Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[Nummer 3]Duitschlands verleden en toekomst in het licht der wetenschappelijke literatuur sinds 1930
| |
[pagina 162]
| |
Nog een paar inleidende opmerkingen: niet zoozeer de min of meer subjectieve kantteekeningen dezer studie zijn hier hoofdzaak, maar wel de boeken of werken opgegeven in de nota's - het spreekt vanzelf dat wij enkel waarlijk wetenschappelijke werken in die nota's zullen vermelden. - Om op ons voorbeeld terug te komen: het zijn de werken zelf van Rubens, Van Dyck en Vondel, die de kunstvorscher steeds voor oogen moet houden. Zijn indrukken moet hij immer toetsen aan de oorspronkelijke meesterstukken, en voor zoover menschelijk inzicht dit vermag, dient hij de werken te schouwen in 't licht, waarin het genie der kunstenaars ze oorspronkelijk heeft geschapen. In dien zin zijn de nota's van grooter belang dan de tekst. Dat de hier vermelde werken feitelijk bij elkaar behooren en met elkaar samenhangen, is niet het willekeurig werk van een enkeling. Als de bloemen van het veld zijn ze opengebloeid; de botanicus die ze eenvoudig weg classificeert heeft haar noch de gemeenschappelijke eigenschappen noch de onderscheidene kenmerken geschonken. Onze vergelijking met de drie Nederlandsche kunstenaars kan het vermoeden verwekken, dat wij hier ook de afzonderlijke schrijvers in hun persoonlijkheid willen belichten en karakteriseeren. Met levenden is zulks niet goed mogelijk. Een subjectieven kant van de wetenschappelijke bedrijvigheid wil ik toch even aanstippen en illustreeren met het volgende voorbeeld. De naam van Pater Braun, schrijver van 'Die belgischen Jesuitenkirchen' (1907) is ons allen bekend. Welnu, toen hij in 1924 zijn groot levenswerk in twee boekdeelen 'Der christliche Altar' in het licht gaf, had dit jammerlijk ten gevolge den ondergang van zijn Munchenschen uitgever. Voor zijn volgende boek 'Das Altargerät in seiner geschichtlichen Entwickelung' bracht Kardinaal Ehrle een bedrag samen van 6.000 Mark, waardoor hij den uitgever van alle risico ontlastte en het uitgeven van het werk mogelijk maakte (1931). Dat een geleerde met zijn schrijven, zijn werken niets verdient, ja meestal totaal niets, is bijna vanzelfsprekend. Zoo getuigen dan de tallooze wetenschappelijke publicaties van een groote offervaardige krachtinspanning vanwege enkeling en volk. Merken we nog op dat in de protestantsche schriften over godsdienstGa naar voetnoot(2) het persoonlijke, het subjektieve vaak op het voorplan | |
[pagina 163]
| |
treedt. Bij von Selchow b.v. komt het in naieve openhartigheid te voorschijn. Maar ook de protestantsche theologie heeft een totalen ommezwaai gemaakt van de Subjectiviteit van Kant en Schleier-macher, naar eene objectieve openbaring en haren van God gegeven inhoud. Karl Barth, Emil Brunner zijn hier de baanbrekers. Doch afgezien van deze uitzonderingen is de blik van de wetenschappelijke vorschers klaar en duidelijk gericht op het geheel, op het volk. Het eigene, het persoonlijke wordt op den achtergrond geschoven. Dat is zoo waar, dat een werk als 'Der Jude Philo als socialer Denker' zonder die algemeene geestesrichting eenvoudig weg niet denkbaar is. Duitschland's jongste wetenschappelijke literatuur biedt zulk uitgebreide stof tot veelzijdige belichting dat wij verplicht zijn ons te beperken. Wij willen in deze bijdrage even nagaan; haar belangstelling voor land en volk; haar interesse voor het buitenland; de verhouding van katholieke en protestantsche schrijvers tegenover elkaar en tegenover de zoogenaamde nieuwe Heidenen. Als eerste en voornaamste studie-onderwerp komt in aanmerking het duitsche volkGa naar voetnoot(3) als ras, als staatkundige, kultureele, taalkundige eenheid [I.] | |
