Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
De Geschiedkundige Rol van het Racisme
| |
[pagina 381]
| |
pelijke strekking door, waarbij de geschiedenis van dien tijd een onverwachte en diepere eenheid krijgt. Taalstrijd, liberale of democratische ontvoogding, nationale vrijheidsoorlog maken weldra plaats voor-, of worden weldra beheerscht door de meer algemeene tendentie naar ras-verdediging en raseenheid, waarin al de volkeren van Midden-Europa opgaan. Ook daar, evenals in Duitschland, heeft het Racisme, circa 1848, burgerrecht verkregen en zal aanleiding geven tot een beweging die te onderscheiden valt van de eigenlijke nationale stroomingen uit die dagen. Zooals wij reeds in onze vorige bijdrage opmerkten, verschillen ze van elkaar vooral, doordat de nationale beweging streeft naar politieke onafhankelijkheid en uitgaat van verdrukte volkeren, terwijl de rassenbeweging ijvert voor de vereeniging van ethnische groepen, die tot dan toe door politieke grenzen van elkander waren gescheiden. | |
Bij de Slavische volkeren.De Habsburgers hadden Oostenrijk met een krans van Slavische wingewesten omringd. Daar leefden, in het Noorden: de Tsjechen en de Slovaken; in het Zuiden: de Slovenen, de Kroaten en de Serviërs.Ga naar voetnoot(4) Van kultureel en nationaal standpunt uit, hadden zij het niet te best gehad. Op zijn zachtst uitgedrukt, werden zij door de Donau-Monarchie onder voogdijschap gehouden. Zij zelf schenen daarbij alle nationaal gevoel te hebben verloren. Zij waardeerden zichzelf niet meer, interesseerden zich allerminst aan hun verleden en misprezen elkander. Hunne taal was tot een warboel van dialecten uitgeloopen, die zelfs over geen erkende schrijfwijze beschikten. De gebeurtenissen van 1789 in Frankrijk hebben echter op hen, evenals op de Duitschers een nationalistischen invloed uitgeoefend. De oorlogen van Napoleon, de Turksch-Russische krijgGa naar voetnoot(5) wekken bij hen het onafhankelijkheidsgevoel op. Philologen, dichters, geschiedschrijvers, juristen trekken de aandacht op hun verleden en op de hoedanigheden van het ras. Zij gaan de kultuurschatten uit het verleden opgraven en verheerlijken. De invloed van Duitschland | |
[pagina 382]
| |
is hierbij merkbaar. Reeds vóór 1789 had Schloezer, professor te Goettingen, een studie ingezet over de Slavische dialecten. Herder, in zijn Gedachten over de Philosophie der Geschiedenis van de Menschheid (1784), had gevoelvolle bladzijden gewijd aan het lijden en de zedelijke hoedanigheden der Slaven. De meest vooraanstaande leiders der Beweging zullen hunne opleiding aan de Duitsche universiteiten genieten, waar toen reeds, zooals gezegd, de geest van het Racisme is doorgedrongen. De grondlegger van de Slavische studiën in Bohemen is de katholieke priester en philoloog Dobrovsky (1753-1829). Hij verdiept zich in de studie van de Slavische dialecten, van de oudste bij voorkeur en komt tot de conclusie, dat zij allen slechts de takken zijn van éénzelfden taal-stam. Zijn standaardwerk: Institutiones linguae slavicae dialecti veteris (1882) is geheel volgens de toenmalige Duitsche philologische methode opgesteld. Dobrovsky was echter allerminst een politicus. Met hem blijft de Slavische Renaissance op zuiver wetenschappelijk terrein. Politieke tendenties daarentegen schemeren reeds door in de Geschiedenis van het Tsjechische volk van den Protestant Palacki (1798-1876), waarin de Hussieten-oorlog als een nationale strijd der Tsjechen tegen de Germaansche overweldigaards beschreven wordt. Toch was ook Palacki een kind van de Duitsche wetenschap. Met Prof. Jozef Joungmann schrijden wij nog een stap verder op den weg naar het Racisme. In zijn Geschiedenis van de Tsjechische Letterkunde (1825) komt hij, uitgaande van archeologische opzoekingen, tot de conclusie: dat de Slaven hun raseenheid moeten herstellen.Ga naar voetnoot(6) Van nog overwegender beteekenis voor de beweging zijn wellicht de werken van de Slovaken Safarik en Kollar.Ga naar voetnoot(7) Safarik (1795-1861), geschiedschrijver en philoloog, bezorgde ons eerst eene uitgave van de Slovaksche volksliederen; maakte toen naam met een in het Duitsche geschreven Geschiedenis van de Slavische dialecten, waarin hij naar het voorbeeld van Dobrovsky op hunne nauwe onderlinge verwantschap wees; gaf vervolgens een, in het | |
