Streven. Jaargang 2
(1934)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Bedrijfsorganisatie in België
| |
Inleiding.In een eerste studieGa naar voetnoot(1) hebben wij op de noodzakelijkheid gewezen het gezag op economisch, sociaal en politiek terrein te herstellen; wij drukten er vooral op dat wij ons eigen geestelijk leven moeten hervormen, eerste voorwaarde om de princiepen die door Rome in de Encyclieken eens te meer werden voorgehouden, in het werkelijke leven te laten doordringen. Een tweede studieGa naar voetnoot(2) heeft ons ingelicht aangaande de groote karaktertrekken die alle verwezenlijkingen der bedrijfsorganisatie, zooals ze zich in het buitenland voordoen, gemeen zijn, en op de volstrekte noodzaak deze bedrijfsorganisatie te zien evolueeren naar een type, dat de internationale aanpassing en versmelting van nationale economiën mogelijk maakt en in staat is een, in vrijhandel opnieuw solidair geworden, wereld-economie te voorschijn roepen. In de derde en laatste studie willen wij trachten het aandeel te omlijnen dat ons land kan hebben in deze groote omwenteling alsook aan te toonen hoe deze zich zou kunnen voltrekken en door wien. Het zal tevens een confrontatie zijn van de thesis der werkgevers en die der werknemers binnen het kader van de christelijke overtuiging die hen allen bezielt. | |
[pagina 87]
| |
Diktatuur en Bedrijfsorganisatie.De concrete vraag, die wij nu willen beantwoorden: kan een stelsel van bedrijfsorganisatie in België worden verwezenlijkt? Een eerste antwoord daarop luidt: ja, door dictatuur! En 't komt ons niet van wie niet heeft nagedacht over het onderwerp, maar integendeel van wie het van alle kanten heeft bezien en bestudeerd, van uit het maatschappelijk, het politiek en het economisch standpunt. Deze roep - welke lucht geeft aan een soort onuitgesproken toestemmen-uit-wanhoop in een eventueele concentratie van de wetgevende en de uitvoerende macht - kan aanschouwd worden als een verschijnsel van de crisis-psychose, die overhaast een uitweg wil vinden uit de moeilijkheden van den dag. Voor evolutie is er immers geen tijd of plaats meer in de overhitte geesten, juist alsof zelfs een onmiddellijk ingestelde bedrijfsorganisatie geen jaren zou noodig hebben om werkelijk vruchten af te werpen. Ofwel moet hij toegeschreven worden aan de verwarring welke in veler hoofden heerscht tusschen Bedrijfsorganisatie en Corporatisme. Maar Bedrijfsorganisatie is een maatschappelijke hervormingspoging, die den staatsvorm onverlet kan laten, terwijl het Corporatisme een politiek stelsel is, gesteund op bedrijfsorganisatie, met belangenvertegenwoordiging in de parlementen.Ga naar voetnoot(1) Dezelfde aanhangers van de bedrijfsorganisatorische gedachte verwijten aan het democratisch parlementaire stelsel de schuld te zijn van het verbreken van het financieel evenwicht in de staatshuishouding, die te vrijgevig is geweest voor de werknemers tijdens de voorspoedige jaren. In hun oogen is de parlementaire Macbeth schuldig bevonden aan 'lèse-prospérité' en al de reukwerken van eventueele volmachten kunnen de smet niet wegnemen... en daarom sluipt Banco, het spook van de dictatuur, door het Paleis van de Natie. Waarom nu dezen dictatorialer musschenschrik voor Parlemen- | |
[pagina 88]
| |
tairen oprichten in het midden van den versch omploegden akker der bedrijfsorganisatie? Enkelen doen het alleen om er al dadelijk op te wijzen hoe van een bedrijfsorganisatie in België geen sprake kan zijn zonder geleidelijke aanpassing, stillen groei, heropvoeding der massa. Het vraagstuk is zóó ingewikkeld, zóó complex, dat men bij een eerste studie bijna fataal verloren loopt in een doolhof van moeilijkheden, in een ganzenspel vol verrassingen, waar gelijk welk stelsel aanbotst tegen het parlementaire regiem en anderzijds het parlementaire stelsel alle praktische verwezenlijking van een of andere bedrijfsorganisatie nagenoeg onmogelijk maakt. | |
