Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
Het Liberale Jodendom
| |
[pagina 272]
| |
luidt: 'Eens zal de Messias zeker komen, ook al moeten wij lang op Hem wachten.' Het liberale Jodendom, zooals Montefiore het voorstelt, blijft het monotheïsme huldigen. Het blijft gelooven in den éénen persoonlijken God. 'Hij is de volmaakte goedheid, de volmaakte kennis, het volmaakte leven... Hij is eeuwig' (bl. 22). Maar het verzaakt aan het traditioneele Messianisme. Een bovennatuurlijk ingrijpen van de Voorzienigheid in het wereldgebeuren bij middel van eene bovennatuurlijke persoonlijkheid ligt buiten het liberale godsdienstig perspectief. Het Messianisme wordt teruggebracht tot de verwachting van een betere wereld. 'We kunnen alles buiten beschouwing laten, zegt de schrijver, behalve de fundamenteele hoop, die er aan ten grondslag ligt: ten eerste de hoop op eene betere aarde, op een meerdere kennis van God, op een grootere mate van rechtvaardigheid, op een meer bestendigen vrede en ten tweede de hoop op een leven hiernamaals: de hoop op onsterfelijkheid.' (bl. 160). Maar daarmee wordt het karakteristieke van de groote prophetieën van Daniël over den Menschenzoon en van Isaias over den Dienaar van Jahwe uitgeschakeld - of minstens verzwakt door eene gewaagde exegese, die den Dienaar van Jahwe vereenzelvigt met het volk van Israël. Waar Montefiore zegt, zonder verderen uitleg: 'Wat de profeet schreef van Israël in verband met den rest der wereld, is altijd waar voor den enkeling: “Hij werd gewond voor onze misdaden; Hij werd gekneusd dood (sic.) onze ongerechtigheden...”', kunnen we geen hoogen dunk hebben over zijn schriftuurkennis. De studie van P. Langrange in zijn 'Le Judaïsme avant Jésus-Christ', (bl. 368-381: Le Serviteur de Jahwe) werpt een heel ander, en hoeveel wetenschappelijker licht op dit thema van de hebreeuwsche prophetie. Met de persoonlijkheid van den Messias geeft ten slotte het liberale Jodendom een van de twee grootste joodsche leerstellingen op. Maar daarmee komt heel het prophetisme zelf in 't gedrang. Indien de groote zieners van Israël alleen spraken over den eenen God, en over de geleidelijke verbetering van het menschdom - echt liberale predicatie! - dan had hunne zending niets bovennatuurlijks meer; want die twee opvattingen kunnen opkomen in elk menschelijk brein. De profeten hadden bij gevolg geene goddelijke boodschap te verkondigen, in den formeelen zin van dit woord; hetgeen ze schreven was niet werkelijk het woord Gods, zooals ze het dachten en verklaarden: het was het menschelijk woord van 'geïnspireerde' | |
[pagina 273]
| |
menschen, zooals men er in elken godsdienst vindt, d.i. bezielden, buitengewoon overtuigden, maar die zich toch, als alle menschen, vergisten, het edele met het onedele, het ware met het onware vermengend. Met andere woorden: het prophetisme wordt neergehaald uit de bovennatuurlijke sfeer die zijne essentie uitmaakt en gelijk gesteld met de natuurlijke neigingen en vermogens van het menschdom. Zoo wordt het probleem van het oude profetisme - dat ook voor ons, Katholieken, van het grootste belang is, - niet opgelost maar opgeheven of genegeerd. Maar daarmee wordt het profetisme - die grootsche voorspelling van een Verlosser - zelf weggecijferd. En wat blijft er van over? Drie stellingen die in elken natuurlijken godsdienst kunnen worden teruggevonden: ten eerste het monotheïsme, ten tweede de innerlijkheid van den godsdienst, in tegenstelling met het overdreven ceremoniëele van het oude Jodendom, en eindelijk de hoop op sociale gerechtigheid. Dat kan elk godsdienstig mensch verkondigen, daartoe wordt geene goddelijke inspiratie vereischt, maar dat ook is niet het hebreeuwsche profetisme in zijn diepste wezen. Wat het derde punt betreft - de vervlakking van het persoonlijk Messianisme tot de hoop op socialen welstand, dat wegzinken van het hooge godsdienstig ideaal dat het