| |
| |
| |
[Nummer 6]
Bedrijfsorganisatie in België
III. Hare taak
door R. Goris, Rechter bij de Handelsrechtbank te Antwerpen.
De taak die door de Encycliek 'Quadragesimo Anno' aan de Bedrijfsorganisatie wordt toegewezen, is veel omvattend en vereischt de vorming van organen die spontaan en soepel reageeren op de uitingen van het economische leven in zooverre deze een weerslag hebben op het algemeen welzijn en de maatschappelijke toestanden
In de atmosfeer van de verbetering der zeden plaatst de Paus de hervorming van de bestaande inrichtingen en het werktuig dezer hervorming zijn de beroepsstanden.
De wisselwerking van het economische en het sociale plaatst dan ook onder de bevoegdheid van de beroepsstanden, het bewaren van de sociale rust, het pogen een zekere economische welvaart te bestendigen, het ontlasten van den staat van vele maatschappelijke en economische bekommernissen.
| |
Sociale Rol der Bedrijfsorganisatie
Om het met één woord uit te drukken: het bedrijf moet opnieuw de rol vervullen die er altijd aan had moeten voorbehouden blijven.
De werkgevers hebben er schuld aan dat het anders verliep: hun liberalisme heeft ze dikwijls belet hun waren plicht in te zien.
Arbeidsduur vaststellen is geen wetgeverswerk! Ook is de wet er over met hare dozijnen toepassingsbesluiten een hopelooze warboel geworden.
Werkloozensteun uitkeeren is geen syndikatenwerk!
Bankier spelen evenmin.
Familietoeslag, en met een woord alle uitkeeringen die eenigszins het karakter dragen van sociale voorzorg, moeten langs de handen van het bedrijf gaan, dat meebetaalt, meezorgt en de bestaansmogelijkheid is van den arbeider.
| |
| |
De fabriek mag niet meer het ongenadig wezen zijn dat tot arbeid dwingt, maar moet ook de kans krijgen haar ander gelaat te laten zien; dat van maatschappelijk-zorgend element.
De Staat heeft hier geen andere taak dan deze van toezichter en aanmoediger, van wetgever ook, maar niet die van bemoeiziek verdeeler, die het noodig oordeelt de werknemers, de enkelingen en bij elke gelegenheid de kiezers te laten voelen, dat de Staat voor alles zorgt en dat die regeerders het meeste steun verdienen die op de handigste manier de levende factoren der economie belasten ten voordeele van de massa.
De werkman moet weten wàt het bedrijf hem geeft, opdat in zijn geest dat bedrijf in eere worde hersteld.
Aan den Staat komt de eer en de taak toe van wetgever.
Aan het bedrijf deze van uitvoerder der sociaal-economische wetten binnen de grenzen van het bedrijf.
De bedrijfsorganismen moeten kunnen belast worden met de toepassing van de sociale wetten, b.v. met de vaststelling van arbeidsduur, van gezinstoelagen, enz. Die toepassing zal daardoor veel aan soepelheid winnen en de uitgevaardigde reglementen, rechtstreeks geinspireerd door de practijk in het bedrijfsleven, zullen dan ook de wet maken tot een organisch gegroeide omlijsting van de economische bedrijvigheid der Natie.
Daarover zijn ook werknemers en werkgevers het eens.
| |
De adviseerende rol der Bedrijfsorganisaties
Deze bevoegdheid, tegenwoordig eigen aan de Handelskamers, Nijverheidskamers, Hoogere Raden voor Arbeid, Nijverheid, Middenstand, of de economische raden, komt volgens alle logiek aan de Bedrijfsorganisatie toe.
Het is in den schoot van deze organisaties dat de levende elementen van de bedrijven doende zijn.
De gegevens van deze activiteit moeten dan ook natuurlijk doorheen de verschillende graden van plaatselijke, regionale en nationale Raden, vereenigd ten slotte in een Nationale corporatieven Raad, tot hun rol van actieve voorlichting, niet enkel van de Corporaties, maar ook van den Staat, worden gevoerd.
Het behoort tot de rol der Bedrijfsorganisatie gegevens te groepeeren en tot richtsnoeren te vlechten voor het bedrijfsleven en den wetgever.
| |
| |
Het nieuwe wetsvoorstel op de Paritaire Commissies voorziet deze rol en gelast den Koning een Centrale Commissie der Nationale Voortbrenging in te richten waarvan de bevoegdheid zich zal uitstrekken tot de gemeenschappelijke belangen van alle nationale nijverheden, (andere dan landbouwnijverheden) of eigen aan meerdere dezer nijverheden.
Deze Commissie zal ook de middelen moeten opsporen, om de uiteenloopende of tegenovergestelde belangen van twee of meer nijverheden te verzoenen. Men ziet hier duidelijk de bezorgdheid om te vermijden dat die corporatieve zelfzucht per Bedrijf tot stand zou komen, waarvan Pater Rutten zegde dat ze nog verderfelijker zou zijn dan de syndikale zelfzucht!