[pagina 383]
| |
Tsjechisch opgestelde encyclopedische studie uit over de Slavische oudheid, waarin hij de hoedanigheden van de voorouders verheerlijkte (1837). De grootste bijval oogstte hij nochtans in met zijn Slavische volkenkunde (1842) waarin hij als voorstander optreedt van een algemeen Slavische taal. Jan Kollar (1794-1852), de dichter des Tsjechische renaissance zooals men hem gedoopt heeft. Ook hij schreef philologische werken, maar zijn meest populaire boek is wel zijn Dochter van Slava, Slawa Dcera (1824) een Tsjechische sonnettenbundel, waarin hij de verdrukking van zijn stamgenooten door de Duitschers en de Hongaren bezingt alsmede de broederbanden, waardoor al de Slaven over de godsdienstige geschillen heen zich in éénzelfde gemeenschap moeten vereenigen. O Slavia, Slavia!
Schenkt toch aan uwe moeder het genoegen
Van vereenigd te leven in éénzelfde Vaderland,
Gij allen, Russen, Serviërs, Tsjechen en Polen.Ga naar voetnoot(8)
Van hem ook is de verklaring, dat: 'Overal waar de Slavische taal gesproken wordt, in Panslavië, daar is mijn Vaderland.'Ga naar voetnoot(9) Het Nationaal Slavisch Museum, te Praag in 1818 gesticht, gaf aan de Beweging niet alleen steun en leiding, maar ook de noodige concentratie. Museum, bibliotheek en akademie tevens dwong het den eerbied af voor de Slavische wetenschap en letterkunde en deed zijn invloed in breeden kring wijd uitstralen, door steun te verleen en aan een reeks periodieke publicaties.Ga naar voetnoot(10) Het doet daarbij vreemd aan te zien, hoe dit Nationaal Museum geldelijk gesteund wordt ook door vooraanstaande personaliteiten uit de Duitsche kringen. Prins Schwarzenberg, de opperbevelhebber der Oostenrijksche legers tegen, Napoleon (1814) en Prins Metternich betaalden trouw hun- | |
[pagina 384]
| |
ne bijdrage. En dat was van hunnentwege niet alleen politieke behendigheidGa naar voetnoot(11), maar een blijk van werkelijke sympathie. Zij leefden immers mee met hun tijd, de tijd van het Romantisme met zijn levendige belangstelling voor oude overleveringen en regionale kunstuitingen. | |
In Zuid-Slavië (Joego-Slavië).Ga naar voetnoot(12)Ook de Zuid-Slaven wekten aanvankelijk bij Duitsche hoogstaande kringen belangstelling voor hun kultureele herwording. Die herwording ontwikkelt zich gelijktijdig met die van hun Noorderbroeders en volgt dezelfde weg. Philologen en geschiedschrijvers en dichters openen den weg; de politici zullen eerst later volgen. De Zuid-Slaven waren in Europa al zoo weinig gekend als de Noordelijken. Men wist dat de Kroaten uitstekende ruiters aan het Oostenrijksche leger hadden geschonken. Meer niet. Napoleon had de Illyrische provinciënGa naar voetnoot(13) onder een afzonderlijk gouvernement vereenigd en de Serviërs kwamen omstreeks dienzelfden tijd in opstand tegen de Turken. Daarmede werd de aandacht op die volkeren gevestigd en begonnen die volkeren ook aan zichzelf te denken. De Slovenen in het Westen, voelden zich in taal en kultuur door de Duitschers, de Hongaren en de Italianen bedreigd. Enkele literatoren, en geleerden bonden den strijd aan, gesteund, hoe wonder ook, door Aartshertog Jan, een Duitschvoelende maar ook een dilettante, die levendig belang stelde in al de talen die men in de Monarchie sprak. Hij stichtte te Graz - nu te ZagrebGa naar voetnoot(14) - het Joanneum, een tegenhanger van het Nationaal Museum te Praag. De Slovenen vonden daarbij enkele voorvechters van belang. Kopitar (1780-1844) gaf reeds in 1808 een in het Duitsch geschreven Grammatica van de Slavische talen in Krain, Karinthië en Stiermarcken uit. In zijn hoedanigheid van bibliothecaris van de Hof-bibliotheek te Weenen, bewees hij aan de Slavische geleerden groote diensten. | |
