Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Een nieuw boek over Frederik van EedenGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 199]
| |
Is Dr. van Tricht daarin geslaagd? Aan de eerste levenshelft van Van Eeden, die der groote kunstwerken, komt, volgens hem, 'uit-voeriger beschouwing toe... dan aan de tweede' (bl. 12), Daarbij meent hij dat L.J.M. Feber, toen hij over Van Eeden's ontwikkelingsgang schreefGa naar voetnoot(3), zijn Katholicisme te zeer op den voorgrond stelde om een objectief juist beeld te geven (cfr. bl. 11-12); en deze dubbele aanduiding waarschuwt ons dat hij, in Van Eeden's bekeering, nooit 'het slotakkoord' zal zien 'op de symphonie zijns levens'Ga naar voetnoot(4). Tenminste niet zooals wij dat begrijpen. Is Dr. van Tricht in zijn opzet geslaagd? Ja, in zoover dat voor een niet geloovige mogelijk was; neen, strikt genomen. Hij heeft het zwaartepunt verlegd. De intens godsdienstige mentaliteit van den dichter, denker en strijder heeft hij, verstandelijk, zeer nauwgezet beschreven; maar diens wijsgeerige wereldbeschouwing, aesthetische intuïties en streven naar rechtvaardigheid zijn eerder onvolkomen uitdrukkingen van den ethischen drang eener God zoekende ziel, dan leidende levensbeginselen. Van Eeden's werken zijn resultanten: pas is er een voltooid, of de slotsommen blijken reeds onbevredigend. Momenten, niets meer, in zijne ontwikkeling, laten zij minder misschien door hun verstandelijken inhoud de ziel van den schrijver kennen dan door hun bewogen toon: de huivering, het verlangen, de klacht, de spot, de verontwaardiging...; en dat, dunkt ons, heeft Dr. van Tricht aan zijn studie te weinig tot grondslag gelegd. Iets minder intellectualisme hadden wij gewenscht, iets meer mysticisme en gevoelde liefde; iets minder van Pluizer, iets meer van den OnbekendeGa naar voetnoot(5) die, in het slottafereel van De Kleine Johannes evenals in dat van Van Eeden's leven, niet 'ongewenst' (bl. 11) optreedt, maar, hoe lang ook voorbereid, toch nog verrassend. 'Van binnen uit...': het allerbinnenste binnenste van Van | |
[pagina 200]
| |
Eeden's ziel, de drang naar offerGa naar voetnoot(6), heeft Dr. van Tricht niet in het midden gesteld. Hij 'verteekent' (cfr. bl. 12) het beeld. En van de reden gewaagden wij hooger: alleen wie midden in het Katholiek geloof staat, kan, van daaruit, Van Eeden, heel zijn leven door en in al zijn belangrijke werken, naar zich zien toeschrijden, tastend, dwalend, zichzelf bedriegend, ontgoocheld en ontwricht... om eindelijk, verrast, nabij te vinden wat hij, onwetend, ver had gezocht. Dat willen we even ontwikkelen: aan de hand van Dr. van Tricht Van Eeden's levensloop vluchtig schetsen; om daarna, het standpunt verleggend, de bekeering als de bekroning voor te stellen van dien ontwikkelingsgang. | |
I.In vier perioden verdeelt Dr. van Tricht Van Eeden's leven: 'de gevoelswaardering' en 'de wijsgerige waardering van de werkelijkheid', tot 1896; - 'de strijd om schoner werkelijkheid', tot 1907; - 'verkondiging van het Ideaal na verloren strijd', tot ± 1915; - 'dorst naar Verlossing', na ± 1915. Dat komt hierop neer: tot aan zijn 37e jaar was Van Eeden hoofdzakelijk de dichter-wijsgeer; daarna, tot aan zijn 47e, de sociale hervormer; dan, tot aan zijn 55e ongeveer, de profeet van een gelukkige toekomst; eindelijk, door ouderdom, verzwakking en onzekerheid in 't nauw gedreven, de zoeker naar verlossing die, in het Roomsch-Katholiek geloof, de verlossing dan ook vond. Men kan het nog anders voorstellen: in Van Eeden's leven, zooals in de meeste krachtige levens trouwens, wisselt stijging met stilstand af, aanpassing of inzinking; en die stilstand, aanpassing of inzinking bereidt, op hare beurt, een nieuwe stijging voor. De eerste stijging gaat tot 1887: de Nieuwe-Gidser, schrijver van verzen, studies, blijspelen en De Kleine Johannes, promoveert tot dokter in de geneeskunde en huwt met M. van Vloten. Een korte inzinking, tot 1889, gaat de wijsgeerige stijging vooraf - naar veler oordeel het glanspunt in Van Eeden's leven -, wanneer de smart, de liefde, het recht, de schijn en het wezen (later nog de dood en de trouw) in | |
[pagina 201]
| |
eene reeks van groote werken worden gepeild en omschreven. Dan volgt, van 1897 tot 1907, de groote, heldhaftige aanpassing bij de werkelijkheid; ze loopt uit op een volkomen mislukking. Maar aanstonds voegt zich een vernieuwing daarbij: 'als het eerste luchtschip verbrandt, maakt men het tweede beter', zegt de strijder in 1909Ga naar voetnoot(7); en de onsamenhangende pogingen, tot ± 1915, om door rechtvaardigheid en liefde een gelukkige toekomst voor te bereiden, putten zijn lichaam uit en ontwrichten zijn geest. De bitterste ontgoocheling komt daarna: de bewuste ondergang in zwakheid en onzekerheid; en dan de hoogste stijging: de bekeering... Nu kan men op de perioden van stijging nadruk leggen; en als men de resultaten van Van Eeden's streven opzoekt: dààr vindt men ze. Doch als men, van binnen uit, den ontwikkelingsgang van den zoeker wil nagaan; dan brengen de perioden van lijden, mislukking, moedeloosheid wel niet een helderder, dan toch een wonderbaarder licht. En dat heeft Dr. van Tricht te zeer over het hoofd gezien.
