaldelijk brengt hij de oplossing van een moeilijkheid bij middel van aanhalingen uit de parlementaire verslagen.
De logische indeeling en de duidelijkheid van het betoog maken de hanteering van het boek uiterst gemakkelijk. Niet alleen aan juristen maar aan alwie, als handelaar of nijveraar, in voeling komt met handelsvennootschappen, verdient het werk van den jeugdigen en vlijtigen schrijver warm aanbevolen te worden.
R. Vandeputte.
| |
| |
| |
Wijsbegeerte
J. ENGERT, Die Erschliessung des Seins, Eine Einführung in Erkenntnistheorie und Logik - Abt. 7. Die Philosophie... herausg. Theod., Stenbüchel, P. Hanstein, Bonn, 1935.
Deze nieuwe aflevering van Steinbüchel's Philosophie (Zie Streven, II, 2 Dec. 1934, bl. 135 v.) vormt een uitstekende Inleiding in de Theorie van de Kennis en in de Logica.
Het alomvattend plan van den auteur is helder en eenvoudig. In dit werk is er spraak van het wezen en van de manier van het Verstaan van het Zijn. (kap. I): dit verstaan onderstelt natuurlijk het Zijnsaspect van hetgene den mensch gegeven wordt' (kap. II). Wat ons gegeven is, zegt terecht Prof. Engert is meer dan het Cartesiaansche denken, meer ook dan het bestaan zooals Heidegger het opvat: in het denken van ons zelf vatten wij immers ons bestaan in verband met al wat is binnen en buiten onzen bewustzijnsact: Niemand kan dit loochenen en de critiek van de kennis kan slechts liggen in het uiteen leggen zoowel van de verschillende aspecten van het gegeven als van de wijzen waarop wij deze aspecten bereiken.
Vandaar de logische indeeling in twee deelen die het zijn en het verstaan behandelen, respectievelijk van het bewustzijn zelf (kap. III) en van hetgene buiten de bewustzijnsactiviteit ligt. (Kap. V). Het psychische openbaart ons in de ons gegeven werkelijkheid aspecten en vormen die slechts een ideëel bestaan bezitten: wezenheden en wetten van mathematischen, logischen, axiologischen aard (kap. IV). Hetgene buiten het psychische ligt, bevat de stoffelijke buitenwereld, bestudeerd o.m. door de physica, de scheikunde, de biologische wetenschappen (probleem van de natuurwetenschappelijke methoden); de wereld van den geest beschouwd als individueel subject of als objectieve cultuur (probleem van de zoogenaamde Geistesweissenschaften) en ten slotte de wereld van de metaphysische werkelijkheid: natuur en geest, niet zooals zij ons verschijnen doch in zichzelf zijn, zooals ze zijn.
Elke sfeer van het zijn onderzoekt de geleerde auteur van het gnoseologisch standpunt (logische methode, beteekenis van de bevestigde waarheid, kritiek van de bereikte kennis) en uit het hooger oogpunt van het Seinsverständnis. Vanzelfsprekend is het hem onmogelijk de tallooze vragen, die hier opkomen te beantwoorden en zelfs te stellen. En toch is zijn werk een buitengewoon knappe prestatie. Naast de verdiensten van openheid, eruditie, evenwichtigheid die de geheele onderneming van Dr Steinbüchel totnogtoe kenmerken, bezit het twee voorname hoedanigheden: het laat den lezer toe de geheele massa van de problemen in een logische ordening te overschouwen en naast een inwijding in de hedendaagsche (bijna uitsluitend echter Duitsche) problematiek - hetgene den lezer veel tijd, inspanning en... geld moet sparen - schenkt het hem tal van persoonlijke beschouwingen die de
| |
| |
vergelijking met de ontledingen van E. Rothacker en N. Hartmann kunnen doorstaan. (Men leze vooral bl. 79 en volgende over de methoden, de theorieën en de waarheid van de Geisteswissenschaften; bl. 58 en volgende over het oud en het nieuw begrip van de wetenschap en de gevolgen voor de definitie van de waarheid; bl. 66, de critische bemerkingen over N. Hartmann; passim, de vergelijking tusschen de categorieën van de levenslooze wereld en de categorieën van de biologische orde. (Cfr. hooger geciteerd nummer van Streven, over VERIZEN RUPNER, bl. 138-139).