[pagina 385]
| |
Bij de Kroaten luidde Gaï (1809-1871) de renaissance in. Ook hij had aanvankelijk aan de Duitsche universiteiten zijn opleiding ontvangen, maar zette zijn studiën verder door aan de Hoogeschool te Pesth, waar hij Kollar leerde kennen en geheel onder diens invloed geraakte. Wat Kollar bezongen had, wilde hij verwezenlijken, tenminste in Zuid-Slavië. Al de Zuid-Slavische volkeren zou hij tot elkander nader brengen. Een gemeenschappelijke taal was voor hem het meest doeltreffend middel daartoe. Zijn eigen dialect offerde hij op om de voorkeur te geven voor het meer zangerige en zuiverder dialect van Raguse (het huidige Doebrovnik), waaraan hij den naam van Illyrische taal gaf. Om zijn zienswijze te verspreiden stichtte hij te Zagreb de Kroatische Krant, weldra omgedoopt in Nationale Illyrische Krant. Zijn invloed was zoo groot dat de dames uit het gezelschap de nationale Illyrische kleederdracht opnieuw in voege brachten. | |
Bij de Serviërs.Bij de Serviërs stiet de renaissance beweging op grooteren tegenstand. Het volk stond er op veel lager kultureel peil en de Servische clerus verzette zich krachtdadig tegen elke ontwikkeling van de Servische volkstaal, waardoor het Slavonisch, de Orthodoxe kerkelijke taal, kon verdrongen worden. Zoo kan men dan uitleggen dat een man als Voek Karadjitsj (1787-1864), een groot philoloog nochtans en die met zijn Verzameling van Servische volksliederen en epische gedichten een Europeesche faam verwierf,Ga naar voetnoot(15) in eigen land maar weinig succes verkreeg. Toch ging de Panslavistische gedachte ook in dat land op haar weg vooruit. Zoo was door toedoen van geleerden en letterkundigen voor contact gezorgd tusschen de verscheiden Slavische volkeren in de Donau-Monarchie; zoo was niet alleen in hen het bewustzijn van hun eigen waarde opgewekt, maar ook het middel aan de hand gedaan om elkander te begrijpen en te waardeeren en desnoods hunne krachten samen te spannen ter verovering van een gemeenschappelijke onafhankelijkheid. Aanvankelijk echter was er van een politiek Panslavisme nog geen sprake. Het woord zelf kende niemand. Waarschijnlijk werd het | |
[pagina 386]
| |
voor het eerst gebruikt door den Slovakschen schrijver Herkel (1826)Ga naar voetnoot(16) en door Kollar en Safarik overgenomen. Doch zij die het gebruikten, deden het om er hun kultureele herwording mee te bestempelen en geenszins om er een algemeene strijd tegen het Oostenrijksch bewind mee te bedoelen. Doch in 1848 komt hier verandering in. Dat de Slavische volkeren geen gebruik konden maken van de algemeene ontreddering, waarin het Oostenrijksch gouvernement zich toen bevond om zich ook op staatkundig gebied te ontvoogden en te vereenigen, is voor een deel het gevolg van hun conflict met het Hongaarsche Racisme. | |
In Hongarije.Ga naar voetnoot(17)Evenmin als bij de Slaven van Oostenrijk, had het volksleven in Hongarije een rustig verloop. Maar hier was de gisting van een gansch anderen aard dan ginder. De sociale wantoestanden in eigen land, en de traditioneele oppositie: Buda-Pesths-Weenen, geven daar de noodige verklaring voor. De Keizer van Oostenrijk was tevens Koning van Hongarije. In Oostenrijk kon hij als een autokraat optreden; in Hongarije moest hij rekening houden met de Grondwet,Ga naar voetnoot(18) die de autonomie van het land en de overheersching van den adel waarborgde. Was Oostenrijk reeds ten deele geïndustrialiseerd, Hongarije bleef een landbouwstaat. De landbouw zelf bleef er bij het oude. Het was een land van familie-uitbating en grootgrondbezit. Enkele magnatenGa naar voetnoot(19) bezaten reusachtige domeinen, terwijl de adellijke middenstand, ongeveer 30.000 families, gemakkelijk en confortabel leefde van landrenten of in het beoefenen der openbare ambten. De kleine adel daarentegen, ongeveer 160.000 families, leefde bekrompen, was ontevreden en oproerig. De edellieden voerden het hooge woord in de plaatselijke vergaderingen van de ComitatenGa naar voetnoot(20). Een bourgeoisie | |
