Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
De Geschiedkundge Beteekenis van het Racisme
| |
Theoretische beschouwingen.Ga naar voetnoot(1)Onder Racisme verstaat men, over het algemeen, een staatkundige theorie, die steunende op: 1) de verdeeling der menschen in rassen; 2) de ongelijke natuur der rassen; 3) den plicht voor de hoogerstaande rassen hun ras-eigenschappen te bewaren voor verbastering, | |
[pagina 281]
| |
streeft naar: het vereenigen in éénen Staat van al de menschen van eenzelfde ras. Maar hier rijst onmiddellijk de vraag op: wat is een ras en wat zijn raseigenschappen? Moeilijke vraag waarop het juiste antwoord wellicht nooit zal gegeven worden. De meeningen loopen daaromtrent ten zeerste uiteen. Sommigen beweerden en beweeren nog dat de ras-eigenschappen lichamelijke kenmerken zijn met een bestendig en erfelijk karakter. Anderen steunen voornamelijk op karakterverschil, terwijl nog anderen de ras-verwantschap uitbreiden tot al wie voor een bepaald ras een warmen trek gevoelt. Het hoeft geen betoog hoe subjectief, rekbaar, onvast beide laatste normen zijn. Als het reeds zoo moeilijk valt het karakter van een volk te bepalen, hoe veel lastiger is het dan niet, uit dat karakter de hoofdelementen, de bestendige en exclusieve trekken te halen? Onwillekeurig ondergaat men daarbij den invloed van zijn vooroordeelen. Maar ook zij die alleen op lichamelijke eigenschappen beroep doen, staan voor een zeer moeilijke keuze. Voor hen is een ras: een groepeering van menschen, die met elkander verwantschap vertoonen, wat hun lichamelijke kenmerken betreft, waaruit de gemeenschappelijke afkomst blijkt. Welke zijn nu die erfelijke kenmerken? CUVIER (1769-1832), de Fransche natuurkundige, baseerde zijn rassen-indeeling op de huidskleur en onderscheidde drie rassen: het blanke, het zwarte en het gele. Maar het is reeds lang uitgemaakt dat de huidskleur niet bestendig is en verandert met het klimaat. De vorm van den schedel is het veel meer. Daarom gaf RETZNIS de voorkeur aan de indeeling in: langschedeligen (dolichocephalen) en kortschedeligen (brachycephalen). Maar dan behoorden tot éénzelfde ras de meest uiteenloopende volkeren. Tot de eerste groep namelijk zouden behooren: de oude grotbewoners, de negers, de meeste Europeanen; tot de tweede: de Mongolen, de Noord-Italianen, de Zwitsers, de Zuid-Franschen. Voor zulk een classificatie voelt wel niemand veel. Evenmin geslaagd was de indeeling volgens den groei der haren. Men sprak van wolharigen en sluikharigen. De eersten werden onderverdeeld in: bundelharigen (Hottentotten) en vliesharigen (de negers); de laatsten: in strafharigen (Mongolen) en lokharigen (Kaukasiërs). Men groepeerde aldus volkeren die in menig opzicht veel van elkander verschillen. Om de rassen te onderscheiden, is men in de laatste jaren gaan | |
[pagina 282]
| |
letten op physiologische en pathologische verschijnselen bij de volkeren, op de manier namelijk, waarop het lichamelijk organisme werkt en waarop het op ziekten reageert. Men heeft daarbij gemeend door de ontleding van het bloed tot de ontdekking van onderscheidelijke ras-eigenschappen te geraken. Maar, naar het getuigenis van gezaghebbende geleerden, heeft men ook op dien weg geen bevredigende resultaten bereikt. Zoo dat Prof. Dr J. MAISIN kon vooropstellen: 'Nous pensons pouvoir affirmer que les données actuelles de la science humaine nous permettent de croire qu'au point de vue physique, chimique et physiologique l'espèce humaine est une et peut procéder d'une même souche.'Ga naar voetnoot(2) Wat hierop zou neerkomen: dat er wel verscheidene volkeren zijn, maar niet verscheidene rassen. | |
Het racisme in de geschiedenis.Ga naar voetnoot(3)En toch, hoe vaag en onvast die theorie van het Racisme ook zij, een groote rol heeft zij gespeeld in de geschiedenis der XIXe en XXeeeuw. Eerst en vooral in Duitschland. | |