vóór-christelijke Jodendom zijne schoonheid en zelfs zijne bestaansreden verleende, - dit geeft aanleiding tot ernstige bedenkingen. We lezen bij Montefiore: 'Zij, die eenigszins op de hoogte zijn van de geschriften der Profeten, weten, dat de gerechtigheid en liefde, waarvan zij spreken, van een duidelijk socialen aard zijn... Zoowel de Profeten als de Thouro mogen met recht 'democratisch' genoemd worden. In den volsten zin van het woord kunnen hun idealen - of vele hunner idealen - volkomen juist, al klinkt het anachronistisch, bestempeld worden met de woorden: 'Vrijheid, gelijkheid, broederschap.' (bl. 272-273). Wanneer nu eene natie dit verlaagd, veraardscht Messianisme in zich draagt, mag men voorzien dat deze aardsche verwachtingen, welke in zich heel het oorspronkelijk religieus dynamisme van de Messias-verwachting hebben opgeslorpt, eene revolutionaire kracht zullen ontwikkelen waardoor alle ongelijkheid op aarde zal worden opgeheven. Berdiaëff meent die verklaring uit het gebeurde te kunnen bevestigen: Marx was van joodschen oorsprong en iedereen kent het nauw verband tusschen de bolchevistische omwenteling en de Joden.
Corruptio optimi, pessima. Wat vroeger de zuurdeesem was, die | |
[pagina 274]
| |
het Jodendom bracht tot zijne volledige ontwikkeling, tot de verschijning van den Messias, ligt nu ontsierd en verstard in het orthodoxe Jodendom, of verviel, bij de liberale Joden en de meeste Zionisten, tot een aardsche dweeperij die een blijvend gevaar meebrengt voor de Europeesche beschaving en voor alle cultuur. De liberale kritiek op het prophetisme strekt zich verder uit tot de Wetgeving van Mozes, zoodat de Bijbel, Wet en Propheten, wordt prijs gegeven aan het individueel oordeel aangezien het goddelijk gezag noch de messianische verwachtingen, noch de mozaïsche vorschriften waarborgt. In hoeverre het goddelijk karakter van den Bijbel wordt vervaagd, ja in het niet verzinkt, blijkt uit de volgende woorden: 'De goddelijkheid van den Bijbel, die daarin bestaat, dat de Bijbel veel goeds en waars bevat, en dat God de bron van die goedheid en waarheid is - kan alleen erkend worden door hen die in God gelooven.' (bl. 215). Met de inspiratie van de Wet en de Propheten wordt ook het mirakel geloochend. En hier constateeren wij het duidelijkst den invloed van het europeesch Rationalisme op het liberale Jodendom. Montefiore heeft zich de moeite gespaard eigen argumenten op te bouwen om de mirakuleuze feiten van den Bijbel te loochenen; hij ontleent aan onze rationalisten en 'liberale Christenen' het klassieke slagwoord: 'mirakelen zijn onmogelijk, daar God de natuurwetten niet kan schenden.' Er wordt niet het minste gehoor verleend aan het antwoord dat dergelijke redeneering ontzenuwt. Het mirakel is immers geen verkrachting van de natuurwetten, maar de verheffing er van in eene hoogere orde; in het mirakel wordt het wonderbaar gebeuren in de natuur, een teeken van een bovennatuurlijke bedoeling van God. Aan dat alles wordt hier zelfs niet gedacht. Voor den schrijver staat het integendeel a priori vast: geen bovennatuurlijke wereld die de natuur en den mensch doordringt en verheft, geen 'tweede schepping' die de eerste een nieuwe waarde geeft en een hoogere bestemming! Goed, maar dan moet men ook den bijbel, zoowel Oud als Nieuw Testament, op zij schuiven; want hij werd onder goddelijke inspiratie geschreven door menschen, die vast geloofden aan een bovennatuurlijke orde waarvan zij de herauten waren. Men kan van den Bijbel zooals hij is het bovennatuurlijke niet afscheiden, om als 'rest' een natuurlijken liberalen godsdienst over te houden; de Bijbel is een organisch geheel, gebouwd op bovennatuurlijken grondslag. Derhalve, indien men dezen weg opgaat, dan | |
[pagina 275]
| |
blijft er geen natuurlijke onderbouw over, maar slechts eene ruine. Een liberale Mozes of Isaias is evenzeer een karikatuur als een liberale Jezus.