[pagina 164]
| |
Daarbij is er op iedere Universiteit een philologische Faculteit, die zich in fransche, engelsche en andere takken onderverdeelt. Iedere hoogeschool-student wordt door de Universiteits-statuten verplicht een gedrukte dissertatie te schrijven over b.v. engelsche, fransche, russische geschiedenis of literatuur. Zij vertolken daardoor hun zienswijze, hun oordeel, hun gevoelens tegenover de in den wereldoorlog vijandige volken [II.] De katholieke en de protestantsche literatuur streven er naar, aan volk en staat te geven al wat hun wereld-beschouwing redelijk toelaat. - De godsdienstloozen integendeel onderscheiden zich door een totale en onvoorwaardelijke overgave: voor hen vervangt staatsdienst alle godsdienst en geloof. - Door tegenstelling met deze opvatting is tusschen Katholieken en Protestanten, de tegenstanders van gisteren, toenadering ontstaan. Beiden willen een staatsdienst met onverdeele toewijding, maar op grond van godsdienstige beginselen. Hoewel dit gemeenschappelijk politiek doel nastrevend, blijven beide partijen toch ook heden nog klaar en uitgesproken gescheiden, wat de godsdienstige leer betreft. De pennestrijd daaromtrent heeft evenwel veel van zijn scherpte en bitterheid verloren. Het onderzoek naar de oorzaken dezer toenadering op wetenschappelijk gebied is bijzonder belangwekkend en bij bestudeering der verschenen werken valt ze onmiddellijk in 't oog [III.] Op elk literair gebied treffen we een opgewekt leven aan. De ijver voor de eigen stelling doet den slinger wel wat sterk naar links of rechts slaan, maar een gemeenschappelijke, wetenschappelijke methode houdt de strijders, als geschoolde schermers, binnen behoorlijke perken. En kan men een tegenstander op een objectief-kwetsende uitlating opmerkzaam maken, dan zal hij zich daardoor niet gekrenkt voelen en gaarne met de gemaakte opmerking rekening houden. Dit geldt namelijk ook voor politieke uiteenzettingen, waardoor gewezen krijgsvijanden in het gedrang komen. | |
[pagina 165]
| |
I. Belangstelling voor land en volk.We hebben er reeds op gewezen, het is het duitsche volk als ras, als staatskundige en kultureele eenheid, dat het eerste voorwerp van alle studie uitmaakt. Geleerden met wereldnaam stellen hunne krachten in dezen nationalen dienst. 'Alt Germanien' betitelt Eduard Norden zijn jongste werk (1931). Het laatste deel van het boek behandelt 'Italisches, Illyrisches, Germanisches' (blz. 217-315). De voorgeschiedenis van europeesche stammen en volkeren, alsook die der vroegste tijden moet opgehelderd worden. Werd den germaanschen ongekerstenden door zijn inlijving in het christendomGa naar voetnoot(4) niet in zijn edele beslist-karakteristieke natuurlijke hoedanigheden geweld aangedaan, schade berokkend? Een groote reeks, waaronder ook vele wetenschappelijk vruchtbare werken, nemen stelling tegenover dit probleem. Hier hebben Katholieken en Protestanten hetzelfde bolwerk te verdedigen. Is bij het duitsche volk de staatsgedachte - opgevat als staats- | |
[pagina 166]
| |
kundige eenheid -Ga naar voetnoot(5) uit eigen grond en bodem gesproten, of is ze zooals het christelijk-godsdienstige ferment ras-vreemd en aan andere volkeren ontleend? Aan de staatkundige ideeën en kultureele grondlagen beantwordt de opvatting over politiek en over sociale hulp. Al het practische, dat met die problemen verbonden is, wordt met groote zorg theoretisch bestudeerd en tot in de jongste tijdspanne nagegaan (Karl Pfister). In deze beschouwingen, altijd als nuchter-wetenschappelijke besluiten voorgesteld, komt de wetenschap wel eens tot gevolgtrekkingen,Ga naar voetnoot(6) die het verlangde doel heel wat meer benaderen dan de | |
[pagina 167]
| |