Zooals het werk van Prof. Engert opgseteld is, klaar en zakelijk, goed op de hoogte van de hedendaagsche vraagstellingen en bekend met de traditioneele wijsheid, levendig-persoonlijk doordacht en duidelijk geschreven, moet het allen die zich voor de theorie van de kennis, de methodologie en zelfs de algemeene cultuur interesseeren, de grootste diensten bewijzen. Niet het minst zal zijn stipt wetenschappelijk karakter bijdragen tot den roem van het wijsgeerig denken in de katholieke kringen.
Prof. Dr. E. De Bruyne.
| |
Letterkunde
F. BORDEWIJK, De laatste eer. N.V. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1935, 179 blz. Teekeningen en bandontwerp van Jozef Cantré.
De hooge hoed en de handschoenen op den omslag verklaren, sprekend, den titel, en nog beter het eenig woord, op blz. 11: 'Grafreden'. Een eerste grafrede lijkt ons het 'Woord vooraf', waarbij, met cynisch-scherpe zeggingskracht in sterk-lenig proza, alle idealisme wordt gekelderd.
Allerlei typen in allerlei betrekkingen zien we, tot in 't graf, met onbeschaamden spot, bejegend. De twaalfde, op blz. 63, komt een zigeunerin aan de beurt die heerlijk kon viool spelen; en, onmiddellijk na haar, Cesar Franck. Wat verder staat de literatuur in het gedrang, nog verder de schilderkunst, daarna de filmkunst; met daartusschen, af en toe, typen naar het eerste model, bij wie sterk gekruide anecdoten en vermetele beweringen te pas worden gebracht. Een spontaan gegroeide verzameling, bont en verscheiden, met heel wat hoofdstukjes die nauwelijks grafreden kunnen genoemd worden, maar zóó vinden wij het nog best.
Borderwijk is een verbazend knap stylist, een meesterlijk satiricus, een weelderig fantast; maar ook in de ongunstige beteekenis van dat woord... en vooral: hij heeft geen hart. Hij, de gewetensvolle kunstenaar met woorden en zinnen, kent, als een cineast, de suggestie van het détail, de poezie van het zorgvuldig gekozen, geordend, belicht materiaal; maar alles blijft hard en koud. De fantastische vinder van typen en verwikkelingen overschrijdt telkens, cynisch, de maat. Hij durft
| |
| |
denken; maar zijn beweringen steunen alleen op eigen fantasie. En als men den ernst zoekt onder die macabere narrenwijsheid...: een schamper veroordeelen van gevierde typen en gangbare meeningen; een licht verbitterd vooropstellen van eigen voorkeur en overtuiging, omdat die nu eenmaal anders zijn dan de gewone.
Van geloof en eeuwigheidsbesef, geen spoor; van liefde tot de behoeftigen, een paar kleine aanduidingen; van andere deugden of waarheden, zoo goed als niets... Het werk van een schrijver die met alle traditie en maatschappelijke plichten schijnt te hebben afgerekend; een werk dan ook van bekrompen vormschoonheid en ijdelen inhoud; een pralende bloem... maar ze is vergiftigd!...
Em. Janssen, S.J.
Dirk RAFAELSZ. CAMPHUYSEN, Bloemlezing uit zijn gedichten, met Inleiding door Dr. J.C. VAN DER DOES - J. Muusses, Purmerend, 1934, 104 blz.
Zouden de menschen van onzen tijd nog iets voelen voor de vroom moraliseerende liederen van den preidikant Camphuysen? Waarschijnlijk niet; en toch, na een rustige lezing van dit bundeltje, begrijpt men hoe ze, bij de tijdgenooten van den dichter, een meer dan gewonen bijval mochten genieten.
De inleiding (34 blz.) teekent ons, heel precies, den vervolgden predikant, den vromen dichter gelukkig in zijn lijden, den theoloog die neigt naar het Socinianisme... Het duidelijk afgelijnd dogma, het gesloten kerkgenootschap stuitten Camphuysen tegen de borst: zuiver leven, vrome onderwerping aan Gods wil, daadwerkelijke naastenliefde verdienden, volgens hem, allen nadruk; en de onverbiddelijke praedestinatie-leer van het Calvinisme leek hem 'slordig', wellicht omdat zij het zedelijk leven niet grondde.
