Streven. Jaargang 3
(1935)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Letterkundige Kroniek
| |
[pagina 100]
| |
veil voor een nog kostbaarder. Op zijn éénen schitterender edelsteen staarde hij zich blind; een halve eeuw lang kende hij geen anderen dageraad... 'L'homme absurde est celui qui ne change jamais'; en waar, vijftig jaar geleden, vernieuwing en toekomst lag, is nu alles verdord en verstard... Een mummie van het individualisme: het beeld lijkt baldadig; beter kunnen wij den schrijver, zooals hij zich in onderhavig boek uitteekent, niet kenschetsen.
* * *
Het best heeft Willem Kloos er zijn literairen smaak bewaard: bij zijn korte besprekingen valt het op hoe rustig en zeker de criticus een gedicht of roman op zich laat inwerken, om deze dan, begrijpend, schoonheid of maakwerk te vinden. Begrijpend? Breed van begrip blijkt hij niet; want meer nog valt het op dat dat al de besproken schrijvers tot één geslacht en één geest behooren - Tachtigers en hun onmiddellijke navolgersGa naar voetnoot(1) -, en dat de gezichtseinder beperkt is. Want 'vergezichten' blijven vér!... Luisteren naar het 'metapsychische', het 'inwendig bewegen' involgen, het 'dieper bewustzijn' uitspreken...: deze stelregel, hoe waar en kostbaar ook, brengt toch, op verra na, het laatste 'inzicht' in zichzelf niet; nog minder het laatste 'vergezicht' op leven en wereld. Trotsch heeft Kloos zich boven de godsdienstige, maatschappelijke, ethische behoeften en stroomingen verheven; vol van de agnostische zelf-contemplatie waardoor hij nooit nederig te dienen vermocht, weet hij niets anders meer te vertellen dan hoe hij studeerde, De Nieuwe Gids stichtte, en, nu nog, verzen schrijft... Volkomen gelijk aan dien 'vieux gardien des Tuileries', die, in een Fransche vaudeville van verleden eeuw, niets anders moest zeggen dan, herhaaldelijk, het volgende: 'Je vais vous raconter de ma bataille. Nous étions en vue de Solferino. C'était un soir...' Als de stijl nog meeviel!... Hij is eenvoudig onleesbaar. Willem Kloos verklaart wel dat hij, ook in zijn proza, altijd betrachtte 'uiting (te) geven aan de innerlijke levensstrooming...' (blz. 125); elders verraadt hij zijn sufheid! Sprekend over zijn literair-historische mededeelingen...: 'Ik zou waarschijnlijk nog weken lang zoo kunnen doorschrijven' (blz. 154), zegt hij, maar dan zouden we haastig de handen omhoog houden: 'Kamerad! Kamerad!' | |
[pagina 101]
| |
De Tachtigers zjin taai: opeenvolgende golvingen verheffen en verguizen hen. In 1905 was het de polemiek Over Woordkunst: het ethisch beginsel van Van Eeden tegenover het aesthetische van Van Deyssel en Kloos. In 1912 trad de jonge Drik Coster tegen Kloos op; terwijl, bij de Katholieken, Feber het opnam tegen Binnewiertz. In 1919, bij Kloos' zestigsten verjaardag, stelde Van Eeden de vraag: 'Verdiende Willem Kloos een nationale hulde?' Nu verschijnen breedvoerige studiën over hemGa naar voetnoot(2): niet allen zijn jonge bezieling, maar ook zijn later conservatisme staan hemelhoog! Onlangs werd hij, samen met Lodewijk van Deyssel, tot Doctor honoris causa verheven van de Amsterdamsche Universiteit; en wellicht, leefde hij minder afgetrokken en onderhield hij meer betrekkingen met de Vlamingen... wellicht bereidde men hem, te Brussel, bij het vijftigjarig bestaan van De Nieuwe Gids, een gezelligen feestdisch en geestige toasten voor, zooals dat o.m. met Boutens, Van Deyssel en Dirk Coster het geval is geweest... Stellig verdiende Kloos een nationale hulde, en den doctorstitel; en verdient hij een eventueele viering te Brussel: het belang der Tachtiger-beweging en de leiding die hij toen verstrekte worden moeilijk onderschat... Maar verwonderd maken we kennis met de onverdroten bewondering van Dr. K.H. de Raaf en van Max Kijzer: zij strijden voor een verloren zaak; en bedroefd leggen wij deze Letterkundige Inzichten en Vergezichten ter zijde: zoo maakte het eclectisch individualisme de schitterendste begaafdheid machteloos en onvruchtbaar... |
|