Ontstaan van het Racisme in Duitschland.Het ontstaan van het Racisme in Duitschland is het gevolg geweest van het samenvloeien van kultureele en politieke stroomingen. De werking er van laat zich reeds gevoelen in de XVIIIe eeuw. Dan immers zet in Duitschland de beweging in voor een nationale letterkunde en kunst, voor een nationaal wetenschappelijk leven. Die beweging valt samen met de intense studie van de Oudheid, de klasieke en later de Germaansche. In de XIXe eeuw ontmoet ze het nationaal streven voor een onafhankelijk en sterk Duitschland, een reactie op de jarenlange verdrukking en vernedering ten tijde van Napoleon. Uit dit samentreffen en uit die ontmoeting zal dan het Racisme geboren worden. | |
Nationaal-liberale beweging.De Verlichting (Aufklärung), de geestesrichting die men in de XVIIIe eeuw zoo wat overal terugvindt in de West-Europeesche lan- | |
[pagina 283]
| |
den, geeft aan de intellectueelen van dien tijd een onbegrensd vertrouwen in het verstand en zet de Duitschers aan, langs den weg der studie, hun kultuur en hun leven te vernieuwen. In die 'renaissance'-beweging zijn al spoedig twee stroomingen te onderscheiden. De eene beweegt zich in de richting van een nationale kunst en wetenschap en huldigt tevens, onder invloed van de Fransche Revolutie, de beginselen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid. Laten wij ze noemen: de Nationaal-Liberale beweging. Voorloopers en eerste vertegenwoordigers er van waren: LESSING en HERDER. | |
Humanistische beweging.De andere strooming gaat op in bewondering voor de klassieke Oudheid. Zij zoekt zoover mogelijk in het verleden er van door te dringen om ze tot in hare eerste oorzaken en oudste verschijnselen te leeren kennen. De voorkeur wordt gegeven, niet aan de periode van de Romeinsche keizers, noch aan die der Republiek, maar aan de nog nevelachtige jaren van de Etruskische koningen en aan die beschavingen, waaraan de Romeinsche hare bestanddeelen ontleende. TaalkundeGa naar voetnoot(4) en geschiedkundeGa naar voetnoot(5) banen den weg voor den onderzoekingstocht. De philologie en de geschiedenis worden de onontbeerlijke hulpwetenschappen. De baanbreker van die tweede richting was WINCKELMANN. Die twee stroomingen loopen in Duitschland parallel; aanvankelijk zijn zij zelfs moeilijk van elkander te onderscheiden. Beide lijken wel op hetzelfde doel aan te sturen: de herwording van de nationale kunst en wetenschap, maar verschillen toch grondig van elkander niet alleen omdat zij zich bij voorkeur op een ander terrein bewegen, maar ook omdat zij met een geheel verschillenden geest zijn bezield. *** Wat de nationaal-liberale beweging beoogt is: aan het Duitsche volk het bewustzijn van zijn eigen waarde terug te schenken door het aan te toonen, hoe het even goed als andere volkeren een verheven kunst en een diepe wetenschap in het leven kan roepen; hoe het vroeger verdrukt werd maar nu uit vrije overtuiging en onafhankelijke wilsbeschikking zich in een machtige natie vereenigen zal. Men denke hier slechts aan de drama's van Schiller, wellicht de meest | |
[pagina 284]
| |
typische vertegenwoordiger van de beweging. Maar naast SCHILLER, en zijn geestverwanten GOETHE en KANT, zijn andere menschen aan het werken voor de nationale grootheid van Duitschland. WINCKELMAN heeft zijn bewondering voor de oude en oudste kulturen en maatschappijen aan een schaar jongere geleerden medegedeeld. Zij gaan zijn opzoekingen voortzetten volgens de nieuwere methodes van de philologische en geschiedkundige wetenschappen. Natuurkundigen hadden beweerd dat men uit de enkele resten van voorhistorische dieren het geheele lichaam kon reconstrueeren, zoozeer waren de onderdeden van de lichamen door de natuur harmonisch met elkaar verbonden. Waarom zou hetzelfde resultaat niet bereikt worden in de reconstructie van de vroegere maatschappijen? Waarom kon men niet, door de wetenschappelijke studie der taal, der kunstuitingen, der mythen, tot de volledige kennis komen van de oudste maatschappijen met hun zeden en gebruiken, godsdienstvormen en levensopvatting? Eerst gaat men het beproeven voor de Klassieke Oudheid. WOLFF bestudeert het epos en den godsdienst in het oude Griekenland; HEYNE zet zijn studiën in over mythen, spraakkunst en archeologie; NIEBUHR doet het oude Rome herleven. | |