Politieke Groepen en Bedrijfsorganisatie.Het is dan ook noodig bij den aanvang van deze uiteenzetting te trachten eenige klaarte te scheppen betreffende de bestaande stroomingen. Heel vluchtig slechts, om niet te ver af te dwalen en niet terecht te komen in het vraagstuk van de staatshervorming waarvan de Bedrijfsorganisatie slechts een onderdeel is, maar toch voldoende om een weg te trekken tusschen het bestaande verwaterde parlementarisme en de gevreesde dictatuur. Inderdaad zijn in de openbare meening alle tonen aanwezig op den notenbalk van het gezag. Vanaf de doorsnee-parlementairen die maar liefst het hekken bij den ouden stijl zouden laten, en niet inzien dat die stijl stilaan aan het vermolmen is; tot de niets en niemand ontziende Dinasos, die een uitgesproken nationaal-dietsche solidaristische dictatuur willen tot stand brengen. Tusschenin vinden wij de gematigde strekkingen: 1. De dragers van de christen democratische gedachte (Van Isacker, Rubbens, Heyman), die een versteviging wenschen van het gezag, een naarstiger parlement een vlugger wetgevenden arbeid; maar die bitter gekant staan tegen alle dictatuur, ofschoon ze ander zijds voorstanders zijn van een maatschappelijke Bedrijfsorganisatie, onder voorwaarde evenwel dat aan de christen syndikaten vrij spel worde gelaten zooals aan de andere en ze alle de rechtspersoonlijkheid kunnen verwerven. 2. De leiders der katholieke Vlamingen (Van Cauwelaert, Sap), die eveneens een versteviging wenschen van het gezag 'om de demagogie te beteugelen', die vooral de ministerieele macht willen versterken en bestendigen maar angstvallig waken op het behoud | |
[pagina 89]
| |
van de parlementaire organisatie, toch niet zonder de mogelijkheid en de redelijkheid te ontkennen van een niet te vèrgaande hervorming van het algemeen stemrecht. De Bedrijfsorganisatie komt in dat alles niet op het voorplan. 3. De groep der 'Jeunesse Cathotique' met zijn orgaan 'L'Esprit Nouveau', die lang niet malsch is voor de parlementairen en die ten hunnen opzichte zeer onparlementaire uitdrukkingen zooals b.v. 'Messieurs, voos nous dégoutez!!' bezigt, Oud-minister Paul Crockaert is zoo ongeveer hun vaandrig. Hij wil het parlementair stelsel behouden, maar het aantal volksvertegenwoordigers verminderen, de zittingen verkorten, amendementsrecht inkrimpen. Hij verzet zich ook tegen de gedachte der dictatuur, toch is hij een beslist voorstander van Bedrijfsorganisatie en Corporatisme. 4. De groep van de 'Stormloop - L'Assaut' met af geteekende Nazistrekking. Dit weekblad is het orgaan van het nationaal corporatief arbeidersverbond, de 'NACO' die hevig corporatief is en anti-semitisch, gekant tegen de groot-finantie en daarbij anti-marxistisch en sterk nationalistisch.Ga naar voetnoot(1) 5. De groep van den 'Burgerstrijd', die het eenheidsfront der middenstanders wil verwezenlijken, wier onmiddellijke bekommernis de strijd is tegen de eenheidsprijsmagazijnen en die ook een zekeren vorm van bedrijfsorganisatie voorstaat. Gezien er zoowat 540.000 winkelhoudende middenstanders zijn, (hunne familie inbegrepen), kan, indien hun eenheidsfront tot stand komt, een macht er uit groeien. In afwachting waait hun zeerooversvlag in de straten: een zilveren Andreaskruis op een veld van sabel. 6. Bij de middenstanders, voor zooverre deze nog niet aangesloten zijn bij de groep van Burgerstrijd, verlangt men insgelijks een steviger gezag, een werkzamer parlement, een hervorming van het stemrecht, terwijl men sympathiek staat tegenover de Bedrijfsorganisatie, Er | |