Een zacht vrome prediker, buiten alle mystiek, met een restje van de speelschheid en elegantie die zijn jeugd hadden gekenmerkt: zoo zong de dichter Camphuysen zijn liederen voor het geloovige volk. Hij bekoorde, hij onderrichtte, hij verhief de harten. En nu nog, trots verschil van tijd, land en godsdienstige opvatting, blijft in ons die teere stem welluidend naruischen...
Naast de bekende Lust om ontbonden te zijn (blz. 85) en Maysche Morgenstond (blz. 95); naast vloeiende psalmberijmingen (Over Psalm 125, b.v., op blz. 55), willen we wijzen op het bewogene Vreugd en Rouw in 't afsterven der Rechtvaardigen (blz. 65), op het bijna schalksche Niets Nieuws onder de Zonne (blz. 71), op het fijntjes moraliseerende Spels mate (blz. 74). Het Gebed in tegenwoordig en toekomstelijk Lijden (blz. 60) mogen we, het minst van alle, overslaan: zoo gestemd leed en streed de godsdienstige dichter.
Nergens hooge poëzie; maar poëzie haast overal, zacht en voedend.
Em. Janssen, S.J.
| |
| |
Egbert EEWIJCK, Kunstzij, Roman - Van Loghum, Slaterus U.M., Arnhem, 1935, 467 blz.
'Elsum is een groot dorp. Groot omdat sinds een twintigtal jaren de kunstzijdefabriek van de Gebroeders van Tiel er gevestigd is. Een dorp, omdat er niets is, dan deze kunstzijdefabriek en alles wat er voor en om de fabriek gekomen is.' (blz. 1).
Deze aanhef, die den titel verklaart, geeft meteen een voorbeeld van den matten stijl en een voorsmaak van het secure detailwerk. Met veel ervaring, met nog meer feitjes en bijzonderheden, stelt de schrijver een mozaïek samen van kleine leventjes: arbeidersgezinnen, meisjes en jongens. met de gewone intrigues van verkeeren en trouwen, dronkenschap en tegenspoed, een ongeluk op de fabriek en een moord.
Tot voortreffelijke kunst is het niet gekomen. Te veel tafereelen, te weelderig onbesnoeid, te weinig geordend en in gradatie gesteld. Een min of meer amorph boek; waarin de warme waardeering weinig voor de menschen wel prettig aandoet, dat echter, in zijn opzet en uitwerking, beperkt en banaal blijft. Beperkt en banaal...: geen diepte, geen meesleepende begeestering; de godsdienst geniet waardeering, maar de zedelijkheid krijgt een paar duwtjes (b.v. blz. 424 en blz. 430). 'Optimistisch naturalisme', kan deze strekking heeten; en zoo begrijpen we eenigszins dat, buiten Zola (blz. 82), geen enkel schrijver ergens vernoemd wordt.
Zoo'n werk verdient noch warme aanbeveling, noch heftige afkeuring.
Em. Janssen, S.J.
Nikolaas GOGOL, Avonden op Dikanjka, vert. door G. WRONSKY en J. MERTENS - Boekengilde Die Poorte, Oude God-Antwerpen, 204 blz.
Avonden op Dikanjka is het eerste beroemde werk van den Russischen schrijver die, pas twee-en-twintig jaar oud, met deze twee bundels vertellingen voorgoed zijn naam vestigde. Avonden in de buurtschap van Dikanjka, luidt de volledige titel; en zij heeten geschreven te zijn door het bijën-boerken Roedii Panjko, die verhalen vertelt zooals ze, in de landelijke winteravonden bij de boeren van Oekraïne, nadat er lekker gesmuld is, worden opgedischt.
