| |
| |
| |
Hippokrates, de Vader der Geneeskunde
door Dr L. ELAUT, docent aan de Geneeskundige Faculteit te Gent
Men roemt de glansperiode van 't oude Griekenland om haar dichters, haar redenaars, haar dramaturgen, haar veldheeren, haar wetgevers, haar wijsgeeren, haar beeldhouwers. Wie kent haar geneeskundigen?
Wanneer men spreekt van de klassieke Oudheid rijst een pleiade van herauten voor den geest die op alle gebieden van het menschelijk vernuft blijvende monumenten hebben geschapen welke sinds eeuwen als het voorbeeld van grootmenschelijke schoonheid en waarheid worden beschouwd. Boven een menigte anderen steken enkele grooten uit die in hun werk als het ware heel het wonderbare genie van Hellas kristalliseeren. Demosthenes, Sophokles, Homeros, Pheidias, Thoekudides, Aristoteles zijn, bezien met de oogen van onzen twintigst-eeuwschen geest, veeleer het zinnebeeld van een genre, van een school, van een opvatting, het résumé van een stuk geschiedenis, dan de uitbeelding van een bepaald persoon die in de nevelen van meer dan vijf en twintig eeuwen bijna volledig zijn geschiedkundige eenzelvigheid heeft ingeboet. Ze concretiseeren in hun naam die in 't verloop van zooveel jaren tot een symbool werd geidealiseerd, alles wat hun tijdgenooten dachten en deden.
Zoo ook Hippokrates die terecht als de vader der geneeskunde bekend staat. Zijn naam is een vlag; zijn leer en zijn werk zijn het Corpus Hippocraticum. Zijn historische identiteit moge worden in twijfel getrokken (werd ook Homeros niet gevierendeeld door critici, filologen en andere literaire anatomen?); rond zijn naam mogen legenden zijn gesponnen als zooveel verheerlijkende aureolen; rond zijn oorsprong, die een goddelijke heet te zijn, mogen fantasieën zweven, Hippokrates de arts, blijft de verpersoonlijking van een geneeskundige traditie, van een wetenschappelijke school, van het medische denken in het meest roemvolle kultuurland der Oudheid.
| |
| |
| |
Zijn tijd en tijdgenooten.
De man leefde in de vijfde en vierde eeuwen vóór Christus. Zijn geboorte viel naar alle waarschijnlijkheid in 't jaar 459. Hij bereikte een zeer hoogen ouderdom; de eenen laten hem maar 85 jaar oud worden, terwijl de anderen hem tot 109 jaar laten leven. Zijn afkomst is omgeven door legenden. Zooveel is vrij zeker: hij stamde uit een van ouds bekende familie van geneeskundigen, deze der Asklepiaden, die zichzelf liet afstammen van Asklepios, god der medicijnen. Zijn wieg stond in het eilandje Kos, een der Sporaden, in de Egeesche Zee, vlak tegenover den meest Zuid-Westelijken hoek van het Klein-Aziatisch schiereiland. Kos bezat een bekenden tempel, den god der geneeskunde toegewijd; in de schaduw van dit pelgrimsoord waar ook de priesters kwakzalverden en droomen verklaarden, had zich stilaan een befaamde geneeskundige school ontwikkeld, die op andere dan godsdienstige grondslagen de medische practijk uitoefende, leerlingen vormde en doceerde. Er waren, omzeggens, te Kos twee geneeskundige opvattingen of scholen rond den Aklespiostempel opgeschoten: deze der priesters en deze der beroepsartsen: naijver zal wel daar, meer dan eens, stofjes aan de lucht hebben opgejaagd.
Maar er was nog meer. In het naburig eiland Knidos had zich op gelijke wijze, rond den tempel der godin Aphrodite een ander geneeskundig centrum ontwikkeld. De naijver tusschen Kos en Knidos groeide tot afgunst, soms tot bitteren strijd. Kon Knidos in den beginne Kos overvleugelen, toch zou de bakermat van Hippokrates haar mededingster naar de kroon steken, voorbijstreven en uitgroeien tot de meest befaamde medische school der Oudheid; daartoe heeft Hippokrates met zijn leer wel het meest bijgedragen.
Hippokrates staat in 't midden van de gouden eeuw van Hellas' geschiedenis en hij die geroemd wordt als de periodeut of rondreizende leeraar is op zijn tochten, die gingen door wat zich toentertijde de beschaafde wereld noemde, met de meest markante figuren uit Griekenland in aanraking gekomen. De hooge leeftijd die hij bereikte, maakte dat hij de tijdgenoot was van al de mannen die Griekenlands geschiedenis uit artistiek, kultureel en politiek oogpunt hebben opgebouwd.