naar voren gebrachte gronden schijnen te bewijzen; de scientia wordt dan aan praktische doeleinden ondergeschikt. Op volstrekt edele en kernachtige wijze worden ook uit het staatsleven der OudheidGa naar voetnoot(7) gezichtspunten belicht, die voor het politieke en kultureele leven en de nooden van dezen tijd vruchtbaar zijn. Zoo wint het betoog aan leven en bezieling. Soms echter geraakt de wetenschap daardoor in een moeilijk parket. Een goed deel van dezen populariseerenden toon mag wel op rekening van den uitgever geschreven worden, die een zoo groot mogelijk publiek voor het werk interesseeren wil. Hij zal er dan ook voor zorgen zelfs in den titel van het boekGa naar voetnoot(8) te laten uitkomen, dat het een voor een ieder bevattelijke inleiding is aangaande de behandelde materie. | |
[pagina 168]
| |
Dit praktische standpunt zal ook wel aanleiding gegeven hebben tot den vertalingroes.Ga naar voetnoot(9) Een vloed van geschriften en boeken was met het eeuwfeest van den H. Augustinus op de markt gekomen; toch werd het werk van den Franschman E. Gilson (1830) in 't Duitsch vertaald. Een Zweed Gunner Myrdal onderzocht het politieke element in de nationaal-economische theorieën en wees op de gistende, ingrijpende kracht, welke aan de politiek eigen is. Aanstonds werd het boek aan het duitsche volk en zijn lezers aangepast. In het streven alle krachten voor volk en staat dienstbaar te maken, wordt het verleden vooral bestudeerd om leidersnaturenGa naar voetnoot(10) te kweeken en naar voren te brengen. Heiligen en helden krijgen hierdoor een bijzondere beteekenis. In de protestantsche kringen van Marburg werd in 1931 de H. Elisabeth speciaal gevierd. De vraag | |
[pagina 169]
| |
beantwoordend: 'Was verbindet uns mit der H. Elisabeth?' wijst H. Frick het hatelijke boek van Busse-Wilson van de hand. Ook de katholieke uitbeeldingen van de heiligen zijn sterk door de nieuwe geestelijke stroomingen - in goeden zin echter - beïnvloed. Het heldhaftige (Ward), het populaire (Antonius) en het duitsche (Walterscheid) worden naar voren gebracht. - Volgens Joz. Naberhaus (Protestant) 'die Persönlichkeit und das Werk Benedikts von Aniane' (750-821) is deze heilige de eerste groote monnikennatuur uit den germaanschen stam. Hij bewerkt de innige en eenvormige aansluiting van de Frankische Kerk met de Wereldkerk en zijn arbeid is gelijk te schatten met het werk van den H. Bonifacius. Zelfs de oude schatten van Plutarchus worden opnieuw opgedolven. In een moderne atmosfeer marcheeren de verjongde gestalten flink en frisch voor ons op. De moedertaalGa naar voetnoot(11) staat in nauw verband met ras en staats-vorming; ze is in de politiek een gistend element, ze vereenigt door | |
[pagina 170]
| |
onbreekbare banden volksdeelen en stamgenooten, ook hen, die in vreemde landen leven. Het is opmerkelijk, dat de Universiteiten heden bijzonder gelden als heiligdommen voor taalstudie en taal-bevordering. Kunstgewrochten: Waar de menschelijke gedachte in bijzonder verhevene taal wordt weergegeven, in beeld wordt uitgeteekend met penseel en stift ofwel uit steen gebeiteld, daar spreken wij van kunst.Ga naar voetnoot(12) Die wordt niet verwaarloosd, zelfs verdwijnende kunstwerkenGa naar voetnoot(13) worden piëteitsvol bewaard. Hiervan een paar voorbeelden ter illustratie: Te Konstantinopel vernielde in den zomer van 1912 een geweldige brand de bijna geheel uit houten huizen | |
[pagina 171]
| |
bestaande wijk tusschen het gerechtshof, de renbaan en de Zee van Marmara. Daar stonden eens de voornaamste paleizen der Bijzantijnsche keizers. Onder den oorlog (1918) werd die plaats onderzocht en uitgemeten, en in 1934 verscheen daarover een werk. - Op het gebied der muziek tracht de konservatieve techniek oude melodieën te doen herleven, en wat uitsterft tenminste als geschiedkundig materiaal te bewaren voor komende tijden. | |