Drie novellen (uit verscheidene) vinden we hier gebundeld. De eerste De nacht voor Kerstmis stelt de laatste jacht van den duivel voor, vóór Jezus' geboorte; maar de jager komt van een kale reis thuis. De tweede De markt van Ssorotsjintsy, met haar rijke folklore en rake typeeringen, kondigt den schrijver van 'De Revisor' aan. De derde eindelijk Wii, koning der aardgeesten, bracht me gedurig sommige 'Zeisels en Vertellingen' van priester Leroy te binnen; maar zij deed me ook veel meer griezelen... Het zijn meesterlijke brokken, echte fantasie voor lange winteravonden, vol van een zeer eigenaardigen Russischen geest: luimig, fantastisch en levenslustig, een tikje satirisch en
| |
| |
een tikje weemoedig; overal gezond, rijk, weldoend verpoozend. Verhalen voor gevormde menschen alleen; maar dan ook voor allen.
De vertaling, hoewel genietbaar, bevat hier en daar een eigenaardige uitdrukking: 'Zijn oogen puilden uit hun kasten' (blz. 113), bij voorbeeld.
Em. Janssen, S.J.
Kunar SCHILDT, Johannes LINNANKOSKI, Arvid JAERNEFELDT, Uit het Land der duizend Meren, vertaald door Piet SCHEPENS. - Boekengilde Die Poorte, Oude God-Antwerpen. 213 blz.
Het land der duizend meren is Finland; en gaarne laten we ons verrassen door het frissche leven van de letterkunde aldaar. Drie novellen of brokstukken van langere werken zien we ons aangeboden. De thuiskomst (R. Schilds) vooreerst: een episode uit den strijd zonder genade tusschen de 'Witten' en de 'Rooden', in 1919; waarbij de moeder van een verdwaalden 'Roode', lid van een 'witte' familie, haar zoon bezoekt, onderhoudt en verdedigt. Een tragische geschiedenis, met iets van de oorlogsatmosfeer, met een aangrijpend geteekend beeld der onwrikbaar minnende moeder. - Strijd om Heikkilä (J. Linnankoski) heet de tweede novelle: hoe een aloude hoeve, in haar welvaart en voortbestaan, wordt aangerand en verdedigd. Het thema doet aan Streuvels' Vlaschaard denken, meer nog aan Het nieuwe begin van Marie Koenen; de uitwerkinig is geweldig, fantastisch en dramatisch. - Drie fragmenten volgen daarop van de novelle Kinturi (A. Järnefeldt). Kinturi, een arme daglooner, leeft en sterft in groot gebrek: het agrarisch socialisme, meent de schrijver (een leerling van Henri George en van Tolstoï), zou de menschen van zijn slag gelukkig maken.
De drie stukken zijn voortreffelijk. Rijke observatie ligt ten gronde aan een zware, degelijke kunst; koel psychologisch in het eerste geval; machtig en fantastisch in het tweede; bij het derde speelsch humoristisch, ernstig propagandistisch, niet zonder weemoed.
Zoo'n boek is, bij ons, een meer dan gewone aanwinst; de taal kon rijker en zuiverder klinken.
Voor iedereen.
Em. Janssen, S.J.
Dr. Jan VAN GORP, Het Duitsche Proza sedert den Oorlog - De Wetenschappelijke Bibliotheek; Het Kompas, Mechelen, 1935, 256 blz., ing. 30 fr., geb. 38 fr.
De schrijver zegt ons in zijne inleiding wat hij ons geeft 'de bedoeling van dit werkje is niet van streng-wetenschappelijken, maar veeleer van volks-paedagogischen aard. Voor den gewonen lezer wil het een wegwijzer, voor den geschoolden lezer een eerste noodhulp zijn voor verdere studie'.
'Voor verdere studie' is dit werk inderdaad om zijn rijken in- | |
| |
houd bijzonder geschikt: het schetst eerst kort - wellicht wat te kort - de voornaamste kenmerken van de hoofdstrekkingen welke zich achtereenvolgens in den Duitschen roman afteekenen om daarna afzonderlijk over de schrijvers van elk dier strekkingen te handelen; wederom heel kort.
En daarom krijgen we hier een nuttige inleiding, maar niet meer, m.a.w. geen overzicht dat den lezer bevredigen zal die niet zelf tot het ter hand nemen van tenminste een en ander uit die litteratuur wil overgaan. Hem wordt op zoovele boomen gewezen dat hij 't woud niet overgaan.