[pagina 90]
| |
is echter een vlotten waar te nemen aangaande de toepassing en ook twijfel betreffende de uitslagen. 7. Het 'Nationaal Legioen' met uitgesproken fascistische strekkingen. 8. Eindelijk de 'Belgische Corporatieve Unie' met den schilderachtiger naam: De Sesamisten. En dan komen de tegenstanders, verdeeld in twee hoofdsoorten. Eerst de onbewuste: dat zijn de christelijke werkgevers in groote meerderheid. Dan de bewuste: in de eerste plaats de Liberalen wier tegenstand heel logisch is, vermits zij blijven gelooven in de heilbrengende theorie van de vrijheid op alle gebied. Ex-Minister Forthomme, in een lezing gehouden einde januari van dit jaar, verklaarde tegenstander te zijn van het corporatisme alhoewel hij een breede plaats voorzag voor de sociale belangen der werkgevers, der werknemers en der middenstanders in de staatshervorming. De liberale Federatie van het arrondissement Brussel belegde op 23 April een vergadering waarop Prof. Speyer, oud-Senator, aandrong op het stichten van 'conseils auxiliaires' of hulpraden van het Parlement, samengesteld uit technici en geen politiekers, gelast met de voorbereiding van den wetgevenden arbeid der Kamers. In Mei van dit jaar verklaarde Minister Lippens: 'Il faut bien le reconnaître, le caractère exclusivement politique des organismes de l'état ne peut plus donner satisfaction. Il est indispensable de trouver un complément dans une représentation des forces économiques de la nation. Les forces économiques du pays, après fout, qui assurent la vie même de la nation, doivent dominer les querelles politiques. Ce ne sont pas celles-ci qui doivent influencer l'économie. 'Ainsi si on pourra suivre avec moins de tâtonnements, avec plus de précision et d'une façon plus continue, une politique qui tout en créant un front unique des forces économiques belges en face des forces économiques extérieures permettra de prendre des mesures adéquates aux nécessités du moment.' Zelfs bij de Liberalen is dus een kiem van Bedrijfsorganisatie voorhanden, al zijn ze dan ook radikaal gekant tegen politiek Corporatisme. Bij de Socialisten blijft het natuurlijk een strijd om het behoud van de veroverde posities, Ze staan vijandig tegenover alle dictatuur, behalve deze van hunne klasse. Ze zijn tegen elken vorm van Be- | |
[pagina 91]
| |
drijfsorganisatie omdat, volgens Achille De Lattre schreef in 'Le Peuple' (5 December I, No 342): 'Le corporatisme aboutirait à la domination du patronat... On veut transformer le parlement en commissions paritaires superposées. Par ce mogen ces Messieurs qui craignent la masse, exerçant sa force par le suffrage universel, direct, veulent doneer au patronat la même puissance qu'aux ouvriers...' Bij de Socialisten moet de Staat de verdeeler blijven, de voor alles zorgende voorzienigheid. Deze vluchtige, te onvolledige schets, die weinig of geen schakkeeringen weergeeft, laat ons toe te besluiten dat de Bedrijfsorganisatie, in haar maatschappelijken, of politieken vorm een groot aantal aanhangers telt. | |
Volksziel en Corporatisme.Terwijl de Bedrijfsorganisatie als maatschappelijk hervormingsmiddel werkelijk een kans heeft, door geleidelijker stillen groei weldadig te werken, schijnt er weinig kans te bestaan op de instelling van een politiek corporatief stelsel, behoudens natuurlijk een onvoorzien voorval, een oorlog gevolgd van omwenteling, internationalen druk, of iets dergelijks en dan nog valt er duchtig af te rekenen met de volksziel. Want de historische vorming van den geest onzer zonderlinge Belgische natie is zeker niet van aard om de plotselinge instelling van een staatscorporatieve organisatie mogelijk te