Van humanisme tot racisme.Van de Klassieke Oudheid gaat men al spoedig over tot de Germaansche. Aanleiding daartoe gaf onder meer de studie van het Sanskriet. BOPP en SCHLEGEL waren in de kennis van de Oudheid nog verder doorgedrongen en terecht gekomen in de studie van het Sanskriet, de taal die de vertolkster was van de Arische beschaving waaraan de Europeesche haar oorsprong te danken had. Weldra werd verwantschap ontdekt tusschen de oude Aziatische taal en de Duitsche. Vergelijkende taalstudiën ontstonden. Men doorvorschte de Germaansche Oudheid in alle hoeken en kanten, met de hoop tot de vaststelling te komen dat de Germanen en de Ariërs verwante volkeren waren en dat de Duitschers, via het oude Germanisme, de schatten van de Indo-Europeesche beschaving nog het zuiverst hadden bewaard. Philologen, juristen, geschiedkundigen verklaarden eenstemmig dat de Duitschers de beste vertegenwoordigers waren van het Germanisme en dat het Germanisme een kultuur vertegenwoordigde, die in niets voor een vreemde en vooral niet voor de Fransche behoefde onder te doen. LACHMANN en zijn Deutsche Grammatik, de gebroeders GRIMM en hun Deutsche Mythologie. | |
[pagina 285]
| |
SAVIGNY en zijn Deutsche Rechts Alterthümer e.a. hebben in de intellectueele middens van hun land het oude Germania zoo helpen voorstellen, dat men er heimwee naar kreeg. Zij die streefden naar een groot Duitschland en zij die hunkerden naar een maatschappelijke hervorming, zagen met verlangen op naar het verre tijdstip, waarin de Duitschers een machtige en gelukkige gemeenschap vormden, vereenigd als ze waren niet door moderne theorieën van individueele vrijheidsbewustzijn en collectieve ontvoogding, maar door den invloed van hunne nog onverbasterde raseigenschappen. Tusschen beide strekkingen: de Nationaal-liberale en de Racistische komt het weldra tot een botsing, waarbij de laatste de overwinning behaalt. De eerste wordt al spoedig naar Zuid-Duitschland, haar laatste schuilplaats verdrongen. | |
Natie of ras.Strijd was onvermijdelijk. Waren allen het vrijwel eens om de vereeniging te wenschen van al de Duitsche Staten, Oostenrijk incluis, in éénen machtigen Bondstaat toch spraken, de eenen van vrije toenadering, de anderen integendeel van de door de natuur opgelegde raseenheid. De eenen waren bereid om de hand te reiken aan al de vrijzinnige volkeren, de anderen om den strijd aan te gaan tegen om het even welk volk, waar een Germaansche minderheid buiten de politieke grenzen van Duitschland gehouden werd. Ook de uitslag van den strijd was onvermijdelijk. En de reden daarvan is gemakkelijk te achterhalen. De Racisten, of zooals men ze toen noemde de Romantiekers, hadden dit voordeel op de anderen dat zij de vernieuwde wetenschappelijke methodes ten dienste stelden van hunne theorieën. Het spreekt vanzelf dat de Universiteiten, en door den band al de intellectueelen middens, geneigd waren hun de voorkeur te geven.Ga naar voetnoot(6) Ook in de nationalistische kringen begon men de voorkeur te geven aan een vaderlandsliefde, die geen voedsel wenschte te zoeken in uitheemsche leerstellingen en Duitsch wilde zijn in oorsprong en uitgroei. Vrijheid, Broederlijkheid en Gelijkheid waren wel schoone woorden, die ook vele Duitschers bekoorden, maar ze kwamen uit Frankrijk, het land van de Revolutie en van Napoleon, van waaruit vernedering en verdrukking over Duitschland was gebracht. En het trof dat juist in die jaren, de laatste van de Restauration en de eerste der regeering van Louis-Philippe, de herinnering aan den grooten | |
[pagina 286]
| |
Keizer opnieuw werd verlevendigd en zijn imperialistische politiek door een steeds grootere schaar van kunstenaars en staatslieden werd opgehemeld uit oppositie tegen de 'tamme' vredelievende staatkunde van zijn opvolgers. De liederen van Béranger, het overbrengen van het stoffelijk overschot van Napoleon naar de Invalides, het dreigen van minister Thiers met een compensatie-politiek aan de Oostergrens in ruil voor het miskennen van de Fransche belangen in den Levant waren niet geschikt om de Fransche denkbeelden, ook de bekoorlijkste, in Duitschland populair te maken. Maar nog om een andere reden gaven de scherpzinnigste staatslieden