***
Voor hem, gelijk voor Dr. Kalff, ligt de schoone tijd van Van Eeden in de jaren 1889-1897, toen, slag op slag, de groote meesterwerken - Ellen, Johannes Viator, De Broeders, Schijn en Wezen I - ontstonden. Voorspoedig leefde het jeugdig gezin te Bussum; en de jonge geneesheer, mededirecteur van het eerste gesticht voor psycho-therapie te Amsterdam, genoot eer en aanzien, sympathie en vertrouwen. Moedwillig verbrak Van Eeden dat geluk. Zijn sociale bemoeiingen belemmerden vooreerst de stoute vlucht van zijn geest; zijn rustelooze arbeid, jaren lang, sloopte, vóór den tijd, zijn lichaamskracht. Hij ging den weg op die hem tot waanzin zou leiden. Een vluchtig zich hervatten nog, nu en dan, doch dat de ontbinding niet stremde; geniale vonken ook, verscheidene, maar geene werd een voedende vlam...; en toen, na 1915, 'de levensmoeilijkheden zich tot een onneembare barrikade opeenstapelden' (bl. 114); toen bleef hem niets anders meer over dan 'het zich-ontveinzen', d.i. 'overweldigd zijn, tenslotte de dingen en zichzelf niet meer durven zien zooals ze zijn' (bl. 114-115). | |
[pagina 202]
| |
Zoo treedt Dr. van Tricht in het voetspoor van Dr. Kalff, die van een boek, als apologie aangevat, een requisitoir maken moest. Met dit verschil alleen: Dr. Kalff beoordeelt alles bitter en afwijzend, Dr. van Tricht mild en tegemoetkomend. Dr. Kalff spreekt van den 'faun', Dr. Van Tricht beeldt den schrijver-denker uit als een 'eenheid in tegendelen'; en waar de eerste de bekeering als eene totale verloochening en verlaging voorstelt, wordt zij bij den tweede het gedwongen steun-zoeken van een machtelooze die niet anders meer kan (zie bl. 151). Daarvan uitgaande, doch daarvan alleen, beweert hij dat het Katholicisme voor den grijzen zwerver 'een zegen is geweest' (bl. 153). Het steunde hem zedelijk, het verlichtte zijn ouderdom; 'het heeft... hem - waarom het tenslotte gaat - momenten doen kennen van waarachtig Godsbesef' (bl. 153). Neen, daarom gaat het tenslotte niet; het gaat om de eeuwige redding der ziel. En als de bekeering niets anders was dan het noodgedwongen terugwijken van een overwonnene; dan is het Katholicisme weinig meer dan een veilige burcht voor mislukte levens. | |
II.Geen probleem heeft Van Eeden meer beangstigd dan dat van het lijden. Het lijden in de natuur en in de menschelijke samenleving vervreemdde reeds De kleine Johannes van Windekind en van Pluizer; en wanneer 'vele tranen zijne oogen hadden verhelderd' (cfr. De Kl. Joh., einde) zag hij den Onbekende, over de zee, rustig naderschrijden. Hij 'herkende' hem. Zijne godsdienstig-wijsgeerige periode zette de zoeker in met Ellen, een Lied van de Smart (1889); en in al de volgende groote werken, zuivert de smart - onder den vorm van renutiatie, deemoed, beproeving - de menschen van alle schuld, kleinheid, beperking en duisterheid. De smart-gelouterde en vuur-gestaalde alleen kan eindelijk verzwinden in de pantheistisch opgevatte Liefde: Smart is het bruisend dempen van onevenwichtigheid, Liefde is evenwichtGa naar voetnoot(8). Heel ver staat zulke theorie van de christelijke leer, die in het lijden de straf ziet der zonde. Maar door die straf te ondergaan heeft Christus de zonde overwonnen; en zoowel de Katholieken | |
[pagina 203]
| |
als Van Eeden, beschouwen de smart als louterend, verheffend, met God vereenigend... welke loutering en vereeniging met God, alleen theoretisch, verschillend worden opgevat. Van toen af had Van Eeden Katholiek kunnen worden, bekende hij later, maar hij kende de Roomsche Kerk niet. Psychologisch beschouwd, vertoonde zijne mystisch getinte ascese zeker verwantschap met de Katholieke; en het psychologisch aanvoelen van zijn streven naar God was den intuïtieven denker meer waard dan de rationeele structuur zijner gedachten. Nader dan Pluizer, dan Wistik zelfs, stond hem de Onbekende. 'Alle leven streeft in beginsel vanzelf naar God. Op dit “vanzelf” legt Van Eeden telkens de nadruk' (bl. 71). Toch rijpte de bekeering niet: de denker bouwde zijn levensbeschouwing nog op in het ijle; hij volgde nog niet, met de daad, de 'Heilige Richting, linie van genade'Ga naar voetnoot(9), die hij nochtans helder voor zich zag. De geweldige werkelijkheid zou, geleidelijk, al het broze van zijn gedachtenconstructie versplinteren, en alleen ongeschonden laten de harde waarheidskern.
