| |
| |
| |
Kronieken
Missiologie
Huwelijk en Familie in de Missielanden
Twaalfde Missiologische Week (Leuven, 27-30 Augustus)
door Dr G. Van Bulck
Het kader
Een inleiding heeft de Leuvensche Missiologische Week niet meer noodig. Zonder vertoon, stil eenvoudig maar hartelijk gemoedelijk worden jaarlijks einde Augustus vier volledige dagen aan intense studie gewijd. Ouderen en jongeren, priesters, studenten, broeders en zusters, missionarissen en hoogleeraren, ethnologen, linguisten en missiologen kwamen nu weer, ieder naar eigen kennis en ervaring, hun deeltje bijbrengen tot belichting van het missievraagstuk, dat voor dit jaar op het programma werd gesteld: 'huwelijk en familie in de Missielanden'.
De Missiologische Week is internationaal bedoeld: Fransch, Nederlandsch, Duitsch, Engelsch hoort men er om de beurt; Tonkin, Java, Indië, China zijn vertegenwoordigd; men telt er meer dan 40 nationaliteiten. En over een paar maanden dringen de gedachten, die hier besproken werden, in de verste missielanden om den aardbol door. 'Buiten de Roomscha Kerk geen zaligheid'. Voorzeker, doch snel voegen wij hier aan toe: 'Zonder menschenwerk geen missior neering der Kerk'. De redding van het menschdom zou door den Godmensch voltrokken worden, doch het plan der Goddelijke Voorzienigheid voorzag ook hoe daarna enkel door menschenhanden en menschengeest de verdere uitbreiding der Kerk zou tot verwezenlijking komen: eene armzalige zwakke aardsche bijdrage aan 't werk der hemelscha genade weliswaar, maar die nu eenmaal niet meer weg te cijferen valt. Slaan wij een blik op het normaal verloop dezer uitbreiding, zoo zien wij alras hoe het bovennatuurlijke licht van geloof en genade enkel daagt, in die streken waar een menschenstem het Evangelie Christi predikte. Bekeering blijft werk der Godsgenade, maar doorgaans zijn het woorden en daden van een evenmensch
| |
| |
die bijdragen tot verlichting, tot aanmoediging, tot sterking en overgave der ziel in de dagen der godsdienstkrisis. Bovennatuur en natuur dienen niet zoo gescheiden. Heiligheid en kennis, 't is een dubbele vereischte, die men den geloofsprediker stellen moet en van hem vergen mag. In de vuurlinie hebben de beste onzer broeders het aan den lijve ondervonden, en daaraan heeft deze missiologische week haar ontstaan te danken.
| |
Haar doel
'Huwelijk en Familie' waren dit jaar ter bespreking voorgelegd. In 1929 werd ditzelfde onderwerp grondig ingestudeerd door onze katholieke ethnologen en ethnographen te Luxemburg: aard en doel, riten en gewoonten dezer maatschappelijke instelling werden bij de meest verscheidene volkeren en stammen onderzocht. Het bleek toen hoe de aprioristische ontwikkelingsreien der evolutionistische school uitgediend hadden; objectief feitenmateriaal leert ons hoe in de oerkulturen uitsluitend monogaam huwelijk voorkomt. Bij het verder onderzoek der kultuurhistorische volkenkunde staat men echter voor eene bonte verscheidenheid in de ontwikkeling van huwelijks en familievorm door de kulturen heen. Op tal van plaatsen blijkt het verval dermate gevorderd dat geen spoor meer van oermonogamie weergevonden kan worden. Er gaapt een breede kloof, zou men zeggen, tusschen heidensch en kristen huwelijk.
Einde Juli-begin Augustus van dit jaar, op het internationaal anthropologen- en ethnologenkongres te London kreeg men een heftige diskussie te hoorgin tusschen koloniaal beheer en protestantsche zending. De Engelsche staatsbeambten verweten het de zendelingen dat zij, door het bestrijden van het traditioneel huwelijk der inboorlingen en het losrukken van het stevige aloude familiekader, voortaan allen socialen opbloei bij deze inheemsche bevolking onmogelijk maakten: noch kristen huwelijk noch kristen familie werden er ingevoerd, het bleef er bij een massieven puinhoop. Is dit verwijt gegrond voor meer dan ééne protestantsche zending, voor de katholieke missioneering kan dit niet toegegeven worden. Dit zou klaarblijkelijk uitschijnen in den loop der besprekingen op deze studieweek.