Die Nationale Centrale Commissie is het orgaan der samenordening van alle belangen, met eerbied voor elk belang, maar met de alles beheerschende bezorgdheid om de nationale welvaart.
Deze Centrale Commissie zal de Regeering voorlichten, zij zal ook haar advies geven over de reglementen door de paritaire commissies voorgesteld.
De Koning speelt in dat alles een groote rol. De gelijke vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers ligt aan de basis, terwijl de neutraliteit en objectiviteit van de voorzitters door hun hoedanigheid van magistraat wordt gewaarborgd.
Het is opmerkenswaardig dat het geheele ontwerp aansluit bij het voorstel van den liberalen oud-senator Prof. Speyer die aan zijn 'Commissions auxiliaires' van de parlementen een tamelijk gelijkaardige rol toedacht. Op deze manier samengesteld kunnen deze paritaire commissies ook de rol vervullen van economisch orgaan.
| |
De economische rol der Bedrijfsorganisatie
Wij raken hier aan een der moeilijkste punten van het programma der Bedrijfsorganisatie, omdat deze een zekere orde wil brengen in een domein waar de volledige vrijheid tot hiertoe de groote, ja de eenigste wet is geweest.
In plaats van het vrije recht ondernemingen te stichten, waar en wanneer ook, van welken aard of omvang, met of zonder moderne machinehulp, welk ook het productievermogen zij;
In plaats van vrijheid prijzen en loonen vast te stellen, in een woord in de plaats van de volledige vrije concurrentie treedt een nieuw beginsel op, dat nl. van het algemeen welzijn.
| |
| |
Het is gebleken dat het stichten van nieuwe fabrieken, gewapend met de hulpmiddelen van de nieuwste techniek, een gevaar kan zijn voor den socialen vrede, door het plotseling werkloos stellen van duizenden werklieden, die niet onmiddellijk door nieuwe nijverheden kunnen aan het werk worden gesteld, niettegenstaande het oude liberale verdedigingsargument: vervang de diligencies door treinen en er wordt duizendmaal meer gereisd dan vroeger, en er zal duizendmaal meer arbeidsgelegenheid zijn.
Het A.C.V., op voorstel van E. Pater ARENDT S.J., heeft desaangaande gewaagde stellingen aangenomen, die denkelijk wel meer bedoeld zullen geweest zijn als proefballons, maar waarvan enkele toch met hardnekkigheid weerkeeren op het programma van de congressen.
Wij zullen ons hier, in de uiteenzetting, steunen op dit programma, omdat het op het oogenblik wel het maximum is dat kan vooropgesteld worden, een maximum waarmede de werkgevers zeker niet mee akkoord gaan.
Bij de uiteenzetting mag er wel gedacht worden aan hetgeen op dit oogenblik in de Vereenigde Staten gebeurt, waar de volledige vrijheid tot reusachtige gevolgen leidde en waar onlangs bij een bespreking Generaal Johnson verklaarde aan de nijveraars dat zij in zake regelingen 'nog niets hadden gezien'.
Alle stelsels van geleide of bestuurde economie liggen tusschen de twee uitersten in van volledige vrijheid, dus het oude liberale stelsel, of volkomen leiding zooals bij de Soviets.
Tusschen in liggen ook de stelsels die voorkomen in de bedrijfsorganisatie en die min of meer liberaal zijn.
Pater Arendt besluit zelf, dat er geen sprake kan zijn 'het privaat initiatief af te schaffen en dat een zekere vrijheid voor economische ondernemingen noodig is.'
Hij wil niet dat de Staat zich uitsluitend het recht voorbehoudt de economie te leiden, en steunt op Quadragesimo Anno om te besluiten, dat de Staat van deze taak moet worden ontlast en de stichting der bedrijfslichamen moet overlaten aan de bedrijven zelf.
De Corporaties moeten essentieel 'matigende en stabiliseerende organen zijn'.
'Ze zouden niet hoeven te beslissen over de oprichting van ondernemingen, de bepaling hunner werkwijze, noch over hoedanigheden
| |
| |
en hoeveelheden te fabriceeren binnen een bepaalden tijd, noch over de regeling en de verdeeling of de prijzen der goederen.
Enkel zouden de Corporaties de verschillende voortbrengers, van een bepaalden bedrijfstak, er toe moeten brengen zich onderling te verstaan om de werkzaamheden samen te ordenen'.
Dus geen dolle concurrentie meer, geen onberedeneerd speculeeren. Maar anderzijds wordt er eene grootere macht toegekend aan den Staat in het economisch leven. De Staat, wachter van het algemeen welzijn, meot er voor zorgen dat er geen corporatief egoïsme in de bedrijfsorganismen binnensluipt.
De ondernemingshoofden zouden hun zaken blijven leiden naar hun eigen beste weten, maar zich laten voorlichten door een beroepssyndikaat of door economische studie-organen die de Staat of de Nationale Bank ter beschikking kan stellen.
In feite bestaat er reeds iets in dien zin, voor den uitvoer, die in het Office Commercial van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken een medewerker en voorlichter van onbetwistbare waarde heeft gevonden.
