Streven. Jaargang 1
(1933)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Reis door Spanje
| |
[pagina 25]
| |
kultureele en ekonomische karakteristieken, opdat ze een politiek-administratief geheel zouden vormen in den Spaanschen staat. Het algemeen princiep is: het recht van den Spaanschen staat primeert dat van de autonome provincies in alles wat niet valt onder de exclusieve bevoegdheid van deze laatsten volgens hunne respectieve statuten. Artikel 12 bepaalt de voorwaarden vereischt voor de goedkeuring van het statuut: 1) De meerderheid der gemeentebesturen moet het voorstellen, ofwel de besturen van een groep gemeenten die 2/3 van de kiesbevolking der streek omvatten. 2) Het moet vervolgens aangenomen worden door minstens 2/3 van de kiezers der streek. Indien de volksstemming negatief is, dan mag het voorstel tot autonomie slechts na vijf jaar hernieuwd worden. 3) De Cortes moeten het goedkeuren. Deze zullen verplicht zijn dit te doen, indien het statuut niets bevat dat strijdig is met de Constitutie of met de wetten betreffende de zaken die nooit kunnen overgedragen worden aan de regionale machten. Verder wordt dan op heel uitvoerige wijze opgesomd wat steeds onder de uitsluitende bevoegdheid van den Spaanschen staat zal vallen. Op internationaal terrein (van belang voor de betrekkingen met het Vaticaan) en voor kwesties van algemeen nationaal belang (financie, leger en oorlog, verkeerswegen, nationaliteitsregeling), mogen de autonome streken niet optreden. Hun macht, vooral de wetgevende, blijft nog sterk beperkt. Vele diensten der uitvoerende macht kunnen overgedragen worden mits de toestemming der Cortes. Taal vrijheid is verzekerd door artikelen 4 en 48, doch ieder Spanjaard is verplicht, de officieele taal, het Castiliaansch te kennen. Het onderwijs mag gegeven worden in de gewestelijke taal, maar 't centraal bestuur mag overal scholen oprichten waarin het Castiliaansch als voertaal gebruikt wordt. Zoo zijn we ver van Sevilla afgeweken... en we komen er juist aan. De stad heeft veel meer een Europeesch karakter dan Cordoba. Ze bevalt me niet erg; de oude wijk is slordiger en niet zoo typisch. Het volk is armer en op vele plaatsen is de hygiene ver te zoeken. Sevilla leeft van handel en nijverheid en is steeds zeer bloeiend geweest. We vinden er een groote kanonnengieterij, een reusachtig tabakfabriek en nog vele nijverheden van verschillenden aard. De haven is weer miezerig, ligt op den Guadalquivir op 87 Km. afstand van den Golf van Cadix en kan bezocht worden door schepen van negen meter diepgang. De gemeente-financies bevinden zich voor het oogenblik in een hachelijken toestand. Hulpkreten stijgen er op en worden geuit tot voor de voeten van de regeerders in Madrid door talrijke delegaties van handelaars en arbeiders. Men duidt als voornaamste oorzaak aan, de hooge kosten van de Ibero-Amerikaansche Tentoonstelling, eigenlijk een nationale onderneming, maar waarvan de lasten te veel door de stad moeten gedragen worden. Aldus, wanneer Sevilla hulp vraagt, dan bedelt het niet, doch eischt een recht op, beweert men. Verder bevinden handel en nijverheid zich in weinig benijdenswaardige positie. Zij leven immers grootendeels van het omliggende land, doch de landbouw-economie is diep verstoord ter oorzake van de onzekerheid die er heerscht aangaande de onteigening, het gemis aan vrede en orde, de anarchie geschapen door enkele domme wetten en oproermakers, het tekort aan landbouwkrediet, en tevens de devalorisatie der producten. Ook heeft de industrie veel geleden van de talrijke stakingen en wanordelijkheden die er dagelijksche kost werden, tengevolge van het gebrek aan een sterk gezag. Sevilla moet geholpen worden, andere vraag is: zal 't geholpen worden? De staatsfinancies staan ook niet sterk. Na de ineenstorting van de pesetaGa naar voetnoot(1) in 1929-30, kon hij op peil gehouden worden, en de repu- | |
[pagina 26]
| |