Dr. K. du Bois, S.J.
| |
Geschiedenis
And. LTZKO, Lafayette, de ruiter op den regenboog. Naar het Duitsch door N. VAN SUCHTELEN, 2 dln. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1935.
Dit boek, gesproten uit een hartstochtlijke vereering voor den held der vrijheidsgedachte, is geworden tot een haast episch aandoende biographie van den man die een onverbeterlijk optimist was, die hardnekkig geloofde aan de mogelijkheid van een ideale democratie voor zijn land, die elk nieuw regiem - en hij heeft er 'n respektabel aantal gekend - begroette als een dageraad, en die vooral trouw bleef en eerlijk tegenover zichzelf en zijn overtuiging.
Dit tragische leven van den man die als knaap droomde van een nieuwe gemeenschap en die als oude man van 70 jaar, trots alle desillusies, blééf gelooven aan de goedheid der menschen en bij iedere gelegenheid nog in de bres sprong voor zijn ideaal, heeft in Latzko een enthousiast biograaf gevonden met een diep begrip voor zijn hartstochtelijk pogen. Tooneel na tooneel schildert schrijver in een felle flitsbelichting dien hopeloos hardnekkigen strijd om wat zijn held als het hoogste volksgeluk aanzag. Dat die vereering schrijver meermalen wat al te eenzijdig maakt is echter niet te ontkennen. Het valt te betwijfelen of Lafayette's persoonlijkheid niet menschelijker en vooral historisch juister zou uitkomen indien alwie en alwat in het minste aan zijn streven durft weerstaan niet systematisch werd gekleineerd en als laaghartig gebrandmerkt.
De vertaling is zeer knap.
G. De Wolf, S.J.
Fr. CORNELISSEN: Handel en Verkeer door de Eeuwen heen. Boekhandel 'Joos' 1935. 45 fr.
Schrijver heeft met de medewerking van Dr. Jos. Peeters en René Pervé een volledige schets willen geven van handel en verkeer vanaf de Voorhistorie tot en met de huidige crisis. Wij brengen gaarne hulde aan de ruime kennis en taaien arbeid waarvan zoo'n boek ge- | |
| |
tuigt, Het is niet de eerste maal dat dit onderwerp in een Nederlandsch handboek behandeld wordt. Wij bezitten immers het werk van J. Kleijntjens en F.M. Gescher: Navigatie en Negotie. Ik moet zelfs bekennen dat het mij meer voldoening geeft dan het werk van Cornelissen. Wel heeft deze laatste zijn onderwerp breeder opgevat en ook de geschiedenis van China en Indië afzonderlijk behandeld. Maar het wil me voorkomen dat hij niet altijd weet een onderscheid te maken tusschen feiten die wetenschappelijk vaststaan en gissingen, waarvan de juistheid nog moet bewezen worden; o.a. waar hij handels over de oude geschiedenis van China en Indië, of over de persoonlijkheid van Mahomet, die wellicht altijd in het duister zal blijven. Schrijver schijnt wel een voorliefde voor den Islam te koesteren. Mij wel. Maar waarom zooveel blz. gewijd aan den invloed van de Islamietische volkeren, op gevaar af den indruk te verwekken, dat er in dien tijd buiten de landen waar ze rechtstreeks invloed op uitoefenden, er geen druk handelsleven was? Daarentegen wordt de XIXe eeuw al te vlug in oogenschouw genomen. Over de Fransche Revolutie bijna niets: enkele algemeene beschouwingen, die geen inzicht geven op de verre gevolgen van de nieuwe principes. Andere, ook voorname onderwerpen, zooals de Vereenigde Oost Indische Compagnie, komen niet tot hun recht. Bij het behandelen van de geschiedenis der Hansa, schijnt schrijver het handelskantoor van Novgorod, bij Leningrad, te verwarren met de groote marktplaats Nisjni Novgorod, het huidige Maxim Gorki. Mag ik er op wijzen dat El Dorado niet: het Goudland beteekent maar de gouden man, een legende ontstaan bij de
verovering van Colombië. Mesopotamië komt van mesos en potanus (niet potam).