De Corporatieve Raad, centraal orgaan van de Bedrijfsorganisatie, waar deze verloopt in het Staatsbelang, dat is het algemeen belang, zou verder moeten ingrijpen wanneer nijveraars door nieuwe fabrieken of gewaagde speculaties het algemeen welzijn in gevaar brengen. Daarom moet gepleit worden voor het ordenen en harmoniseeren van de bedrijven.
Een Centrale Raad der Nationale Voortbrengst zal een gelijkaardige rol vervullen voor het geheel van alle bedrijven.
Het A.C.V. ziet duidelijk in, dat zulk een programma slechts nut kan afwerpen indien het een internationaal karakter heeft en sluit hiermede aan, bij hetgeen wij bij het einde van ons tweede artikel schreven.
Het A.C.V. is vooral beducht voor de technologische werkloosheid (P. Arendt: 'De syndikale Actie', blz. 395), veroorzaakt doordat de technische vooruitgang sneller gaat dan de uitbreiding der afzetgebieden, en het ziet dan ook de toekomst zwart in.
Daarom wenscht het een voorafgaandelijke toelating voor het bouwen van een nieuwe fabriek of het aanmerkelijk uitbreiden van een oude, toelating te verstrekken door het gemeentebestuur, dat in voorkomende gevallen de provinciale bestendige deputatie zou moeten raadplegen, wier beslissingen met beroep bij den Koning kunnen
| |
| |
getroffen worden. Alvorens zijn advies uit te brengen moet deze de Centrale Commissie der Nationale Voortbrengst raadplegen, (blz. 131).
De Corporatie zou zich dus enkel kunnen verzetten tegen het oprichten eener nieuwe fabriek en de wenschelijkheid ervan grondig doen Onderzoeken, maar kan die oprichting niet beletten of verbieden.
Er was ook op het A.C.V.-Congres te Brugge spraak van een Reservefonds voor technologische werkloosheid, te spijzen door de nijverheden.
Hier mag dan ook opgekomen worden voor een reservefonds ten behoeve van de werkgevers, slachtoffers van den technischen vooruitgang, die hun machienen in een paar jaar zien verouderen en niet bij machte zijn ze door nieuwe, betere, snellere te vervangen omdat de oude niet konden gedelgd worden. Het wetsontwerp Flandin op de 'Ententes Obligatoires des Producteurs' voorziet zulks in zekere mate.
Dat alles is zeer moeilijk, maar het is rechtvaardig.
Wij mogen aannemen dat de grondgedachten van Pater Arendt juist zijn: het algemeen welzijn gaat voor alles.
Maar voor een land als het onze moet er met uiterste voorzichtig-heid worden te werk gegaan.
Zooals vroeger gezegd moeten wij kunnen uitvoeren. En die uit-voermogelijkheid, die een bestaansmogelijkheid is, domineert dan ook het loonvraagstuk, de vraagstukken van den levensstandaard, van prijzen en techniek.
Indien er geen groot bezwaar is de instrumenten te scheppen ter regeling van de productie, dan is er wel een er zich van te bedienen en het bestaan van instrumenten is soms voldoende om den lust te doen ontstaan proefnemingen te wagen, die in een arm land als het onze, zeer ernstige gevolgen zouden kunnen hebben.
Er zal hier plaats moeten gelaten worden voor een geleidelijke en voorzichtige aanpassing, die de vrijheid veel, zeer veel kans laat en hoopt op het ontstaan van een corporatieve wijsheid, die uit een samenwerking op de andere gebieden der bedrijfsorganisatie moet ontspruiten, om dan in werking te treden op economisch gebied.
Hier gaan wij dus niet akkoord met het gekende 'la fonction crée l'organe'. Hier moet eerst het orgaan worden gevormd door andere functie's, door sociale functie's, om dan in werking te treden op
| |
| |
economisch terrein, door die werking te versterken en ten slotte te beheerschen over het gebied van de economie van een land.
De lezing van het boek van Professor VAN ZEELAND ('Europa 1932') zal hier veel juiste toelichting brengen.
| |
De Bedrijfsorganisatie en het Onderwijs
Het betreft hier natuurlijk het technisch onderwijs, dat er veel bij te winnen heeft mede onder de controol te staan van het georganiseerde bedrijfsleven.
In het bevoegde ministerie is men er zich wel van bewust, zoodanig dat b.v. voor de hervorming van het handelsonderwijs beroep werd gedaan op menschen die in het zakenleven staan. Deze tusschenkomst is sporadisch, uitzonderlijk, ongeorganiseerd, en zal dus enkel de waarde hebben van de menschen die er voor werden geroepen.
Het is duidelijk dat een zeer bestendige invloed van de bedrijfs-organismen kan uitgaan, een invloed die noodzakelijk zal geinspireerd zijn door de evolutie van het zakenleven en het technisch onderwijs ervoor zal behoeden, gedurende jaren vast te liggen aan een zeer ouderwetsch programma, waarvan nu het verouderde werkelijk in het oog moet springen, om tot een reactie aanleiding te geven.