II. Studien over het buitenland.Nergens treedt de nuchter-geleerde natuur der Duitschers zoo ver-rassend aan het licht als in de talrijke werken over landen en volken waartegen zij onder den wereldoorlog gestreden hebben.Ga naar voetnoot(14) De meeste dezer boeken zouden vóór 1914, wat toon en ten deele ook | |
[pagina 172]
| |
wat inhoud betreft, er niet anders uit gezien hebben. Geen historicus of geschiedschrijver zal Oncken, hoe ook zijn werk van innerlijke grootheid en zelfbeheersching getuigen moge - al wat geschreven werd over Duitschland en den wereldoorlog heeft hij in een beknopt doch grootsch standaardwerk samengevat -, geen geschiedkundige zeg ik, zal hem in alle onderdeden van z'n werk willen bijspringen: bij voorbeeld bij zijn verheerlijking of becritiseering van den grooten Bismark. Maar ieder ontwikkelde lezer zal er een meer onbevangen, ruimeren blik krijgen, waardoor meteen beschuldigingen en rechtvaardiging of verdediging in een ander licht komen te staan, beter naar hun waarde geschat worden. Oncken ziet de jaren 1914 tot 1918, als één golfslag in de eeuwenlange deining van de geschiedenis der volkeren. De afzonderlijke mensch, de enkeling treedt geheel en al terug; er blijft alleen maar het groote spel der volkeren-krachten. | |
[pagina 173]
| |
Hij legt in zijn werk den bijzonderen nadruk op de ongunstige geografische ligging van Duitschland, dat naar rechts en links, naar boven en onder, kortom naar alle zijden, door nabuurstaten ingesloten is en zoodoende den bestendigen druk dier omringende landen ondergaat. - Voor Spethmann was het minder moeilijk de geschiedenis van het Roergebied objectief te schilderen van de eerste tijden af tot aan den oorlog. Veronderstellen wij even dat een Engelschman de gansche duitsche literatuur van uit de vroegste tijden gaat doorsnuffelen en het beeld van den 'duitschen Michel' teekent, zooals het in de letterkunde overal voorkomt als dit van een goedmoedige kerel, die zich veel of alles laat gevallen; wat zou dit opzien baren! Dat een Duitscher dit doet bij anderen en ons zoo b.v. het beeld van den Ier weergeeft, vindt eenieder vanzelfsprekend. Ieren en Engelschen kunnen het Oud-Gaelische op een deskundige wijze beter in Duitschland leeren dan in eigen land. De woordenschat dier taal wordt door duitsche geleerden verzameld. | |
Kritische uitgaven.De eigenlijke geleerden-arbeid: de uitgave der christelijke schrij-vers te Berlijn, de nieuwe door Ed. Schwartz ondernomen uitgave van de akten der Concilies (431, 451, 453), het publiceeren van de christelijke Inschriften door E. Diehl, van de oudlatijnsche door Lommatzsch, van de Grieksche door Klaffenbach, van de Attische door Diepolder; dit alles is te zeer zelfverloochenend werk in stilte, om ons over het volk als geheel iets te kunnen openbaren. De technische methode voor deze uitgaven is zoo strikt bepaald en klaar omlijnd, dat het bijna onverschillig is of de uitgave ons bezorgd wordt door den katholieken pastoor Rucker (Florilegium anonymum Edessenum) of door Pater Merk, S.J. (Novum Testamentum graece et latine) of door een Protestant. Het bijgevoegde kritische apparaat is van dien aard dat iedere opgenomen variante kan worden gecontroleerd. Dat echter deze voorbereidende arbeid, onmiddellijk bij de bronnen, nog op zoo uitgebreide schaal kan doorgevoerd worden, getuigt van de sterke dragende kracht van het gansche volk. Het moedig aandurven van zulk een wetenschappelijken arbeid te midden van deze huidige economische omstandigheden, verdient dezelfde waardeering als b.v. de uitgave van 'Ons Geestelijk Erf' en de 'Monumenta Germaniae Historica'. | |