Platoon zag hij geboren worden en overleefde hij met één jaar; Sokrates was amper tien jaar ouder, maar Hippokrates zou nog vijf- | |
| |
tig jaar treuren om het meineedige vonnis dat den meester van Platoon tot den giftbeker veroordeelde. Aristoteles zelf was reeds veertig jaar wanneer de stokoude Hippokrates, tusschen Larissa en Kroton, in Thessalië, overleed in het jaar der IIIe Olympiade. Hippokrates kreeg zijn wijsgeerige opleiding van de filosofen Gorgias en Demokritos die beiden ook meer dan honderd jaar oud werden. Tijdens zijn verblijf te Athene wier magnetische aantrekkingskracht alle intellectueelen naar zich toehaalde, leerde hij den treurspeldichter Sophokles en den blijspeldichter Aristophanes kennen. De twee aartsvijanden Aischines en Demosthenes, beiden redenaars van buitengewoon talent, hoorde hij in hardnekkig dispuut omtrent de politiek van pro of contra Macedonië en Philippos. Op zijn eiland Kos ontving hij de smeekende boodschap van het volk van Athene om de ongelukkige stad te komen bevrijden van de pest waaraan ook haar veldheer en leider Perikles zelf bezweken was. Hippokrates vertrok, en door maatregelen van ver-strekkende beteekenis, die veel op onze sociaal-hygienische verordeningen gelijken, ging hij den geesel te keer en roeide hem tot de laatste kiem uit. Te dier gelegenheid ontmoette hij daar ook Pheidias die zijn naam in het beeldhouwwerk van Akropolis en Parthenon had vereeuwigd.
Hij was ten tweede male te Athene toen deze stad, onder Alkibiades, om de heerschappij tegen Sparta, den Peloponnesischen oorlog voerde. Hij kende er den beeldhouwer Praxiteles die het standbeeld van Aphrodite voor haar tempel te Knidos, de geneeskundige mededingsterzijner heimat, had vervaardigd. Hij kende er ook Thoekudides den geschiedschrijver en leerde er beseffen al de onhebbelijkheden die staatslieden en politiseerde kunstenaars en geleerden kunnen ervaren, wanneer de kansen voor hen verkeeren.
Hij zelf, al was hij de getuige van zooveel staatspolitieke gebeurtenissen, geraakte in hun draden niet verstrikt; hij stond er boven en buiten en hield zijn geest en handen vrij in den dienst zijner wetenschap en in den dienst van alwie op zijn hulp en kennis beroep deed. Artaxerxes, koning der Perzen, zond een legaat naar Kos met de opdracht Hippokrates te bewegen zijn door de pest uitgedund leger ter hulp te snellen; hij liet den beroemden en geleerden arts den glans van zijn rijkdommen in de oogen schitteren. Maar de grootste onder de groote koningen moest ondervinden hoe Hippokrates verbolgen en verontwaardigd over het aanbod, het offer van de hand wees.
| |
| |
| |
De arts en zijn werk.
Men heeft vroeger wel eens beweerd en geloofd dat de met den naam van Hippokrates verbonden roemvolle periode der Grieksche, de allereerste uiting was van een wetenschappelijke geneeskunde; alsof deze door Hippokrates, den vader der geneeskunde, uit het niet zou zijn geschapen. Niets is minder waar. Hippokrates is niet de schepper, maar de meest vooraanstaande vertegenwoordiger van een stelsel dat als hippokratisme bekend staat. Deze geneeskunde reikt met hare wortelen veel dieper, tot in de empirie van Hippokrates' voorgangers zoowel in Griekenland als in Egypte en de andere landen rond de Middellandsche Zee.
Het Corpus Hippocraticum is een geheel van schriften die door de traditie van vele eeuwen aan den naam van den grooten Griekschen arts zijn gekoppeld. Het aantal dezer schriften is vrij groot: er zijn er meer dan vijftig. Ze werden in het Duitsch uitgegeven door R. Fuchs, in 1900 en beslaan drie in 4o banden; in het Fransch door Littré gecommentarieerd en vertaald. Deze uitgaaf telt 10 banden in 8o (1839). De herkomst dezer schriften, of ze van Hippokrates zelf of van zijn leerlingen zijn, is, ook hedentendage, nog niet met zekerheid uitgemaakt. Reeds in de derde eeuw vóór Christus was omtrent hun unitairen oorsprong twijfel gerezen. Wat er ook van zij, ze stammen allen uit het midden der 4e eeuw vóór onze tijdrekening en vormen, ondanks zekere tegenstrijdigheden betreffende oorzaak en behandeling van sommige ziekten, een vrijwel goed samenhangend geheel.