Op de gestelde vraag: 'gaapt er eene kloof tusschen heidensch en kristen huwelijk?', antwoordt de katholieke missioneering na jarenlange ervaring en diepe studie: geenszins, het kristen huwelijk groeit op uit het heidensche, de kristene familie ontplooit den vollen wasdom eerst midden in het heidensch familiekader. De missionaris
| |
| |
komt niet vernielen, maar opbouwen; de nieuwe kathedraal met haar inheemschen klerus wordt niet op een puinhoop opgetrokken, maar prijkt midden de oude kroostrijke heidensche dorpen. Alom schitteren er paarlen en edelgesteenten, die ons getuigen van oeroude kulturen en van onaangeroerde eerbiedwaardige gewoonten dezer stammen en volkeren: ieder stam naar eigen vermogen, in eigen trant en wijs, draagt het zijne bij tot de stichting der Christi Kerk in zijn stammesgewest, Of hoe zou ons dit wonder voorkomen? We wezen er immers reeds op, hoe Natuur en Bovennatuur mekaar doordringen en aanvullen. Zoovele eeuwen zouden niets bijgedragen hebben tot de komst van het Rijk Christi? Hoe veel mooier en troostrijker, en tevens trouwens theologisch juister, komt ons de opvatting voor, welke in geheel dit heidendom eene stille eeuwenlange gestadige voorbereiding ziet van de uiteindelijke Kerstening, die met de Missioneering tot vollen wasdom opschiet. Dit is geen begoocheling noch bloot gevoelerige overweging: de diepere studie van aard en gewoonten dier volkeren, de rijkere ondervinding der missionarissen bewijzen ons telkens hoe men in het heidensche - het weze dan nog zoo bedorven, achterlijk en misvormd - toch steeds nog een paar trekken vinden kan, die onaangetast bewaard bleven en die als grondslag dienen kunnen bij den opbouw der kristene inheemsche gemeenschap.
| |
De uitwerking
Het ware nutteloos, dunkt me, hier het detail dezer uitwerking neer te schrijven: een nieuwe bundel in de reeks 'Verhandelingen der Missiologische Week' zal ons weldra de 15 verslagen en de levendige besprekingen, waartoe zij aanleiding gaven, bezorgen. We beperken ons dan ook veeleer tot de hoofdlijnen met terloops een paar aanteekeningen.
Vooreerst was er een klare doelstelling van noode. Kort en bondig doch methodisch klaar en duidelijk schonk P. Bergh, S.I., ons de uiteenzetting van 'huwelijk en familie volgens het kerkelijk Recht en diens voorschriften'.
Nu rees als vanzelf de vraag op: 'Beantwoordt het heidensch huwelijk en het begrip der heidensche familie aan zijne vereischten; treft men er de drie vooropgestelde voorwaarden aan; vrije toestemming, éénheid en onontbindbare trouw in het huwelijksleven?'
Op deze vraag vindt de protestantsche zending geen bepaald antwoord en weet zijne zendelingen dan ook geen scherpe houding voor
| |
| |
te schrijven. De 'veelwijverij' staat ongetwijfeld midden in de belangstelling: welnu ook na de verschillende protestantsche conferentiën van London (1888), Edinburgh (1910) en de Zoute (1928) heerscht er bij hen nopens dit kernpunt nog volledig meeningsverschil. en P. Monnens, S.I. besloot zijn rijk gedocumenteerd onderzoek naar de protestantsche voorschriften met volgende opmerking: 'In zake veelwijverij laat men er eenieder vrij te handelen naar goeddunken'.
Hoe heel anders klinken ons nu de klare, vaste voorschriften der H. Kerk voor de katholieke missioneering. Het kontrast is opvallend. Hier is van meet af alle twijfel uitgesloten. De toepassing eischt echter dat telkens voor ieder bepaald geval nauwkeurig en kiesch de omstandigheden worden onderzocht vooraleer men er toe overgaat naar de voorgehouden princiepen te handelen.
P. Van den Eynde W.P. somt uit eigen ervaring eene gansche rij huwelijksvormen op, die alle in Midden-Afrika voorkomen; hij steunt met bizonderen nadruk op de bestraffing van ontucht en overspel in de inheemsche rechtspleging om te laten uitkomen, hoe wij er in vele gevallen voor een heidensch huwelijk staan, dat twijfelloos geldig moet verklaard worden, wijl al de vereischten welke de kerkelijke voorschriften stellen, er aanwezig zijn. De verschillende bijdragen en de uiterst leerzame en ervaringvolle besprekingen, die er door werden uitgelokt, tonnen nu hoe dit in de verschillende missiën op telkens nieuwe, dikwerf onvermoede wijzen tot uitdrukking komt en in de kiesche apostolaatsmethoden zijne toepassing vindt. Zoo toont P. Keller, C.S. Sp. ons hoe de missie in Kameroen erg met de veelwijverij der Edwondo's af te rekenen heeft; edoch de naam der eerste uitverkoren vrouw verraadt nog telkens waar de eenige geldige huwelijksverbintenis schuilt. Eveneens in Azië: laten wij ons niet afschrikken door sommige uitwijdingen over Chineesch Confucianismus, Indisch Hindoeismus en Boeddhismus; onder de asch van hun onlogische afwijkingen glimt nog bij vele zwakkelingen, ook in hun alledaagschen handel en wandel, het zuiver ideaal van eerbiedafdwingende godsdiensten, weerspiegeld in wijsbegeerte, in letterkunde en zedelijke voorschriften. (P. Pascal M. d'Elia, S.I.; P. Dam. Reumont, O.M. Cap.; P. Charles, S.I.). Opvallend was het bij de bespreking der toestanden in China (P. Col. Clément, O.F.M.), hoe de missionarissen zich niet laten verblinden door het walgelijke tafereel der gevolgen van ontucht, overspel, voorbarig huwelijk, zooals de hospitalen het ons noodzakelijkerwijze blootleggen; of nog door het dreigend gevaar der filmen, die van alle- | |
| |
zijden uit naar onze koloniale centra toestroomen (E.H. Kan. A. Brohée), of elders door het hartroerend vaststellen van kindermoord met als gevolg vrouwenschaarschte (P. Quirin, Q.