***
Deze ietwat droge uiteenzetting over het wezen van het liberale Jodendom was noodzakelijk, om zijne verhouding te begrijpen tegenover de problemen die hedendaags Israël in beroering brengen. Wanneer wij over de Joden spreken, zijn wij al te dikwijls geneigd ze als een homogeen geheel te beschouwen, alsof ze allen over de verschillende levensproblemen hetzelfde meenden. Dat is natuurlijk eene naïeve voorstelling. Israël leeft ons levensavontuur mee, en het feit dat het niettegenstaande zijn samenwonen met andere volkeren zichzelf wil blijven, stelt de Joden voor talrijke problemen die ze op verre na niet allen op dezelfde manier willen oplossen. Het liberale Jodendom is de uiterst linksche zijde van Israël. Terwijl de orthodoxen zich zooveel mogelijk willen afzonderen van de christen wereld, zich als een volk, als eene natie willen voelen, zoeken de liberale Joden contact met de volkeren in wier midden zij gevestigd zijn. Zij negeeren dat ze een apart ras zouden zijn, eene afgezondere natie zouden vormen. Montefiore zegt het met zoovele woorden: 'Het Jodendom is eene religieuze gemeenschap die niet steunt op het ras.' (bl. 288) of nog: 'want volgens mijne meening berust het liberale Jodendom geheel op de overtuiging dat de Joden geen volk zijn zooals de Denen, maar een religieuze gemeenschap.' (bl. 307). Door deze thesis stelt zich het liberale Jodendom schrap tegenover het Zionisme, dat de volkseenheid van Israël wil herstellen. Het heeft definitief verzaakt aan den eeuwenouden droom van Israëls hereeniging uit de verspreiding, en van de heroprichting van den tempel. Het heeft de hoop verloren, ooit het altaar weer te zien, omwolkt met den rook van de offervlam. Daarom ook maakt het nu moeilijke dagen door. Het nationale joodsche bewustzijn werd immers verscherpt door de vervolging in Duitschland. De Joden zijn zich weer meer één gaan voelen in de beproeving; de tegenstelling met het Christendom heeft zich weer scherper afgeteekend, nu eene christelijke natie haar antisemitisme heeft botgevierd. Het valt licht te begrijpen dat bij een Jood van nu, diegene weinig welkom zal zijn, die hem komt verkondigen: het ideaal van het Jodendom is, zijn natio- | |
[pagina 276]
| |
naliteitsgevoel te verliezen en weg te smelten in de verschillende naties waarin hij leeft. En dat doet het liberale Jodendom. 'De liberale Joden willen, zoo schrijft Montefroie, wat alles behalve de religie betreft, één zijn met de volkeren te midden waarvan zij wonen' (bl. 302). Maar waarom moet dan het Jodendom nog blijven voortbestaan? Een orthodoxe Jood kon antwoorden dat, afgezien van elk rasbeginsel, de joodsche godsdienst het messianisme moet verkondigen; dat zijne zending eene godsdienstige is, en als zoodanig het voortbestaan van het Jodendom rechtvaardigt, totdat de Profeet zal komen die de wereld tot één volk zal maken. Het liberale Jodendom integendeel, dat èn het nationaliteitsprincipe èn het Messianisme opgeeft, dat in het Jodendom alleen erkent eene religieuze gemeenschap, welke het monotheïsme aankleeft en de verbetering van het menschelijk lot op aarde nastreeft - hoe kan dat nog een grond vinden voor zijn eigen voortbestaan? Men ziet niet in, waarin zulk een liberaal Jodendom verschilt van het liberaal-protestantisme of van welke andere liberaal-religieuse strekking ook. Logisch zouden de liberale Joden zich derhalve eenvoudigweg moeten assimileeren met die Christenen, die alle positief geloof verloren hebben. Wij begrijpen dan ook niet hoe, maar constateeren eenvoudigweg dat Montefiore en met hem de liberale Joden - het 'randjodendom' zooals Joseph KasteinGa naar voetnoot(1) het noemt - aan eene blijvende religieuse zending van Israël gelooven. 