[pagina 387]
| |
trof men er om zoo te zeggen niet aan. De boeren, buiten enkele vrije landbouwers, waren allen lijfeigenen. In de grensgebieden werden de vreemde volkeren, meestal Slaven, hard behandeld. Vandaar doffe berusting, of verkropte haat jegens den verdrukker. Alleen de Slavische adellijke families hadden zich tamelijk snel laten assimileeren. De eerste officieele oppositie van Hongarije tegen Oostenrijk dagteekent van 1825, wanneer Frans I, na een interruptie van 15 jaren, den Hongaarschen Landdag bijeenroept. Maar die eerste oppositie is van weinig belang, doordat zij zich, aangaande voor Oostenrijk zeer secondaire vraagstukken, uit. Zoo eischte de Landdag dat het Hongaarsch als officieele taal, het Latijn in de vergaderingen vervangen zou. Staatsgevaarlijk was dat voor Oostenrijk allerminst. Maar de hervormings- en oppositiegeest kreeg weldra andere vor-men door toedoen van twee mannen, die in de geschiedenis van hun land een groote rol hebben gespeeld: den gematigden progressist Graaf Stefaan SzechenyiGa naar voetnoot(21), en den radicaal Kossuth. De eerste was een ontwikkeld en bereisd man, die de economische en kultureele ontwikkeling van zijn land wilde bewerken, zonder daarom den invloed van de aristocratie te verzwakken. Hij was de meening toegedaan dat zijn vaderland vooral aan een beschaafde taal, een gemoderniseerde landbouw en een eigen industrie behoefte had. Om dat te verwezenlijken spaarde hij noch moeite noch geld. Op eigen kosten stichtte hij een Akademie te Buda-Pesth en trachtte onverpoosd Weenen voor zijn denkbeelden te winnen. Tevergeefs! Metternich schrikte voor de minste hervorming terug en Kolowrat, een Tsjeek, minister en vertrouweling van den Keizer, voelde weinig voor de Hongaren. Radicaler trad nu Kossuth opGa naar voetnoot(22). In 1832 was hij in den Landdag getreden als vertegenwoordiger van den kleinen adel en weldra ook als levenswekker en ruststoorder. Op den steun van Oostenrijk rekende hij niet; om medewerking er mede was hij zelfs slecht te spreken, sedert hij vier jaar in de gevangenis had doorgebracht. De hervormingsplannen van Szechenyi keurde hij niet af, maar ging verder en eischte meer. Zijn programma dat hij in zijn krant: Pesti | |
[pagina 388]
| |
Hirlap, voor het gansche volk verkondigde, kan als volgt samengevat: - Op sociaal gebied: de gelijkstelling van den kleinen adel met den grooten; - op economisch gebied: moderne uitrusting en autonoom douanesysteem; - op nationaal gebied: onafhankelijkheid tegenover Oostenrijk, kultureele assimilatie van Slaven en Roemenen onder Hongaarsch bewind. Niet alleen de Hongaarsche wetten, ook de Hongaarsche taal opdringen aan al de rassen in het land. De historische en mythologische studiën van een Stefaan Horvath en een Csengery, de gedichten en de populaire verhalen van Jokay, Jozef Eötvoes en Kemeny hebben dus ook in Hongarije, langs denzelfden weg als bij de Slavische volkeren, het ras-bewustzijn wakker geschud. In het licht van het heerschende racisme alleen, krijgt de Hongaarsche opstand van 1848 tegen de Oostenrijkers van Windischgraetz en tegen de Kroaten van Jellachich zijn ware gestalte. | |