In verband met de herinrichting van de kleinbedrijven en de zoogenaamde ambachten, heeft dit een zeer groot belang en waar het een feit blijft dat er eerst, na jaren geleidelijken groei der bedrijfsorganisatie, zal kunnen spraak zijn van een ingrijpen, toch van nu af aan de wegen mogen getrokken worden langs welke deze invloed in werking zal kunnen treden.
| |
Politieke rol der Bedrijfsorganisatie
Alvorens de vraag te stellen of deze rol wenschelijk is of niet moeten wij ze bepalen.
Op dit oogenblik, in onzen huidigen staatsvorm, ligt de politieke macht in de handen van de enkelingen, gegroepeerd in politieke organismen; kiesvereenigingen of syndikaten.
In een goed georganiseerden Staat moet er plaats zijn voor alle belangen. Alle belangen moeten tot uiting kunnen komen en hun recht krijgen.
Er zijn belangen van enkelingen, van familiën, van sociale groepen, van gemeenten, van provinciën.
Er zijn ook bedrijfsbelangen, die enkel het bedrijf voor doel heb- | |
| |
ben, en door het verzorgen van deze bedrijfsbelangen, op eene rechtstreeksche manier bijdragen tot het algemeen welzijn.
Gladstone zegde: 'Het beginsel der parlementaire vertegenwoordiging is, dat iedere groepeering moet beschouwd worden als een entiteit, een zedelijken persoon. Wat wij in deze Kamer noodig hebben te kennen, is de meening van iedere gemeenschap!' Waarom kan dan niet elke belanghebbende bij een bedrijf, rechtstreeks of onrechtstreeks door de onvermijdelijke syndikaten, kiezer zijn voor de leiders van dat bedrijf?
Daartoe moet eerst dat Bedrijfswezen worden ingericht en die inrichting, zooals wij daar straks hebben nagegaan, vervalt op syndikaten van werkgevers en werknemers, wier politieke kleur zou moeten verdwijnen.
In den schoot van de maatschappelijke bedrijfsorganismen kan deze verdwijning voltrokken worden. In Italië is deze verdwijning in zooverre een feit dat het politiek parlement, of liever hetgeen ervan overschiet, vervangen werd door een corporatief parlement, een wetgevend lichaam gesteund op het bedrijfsleven. Maar dat is slechts mogelijk onder het regiem der diktatuur...
Waar de bedrijfsorganismen onmiddellijk voor doel hebben, het stoffelijk welzijn van de arbeidende bevolking na te streven, op zulke wijze dat hun hoogere belangen niet worden geschaad, zou het wellicht aanbevelenswaard zijn aan deze bedrijfsorganen de gelegenheid te geven in het parlement hun politieklooze stem te laten hooren voor de belangen van de economie.
De Federatie der Katholieke Vereenigingen heeft op haar congres te Dinant in November 1933 de gedachte der coöptatie vooruitgezet van kandidaten voorgesteld door de georganiseerde bedrijven.
In zekere liberale middens zou men den Senaat, die in 84 jaar (1830-1914) 119 wetten wijzigde op de 4000 en er 18 verwierp willen veranderen in een economisch parlement. Dat zou dan de strijd worden van de economie tegen de politiek.
Maar alle uiterste oplossingen ter zijde stellend mogen wij vragen of de vertegenwoordiging der bedrijven wenschelijk of mogelijk is.
Het is wenschelijk dat iets in dien zin gebeure omdat nu de belangen van het bedrijfsleven worden verdedigd door politici en daardoor weer die verwarring ontstaat van maatschappelijke en economische belangen ten voordeele van politieke fracties. De economie moet niet door de politiek worden gediend of geleid. Ze moet zich zelf dienen
| |
| |
en verdedigen, met den steun van de politiek die het algemeen belang van de Natie te verzorgen heeft.
Is nu een vermengen van de algemeene belangen van de Natie met de economische belangen aanbevelenswaardig?
Minister Van Cauwelaert, in een rede gehouden te Brussel nam een tamelijk afzijdig standpunt in en zag slechts de mogelijkheid van een corporatief parlement in een Staat met dictatoriale oppermacht. In ons land achtte hij een ruimere tusschenkomst van de regeering nuttig en verklaarde verder dat 'Solidariteit tusschen de verschillende bedrijven slechts kan bestaan onder leiding van en met de burgerlijke hulp van de regeering'.
Verder verklaarde hij te Bergen: 'Il faut sortir du désordre résultant de l'évolution de l'économie mondiale et les professions doivent devenir la base de l'organisation collective. Dans ce domaine l'initiative privée s'est révélée impuissante, même dans l'industrie charbonnière ce désordre a été amené par le libéralisme de nos conceptions.' (Rede voor de Algemeene Katholieke Arrondissements-vereeniging, 6 Mei 1934.)
En, op 29 October 1934, aan de Textielgroep: 'J'écarte l'économie dirigée. Le gouvernement n'a ni la compétence ni les moyens d'organiser quoi que ce soit en matière industrielle; mais il peut s'associer aux efforts d'associations professionnelles. C'est pourquoi je vous conseille de fortifier la puissance de vos groupements par une coordination sans cesse plus étroite de votre expérience et de vos desiderata.'