maken. Vlamingen en Walen hebben dit gemeen in hun geschiedenis, dat zij niet aarzelden hun respectievelijke Graven en Hertogen aan te vallen wanneer het hun burgerlijke vrijheid gold, al streden zij dan ook met hun Graven en Hertogen tegen de vreemde overheersching. In beide volkeren leeft de strijd, de geest van verzet en kritiek voort, zoo sterk dat zij bijna vreemdelingen zijn op eigen bodem! In deze dubbele volksgemeenschap leeft de geest voort van de Geuzen en, indien hij eenigen vorm van discipline aanneemt, dan moet die op den duur uit de eigen overtuiging gegroeid zijn. Kardinaal Granvelle schreef '...Les libertés sont chair qui tiert aux ongles des Belges.' Bij Lamartine heette het: 'En France la liberté est ure conquète, en Belgique elle est ure habitude!' | |
[pagina 92]
| |
Bedrijfsorganisatie en Staatsvorm.Een dictatuur schijnt wel geen kans te hebben in ons land. Iedereen gaat daarover akkoord: Van Overberghe, Crockaert, Van Cauwelaert, Sap, Van Isacker, Heyman; kortom al wat eenigszins een leidende positie inneemt. Anderzijds is het evenwicht der politieke fracties blijkbaar stabiel genoeg om niet op verrassingen te moeten rekenen en daarom blijft ons enkel over te besluiten dat in ons economisch en sociaal complex een stilaan groeiende Bedrijfsorganisatie wél een nieuwe orde kan doen ontluiken. Dat zal niet gaan zonder moeite of pijn, maar het is niet noodig een chirurg te roepen, vooral niet een die met roeden en bijlen gewapend is, waar een eenvoudig dokter, met den gezonden zin van ons land, voldoende hulp kan verleenen. Wij stellen voorop de bepaling van het corporatisme van Crockaert. 'Le corporatisme, c'est l'asociation forte composée d'individus disciplinés, organisés dans le but de travailler pour le bien et le salut commun.' (24 November 1933). Indien dat de korte schets is van politieke maatschappij van de toekomst dan wijst ze op een evolutie, een heropvoeding die absoluut noodig zijn, want enkelingen die het openbaar belang boven hun privaat belang stellen en -deze discipline bezitten, bestaan er niet of heel weinig, vooral niet als ze georganiseerd zijn. Koning Albert I verklaarde nog in Februari 1934: 'Nos institutions sont assez souples pour permettre au gouvernement d'élaborer dans leur cadre les moyens de remédier aux maux dopt nous souffrons.' Leopold III in zijn troonrede herhaalde: 'Les institutions dopt nous a doté la sagesse des constituants et qui ont subi l'épreuve d'un siécle, sont assez larges et assez souples pour s'adapter dans l'ordre et la légalité aux nécessités variables des temps.' Het is dan ook in dien geest van aanpassing en evolutie dat wij ons onderwerp aantreden. | |
Doel der Bedrijfsorganisatie.Wij willen dus bouwelf, niet improviseeren. In Quadragesimo Anno vinden wij de noodige elementen om de groote lijnen vast te leggen van een programma, dat op het dubbele terrein van 'zeden en instellingen' hervorming moet bren- | |
[pagina 93]
| |
gen, in de behartiging van de maatschappelijke, politieke en economische belangen van de volkeren, en dat ook de mogelijkheid moet voorbereiden tot het herstel van een wereldeconomie. Op maatschappelijk gebied ziet Quadragesimo Anno in de Bedrijfsorganisatie de mogelijkheid een 'einde te stellen aan den klassenstrijd.' (Q.A. 77). Te dien einde 'moeten werkstakingen en uitsluitingen verboden zijn en vervangen door verzoeningsactie met eventueele tusschenkomst van den staat.' (Q.A. 82). Op politiek gebied, wil Q.A. het 'individualisme bestrijden' en den Staat 'van een bijna oneindig aantal plichten en zorgen ontlasten waarmede hij nu overstelpt en overladen is, daar hij alle lasten op zich heeft genomen die de opgeheven (corporatieve) organisaties eertijds droegen.' (Q.A. 76). Op economisch gebied wil Q.A. 