Racisme in Italië,In dit vluchtig overzicht van de Racistische beweging in de Donaumonarchie van 1848, zouden de toenmalige gebeurtenissen in Italië ook dienen vermeld. Een groot deel van dit land was immers aan Oostenrijk onderworpen en streed niet alleen voor onafhankelijkheid, maar ook voor de vereeniging van al de Italianen in éénzelfden staat. Toch past een uiteenzetting van dien strijd minder in het kader van deze studie, omdat de Italianen nooit aan het Racisme als zoodanig hebben gedaan. Hun Risorgimento steunt wel op het roemrijk verleden van hun land, op de rechten hunner gemeenschappelijke taal, kultuur, traditie en gewoonten, niet op raseigenschappen. De Italiaansche beweging is dan ook eerder nationaal dan racistisch, al blijven uiting en gevolgen ook dezelfde. | |
Het Racisme in Roemenië.Ga naar voetnoot(23)In Roemenië daarentegen belanden wij opnieuw in het gebied van het echte Racisme. Kan het ook anders? Omringd van Slavische of geslaviseerde volkeren (de Bulgaren nl.) lag het land wijd open | |
[pagina 389]
| |
voor hun invloed. Het Roemeensche volk had daarbij in den loop der geschiedenis én zijn onafhankelijkheid én zijn éénheid verloren. Wat kon beter hun dit verlies doen aanvoelen en tot herstel ervan bewegen, dan het voorbeeld van de Slaven der Donau-Monarchie? Het valt dan ook licht te begrijpen dat het Roemeensche Racisme parallel loopt met het Slavische en zich op dezelfde wijze ontwikkelt. Deze ontwikkeling zal echter van langeren duur zijn doordat de betrekkingen tusschen de verschillende takken van het volk door de politieke omstandigheden zeer werden bemoeilijkt. Het oude land der Daciërs, waar de Romeinsche kolonisten, de voorvaderen van de Roemenen, zich ten tijde van keizer Trajanus hadden gevestigd, stond omstreeks 1815 onder verschillende heerschers: Transylvanië werd in 1668 bij Hongarije ingelijfd, terwijl de Turken de centrale provinciën van Valachije en Moldavië in hun bezit hielden en de Russen sedert 1812 Bessarabië bezetten. Bij die politieke verbrokkeling, kwam nog de godsdienstige splitsing. Moldavië, Valachije en Bessarabië waren nog steeds Grieksch-orthodox terwijl de Roemenen uit Transylvanië zich tot den Roomsch-katholieken godsdienst hadden bekeerd. Zoo stuitte dan de politieke vereeniging van het Roemeensche volk op de tegenkanting van Hongaren, Turken en Russen, terwijl de verscheidenheid van godsdienst de onontwikkelde massa tegen elke kultureele toenadering innam. De orthodoxe Roemenen verafschuwden de 'afvalligen' uit Transylvanië en dezen, van hun kant, misprezen de anderen om hun schisma. Op den steun van een volksbeweging kon het Racisme daar aanvankelijk dus niet rekenen. Maar de intellectueelen stapten al zeer vroeg over het godsdienstig verschil heen en zorgden voor kultureel samenvoelen in afwachting dat de omstandigheden een politieke vereeniging zouden mogelijk maken. Ook hier gaat de beweging uit van philologen en geschiedschrijvers Ook hier is de invloed van de Fransche Revolutie, maar voornamelijk van de Duitsche wetenschap merkbaar. De Fransche invloed werkt in Moldavië en Valachije en versterkt de nationale onafhankelijkheidsbeweging aldaar; de Duitsche invloed dringt door in Transylvanië en stuurt er de katholieke Roemenen in racistische banen op. Omstreeks 1840 vloeien beide bewegingen samen en ontstaat de Groot-Roemeensche Gedachte, welke eerst door den Wereldoorlog tot verwezenlijking zou komen. Reeds in de XVIIIe eeuw komen Roemeensche geestelijken tot de | |
[pagina 390]
| |
