Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |
Actieve finantieele politiek in Frankrijk
| |
[pagina 225]
| |
tegenwoordig in België wel kleiner; ze blijft echter nog aanzienlijk. In Nederland en in Frankrijk is zij altijd aanmerkelijk grooter geweest dan bij ons. Voor den Staat is de toestand al even benard. Terwijl de opbrengst van de belastingen wegens de aanhoudende crisis vermindert, vermeerderen integendeel de uitgaven. Zoo heeft in Frankrijk de Staat, 't zij voor zich zelf, 't zij voor openbare organismen die hij moet steunen, in de laatste twee jaren 40 milliard Fr. fr. moeten leenen. Het gevolg van dergelijke massale leeningen is: de koersen van Staatsfondsen te doen dalen (er is te veel aanbod) en de rentevoet op langen termijn - ook voor eventueele industrieele leeningen - te doen stijgen. Zoo zou de Staat tegenwoordig zeker geen leening kunnen uitschrijven tegen minder dan 6 à 7%. En toch zal hij dit jaar weer ongeveer 20 milliard noodig hebben! Zulk een aanzienlijke som aan de emissiemarkt vragen zou een tweedubbel nadeel hebben: 1) aan de Staat zeer duur kosten; 2) de deflatie-politiek hevig tegenwerken, te meer daar deze in Frankrijk, volgens de zeer zonderlinge meening van Minister-President Flandin, alleen nog maar op de rentevoet van het kapitaal behoeft te worden toegepast. Wat dan gedaan? Een wet die resp. op 25 en 30 Januari door de twee Kamers werd gestemd heeft in deze impasse een voorloopigen uitweg geopend. Door die wet krijgt de Minister van Financiën bevoegdheid om voor een maximum-bedrag van 15 in plaats van 10 milliard franken schatkistbons uit te geven. Schatkistbons of -wissels zijn kortloopende Staatsschulden, b.v. na 1 of 3 of 6 maanden terugbetaalbaar maar steeds door nieuwe emissies vervangbaar. Dergelijke papieren worden geplaatst op de monetaire markt, waar de rente te Parijs nu ongeveer 2% bedraagt.Ga naar voetnoot(1) Zij worden meestal opgenomen door banken en andere finantieele instellingen, die er in gewone omstandigheden een uiterst geschikt middel in zien om het saldo van hunne beschikbare gelden voor eenige dagen of weken vruchtbaar te maken. Daar nu deze instellingen wegens de crisis een zeer groote liquiditeit moeten behouden, leek het geraadzaam hun de mogelijkheid te openen ten allen tijde hunne schatkistbons door de Nationale Bank te laten | |
[pagina 226]
| |
herdisconteeren. De Gouverneur van de Banque de France had zich altijd tegen die praktijk verzet: hij beschouwde ze als een indirect voorschot aan den Staat, en volgens hare standregelen mag de Bank aan den Staat niet meer dan 3.200 millioen fr. leenen (welk maximum deze laatste tijden steeds bereikt is). De Regeering trachtte den Heer Moret tot een breedere opvatting zijner statuten over te halen. De Gouverneur hield echter voet bij stuk. Den 3den Januari 11. werd hij afgezet en vervangen door den Heer Jean Tannery, die bereid is kortloopende Staatspapieren tot een door hem te bepalen bedrag op te nemen. Zoo is de Staat dus verzekerd, zonder moeite voor 5 milliard nieuwe Schatkistbons op de markt te kunnen plaatsen. Maar... hij zal, in den loop van 1935, 20 milliard noodig hebben! Waar de overige 15 milliard halen? Vermoedelijk zal hij aankloppen bij de Caisse des Dépôts et Consignations, die voor bepaalde doeleinden geld aan den Staat mag voorschieten. Doch is deze instelling zelf een tijd lang in moeilijkheden geweest! Blijkbaar rekenen de Ministers op een klein wonder - een psychologisch wonder. Zoodra het duidelijk werd dat de Regeering voorloopig geen leeningen op langen termijn meer zou uitschrijven, begonnen de koersen van Staatsobligaties ineens te stijgen. Nu hoopt de Heer Flandin dat deze goede stemming op de Beurs den noodigen tijd zal aanhouden om de rentevoet op de emissiemarkt te doen dalen (hetgeen als de dringendste behoefte van de nationale economie beschouwd wordt) èn - wat misschien nog belangrijker is - om door herwonnen vertrouwen een gedeelte van de opgepotte gelden weer in omloop te brengen. Wordt deze dubbele wensch verwezenlijkt, dan zal de Staat binnen een goed half jaar de groote sommen die hij noodig zal hebben, op de markt op langen termijn zonder bezwaar en tegen een billijken prijs kunnen leenen. Een blijvende hausse van de Staatsfondsen is echter zeer problematisch. De tegenwoordige opleving berust op een zeer broos fundament, dat door de minste gebeurtenis stukgeslagen kan worden. En wat blijft er dan nog over van het mooie plan en van al de moeite van de Heeren Flandin en Germain-Martin? Ondertusschen leek het ons interessant, de aandacht op dit plan te vestigen. Er is immers een duidelijke analogie tusschen de maatregelen getroffen in België door de besluitwetten van 22 Augustus 11. en de nieuwe Fransche politiek. Het opzet nl. is hetzelfde: de krediet- | |
[pagina 227]
| |
markt te verruimen en de rentevoet voor het ontleende geld te verlagen. In België hebben de twee milliard van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid misschien rampen voorkomen... of uitgesteld. Een positieve verbetering hebben zij zeker niet aangebracht. Men zou ook de Fransche politiek met de werking van de Amerikaansche Reconstruction Finance Corporation ten tijde van President Hoover kunnen vergelijken. De vooruitzichten voor Frankrijk zouden er niet rooskleuriger door worden. De Heer Flandin heeft zeker dit voor, dat hij een schitterende redenaar en een diepe menschenkenner is. In al deze zaken speelt de mentaliteit, de stemming van het volk een groote rol. De Minister-President weet het en is besloten al zijn gaven te benutten om zijn doel te bereiken. Zijne bewering b.v. dat, uitgenomen wat betreft de duurte van het geld, het deflatieproces in zijn land niet verder behoeft doorgevoerd te worden kan o.i. alleen als een psychologische manoeuvre begrepen worden. Al te duidelijk is het immers, dat de prijzen in Frankrijk nog veel meer dan in België moeten dalen. Maar zoolang iedereen weet dat de prijzen binnen een maand lager zullen staan dan nu, koopt men alleen het strikt noodzakelijke en blijft de depressie aanhouden. Flandin wil deze deflatie-psychose wegwerken. Hij wil vertrouwen inboezemen, initiatief opwekken, de zaken weer in gang zetten. Wellicht zal zijn overtuigingskracht in dit opzicht op den langen duur doeltreffender blijken dan zijn nieuwe financieele politiek. |
|