'de ongebreidelde concurrentie binnen zekere grenzen houden, daar zij in het economische leven zeker geen leidend beginsel kan zijn.' (Q.A. 80). Ook moet 'de economische machtsoverheersching werkelijk aan het staatsgezag worden onderworpen in alles waarover de staatszaak zich uitstrekt' (Q.A. 96), d.w.z. 'aansporen, beperken, het algemeen welzijn bevorderen en bewaren.' Op internationaal terrein zegt Q.A. dat 'de verschillende volkeren die economisch nauw van elkaar afhangen en elkaar noodig hebben, één van zin en met vereende kracht moeten streven om door verstandige verdragen en instellingen een vruchtbare en heilzame samenwerking op economisch gebied te bevorderen.' (Q.A. 81). | |
Orgaan der Bedrijfsorganisatie.Dit uitgebreide programma legt Rome in de handen van de 'Beroepsstanden' welke, volgens de eigen bewoordingen, zijn: 'goed gebouwde ledematen waarbij de menschen niet worden ingedeeld naar de positie die zij innemen op de arbeidsmarkt, maar naar de sociale taak die eenieder uitoefent.' (Q.A. 78). De oude corporaties of ambachten zullen dus heropleven; geenszins echter het door de Liberalen verafschuwde dwangkamisool van het vroegere bedrijfsleven, waar b.v. meesterkleermakers aan huismoeders konden verbieden hun dochter den naad te loeren, hetgeen in het markiezaat Namen het geval was. Maar wel een te hervormen kader voor het maatschappelijk leven, met medezeggenschap in economische aangelegenheden en eventueel ook politieke bevoegdheden. Onder voorbehoud, voor hetgeen een te groote inmenging van den | |
[pagina 94]
| |
Staat aangaat 'die zich in de plaats zou kunnen stellen van het vrije initiatief waar hij zich tot een noodzakelijke en voldoende hulp zou moeten beperken' en verder 'voor het mogelijk te bureaucratisch en politiek karakter der nieuwe vak en beroepsvereenigingen' (Q.A. 83), haalt de Paus als voorbeeld aan; de welgekende fascistische organisatie. Deze organisatie bestaat dus uit syndikaten van werkgevers en werknemers, door den Staat erkend, bekleed met rechtspersoonlijkheid en die alleen kunnen opkomen voor de wederzijdsche rechten, die alleen kunnen onderhandelen aangaande arbeidsvoorwaarden en gemeenschappelijke contracten kunnen sluiten, die alle belanghebbenden bij het betrokken beroep verbinden of zij bij het syndikaat Zijn aangesloten of niet. Deze Syndikaten werken dus afzonderlijk, behartigen de weder zijdsche belangen van werkgevers en werknemers, maar onderzoeken samen en beslissen samen over de hoogere belangen van het bedrijf waartoe ze behooren. Zulks gebeurt in den schoot van een derde orgaan, de Corporatie, die een constructief staatsorgaan is, m.a.w. een echt onderdeel van den Staat, dat als dusdanig geen officieele erkenning van noode heeft. Q.A. (82) noemt ze 'echte staatsinstellingen die het oppertoezicht uitoefenen over de vakorganisatie zelf en waar het de gemeenschappelijke belangen geldt, overeenstemming tusschen beide bewerkt.' Hier nu wijkt onze opvatting van de italiaansche af, omdat wij indachtig zijn èn het voorbehoud over staatsinmenging en bureaucratie, gemaakt door Rome, èn daarbij ook de mogelijkheden, die onze eigen ongebonden volksaard toelaat. | |
Bestaande Organisaties in België.Die mogelijkheden zijn veelvuldig, want aan vereenigingslust en aan zin voor samenwerking ontbreekt het ons werkelijk niet. Wel ontbreekt het ons aan zin voor tucht! Het aangeboren particularisme, de neiging tot individualisme, de bedilzucht en kritisseermanie, die de beide volkeren van de Belgische natie kenmerken, maken de keus van regels en organen die het toekomstig Bedrijfsleven zullen moeten regeerera tot een moeilijk en ingewikkeld probleem. Indien wij te kiezen hadden tusschen reeds bestaande organisaties die in zekere opzichten de hoedanigheid van pre-corporatief ver- | |