***
Met een mengeling van heldhaftigheid en trots trad de dichterwijsgeer in het sociale leven: heldhaftig omdat hij, voor wat hij waarheid en recht meende, rust en toekomst opofferde; trotsch - eerder naïef-ijdel - omdat hij, kinderlijk onbevangen, waande de wereld te zullen hervormen. Hij trad het geloof tegemoet. Want één ding werd hem klaar: slechts een van God gezondene, een Messias, kon de menschen gelukkig makenGa naar voetnoot(10). Een 'dichter-profeet-koning' meende hij eerst; deze was zeker niet ver, en als zijn Johannes de Dooper kon hijzelf wellicht optredenGa naar voetnoot(11). Hij zocht | |
[pagina 204]
| |
dus, in Amerika, een assicié-organisator, een 'inspired millionaire'; hij was, in 1914, de eerste voorzitter van een utopischen 'Wereldrijksdag' en daar hij zijn inspiratie als wankel aanvoelde, wilde hij ze op droomgezichten doen berusten en op spiritistische mededeelingen... Meer en meer joeg zijn trots hem belachelijke dwaalwegen op; meer en meer ook bracht zijne heldhaftigheid de schoonste offers. Totdat hij, rond 1915, physisch ontzenuwd, moreel geschokt, intellectueel onevenwichtig geworden, zijn laatste pogen verzwinden zag. Hem restte niets meer. Niets meer dan twijfel, nakende ouderdom, machteloosheid; maar ook het besef dat het diepste lijden hem het dichtst bij God voerdeGa naar voetnoot(12): de oude lijdensgedachte, door eigen bittere ondervinding uitgediept en tot zuivere waarheid gebracht... Met een schijnbaar mislukt leven achter den rug en den dood voor oogenGa naar voetnoot(13), ontwaarde de oude man nu de heldere waarheid: 'zoo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zoo ze sterft, brengt ze rijke vruchten voort' (Jo. XII, 24). Toch kostte de laatste stap hem veel: hij was het zoo anders gewoon; en 'breek die trots in je'Ga naar voetnoot(14). Men heeft, ook na zijn bekeering, van zijn aarzeling gesproken, van zijn tobben, van zijn vergissingen omtrent sommige punten van de Katholieke geloofsleer... hoe kón het anders? De oude gewoonten en denkwijzen werkten door, zijn uitgeput lichaam pijnigde hem meer, hij voelde het klare bewustzijn hem ontglippen... Maar zijn bekende voordracht: Mijn Overgang tot de Kerk (Ga naar voetnoot(15)) ademt vrede; uit zijn latere werken spreekt, meer en meer, een | |
[pagina 205]
| |
Katholieke geestGa naar voetnoot(16); en aan zijne laatste heldere woorden mag wel niemand twijfelen: '...nooit heb ik den moed opgegeven', en dat hij 'ondanks alle tegenspoed toch een doel bereikt had'Ga naar voetnoot(17). Niet ondanks, maar dóór den tegenspoed heeft hij zijn levensdoel bereikt; en het liefst is ons de oude, verdwaasde Van Eeden, een beeld van ellende. Alles heeft hij verloren; maar hij vond den lang gezochten, kostbaren parel. | |
III.Alleen een Katholiek kan 'het boek' over Van Eeden schrijven. Niet de starre rationeele denker, die voor levende strevingen doode namen vindt; maar de dichterlijke ziener, die door den droom de daad ziet voorbereid, en in de daad den droom gelouterd. De intensgeloovige die het geloof de diepste behoefte weet der menschelijke ziel, en hare alles-bevredigende, diep glanzende verlichting. De vrome mysticus tenslotte die in het lijden, naar Christus' voorbeeld en met Hem vereenigd, de welige bron heeft ontdekt van goddelijk genade-en verlossingsleven... Zulk een mensch alleen bespeurt den wonderbaren weg, waarlangs Gods Voorzienigheid Frederik van Eeden heeft geleid. Maar wie zich nog aan Van Eeden-studie zal wagen... dankbaar zal hij steeds het werk van Dr. van Tricht ter hand nemen, die, van uit een onvolkomen standpunt, toch zooveel onmisbare besluiten zeker heeft vastgelegd. |
|