Het meest belangwekkende van zijn schriften zijn de Aphorismen, een boek dat krioelt van rake kantteekeningen en waar ook de moderne medici veel wijsheid kunnen putten. Wanneer men dit boek doorloopt kan men op sommige oogenblikken den indruk niet wegwerken dat twintig eeuwen van geneeskunde ons feitelijk niet veel verder hebben gebracht.
Het Corpus Hippocraticum berust hoofdzakelijk op de wijsgeerige stelsels van de natuurfilosofen die Hippokrates voorafgingen: het wordt dan verder vervolledigd door de beleeringen gegroeid uit de empirische geneeskundige gebruiken en behandelingsmethodes in zwang rond de orakelende tempels.
Een oude volksoverlevering, die tot in de verste oertijden is terug te vinden, zoekt de ziekte te verklaren door een verandering der
| |
| |
vier lichaamssappen of humoren (bloed, slijm, zwarte gal en gele gal); aan deze opvatting sloot zich aan de natuurfilosofische beschouwing over de vier hoofdelementen volgens Empedokles (t.t.z. de aarde, de lucht, het water en het vuur). Het evenwicht uit het wonderbaar mengelmoes van de vier humoren met de vier elementen ontstaan zou het leven zijn: en de ziekten zijn te herleiden tot storingen van dit evenwicht. Dit is de hoofdschotel van de hippokratische ziektenleer.
Alles wat voor de geneeskunde uit deze theorieën is voortgesproten wordt in Hippokrates om zoo te zeggen verpersoonlijkt. En hier is een schifting tusschen het anecdotische, het mythische en het echt medische niet meer mogelijk.
Groot was de invloed van Hippokrates op den ontwikkelingsgang der geneeskunde: in de oude tijden zijn zijn leer en zijn stelsel schering en inslag geweest. Eerst een paar eeuwen na Christus groeide uit de beschaving van Rome een ander geniaal arts, die wel zijn evenknie te noemen is, met name Galenus. Men kan zonder overdrijving zeggen dat deze twee tot aan den vooravond der twintigste eeuw de geneeskunde hebben beheerscht. Hun geneeskundige stelsels loopen uiteen en zijn op heel verschillende grondvesten uitgebouwd: dit dualisme vond zijn uitdrukking in de thans nog gebruikte spreuk: 'Hippokrates zegt ja, Galenus zegt neen'. De klinische geneeskunde in de 18e eeuw, te Leiden, met Boerhaave, die geen schooner titel nastreefde dan de leerling van Hippokrates genoemd te worden en als communis totius Europae praeceptor bekend staat, was niets meer dan een schitterende renaissance van het zuiverste Hippokratisme. Met Boerhaave's leerling, Van Swieten, die de grondlegger werd van het zoo hoog geroemd medische onderwijs te Weenen, kende het Hippokratisme zijn mooiste triomfen.
| |
Een blik in zijn schriften.
Hippokrates is vooral door zijn schriften een groot leermeester geweest. Een oningewijde zal daarin natuurlijk het spoor bijster worden. Wij zullen ons veroorloven voor de lezers van STREVEN alleen het meest typische daaruit te vermelden, betreffende enkele hoofdvakken der geneeskunde.
Anatomie. De hippokratische ontleedkunde berust op het onderzoek van dieren: tot een stelselmatige ontleding van menschenlijken is het niet gekomen door religieuse vooroordeelen en esthetischen
| |
| |
afschuw. Af en toe dierf men het toch wel aan een blik te werpen in den innerlijken bouw van den mensch en benuttigde men de kans op een aangespoeld lijk of een ter dood gebrachten booswicht. De beenderen en de spieren alleen zijn betrekkelijk goed bekend; maar over den bouw van ingewanden en zintuigen had men ten tijde van Hippokrates de meest verbluffende opvattingen. Deze bleven bijna ongewijzigd voortheerschen tot het midden der zestiende eeuw toen Vesalius de menschelijke ontleedkunde opbouwde.