[pagina 95]
| |
dienen, dan zouden wij ons moeten bewegen te midden van een tropisch uitgegroeid vereenigingsleven met of zonder officieel karakter; A) Op officieele lichamen: de raadgevende als de Hoogere Raden voor Nijverheid, Middenstand, Arbeid, Landbouw; op de Komiteiten voor strijd tegen het duur leven, van den Index, voor buitenlandschen handel, op den Ekonomischen Raad; op de maatschappelijke organen als Paritaire Commissies en Verzoeningsraden en Arbeidsbeurzen; op rechterlijke instellingen als Goedemannenraden en Handelsrechtbanken; op de Tuchtraden voor Advokaten, Notarissen - Colleges voor Geneesheeren hebben insgelijks hun belang; op het gebied van Onderwijs, op de technische scholen. B) Op officieuse. Hier bevinden wij ons op een mozaiek van vereenigingen waarvan elk ook een deeltje bezit van de macht en de bevoegdheid die aan oordeelkundig gevormde bedrijfsorganen zou moeten toevertrouwd worden. Er zijn er voor de Landbouwers: De meest typische is wel de Boerenbond en verder syndikaten, aankoop- en verkoopcooperatieven, kredietorganismen, samenwerkende melkerijen, enz. Voor Patroons: Handels en Nijverheidskamers, Verkoopssyndikaten, Handelsfederaties, Kredietorganen, Federaties van den Middenstand, Wijkkomiteiten, Actiekomiteiten, Centraal Nijverheidscomité, enz. Voor de Loontrekkenden: de lange stoet van syndikaten, Kristene, Liberale, Socialistische, Neutrale, Vakverbonden, Spaarkassen, Syndikale Commissies en... Banken van den Arbeid! Voor den Middenstand zijn er dozijnen: Federaties, Syndikale Kamers, Unies, Confederaties van alle mogelijke bedrijven, En nu staan we even stil en denken aan het woord van Lacordaire 'La Liberté opprime, la loi affranchit...' Ons weelderig vereenigingsleven is een vrucht van deze vrijheid. Onder deze vruchten zijn ook en vooral de syndikaten, die als ruggegraat van de politieke fracties in de staatshuishouding een rol zijn gaan spelen, die met de belangen van den Staat niet altijd strookt. Waar nu de Bedrijfsorganisatie in dezen toestand orde wil brengen moeten wij onmiddellijk de kwestie stellen van de Bedrijfsorganisatie in den Staat. | |
[pagina 96]
| |
De Bedrijfsorganisatie en de Staat.De corporatieve organisatie wordt wel eens opgevat als een staatsinstelling en dat is een opvatting waartegen zoowel christelijke werkgevers als werknemers en ook de Jeunesse Catholique op hun congressen en sociale weken zich met klem hebben verzet. Niet omdat zij het gezag van den Staat niet wenschen te erkennen, integendeel. Wel willen zij een sterk gezag, waar het noodig is, maar zij willen het weren, daar waar het niet strikt noodig is, waar het kan gemist worden en met oneindig veel nut vervangen door het gezag van het georganiseerd bedrijf. De Staat 'Algemeen Voorzorg' is uit de noodzakelijkheid des middels, ook de 'Staat-moeial'. Het is tegen dezen Staat-Janus-met-het-dubbele-voorhoofd, dat de twee vleugels van het christen bedrijfsleven pal staan. Volgens hunne opvatting is de rol van den Staat, in het algemeen, niet te zijn een gezag maar wel een samenordening met gezag. Het is dan ook hier dat het vraagstuk der Bedrijfsorganisatie staat tegenover de kwestie van de staatshervorming en deze moeilijkheid is de kern van al hetgeen volgt. Niet omdat deze staatshervorming volstrekt noodig is, maar omdat de Staat, de liberale Staat, door de houding die hij onder den druk der politieke fracties en ook onder de inwerking van het machtig vereenigingswezen, heeft aangenomen tegenover de democratische massa; een bewerker is geworden van maatschappelijke