overtuiging dat zij te midden van de Hongaren en de Slaven, een hoogere cultuur vertegenwoordigen. Aanleiding daartoe gaven hun hooger studiën aan de Italiaansche seminariën. Daar hadden zij voeling gekregen met de letterkunde en de beschaving van het oude Rome waarvan zij de erfgenamen waren. Daar ook hadden zij zich vertrouwd gemaakt met de Duitsche wetenschappelijke methoden en gezien hoe die, uitgaande van de studie der Klassieke Oudheid, overgingen tot het ontdekken van het oude Germanië en zijn kultureele schatten. In hun land teruggekeerd, pastten zij nu diezelfde methoden toe om op wetenschappelijken grondslag, door geschiedenis en philologie, de banden tusschen de Roemeensche taal en beschaving en de Latijnsche vast te leggen. Dit was voornamelijk het werk van de school van Blaij omstreeks 1750 gesticht en waarvan Samuel Klein, G. Sinkaï en Pieter Maïor later de voornaamste vertegenwoordigers zouden zijn. Intusschen hadden de leidende standen in Moldavië en Valachije met de Fransche literatuur ook de Fransche vrijheids-ideeën gretig overgenomen. Deze wekten bij hen het intens verlangen op naar onafhankelijkheid. Zoo ontstond omstreeks 1798 de Nationale Partij voor de vrijheid en de grootheid van Roemenië. Het is venzelf sprer kend, dat die vrijheidsbeweging gepaard ging met een groeiend bewustzijn van nationale eigenwaarde; een gevoel, dat op zijne beurt gevoed werd, door wat de Transylvaansche stambroeders over het verleden van het Roemeensch-Latijnsche ras wisten mede te deelen. In het begin reeds der XIXe eeuw gaan de Moldo-Valachen zich dan ook op hunne beurt tot Rome en Italië wenden, als tot de bakermat van hun ras. Georg Assaki, de dichter, bezingt in Rome (1812) de oorsprong van het Roemeensche ras en keert naar zijn land terug om er scholen te openen met het Roemeensch als voertaal, een Nationaal Theater te stichten (1817) en kranten uit te geven. De grootste invloed op het volk ging nochtans uit van Georg Lazar, de nationale opvoeder, zooals men hem genoemd heeft. Zijn disciepel Radulescu, die ook een vooraanstaande plaats in de beweging zou innemen, getuigt van zijn meester: dat zijn lessen ware sermonen geleken, door de wijding die er van uitging en de overtuiging waarmede hij ze voordroeg. De grootheid van hun Romeinsche afkomst en de kultureele éénheid van al de Roemenen, van de | |
[pagina 391]
| |
Hongaarsche grenzen af tot aan de Zwarte Zee, waren schering en inslag van zijn onderwijs.
***
Zoo hadden zich dan de Racistische theorieën ook buiten de grenzen van Duitschiand en Oostenrijk-Hongarije weten te ontwik-kelen. Toch konden zij niet in de jaren 1848-49 de verwachte vruchten afwerpen. De politieke geschiedenis van Europa leert ons waarom. De bloedige strijd waarvan de Donau-landen in die jaren het tooneel waren, eindigde met de nederlaag van Italianen en Hongaren, terwijl de Slavische volkeren, die uit haat tegen de Magyaren, voor Oostenrijk partij hadden gekozen, door de overwinnaars met nieuwe boeien werden beloond. Ook het Duitsche racisme leed hierbij, hoewel op onbloedige wijze, de nederlaag. Van de haast onoverkomelijke moeilijkheden waarmede de ultra-conservatieve regeering der Habsburgers te kampen had, wilde het gebruik maken om Groot-Duitschland op een nieuwe basis in te richten. Een eenheidsstaat moest het worden, bevrijd van het particularisme der Staten en waarin het Duitsche volk de wetgevende macht in handen had. Reeds was een Duitsch volksparlement te Francfort bijeengekomen om de nieuwe grondwet op te maken; reeds had men de keizerskroon aan den Koning van Pruisen, Frederik Willem IV aangeboden, toen de kansen voor de Habsburgers keerden, dank zij de alliantie met de Slaven en de tusschenkomst van de Russische legers. Het Parlement te Francfort werd ontbonden, Frederik-Willem IV werd gedwongen de hem aangeboden kroon te weigeren en de Duitsche vorsten waren verplicht de politiek van Weenen na te volgen en de oude toestanden, de verlammende, egoïstische gewestpolitiek voort te zetten.Ga naar voetnoot(24)
Het eerste offensief van het Racisme liep dus op een nederlaag uit. Definitief echter was die nederlaag niet. Weldra zou het Racisme opnieuw het hoofd opsteken en dat nog wel in het land, van waaruit het den beslissenden slag ontvangen had, nl. in Rusland.
('t vervolgt). |
|