Ziekteleer. De ziekte is een dyskrasie t.t.z. een afwijking van de normale humorenmengeling. De invloed van erfelijkheid, van natuurlijke voorbeschiktheid, van ouderdom, van geslacht was aan Hippokrates niet ontgaan: zoo b.v. zegt hij dat de kinderen een groote neiging tot stuipen vertoonen. Wat zeer waar is. Epilepsie is een zenuwziekte. Ziekten als malaria, typhuskoorts, roodvonk, mazelen, diphteritis, longontsteking worden zorgvuldig van malkaar onderscheiden en met treffende stiptheid beschreven; Hippokrates kende de kraambedkoorts, het nierabces en het verschil tusschen nier- en blaassteen. De diagnostische kunst van den hippokratischen arts is een zeer rijke en schijnt later sterk te zijn achteruit gegaan en vervallen.
In het ziekenonderzoek zal geen enkel symptoon over 't hoofd gezien worden zegt hij. Men zal zijn volle aandacht schenken aan den algemeenen toestand en zich niet blind staren op de locale verschijnselen alleen. Hippokrates heeft de teekenen van den naderenden dood op zulke ongeëvenaarde wijze beschreven, dat wij ze hedentendage nog met de benaming 'facies hippocratica' bestempelen. Men voelde de polskloppingen en hield rekening met de lichaamstemperatuur die men met de op de borst gelegde hand trachtte te bepalen. Men veronachtzaamde te geenen male de lichaamsafscheidingen: de ontlasting, de urine, het braaksel, de tranen, het zweet en den wondetter. Men stelde alles in den dienst van een preciese diagnose. Wat meest bewondering verdient, is zijn aanwijzing omtrent het beluisteren van de borstkas om tot een fijne diagnose van long en borstvliesziekten te geraken. Wat men aan de ontdekkingen van Laënnec toeschrijft (in 't begin der 19e eeuw), was dus in zekere mate aan den Griek Hippokrates, vier eeuwen vóór onze tijdrekening bekend, want hij sprak ook van wrijvende, plassende en krakende geluiden, door zijn oor binnen de borstkas waargenomen.
De hippokratische arts moest zich inspannen voor het stellen
| |
| |
eener juiste prognose: daaraan zou men vooral zijn echte waarde toetsen, daar zulks het in hem gestelde vertrouwen verhoogt. De prognose zou opgebouwd worden uit de analyse van de subjectieve en de objectieve symptonen. Wat staat Hippokrates hier ver boven de orakels van Kos en Knidos en de onwetenschappelijke orientalistische droomverklaringen! Tot de gunstige teekenen behooren de normale ademhaling, de rustige slaap, de daling der koorts; tot de ongunstige, de bestendige rugligging, het blijven open staan van den mond.
Behandelingsmethodes. De hippokratische therapie laat zich leiden door deze twee hoofdmotieven: 1o) de tusschenkomst van den arts moet zich beperken tot het ondersteunen van de heelende krachten die in de natuur van het organisme zelf gelegen zijn; 2o) het opperste principe is 'primo non nocere'; de dokter weze dus in alles voorzichtig; dit zal wel een dubbel kostbare levensregel geweest zijn in een tijd toen men in het wezen der ziekte, in de nog problematische werking der geneesmiddelen ternauwernood een zwak inzicht had, en door de gebrekkige anatomische en chirurgische kennissen zich tot essentieele wijsheid moest beperken.
Hippokrates wijst er zijn leerlingen en volgelingen op hoe men zorgvuldig van de individualiteit der patiënten diende rekening te houden: geen overdreven schematiseering; hij prijst doelmatig dieet en stipte regeling van de leefwijze en logische verdeeling van slaap, rust en beweging die tot in de kleinste bijzonderheden worden bepaald. De medicamenteuse behandeling is zeer eenvoudig en tot enkele afkooksels van kruiden herleid.
Heelkunde bij Hippokrates. Deze bereikte een hoogen graad van volmaaktheid. De operatietechniek, de voorbereiding der patiënten, het rijke instrumentarium, de assistentie, de verbanden worden tot in de puntjes verzorgd en beschreven. Nog op onze dagen gebruikt men een verband dat de 'muts van Hippokrates' genoemd wordt. De leer der wonden, der beenbreuken, der gewrichtskneuzingen wijkt maar weinig van onze moderne af: hoe vreemd het ook klinke, men deed schedelboringen en opereerde nierabcessen.