'Wij wagen het, in allen deemoed te veronderstellen, dat het doel van ons behoud, een religieus doel is, d.w.z. wij nemen aan, dat het behoud van ons volk en van onze gemeenschap een religieuzen ondergrond heeft. M.a.w. zijn de religieuze plichten, die de Joodsche gemeenschap tegenover de wereld heeft te vervullen, niet opgehouden bij de geboorte van het Christendom.' (bl. 172). 'Nochtans, schrijft Montefiore verder, kan de goddelijke missie van Israël alleen volbracht worden door het voortdurend bestaan van de Joodsche broederschap' (bl. 289). Dus moeten de Joden als gemeenschap blijven voortbestaan, en de gemengde huwelijken moeten streng verboden blijven. Maar is er dan geen tegenspraak met hetgeen kort daarop volgt: 'Neen, het is juist door het leven van Israël in de wereld, door de verspreiding zijner aanhangers onder de volkeren, door zijn één worden met deze volkeren in hun nationaal leven, dat Israël het | |
[pagina 277]
| |
meeste kan bijdragen tot de verbreiding der Godskennis.' (bl. 305). Dus Israël moet zichzelf blijven, en het moet één worden met de andere nationaliteiten, en dat ten dienste van de Godsgedachte. We staan hier voor een kluwen van tegenstrijdigheden dat niet wordt ontward door deze ontzettende verklaring: 'Andere machten, zooals Christendom en Mohammedanisme, moeten de menschen eerst tot het geloof van één God brengen (in den Joodschen zin van het woord) alvorens het Jodendom eenigen invloed ten goede kan uitoefenen op hun leven en hun geloof.' (bl. 178). Wat zal het liberale Jodendom dan toch nog wel te zeggen hebben, wanneer de wereld door het Christendom monotheist zal geworden zijn? Hier staan we voor de tegenspraak waarop heel de gedachtenconstructie van het liberale Jodendom moet uiteenspringen en wij kunnen besluiten met J. Bonsirven: 'Er is maar eene mogelijke keus: vermits God zijn volk door zijne afgezanten niet bedrogen heeft, door de belofte van de komst van den Messias, bedriegt het volk zich met te gelooven dat de Messias niet gekomen is en met zijne komst af te wachten.'Ga naar voetnoot(1) Op het eerste zicht zou men kunnen denken, dat het liberale Jodendom dichter bij het Katholicisme staat dan het orthodoxe. De liberale Jood, door zijn liberalisme zelf, heeft tegenover het Christendom niet die stugge, afwijzende en soms hatelijke houding, eigen aan de traditioneele Synagoge. Hij leest en vergelijkt het Oude met het Nieuwe Testament zonder vooringenomenheid, en hij ontsnapt niet aan de bekoring die van het Evangelie uitgaat. Montefiore erkent het: 'Voor de Joden zal de Pentateuch altijd een bijzondere waarde hebben, maar ik kan mij nauwelijk voorstellen, dat er ooit een tijd zal komen, dat hij door de buitenwereld van uit een religieus standpunt meer geprezen zou worden dan het Evangelie... Ik zou persoonlijk niet aarzelen, de jeugd te vertellen, dat de leer van Jezus veel bevat wat ik innig bewonder.' (bl. 371; 338). Maar die bewondering gaat naar den Jezus van het liberaal-protestantisme, niet naar dien van de Katholieke Kerk. Indien er van sympathie, van versmelting kan sprake zijn, dan is het alleen bij de op religieus gebied onderste lagen van Christendom en Jodendom; bij de vrijzinnige fracties, die kunnen samenkomen op het terrein van een dogmatisch minimum, van eene vage bewondering voor Mozes en Jezus als religieuse helden, van een min of meer sterk godsgeloof. Maar zulk een compromis kan | |