ontbinding. Ziehier hoe en waarom. De Fransche Revolutie had den enkeling bevrijd uit de corporaties. Tegenover de bedrijven stond nu de werkman alleen, vrij maar zwak. De voortschrijdende uitwerking der gedachten van de Revolutie schonk medezeggenschap in het staatsbestuur, eerst aan de bezitters en de capacitairen, daarna aan alle enkelingen. De Staat stond tegenover enkelingen. De Staat vaardigde sociale wetten uit, legde lasten op het bedrijfsleven, schafte privaat initiatieven af, verving ze door wetten, en het was altijd de Staat die schonk, die zijn koffers vulde ten laste van de productieve elementen van de staathuishouding en ze ledigde in het voordeel van de massa enkelingen - de kiezers. Tegenover den Staat staan eenerzijds de Bedrijven. Anderzijds staan de enkelingen tegenover den Staat. Er is geen organisch verband meer tusschen het productieve be- | |
[pagina 97]
| |
drijfsleven en de verbruikende democratische massa. Er is enkel een tusschenpersoon: De Staat! De Staat is de Verdeeler en het was met een volmaakte natuurlijkheid dat Minister Van Cauwelaert onlangs in een rede de uitdrukking gebruikte: 'de Staatskorf'. Het vullen van dezen korf was het werk van de Regeeringen en het ledigen van den korf het werk van de Parlementen... Het vullen gebeurde ten koste van de bezittende klas, die protesteerde, maar ook ten laste van de levende elementen van de staathuishouding: van landbouw, nijverheid en handel en dàt was veel erger: voor de bezittende klas ligt de grens van den last der belastingen bij het verbeuren van het laatste hemd; voor den landbouw en de nijverheid ligt ze elders, nl. bij de verkoopsmogelijkheid naar het buitenland; voor ons een levensvraag: naar het woord van Pirenne is België 'une usine et un entrepôt situé au carrefour des nations.' Dat land met zijn acht en half millioen inwoners kan in zijn eigen levensonderhoud voorzien gedurende enkele maanden, al het overige moet in het buitenland worden gekocht. En ook de meeste grondstoffen voor de nijverheid moeten uit het buitenland ingevoerd. Hoe dat alles betalen? Arbeid is onze hoofdrijkdom: de arbeid verwerkt in de vele half produkten die wij vroeger uitvoerden en waarvoor de markten nu meer en meer inkrimpen, terwijl ons enkel de troost blijft ongeveer in gelijke mate den invoer van vreemde producten te zien verminderen als onze eigen uitvoer. Ware zulks niet het geval, dan zou het laatste betalingsmiddel waarover wij beschikken, moeten aangesproken worden. Het middel waaraan enkel die naties denken wier produkten, diensten en arbeid geen afnemers meer vinden op de uitheemsche markten, het middel dat de aanvang is van andere moeilijkheden: den uitvoer van goud in ruil voor levensmiddelen, met devaluatie als onvermijdelijk gevolg. Aan deze grens zijn wij op het oogenblik nagenoeg aangeland. In de pers, de onafhankelijke pers, zijn de eerste artikels verschenen die vrijelijk de kwestie in de oogen zien van een tweede gecontroleerde devaluatie. In Frankrijk, Nederland, Duitschland en Zwitserland werd de mogelijkheid besproken. In Tjecho-Slovakijë werd ze toegepast en spijts alle regeeringsverklaringen en heilige eeden van trouw aan den gouden standaard, zal ten slotte de kwestie worden gesteld als volgt: de werkloozen ondersteunen ten laste van het bezit of werk verschaffen ten koste van het bezit. | |
[pagina 98]
| |
De eerste oplossing heet belastingen, de tweede inflatie. Zal deze laatste, ondanks alle officieele bevestigingen, verklaringen en beloften ook bij ons worden toegepast? Denkelijk niet voor dat Pond Sterling en Dollar terug op een vaste basis berusten en dan zal de toekomst moeten leeren waartoe de depressie onze volksgemeenschap zal dwingen. Het is te hopen dat menschen en omstandigheden recht zullen laten wedervaren aan Koning Albert, die den dag van zijn dood aan Minister Janson zegde: 'Songez-y bien, Monsieur le Ministre, défendez les intérêts de la petite êpargne.' | |