***
De hippokratische geneeskunde is niet in haar geheel staande gebleven; haar onvergankelijkheid berust niet op de positieve feiten
| |
| |
die zij heeft bewezen noch op de methodes die zij heeft voortgebracht. Er is te veel kaf onder het koren. Zij is alleen onvergankelijk door den geest die haar bezielt: zijn methodologie is de eenige waarde van het Hippokratisme.
Hippokrates wees aan de geneeskundigen een nieuwen weg aan; den eenen rechten weg langs waar de geneeskunde een schoonere toekomst te gemoet gaat: n.m. door wetenschappelijke waarneming en methodes tot ware kennis geraken.
| |
De ethiek van Hippokrates; de eed.
Hippokrates had een groote achting voor zijn beroep en zijn moreele waarde. Ook van uit dit standpunt kan men hem als den vader van de geneeskunde roemen. Op menige bladzijde van zijn schriften kan men blijken van deze zedelijke grootheid aanwijzen. De Grieksche arts was een man van wetenschap en kunst maar ook een man met een hoog besef zijner verantwoordelijkheid. Hij teerde op de hippokratische spreuk: 'waar er liefde tot den mensch is, daar is ook liefde tot de kunst'. De eerecodex van het medische beroep was neergelegd in wat bekend staat onder den naam van eed van Hippokrates.
Ziehier hoe deze eed luidt: 'Ik zweer bij Apolloon, den genezer, bij Asklepios, Hygieia en Panakeia, en bij al de goden en godinnen die ik tot getuige hiervan neem, dat ik naar mijn geheele vermogen en beste kunnen dezen eed zal getrouw blijven. Ik zal hem die mij in de geneeskunde onderwezen heeft aanzien als de gelijke mijns vaders; ik zal hem bijstand geven en wanneer hij in geldverlegenheid is hem van het mijne meedeelen; ik zal zijn kroost bejegenen als mijn eigen broeders; ik zal hem mijn kunst aanleeren zonder eenige vergoeding; ik zal hem met de grondslagen mijner kunst vertrouwd maken, hem mondeling allen uitleg verschaffen en hem omtrent de gansche leer alles mededeelen zooals aan mijn eigen zonen. Dit zal ik eveneens doen voor de leerlingen die ingeschreven zijn en den eed van gehoorzaamheid aan 's dokters wet hebben gezworen, maar ook aan niemand anders.
'De zieken zal ik behandelen zooals mijn innige overtuiging en mijn wetenschap het mij gebieden; ik zal ze bewaren voor alle schadelijke en onrechte dingen. Ik zal nooit aan niemand vergif geven, zelfs wanneer hij er zelf om vraagt. Nooit zal ik aan een vrouw een vruchtafdrijvend middel voorschrijven, maar in reinheid en in
| |
| |
heiligheid zal ik mijn leven en mijn kunst bewaren. Ik zal nooit het mes gebruiken om een steenoperatie uit te voeren, maar dit overlaten aan de menschen wier beroep het is. Wanneer ik een huis binnenga zal ik dit doen om de zieken te helpen; ik zal mij vrij houden van alle opzettelijke kwade bedoelingen en onrecht en vooral van ontucht met vrouwen of mannen, 't zij slaven of vrijen. Alles wat ik door mijn omgang met de zieken zal zien en hooren, zelfs buiten mijn practijk (in mijn sociale omgeving), en wat niet verder hoeft verteld te worden, zal ik verzwijgen en als een heilig geheim bewaren.
'Wanneer ik dezen eed getrouw blijf en hem niet verbreek, dat het mij dan gegeven zij vreugde te scheppen in mijn leven en mija kunst onder de menschen en voor alle tijden beroemd te blijven. Wanneer ik er aan te kort kom en meineedig word, dat mij dan het tegenovergestelde lot beschoren zij.'
Deze eed kan men aanzien als de basis waarop de huidige geneeskundige plichtenleer gegrondvest is. Al heeft het Corpus hippocraticum met al zijn leerstelsels bij de moderne medici aan belangstelling verloren, de ethiek van den vader der geneeskunde, wordt door alle gewetensvolle beoefenaars van het beroep als een kostbaar erfgoed bewaard. Reeds zeer vroeg na de opkomst van het Christendom had de Kerk het belang van den eed ingezien en hem dan ook met een passend christelijk kleed opgesmukt; de aanhef luidde: 'gezegend zij de Vader van O.H. Jezus Christus...' Ook de Arabische geneeskunde nam den eed over, en in de plaats van Apolloon kwam dan Allah. De befaamde universiteiten van Montpellier en Glasgow stelden er een op naar hetzelfde type.
|
|