[pagina 174]
| |
III. Katholiek en protestant.Laten we nu onderzoeken hoe, op literair gebied, Katholieken en Protestanten dichter bij elkaar kwamen, zonder iets op principieel gebied prijs te geven. Sinds de 16e eeuw staan de partijen strijdend tegenover elkander. De bronnen, waar de strijd om gevoerd wordt, zijn talrijker geworden, - maar vergeleken met den langen duur der disputen, is vermeerdering van nieuw materiaal miniem. De methode, dezelfde geschriften naar wetenschappelijke principen te behandelen, is steeds fijner en objectiever doorgevoerd. Ook de Katholieken hebben hierin groote vorderingen gemaakt. Onder meer hebben ze die methode vooral op gebieden toegepast, die door de Protestanten minder zorgvuldig onderzocht waren en hebben daar leidende stellingen veroverd; o.m. Grabmann op het gebied der middeleeuwsche philosophie en theologie, en nog meer Pater W. Schmidt S.V.D. voor de vergelijkende godsdienstgeschiedenis.Ga naar voetnoot(15) Deze veroverde posities worden nu door een voortreffelijke schaar leerlingen verzekerd. De laatste twee dogmaverklaringen, die van de Onbevlekte Ontvangenis en die van de Pauselijke Onfaalbaarheid, hebben den weg aangewezen voor het opstellen van klare beginselen over het navorschen der dogmageschiedenis. De ontwikkeling dezer beginselen bevrijdde van een al te groote engheid en stijfheid in het verdedigen der katholieke leer. Wel het meest sprekend voorbeeld dier engheid is Bossuet, die leefde in een tijd, waar men weinig of niets van de wetenschappelijke ontwikkeling der geschiedenis af wist. Tegenover de rotsvaste on- | |
[pagina 175]
| |
veranderlijkheid van den godsdienst stelt hij de natuur en de wereld, die gestadig aan verandering onderhevig zijn; van gelijkmatige ontwikkeling heeft hij geen begrip, zooals blijkt uit zijn 'Histoire universelle' waar hij, zij het onbewust, den godsdienst iedere ontwikkeling ontzegt, - Worden Bossuet en ook Döllinger naast Grabmann, W. Schmidt S.V.D., Ehrard en Butler O.S.B. gesteld, dan is de vooruitgang ongemeen groot. Door deze grondig veranderde taktiekGa naar voetnoot(16) werd b.v. de lange, bange strijd om de H. Biecht, om de jurisdictie van de Pausen in heel wat rustiger banen geleid. Naast dit zegevierend opwaarts gaan der katholieke krachten, brachten de politieke gebeurtenissen na den verloren oorlog voor de Protestanten het eene nadeel na het andere mee. Waren ze sinds 1872, in het nieuw opgerichte protestantsche Keizerrijk, de bevoorrechte elite die in den heerscher haar godsdienstig hoofd vereerde, zoo zijn ze nu dikwijls verdrukt. - Predikanten en wel bij honderden, waren in de laatste tijden bereid hun stelling, hun tehuis en in bepaalde omstandigheden hun land prijs te geven om wille van hun geloof. Die heldhaftige gezindheid is bijzonder te waardeeren bij lieden, die zorg dragen voor vrouw en kinderen. - Maar hier handelen wij alleen over den pennestrijd om de leer. Ook op dat gebied ondervinden de Protestanten heel wat nadeelen. De Kerk der eerste tijden, die ze bijzonder bestudeeren en waaraan ze hunne beste krachten besteed hadden, heeft veel van haar belang verloren ten gunste van den tijd waarop het Christendom de Germanen bereikte. De duistereGa naar voetnoot(*) middeleeuwen, waaraan Harnack maar een paar woorden gunt, om enkel nog Luther te vermelden in de dogma- | |
[pagina 176]
| |