De hoofdzaak is: dat de Staat geen wegen afsluite voor de ontwikkeling van de toekomstige maatschappij en geen op voorhand gereedgemaakte organisatie op het bedrijfsleven poge te plaatsen als een soort looden mantel, maar dat de Staat die organisatie late groeien, rond het bedrijfsleven, stilaan zooals dat nu nog in Italië gebeurt, omdat de tijd nooit eerbiedigt hetgeen men zonder hem tot stand brengt.
Er is wel geen twijfel of deze zienswijze is de juiste, maar ze neemt niet weg dat de noodzakelijkheid bestaat deze samenwerking tot stand te brengen op een bestendige en georganiseerde wijze en ze niet te laten afhangen van de min of meer groote handigheid, invloed, kunde van de bevoegde ministers.
De bedrijven blijven, hun nooden blijven, en de ministers, ook de goede, gaan weieens heen...
| |
| |
Daarom moeten de bedrijven zelf hun belangen ter hand nemen, onder leiding van den Staat, zoolang het niet anders kan, met de bestuurlijke hulp van den Staat, in zooverre en voor zoolang deze nuttig is, onder controol van den Staat, altijd.
Hieromtrent bestaat niet de minste twijfel. De wachter van het algemeen welzijn, de Staat, moet op het bedrijfsleven een bestendige waakzaamheid kunnen uitoefenen.
Met onverholen genoegen lazen wij dan ook in de Regeeringsverklaring van Minister Theunis op 27 November 1934: 'Lorsque, dans une branche déterminée de l'économie nationale, la grande majorité des producteurs s'accordent pour assurer la production et l'écoulement des produits, il est rationnel que le gouvernement prenne des mesures destinées à amener les dissidents à participer à l'entente nécessaire...'
Hier wordt de weg aangeduid tot het verwezenlijken van de be-drijfsorganisatorische gedachte.
| |
Een eerste verwezenlijking
Sinsdien heeft deze gedachte reuzenstappen vooruit gedaan. Op 18 Januari 1933 verscheen de Besluit-wet op de Economische reglementeering van de voortbrenging en de verdeeling, die een eerste stap is in de richting van de Bedrijfsorganisatie.
Deze wet was noodzakelijk geworden omdat de productie moest georganiseerd worden ten einde op de vreemde markten hare belangen te kunnen verdedigen bij monde van de regeering.
Elke beroepsgroepeering van voortbrengers kan de uitbreiding vragen over al de andere voortbrengers of verdeelers behoorende tot denzelfden nijverheidstak, van een vrijwillig door haar aanvaarde verplichting in zake voortbrenging, verdeeling, verkoop, uitvoer of invoer.
De wet is zeker soepel genoeg om den opbouw van een lenige organisatie van het economische leven mogelijk te maken. Welke de diensten zijn die zij in de praktijk zal mogelijk maken moet de toekomst uitwijzen. De wet vond natuurlijk geen algemeene instemming. De liberaal-economische middens waren onmiddellijk vaardig met hunne kritiek gericht tegen alle vormen van geleide economie.
Dte wet is echter formeel. Ze zegt dat de 'Regeering zich niet wil begeven op den weg der geleide economie maar wel de kwalen heelen welke voortspruiten uit een overdreven individualisme...'
| |
| |
Dat ook hebben vele liberale geesten ingezien en een kleine bloemlezing uit voordrachten en redevoeringen van personaliteiten van katholieke en liberale opinie is dan ook uiterst leerzaam.
Er is bij hen allen een evolutie merkbaar, zelfs bij de meest doctrinair-liberalen en het is wonder te constateeren hoe hunne uitlatingen op zekere punten de leer raken van Quadragesimo Anno.
Zoo zouden wij aanhalingen kunnen doen uit redevoeringen van Minister LIPPENS, Gustave Léo GERARD, Bestuurder van het Comité Central Industriel, en ook van Mr. JUSSIANT, Voorzitter van de Antwerpsche Handelskamer, benevens de onverholen bijtreding van Staatsminister VAN CAUWELAERT, Senator VAN OVERBERGHE, enz.
| |
Samenvatting
En nu kunnen wij uit deze uiteenzetting opbouwen wat de rol van het georganiseerde bedrijfsleven in de toekomst kan worden.
In de nabije toekomst kan door het bepalen der voorwaarden van een collectief arbeidscontract en het erkennen van syndikaten voor werkgevers en werknemers onmiddellijk worden overgegaan tot het vervangen van den klassenstrijd door rechterlijke regeling van arbeidsvoorwaarden en geschillen.
Een terzelfdertijd doorgevoerde veralgemeening van de paritaire commissies kan leiden tot de voorkoming van de arbeidsconflicten, en tot het bijbrengen van verzoening alvorens beroep wordt gedaan op het arbeidsgerecht.