Staat en Bedrijfsleven.Deze uiteenzetting deed ons niet van ons onderwerp afdwalen; ze was noodig om te kunnen doordringen tot in den kern van de tegenwoordige moeilijkheden. Omdat de Staat heeft willen zorgen voor de massa en hare sociale nooden, door de bedrijven te belasten tijdens de voorspoedige jaren, is de Staat nu verplicht voor de bedrijven te zorgen tijdens de crisis-jaren. En hier wordt het schouwspel wel eens tragisch, omdat de politieke strijd en het gebrek aan organisch gebouwde bedrijfsorganismen een rem en een leemte zijn, die de oplossing van de moeilijkheden oneindig verzwaren. Op dit oogenblik staan ministers tegenover hun taak zonder voldoende gegevens. Het verhooren van één verzoek eenerzijds, verwekt anderszijds tientallen protesten. En waar één verhoor, één onderzoek en één besluit zouden moeten volstaan, zijn er nu dozijnen. De binnenlandsche handel ligt in de bevoegdheid van een minister, de buitenlandsche in die van een ander! Grondstoffen die moeten ingevoerd worden vereischen toelating van den minister van Landbouw en om uitgevoerd te worden, na bewerking, zonder invoerrechten te betalen, vereischen zij de tusschenkomst van het ministerie van Finantiën. Voor overwerk, voor overuren is de toelating van het ministerie van Arbeid onontbeerlijk. In een woord: onze tegenwoordige regeeringsorganisatie, voor zoover ze op uitvoer, en dat is een levenskwestie, betrekking heeft, is volkomen ontoereikend. Daarmede is iedereen het eens (Van Cauwelaert, Crockaert, De Man). Ik zou hier staaltjes kunnen aanhalen, die op een dichter wachten. Nu is juist een 'Interministerieele Commissie' gesticht die hierin verandering moet brengen. | |
[pagina 99]
| |
Maar niet alleen de ministers zijn overstelpt; het Parlement houdt zich ook bezig met de economie! Onder meer, met koolen, salaad, azaleas, asperges en bloemkooles. Volksvertegenwoordigers houden ons gewichtige beschouwingen voor over boter en varkens en over dit alles hangt, om crisis-redenen, de schaduw van de leer van Maltus: géén overproductie! Volgens de Kamerverslagen (Februari 1934) handelden Minister Sap, de Heerera De Vleeschhauwer en Adam over tabak; Klavier weerde zich tegen de amerikaansche appelen en de bananen 'die van de markt moesten geweerd worden', terwijl Maes tal van produkten aan 'een bijzonder onderzoek onderwierp: salaad, asperges, bloemkooles en schorseneeren' (volgens 'De Morgenpost'). Alleen, en denkelijk om de konijnen en onzen nationaler Fé Timmermans plezier te doen, werden de savooien onverlet gelaten! Die mogen zich nog verheugen in de vrijheid van te gaan en te vermenigvuldigen! En die spreker eindigde aldus, altijd volgens 'De Morgenpost', 'met vertrouwen uit te spreken in het doorzicht en de wilskracht van den Heer Minister van Landbouw'. Nu weze verre van mij de bedoeling deze activiteit belachelijk te maken! Integendeel; den Koning van Spanje heb ik altijd geëerd! Maar ze toont ons duidelijk aan hoe machteloos de hooge vergadering staat tegenover de toestanden, omdat haar geen organisch gebouwde instrumenten ten dienste staan. De Kamers staan tegenover enkelingen en groepen die moeten geholpen worden, in hunne economische bedrijvigheid, tegenover weefsels, kolen, salade en schorseneeren en varkens die om hulp roepen! Tegenover bedrijven die moeten gesteund worden en noch bedrijven, noch enkelingen bezitten het gevoel van hun solidariteit en van hun dienstbaarheid aan het algemeen welzijn.
(Wordt vervolgd.) |
|