geschiedenis, zijn geworden de volks- en kerkgeschiedenis van Ger-manie, die alle opmerkzaamheid verdient. De kentering komt wellicht het duidelijkst tot uiting in de literatuur over Pausen en Keizers, alsook over de Kerk. Een reuzenstap naar een gansch nieuwe kerkgeschiedenis deed Lietzmann. Na langdurige studie beheerscht hij de historische methode meesterlijk. Daarenboven bezit hij talent om plastisch te schilderen en niet te bevestigen wat, om tekort aan bronnen, nog twijfelachtig is. Maar hij mist elk besef van het bovennatuurlijke en goddelijke in den persoon en het werk van Jezus-Christus. Paulus wordt bij den bouw der Kerk beter bedeeld dan de Heer. De tijd voor dit geheel rationalistisch werk was goed gekozen. Door de nederlaag in den wereldoorlog en het aftreden van den Keizer als hoofd der Kerk, was de protestantsche gemeenschap verweesd. De nieuw-opgedwongen Rijkskerk beantwoordde niet aan de vroegere opvatting. Er ontbrak een theorie over de Kerk, om allen te vereenigen. (Die Bekenntnisse und grundsätzlichen Aüsserungen zur Kirchenfrage des Jahres 1933, Prof. Dr. Kurt Dietrich Schmidt 1934). In de opvatting van Lietzmann schuilt de strekking, de beteekenisGa naar voetnoot(17) van de H. Schrift, die in de geloovige tijden overdreven werd, heelemaal weg te redeneeren. Ze krijgt een bescheiden plaatsje in het groote kader der heele wereldliteratuur, en wordt een bron van tweeden rang. De Kerk der eerste tijdenGa naar voetnoot(18), die door de nieuwe politieke en nationale strevingen veel van haar | |
[pagina 177]
| |
belang verloor, wordt in de nieuwe opvattingen van hare ingrijpende religieuse beteekenis beroofd. Toch is Lietzmann en geheel deze rationalistische school mijlenver verwijderd van de theorie der Germanisten en Nationalisten, die elke aanraking van het ras met het Christendom betreuren. Nu laat Lietzmann zich nog in met het voorhouden van het universalistische streven in de christelijke Oudheid. | |
[pagina 178]
| |
Later zal hij tegenover de kerstening der Germanen stelling moeten nemen en wel tegen de nieuwe stroomingen in, hetgeen hem dan ook wellicht moeilijkheden kan bezorgen. Verheffend en tegelijk verdiepend rijst Ehrhards 'Kirche der Martyrer' uit de groote verwarring omhoog; het werk beantwoordt aan alle wetenschappelijke eischen en behandelt tevens het goddelijke piëteitsvol. Maar de hoofdmoeilijkheid tegen het werk van Lietzmann, de geloochende Godheid van Christus en zijne opwerpingen er tegen, wordt opgelost door Lösch. Keizers en Pausen, beiden hooren in de duitsche protestantsche literatuur geheel anders samen, dan in 't even welk ander land. Het Oostenrijksche (Habsburgers) en sinds 1871 het duitsche Keizerrijk zijn volgens de oudste joodsche en christelijke chronijken het vierde RijkGa naar voetnoot(*) door den profeet Daniël verkondigd, het Rijk dat tot het einde der tijden bestaan zal. De onttroning der beide monarchen is dan ook een gevoelige, neerdrukkende slag; toch | |
[pagina 179]
| |
gaat de literatuurGa naar voetnoot(*) de oude baan en traditie verder op, alsof er niets gebeurd was. Vroeger ondernomen uitgaven worden voortgezet. - Al de werken van Pastor over de Pausen waren apologieën; de geschiedschrijvers die zijn werk voortzetten: Schmidlin, Seppelt, Bernhart, mogen nu een heel wat vrijeren toon aanslaan. Sinds Pius IX zijn wereldlijk gebied verloren had, werd de politieke rol van den paus slechts als een aanmatiging beoordeeld. De macht was alleen bij den Keizer. Maar betrekkelijk snel kregen de protestantsche historici zin voor het opkomen en tenietgaan van politieke machthebbers. Den val van Wilhelm II hebben ze op de vroegere pausen toegepast, die machtig tegenover de keizers gestaan hadden. Caspar Erich, een leek, die het priesterlijke karakter van het pausdom niet begreep of tenminste volledig verwaarloosde, beschreef in twee geleerde boekdeelen het geleidelijk opkomen van de wereldlijke macht der pausen tot den tijd van Karel den Groote. De schrijver heeft een klaren kijk voor groote historische stroomingen en hun samenhang. Naast dit groote werk zijn talrijke boeken en brochures verschenen, met dezelfde verheugende strekking, de pausen rechtmatiger te beoordeelen dan de ouderen dit gedaan hebben. Uit de meest uiteenloopende standpunten worden de betrekkingen tot den keizer bestudeerd: alles samen genomen steeds in welwillenden zin. | |