Deze veralgemeende paritaire commissies, die dan een meer corporatieve benaming zouden ontvangen, zouden dan ook de eerste werkelijke praecorporatieve organismen zijn in het economisch leven en geleidelijk belast worden met de vele taken die, naar de bekende uitdrukking, nu op den Staat rusten en beter in handen van de bedrijven zelf worden gelegd.
Echter niet in een nabije toekomst maar later; wanneer kan nu niet bepaald worden, dat hangt af van het al of niet vlug wortel schieten in het volksleven van de eerste hoognoodige werking van de paritaire commissies.
Deze omvat het beheeren van de kassen der werken van maatschappelijke voorzorg, der werkloozenkassen, der pensioenkassen, der kassen tot steun voor weduwen en weezen, enz.;
| |
| |
het deelnemen aan het beheeren van het technisch onderwijs, vaststelling van programma's, enz.;
het optreden als adviseerend orgaan voor de wetgevende kamers en voor de ministeries, in de bevoegdheden die nu zijn toevertrouwd aan de economische raden, Hoogere Raad voor arbeid, handel, middenstand, enz.;
het in toepassing brengen der sociale wetten, welke in de toekomst zullen worden gestemd, hetgeen in het tegenwoordig regiem geschiedt door koninklijke besluiten, of door ministerieel rondschrijven;
ten slotte, in de zeer verre toekomst, rijst het beeld op van een bedrijfsleven dat in de wetgevende macht van de Natie een woord zal te spreken hebben.
Wij zijn dus verre van elke plotselinge of bruuske verandering van ons politiek statuut. Verre van alle dictatuur, verre zelfs van elke verandering van het parlementair stelsel, hetwelk verdedigd wordt, zoowel door werknemers bij monde van het A.C.V., als door liberalen, socialisten en conservatieven.
Maar hoe deze verdedigers van het stelsel een oplossing zullen vinden voor het dilemma dat de bedrijfsorganisatie aan de parlementairen stelt, is een andere vraag.
Dat dilemma bestaat hierin, dat de bedrijfsorganisatie indien zij wordt ingevoerd, een groot deel van het propagandamateriaal zal te niet doen, dat alle kandidaten ten dienste staat, terwijl anderzijds deze parlementairen moeten verzocht worden hun troon- of zetelafstand op termijn, te onderteekenen.
Ook hier kan geleidelijkheid een oplossing brengen.
Waar de belangen van den Staat wel begrepen worden, zal er ook wel een lichtstraal schijnen in het paleis van de Natie en zullen de noodige wettelijke maatregelen worden getroffen die den weg naar de bedrijfsorganisatie zullen vrijmaken, in den geest van de Encyclieken.
Nooit nog was het oogenblik blijkbaar zoo gunstig om in de plaats van een wankelend syndikaal stelsel, dat slechts op strijd op de arbeidsmarkt was berekend, een ander op te richten in den geest door ons beschreven.
Er is of er komt, in de afwikkeling der socialistische crisis, zooals wij deze tegenwoordig beleven, een oogenblik dat psychologisch het best geschikt is tot deze onderneming. En de vraag mag gesteld worden of de Regeering dat moment zal kunnen bepalen en uitbaten.
| |
| |
| |
De laatste gebeurtenissen
De gebeurtenissen der laatste weken hebben sterker dan ooit de hoop doen opleven dat deze mogelijkheid bestaat. Het regeerings-programma Van Zeeland heeft ons niet enkel als programma, maar ook door de kentering die het in de sociaal economische atmosfeer tracht te brengen een stap verder gebracht tot het Quadragesimo Anno ideaal. De regeering verklaarde te zullen werken aan het geleidelijk organiseeren van de beroepen en het toe kennen aan de organismen, die aan deze beroepsorganisatie zouden ontsproten zijn van zekere regelende bevoegdheden binnen het kader en voor het verwezenlijken van de economische en sociale doeleinden van het beroep.
Ook werd verklaard dat de werkzaamheid der paritaire commissies zou uitgebreid worden, de syndikaten erkend en een opbouwende politiek gevoerd in zake loonvraagstukken, met het doel de economische herleving te verwezenlijken.
De activiteit der regeering en vooral van het Ministerie van Economische Zaken, heeft reeds tal van groepeeringen van nijverheden tot stand gebracht, die de kern vormen voor een latere en meer algemeene ontwikkeling.
Weliswaar zijn deze groepeeringen slechts tot stand gekomen onder den dubbelen druk van de regeering en van de omstandigheden, vooral daar waar het de exportnijverheden betreft, maar er werd een begin gemaakt. Dat begin heeft in zijn onmiddellijke bedoelingen geen sociaal karakter, het is zuiver economisch en fiscaal in zooverre het aan de nijverheden toelaten moet te leven door het herstel van de onontbeerlijke winstmarge, die ook de fiscus noodig heeft.
Maar in hare strekking is dit begin vol beloften.
Zij die trachten iets verder te zien in de toekomst hopen dat de gebeurtenissen mogen meehelpen de doeleinden der Regeering Van Zeeland te verwezenlijken.