Cap.). Uiterst nuttig blijft het voorwaar al die gegevens na te gaan, al die dreigende gevaren te leeren kennen en opspeuren, maar schadelijk zou het ons worden, zoo het ons hindert het smeulend vuur aan te wakkeren of de sprankels op te vangen, die nog gloeien in de asch hunner haardsteden. Wie verdwaalden of zoekenden bekeeren wil, wijst niet op de afwijking der zwakkelingen of ontaarden, maar wel op het ideaal hunner vroegere verlangens en de diepste verzuchtingen van hun zieleleven. Zelfs in het Islamisme, midden de harems waar de heerschzuchtige Musulman zijn wulpsche driften but viert, vindt p. ulrix, W.P., een huwelijksvorm met vrije toestemming en levenslange trouwe toewijding. Waarom zouden wij dan de huidige emancipatie-strekkingen der Vrouwenbeweging aldaar niet in dien zin uitbuiten, vraagt spreker zich af.
Bij den Bantoe-neger meenen wij eveneens eerst geen enkel teeken der noodige vereischten voor kristen huwelijk en familie aan te treffen, maar nauwelijks vangen wij aan hunne inheemsche gewoonten wat dieper te bestudeeren of daar straalt weer blijde hoop ons toe. Onze voorloopige misslag viel enkel te wijten aan het gebrekkig of verkeerd beoordeelen van gewoonten en maatschappelijke instellingen. Dit blijkt vooral bij de Bakongo met hun 'moederrecht', waar de moederlijke oom in de kinderopvoeding de rol onzer ouders speelt (P. Van Reeth, C.I.C.M.) en hunne allesbeheerschende klap-inrichting, die al het individueele op den achtergrond dringt (P. Van Cleemput, C. SS. R.). Het spreekt van zelf, dat zij die het huwelijk enkel opvatten als eene individueele verbintenis, zooals het op onze dagen in Europa het geval geworden is, zich niet zoo gemakkelijk in een vreemde mentaliteit kunnen indenken, waar huwelijk en familie een door en door sociaal karakter dragen en waar het individueele uiterst ver op den achtergrond verdrongen wordt. Aanpassing is evenwel zelfs hier mogelijk. De inheemsche instellingen zooals bruidschat en huwelijksregeling in het kader van klap en stam leveren ons dan ook de meest geschikte hulpmiddelen om volharding in het kristen huwelijk bij de neophyten te verzekeren.
Het treffendste bewijs, dat in de heidensche maatschappij onder eene ruwe schors nog een weeldrig levenssap schuilt, krijgen wij te hooren in de getuigenis der Zusters missionarissen over de opvoeding der meisjesjeugd, de verheffing der vrouw en vooral den opbloei der
| |
| |
vele roepingen tot kloosterzuster (E.M. Theresia, Z. v. Kruis; E.Z. Juliana, W.Z.). Aan de vruchten erkent men den boom: zuivere leliën bloeien niet in drassige moerassen. De uitverkoren maagden, die zoekend hunkeren naar iets hoogs en edels, getuigen voor hun zusters en broeders, in wier midden zij zelf nog vertoeven. Gaan wij bij hen te rade: zij zullen ons helpen voor de toekomst, in het heidendom nog meer aanknoopingspunten waar te nemen, die wij gretig aanvaarden zullen en naar best vermogen uitbuiten om de algeheele Kerstening te verhaasten en te verzekeren.
| |
Besluit
Hoe somber droevig het heden ons soms ook moge schijnen, toch willen wij hoopvol optimistisch de toekomst inzien. Hij die is 'De Weg, De Waarheid en Het Leven', heeft ons zijn woord gegeven. De Kerk zal alles trotseeren en de eindzege is Haar weggelegd. Aan ons nu, die zege te verhaasten, door ons gedwee te onderwerpen en inschikkelijk ijverig mede te werken aan de verwezenlijking van de plannen der Voorzienigheid.
Deze Studieweek heeft ons duidelijk laten inzien hoe, opbouwend op de natuur, niet afbrekend en opruimend maar louterend en aan vullend, moet gewerkt worden; hoe het heidensch huwelijk en de heidensche familie kunnen gekerstend worden.
|
|