Over het algemeen wordt er met de schrijfwijze der eigennamen nogal willekeurig omgesprongen en de taal is ook soms slordig. De schrijvers hadden gelijk hun handboek met illustraties te willen aanvullen. Spijtig nochtans dat hun keuze niet suggestiever is geweest.
E. De Schaepdrijver.
E. LOUSSE, Beschavingsgeschiedenis van de Moderne Tijden. - Universitas, Leuven, 1935, XXIII - 320 blz., 45 fr.
De wet van 21 Mei 1929 op het programma der universitaire examens legde, vanaf 1930, een leergang op in 'de maatschappij en instellingen', d.i. in de beschavingsgeschiedenis der Moderne Tijden. Prof. Lousse, medewerker aan dit tijdschrift, aan de Katholieke Universiteit te Leuven met het doceeren van de nieuwe vakken gelast, vatte aanstonds het plan op de nieuwe opvatting in een nieuw handboek vast te leggen. Aldus kwam het hier besproken boek tot stand.
Volgens Prof. Lousse kan men de geschiedenis van de Moderne Tijden in twee perioden onderverdeelen, welke resp. van ca. 1453 à 1500 tot ca. 1648 en van ca. 1648 tot ca. 1789 loopen. Voor ieder van die twee perioden worden achtereenvolgens de vijf aspecten besproken waaronder men de geschiedenis van een beschaving kan beschou- | |
| |
wen: instellingen, economie, cultuur, godsdienst en internationale verhoudingen. Schrijver had kunnen twee methoden volgen. de encyclopaedische, waarbij het boek tot het opsommen van alleenstaande detailverschijnselen zou uitgegroeid zijn, of de synthetische, waarbij alleen typische beschavingsvormen en -uitingen behandeld werden. Hij heeft de laatste verkozen, en het werk moest erdoor aan overzichtelijkheid winnen. Daar echter als inleiding van de twee chronologische gedeelten van het boek een schets van Europa gegeven wordt, resp. bij den aanvang van de moderne tijden en omstreeks het midden van de XVIIe eeuw, heeft de volledigheid er niet onder te lijden gehad.
Het boek van Prof. Lousse is de eerste poging om in het Nederlandsch taalgebied een synthetisch handboek van beschavingsgeschiedenis samen te stellen, en de poging mag volkomen geslaagd heeten. Geen gebeurtenis of toestand, die op de moderne beschaving invloed uitoefende is in de uiteenzetting verwaarloosd. Een bizondere verdienste ligt in de talrijke en goedgekozen literatuuropgaven die verdere studie mogelijk maken; een andere in het namenregister (blz. 281-310) dat een repertorium op het ontzaglijke feitenmateriaal uitmaakt. Aldus wordt de 'Beschavingsgeschiedenis' van Prof. Lousse een raadpiegingswerk dat evengoed buiten als binnen de academische kringen zal kunnen dienst bewijzen.
Drie kaarten werden aan het boek toegevoegd: Europa 1453-1648 en 1648-1789, en ontdekkingsreizen 1450-1789. Schrijver veroorlove ons hieraangaande een opmerking. De laatste dezer kaarten is niet al te klaar; in het bizonder lijkt ons het ontbreken van een legende een vergissing. Maar dat is een detail, en verandert niets aan de waarde van het boek van Prof. Lousse, dat een eerste-rangsbijdrage mag heeten tot het totstandkomen van een eigen-Vlaamsche volkscultuur.
Prof. J.A. Van Houtte.
J. CHRISTELBACH, S.J. L'Allemand pour tous, Grammaire syntaxe, exercices, Méthode nouvelle et complète. - Dessain, Luik, 1935, 424 blz., 20 fr.
Na lange jaren praktijk, geeft de leeraar in het Duitsch aan de St. Ignatius' Handelshoogeschool, te Antwerpen, dit lijvig boek uit, waarvan de ondertitel heel juist doel en strekking aanduidt.
Zijn werk, nieuw door de methode en bijzonder duidelijk wat betreft de indeeling der stof en de typografische uitvoering, zal én leeraar én leerling welkom zijn.
K.B.
S.M. 'LUX', Drukk. Best. F. Van Bladel, Nationalestraat, 109, Antwerpen
|
|