Indien wij er weinig hoop op hebben een soort mystiek van het plan in onze nuchtere en zoo individualistische gewesten te zien geboren worden, dan toch moet men kunnen rekenen op een redelijke en verstandig gevoerde propaganda die een weldaad zal blijken voor het land.
Er is nog niet zoo heel veel verbeterd aan den toestand van ons land in het economisch wereldcomplex. De gevaren blijven dezelfde, enkel zijn de kansen er op verbeterd, er is tijd gewonnen, er zal
| |
| |
nog meer gewonnen zijn indien een geest van solidariteit, van samenhoorigheid in den weerstand in het leven komt.
Herhaalde malen reeds tijdens de laatste weken klonken met gezag de woorden van het Hoofd van den Staat.
'België weert zich uit alle macht om uit den helschen ring te geraken die zijn bestaan met verstikking dreigt'. 'Voorteekens van een heilzame kentering zijn reeds merkbaar geworden. Het doel is hoog. Even hoog moet ons levensideaal reiken. Het betreft niet alleen de opleving van onze stoffelijke waarden, het eischt vooral de moedige aanvaarding van een sterke moreele tucht.' (Z.M. Leopold III op de opening der Tentoonstelling te Brussel).
Het is of wij den weergalm hooren van de welbekende woorden van Paus Pius XI 'Hervorming van de bestaande inrichtingen en verbetering der zeden'.
| |
Besluit
En zoo staan wij voor het slot van dezen cyclus van drie artikels.
Wij zijn vertrokken met de bedoeling dichter bij den lezer te brengen een reeks gedachten die op dit oogenblik in het brandpunt van de belangstelling staan in geheel de wereld en die deze wereld geheel zouden kunnen omvormen binnen enkele jaren.
Niet enkel dat was ons verlangen.
Dat ging veel verder!
Wij wenschten drie hoofdgedachten naar voren te brengen.
De eerste was de volstrekte noodzakelijkheid van het herstel van het gezag en vooral van de geestelijke hervorming die de voorwaarde is van elk deudelijk en degelijk pogen in sociaal-economische richting. Het is het steunpunt van den hefboom die Quadragesimo Anno heet!
De tweede, de absolute noodzakelijkheid de verwezenlijkingen op bedrijfsorganisatorisch of corporatief terrein te verplaatsen op internationaal gebied. De sociale en economische vrede is een wereldzaak.
De derde, de gedachte waarmede wij dezen cyclus willen sluiten is, dat om te gelukken geheel deze beweging JONG moet zijn!
En ziehier waarom:
Is het niet opvallend dat de omwentelingen die deze laatste jaren hebben gekenmerkt, ontbrand zijn op die punten in Europa waar honderd jaar geleden de veroveringstochten van Napoleon tot stilstand werden gebracht?
| |
| |
Het is in het spoor van de legers der Fransche republiek, van het Consulaat en het Keizerrijk, dat de gedachten der persoonlijke en economische vrijheid zijn opgerukt en dat geestelijk leger werd niet verslagen op de Beresina, noch op de vlakte voor Leipzig, maar plantte zich voort onder den vorm van liberalisme op alle gebied in het volksleven van elke natie. En nu is de reactie daar!
Van uit Moscou en uit Romagna is de oprolling van dat geestelijk liberale front begonnen. De twee vleugels van dat front: het germaansch-slavische en het latijnsche werden gebroken. Rusland proklameerde den volksheilstaat, Italië den autoritairen staat, Duitschland den nationaal-socialistischen staat.
Over de wegen die de Revolutionnaire gedachte van 1789 eens volgde, komt als een wondere weerwraak van de geschiedenis, de weerslag van het golvenspel der maatschappelijke ontwikkeling en voor de oude grens van de westersche beschaving, voor die fameuze barreel van Lodewijk XIV, voor den Rijn kwam ze tot staan.
Maar ook in de landen die hun oude parlementaire vrijheden hebben gehandhaafd is reeds beweging merkbaar.
Men kan niet met volkomen zekerheid, a priori beweren, dat deze bewegingen hoegenaamd geen kans hebben... Omwentelingen worden door enkelingen begonnen en door minderheden voltrokken. Hitler begon met acht man. Het is daarom dat onze rustige kalme, bijna niets vermoedende maatschappij moet worden wakker geschud opdat zij zou luisteren naar den krachtigen aandrang van de nieuwe gedachte en de noodzakelijkheid zou beseffen, niet passief toe te zien, maar zelf te arbeiden aan de geestelijke rijping van de nieuwe formule, die ons een meer bestendigen sociaal-economischen vrede moet brengen en een politiek rustiger regiem.
Quadragesimo Anno moet in de geesten rijpen om vruchten te kunnen afwerpen.
Abbé Desgranges moest onlangs vanwege een communist het affront verduren te hooren zeggen 'Ce n'est pas vos Encycliques que nous vous reprochons, c'est le mépris où vous les tenez!'
Hier is niet veel op te antwoorden, wanneer men even terugdenkt aan het lot dat Rerum Novarum, onder de Christen werkgevers, overkwam.