en vorsten van Duitschland de voorkeur aan de Racistische Staatsidee boven de nationaal-liberale. Zij voelden immers weinig voor een theorie, waarin het bestaan van een natie in laatste instantie afhing van den vrijen wil der burgers. Het Contrat social van J.J. Rousseau, de eigenlijke grondslag van de liberale staatstheorie, kon, logisch doorgedreven, gemakkelijk aanleiding geven tot separatisme. Dat was des te meer te duchten, daar Duitschland, in tegenstelling met Frankrijk, noch op een geographische eenheid kon steunen, noch op een eeuwenoude traditie van vaderlandsliefde, van liefde tot den geboortegrond, zooals die in het hart van de meeste Franschen sedert lang op bewuste of onbewuste wijze was ingeworteld. Duitschland leed nog te veel aan particularisme om zijn eenheid op de vrije samenwerking der individuën te kunnen vestigen. En daar kwamen nu de Racisten verklaren, dat het Germaansche ras het hoogststaande ras was, en dat dit begenadigde ras aan zichzelven verplicht was naar de vorming van een Germaanschen Staat te streven! Daar had men nu den gewenschten grondslag voor de Duitsche eenheid! Dus behoorden al de Duitschers tot Groot-Duitschland, niet omdat zij het wilden of wenschten, maar omdat zij Duitschers van geboorte waren. En al de Germanen, die nog buiten de politieke grenzen van Duitschland leefden, konden opgeroepen worden om deel uit te maken van de Groot-Duitsche gemeenschap. Hiermede vond het Duitsche imperialisme, de Duitsche expansiepolitiek, bij voorbaat hare verantwoording.
***
Omstreeks 1845 heeft het Racisme in Duitschland en ook in Oostenrijk burgerrecht verkregen. Daardoor kreeg de politiek in die landen nieuwe kracht en een nieuw uitzicht. Staatslieden zooals GUIZOT en METTERNICH zagen dat wel in, al noemden zij het | |
[pagina 287]
| |
kind niet bij zijn naam. Want, ja het woord Racisme was toen nog weinig in gebruik en de racistische staatkundige theorie zou eerst later geformuleerd worden. In de officieele benamingen der politieke partijen, komt het woord Racistische nog niet voor. Maar in de conservatieve partij, en in de partij der historische rechten en zelfs in de liberale, zijn de racistische tendenties hoe langer hoe duidelijker merkbaar. En zoo zal de Duitsche politiek van toen af aan door nog wat anders beheerscht worden dan door den drang naar een liberale constitutie naar het voorbeeld van de Fransche Revolutie, en de Groot-Duitsche gemeenschap, waar zoovelen reeds ten tijde van Napoleon met verlangen naar uitzagen, werd niet langer meer opgevat als de vereeniging van de bestaande Duitsche rijken in eenen Bondsstaat, maar als de Nationale Versammlung van het Germaansche ras. Dat was een gansch andere taal dan die der Fransche Revolutie! Het was een klinkend en onverwacht antwoord op de beruchte brochure: 'Qu'est-ce que le Tiers-Etat?', waarin kanunnik SIEYES het probleem van de Keltische-Germaansche ras-oppositie op zoo'n fantastische en scherpe wijze had gesteld. Tegenover den verongelijkten Derden Stand, die de afstammelingen van de verdrukte Kelten groepeerde, plaatste hij de Fransche edellieden, allen nazaten van de Germaansche overweldigers. Alleen de eersten behoorden tot de Fransche natie; de anderen moest men terugdrijven naar hun wouden in Frankenland! - En nu klonk het antwoord van over-den-Rijn: Niet alleen de in Frankrijk verdwaalde Germanen zou men terugeischen, maar ook den bodem waarop zij leefden! 'Der Rhein, Deutschlands Strom, aber nicht Deutschlands Grenze!' dichtte reeds ERNST, MORITZ, ARNDT in den tijd van Napoleon en in 1846 waren de Duitsche liberalen even zoo goed als de conservatieven bereid om tegen Denemarken ten strijde te trekken ter bevrijding van de rasgenooten uit Sleswig-Holstein. En was het niet Friedrich LIST, de ontwerper van de Duitsche Tol-Unie, die in 1845 verklaarde: 'Het Germaansche ras is, zonder twijfel, door de Voorzienigheid aangewezen om de zaken van de gansche wereld te besturen.'Ga naar voetnoot(7) Eindelijk is het ook opvallend hoe juist in die jaren dergelijke bewegingen bij andere volkeren van Europa en onder Duitschen invloed ontstaan. ('t vervolgt). |
|