[pagina 278]
| |
noch een echten Jood, noch een echten christen, een Katholiek interesseeren. Het kan alleen ontstaan door de verzaking aan het eigen wezen, aan het eigen bestaansdoel. Een geloovig Israëliet, die in Christus een valschen Messias ziet, staat dichter bij ons dan een liberale Jood, die ons komt spreken over de schoonheid van het Evangelie en de zedelijke waarde van den mensch Jezus. Want met den orthodoxe hebben wij ten minste gemeen de bovennatuurlijke opvatting van den godsdienst en het geloof dat de Messias een bovennatuurlijke Persoonlijkheid is; wij verschillen slechts over de vraag: of Jezus die Messias was of niet. Maar met een liberalen Jood hebben we eerst het wezen zelf van den bovennatuurlijken godsdienst in 't reine te brengen, en het zal veel moeilijker zijn hem van de valschheid van zijn rationalisme te overtuigen, dan de orthodoxe van zijne dwaling, dat Christus de ware Messias niet is. Dat heet Montefiore ten slotte ook ingezien. Wat het Jodendom scheidt van het Christendom, zegt hij, is dat dit laatste gelooft in een bemiddelaar tusschen God en den mensch, het eerste niet. Maar die tegenstelling geldt alleen het orthodoxe Jodendom en het orthodoxe Christendom, het Katholicisme. Het eene verwacht den Bemiddelaar, het andere heeft Hem erkend in Jezus-Christus. Het liberale Jodendom daarentegen verwacht hem niet; en hoe zal het Hem dan erkennen? Het heeft verzaakt, met de rationalisten van alle slag, aan de kern, het wezen zelf van den bovennatuurlijken Godsdienst: aan den Verlosser ons door God gezonden. Logisch blijft er voor den liberalen Jood twee uitwegen over: ofwel zich heelemaal assimileeren met het volk waaronder hij leeft: hij zal daar geestverwanten aantreffen die zijne vrijzinnig-religieuze opvattingen deelen; ofwel zich vasthechten aan het rasbeginsel: en dan zal hij een Zionist worden. Met het katholicisme of zelfs met het orthodoxe protestantisme houdt hij geen religieus verband.
Moest het ideaal van Montefiore zegevieren, dan zouden er geene positieve, bovennatuurlijke godsdiensten meer overblijven; heel de wereld zou veroverd worden door het hebreeuwsch monotheïsme en het Jodendom zelf zou ophouden met bestaan: het zou zijne zending vervuld hebben. Maar afgezien van het feit, dat de overgroote meerderheid van de Joden door hun nationlisme dat ideaal halsstarrig in den weg staat, is dit toekomstbeeld op religieus gebied zeer bedenkelijk. Het zijn immers de positieve godsdiensten - het Jodendom vroeger, nu het Katholicisme - die de gedachte aan den eenen, | |
[pagina 279]
| |
waren, persoonlijken God den mensch inscherpen en levendig houden. Moest eens het geloof aan eene goddelijke Openbaring verdwijnen, meteen zou ook de godsidee zelf vervagen en in 't niet verzinken. De triomf van de liberale religieuse gedachte ware hoogst waarschijnlijk het begin van een nieuw heidendom: een nieuwe mythologie, nieuwe bloedige offers aan een afgod, en een nieuwe gouden eeuw voor de toovenaars. Het menschdom kan zijn evenwicht niet vinden in zich zelf, het moet zijn anker werpen naar omhoog, zooals de H. Franciscus van Sales zegt; het kan zijn godsgeloof niet zuiver houden, indien God zelf het niet toeroept: 'Ik ben Jahwe, uw God... Gij zult geen andere goden hebben voor mijn aanschijn', of indien het ophoudt te luisteren naar de Stem die sprak: 'Dit nu is het eeuwig leven, dat zij U kennen, den eenen waren God en Jezus-Christus, dien Gij gezonden hebt.' |
|