Door hun opvoeding en omgeving, hun dagelijkschen strijd met vreemde en binnenlandsche concurrentie, vastgehouden, waren zelfs zij, die de beste bedoelingen hadden dikwijls verplicht te kiezen
| |
| |
tusschen het welzijn en zelfs het bestaan van hun zaak en het ideaal van Rerum Novarum.
In den loop van de studie die wij van het onderwerp hebben gemaakt, doorheen de gesprekken die wij hadden met werkgevers, die met den besten wil bezield zijn, aan de hand van de reacties van ons eigen gemoed tegenover de verplichtingen die de bedrijfsorganisatie zal meebrengen in de toekomst, moeten wij bekennen, moeten de werkgevers van onze generatie bekennen, dat deze vooruitzichten hen te machtig zijn.
Zij staan tegenover de economische en sociale moeilijkheden van den tijd enkel gewapend met het heilig geloof in een betere toekomst, zoo ongeveer als de Moeder Job van Conscience die in den druk maar steeds herhaalde: 'Het zal wel beter gaan'. Maar de wereld is nu eenmaal geen kleine Kempische hoeve, waar een regenvlaag op tijd en stond beslist over den welstand van een gezin.
Het kost aan deze, onze generatie blijkbaar te veel moeite zich los te werken uit de apathie waarin het aangeboren en ingeleefd individualisme en liberalisme ons hebben gedompeld en wij kijken verbaasd, geërgerd op, wanneer er dan toch ergens een Roosevelt is die het durft opnemen tegen de gebeurtenissen.
Zooals een groot deel van de beschaafde wereld zien wij met gespannen verwachtingen uit naar hetgeen zijn initiatieven zullen verwekken. Wij gelooven niet aan een volledig succes, wij schrikken terug voor de verantwoordelijkheden die hij nemen durft, maar wij groeten met oneindigen eerbied dezen afstammeling van de vroegere Amerikaansche pionniers, die nu ook op economisch gebied het teeken heeft gegeven tot een 'grooten trek'...
Niet zonder zekeren humor mogen wij zeggen, dat onze generatie van werkgevers blijft staan als een moderne Hamlet, bij het graf van Ophelia, de vroegere veelbeminde weelde.
'Te zijn of niet te zijn, dat is de vraag'.
Tusschen een gewaagden onzekeren strijd en een steriele hoop weifelt dit geslacht en vraagt zich af 'of het edeler is, voor den geest, de slagen van het nijdig lot te dragen of wel het hoofd te bieden aan een zee van plagen'.
In ons diepste gemoed twijfelen wij zelfs niet. Wij kunnen niet geven wat wij niet bezitten!
Hoogstens zullen enkelen onder ons het woord van Hamlet herhalen, niet zonder eenige melancholie:
| |
| |
'Thus conscience does make cowards of us all'.
'Zoo maakt het peinzen lafaards van ons allen'. Niet eigenlijk het peinzen, maar de angst voor de daad en
'Zoo verliest het streven naar een belangrijk doel door deze omzichtigheid den naam van handeling'.
En indien de werkgevers even verder bladeren in hun Hamlet, dan zullen ze blijven stilstaan bij het slottooneel waar de Koning, de Koningin, Hamlet en Laërtes aan hun einde komen en de jonge Fortinbrass als overwinnaar weerkeert om den verslagen Hamlet, die een groot heerscher had kunnen zijn, een eeresaluut te brengen:
'Laat vier legerhoofden hem dragen, en dat de troepen vuren!' Is de Fortinbrass van onzen tijd niet het jonge geslacht dat de Bedrijfsorganisatie zal moeten verwezenlijken?
Het is zijn taak den dag van morgen te bouwen zooals Pius XI hem heeft geschetst.
De oudere werkgevers en ook de jongere onder hen, die reeds in het gelid staan, zullen nooit anders kunnen doen dan het werk voorbereiden dat wacht op zijne daad.
Er zal een oogenblik komen in de toekomst, waarop dit voorbereidend werk zijn vruchten zal dragen, waarop na veel tasten, zoeken, aanpassen bij volksaard, bij landseconomie, bij internationale economie, een vaste formuul in de klaarte zal verschijnen, die door de kracht van een geheel nieuw geslacht, in het rijk der werkelijheden zal moeten gevoerd worden. Dat zal het eindtooneel zijn van dezen grooten strijd, tusschen liberalisme, individualisme, socialisme, autarchie, nationalisme...
Zooals de jonge Fortinbrass als overwinnaar verschijnt bij het tragisch einde van Hamlet en woorden spreekt vol simpele majesteit, wanneer de dood van zoovelen hem het volle recht brengt van zijn Koningschap, zoo ook zal wellicht deze nieuwe generatie, voor al deze 'ismen', die elkaar onderling bevochten en versloegen, eens kunnen zeggen: 'Draagt de lijken weg'.
Dan zal de baan open liggen naar internationale economische verstandhouding op den grondslag van den sociaal-economischen vrede in iedere natie.
Wellicht krijgt dan Quadragesimo Anno later in de geschiedenis wel den naam van: 'Encycliek van den wereldvrede'.
|
|