Ons besluit.Hiermee verlaten we den stroom van het drukke letterkundig leven. Zijn golven en deiningen stuwen verder, ook wanneer we onze opmerkzaamheid op iets anders richten. Met sympathie, met een open oog het geestesleven van een volk na te gaan, werkt verheffend en bevredigend. Wat kan nu echter voor ons Katholieken het 'facit', de slotindruk zijn, bijzonder tegenover de protestantsche godsdienstige werken, die we zoo even beschouwden? Vooreerst is er vreugde, rechtmatige voldoening over het succesvol strijden der Katholieken. Om dit succes door een gemakkelijk te begrijpen voorbeeld aanschouwelijk voor te stellen, nemen wij de geschiedenis van het Vaticaansch Concilie. Terwijl de Katholieken onder de wetten van den Kulturkampf gedrukt gingen, verschenen langzaam, in verloop van tien jaar (1877-1887) drie hatelijke boek- | |
[pagina 180]
| |
deelen van den Oud-Katholiek Joh. Friedrich. Eerst 16 jaar later durfde Granderath S.J. het aan een uiteenzetting te geven, bijna uitsluitend naar het standpunt der infallibilisten. Ze kon derhalve niet alzijdig bevredigen. Pas in 1933-34 verscheen een geheel onbevooroordeelde beschrijving der innerlijke gebeurtenissen van het Concilie door Dom Butler (in het Duitsch omgezet door Hugo Lang O.S.B.) waaraan nu ook de Protestanten de voorkeur geven. Het werk toont klaar en scherp aan, hoe tot het laatste oogenblik, een weliswaar steeds afnemende minderheid, vollen weerstand bood. Ze brengt evenzoo doeltreffend naar voren, hoe het aan het geloof eigen is, dat wie met volle recht tegenspreekt, waar het om eigen oordeel en strekking gaat, zich integendeel gehoorzaam bij het besluit der meerderheid, bij de eigenlijke definitie aansluit. Maar het zou toch niet gerechtvaardigd zijn, met een gevoel van voldoening alleen, al het lastig zoeken en werken der Protestanten op zij te schuiven. Wekken de heldhaftige gevoelens van honderden predikanten in de verdediging van hun overgeleverde leer in ons niet de overtuiging, dat zij in dit geloof ter goeder trouw opgegroeid zijn, en daarom ook, alle moeilijkheden ten spijt, vast besloten er in te volharden? Als het zoo is, ligt dan ook in de talrijke wetenschappelijke werken, die we hier opsomden, een heldhalftig streven om tot kennis van volledige waarheid te komen. Want achter ieder groot litterarisch werk staat een levende persoonlijkheid, die zijn eigen idealen vertegenwoordigt en vol verlangen naar nieuwe doeleinden streeft. Hoeveel edels en groote ligt dan niet in deze machtige literatuur, getuigend voor het karakter van het volk, waaruit het ontstond. Voor wie nog niet in ons geloof vereenigd zijn blijkt het werken, om de ondankbare en bittere erfenis der zoogezegde Reformatie, ongewoon lastig; en is dan de trouw, de ijver waarmee ze dit erf hunner vaderen verdedigen niet beschamend voor menig Katholiek land, dat de splitsing der 16e eeuw niet kende? Verwierpen hier breede lagen der bevolking niet de zonnige, stralende en alzijdig verblijdende leer der Katholieke Moederkerk om wille van een armzalige aalmoes? Welk groot verschil valt niet onmiddellijk op tusschen de talrijke protestansche schrijvers en geleerden in dit werk vermeld en zoovele ongeloovigen uit zuiver katholieke landen? Bij de eersten toch bewonderen wij onbaatzuchtigen wetenschappelijken arbeid, onvermoeid voortgezet, bij de tweeden treffen wij enkel armzalige oppervlakkigheid aan. |
|