bliek vermeed paniek door aanstonds te verklaren dat geheel de staatsschuld zou erkend worden. Deze bedraagt nu 20.000 milhoen pesetas, voortkomende grootendeels rog van de leeningen aangegaan om den oorlog in Marokko en de openbare werken te financieren. De openbare werken zijn steeds een zware post op het budget, en wordt er in een provincie gedurende een jaar geen geld besteed aan groote werken, dan verhoogt de werkeloosheid op schrikwekkende wijze en heerscht er honger. De mannen van het nieuw regiem verwierpen eerst de financieele politiek der monarchisten, doch waren door de omstandigheden gedwongen op denzelfden weg voort te gaan. Om nu terug tot de reis te komen: Het schijnt dat de stad veel bezocht wordt door toeristen. Er zijn veel artistieke gebouwen. De kroon spant vast de kathedraal met de GiraldaGa naar voetnoot(1). De kerk is in gothischen stijl opgetrokken in de 15e eeuw. Van buiten is 't een pracht in zijn geheel en in detail. Van binnen munten vooral uit het hoogaltaar met het koor, die van onschatbare waarde zijn. Het is de rustplaats van vele historische persoonlijkheden, waaronder voor ons Ferdinand de Heilige en zijn vrouw Beatrijs, en Christoffel Colombus, meest bekend zijn. De Giralda is het oude minaret van de moskee gebouwd in 1184 door de Araben. De toren is een rechtstaande balk met vierkante basis, en is prachtig bewerkt, iets eenigs. Hij is bekroond door een kleiner torentje later bijgebouwd door de Christenen. Verder heeft men in Sevilla het Alcazar waar Romeinen, Arabieren en Christenen aan gewerkt hebben, en waar de koningen woonden. Ook Alfons XIII kwam er nog jaarlijks onder de groote Feria rond Paschen. Men toonde mij daar de bedden, mooi toegedekt en van propere lakens voorzien, waarin Don Alfonso en zijn edele gade en zijn zonen en dochters sliepen; tevens badkamer en andere dingen die Hunne Koninklijke Hoogheden gebruikten, enz. Het deed me vreemd aan. Ik vind het heel gewoon dat men u de slaapkamer van Lodewijk XIV of van Napoleon toont, maar weten, dat drie jaar geleden 'el rey de España por la gracia de Dios' daar nog sliep, nee, dat is niet gewoon. We passeeren onze laatste uren in Andalusië in een trein die met een slakkengang de vlakke of golvende velden doortrekt. De omgeploegde roodbruine grond is beplant met olijfboomen of struiken in lange regelmatige rijen, en de heuvelruggen wat verder af schijnen als bespikkeld met zilvergroene spatten, waaraan de schitterende Zuiderzon een mooie glans geeft. Hier en daar, waar de grond als verstuifd is van de warmte, staan er cactussen en schoone, voor mij onbekende boomen. Af en toe een hoogere berg en verderop grillige, kale rotsen. De streek is zeer schaarsch bevolkt; de uitwijkingen zijn steeds heel groot geweest omwille van de latifundia die zelf hunne oorzaak vonden o.a. in de armoede van den grond. Van 1910 tot 1916 weken er jaarlijks 200.000 man uit. In de laatste jaren is 't verminderd en de inwijking overtreft nu zelfs de ujtwijking: 1923, 93.000 en 1931, 14.000 emigranten, terwijl de immigratie steeg van 32.000 tot 54.000. Andalusië is de streek van de latifundia. We vinden ze nog in Estremadura en in mindere mate in de provincies Ciudad Real, Toledo, Albacete en Salamanca. In Catalonië is er slechts ééne, en die hoorde toe aan Macià, den overleden president van de Generalidad de Cataluña. We reizen verder. Ik moet op de landkaart kijken om te weten dat ik in een andere streek ben; 't is Granada. Het uitzicht blijft nog lang hetzelfde. Wanneer de avondschaduwen reeds lang tegen de aarde hangen, verandert het landschap. 't Is heerlijk hier. De sterk-golvende | |
[pagina 27]
| |
grond vertoont meetkundig-regelmatige lijnen, groen en bruin. Het zijn de lange rijen olijfboomen op den bruinen omgeploegden grond. Een landweg stijgt recht omhoog en loopt over den berg; een beekje waaraan de ondergaande zon nog een ronden schijn geeft, vloeit kronkelend door de vallei en brengt er vruchtbaarheid. Men vertelt me dat hier ook veel kurkeik gekweekt wordt. Hier en daar zie ik witte vlekken: 't zijn groote hoeven in vierkant gebouwd. Vele paarden en muilezels staan uit te rusten van de zware dagtaak, terwijl langs den spoorweg enkele groepen landarbeiders met de kaarten spelen. Maar de wereld sluit haar oogen en onttrekt het blijde landschap aan mijn gezicht. Ik blijf alleen met mijn reisgezellen, weer soldaten, in den schokkenden trein. Laat in den avond kom ik te Granada aan. 'Quien no ha visto (a) Granada, No ha visto nada!'Ga naar voetnoot(1) De Spanjaard kan overdrijven, dat staat vast, maar Granada is toch schoon. In het centrum der stad heerscht er welstand, alhoewel er nu toch veel werkloozen rondloopen, een noodzakelijk gevolg van de industrie - die er in Granada ook is - in perioden van laagconjonctuur. Het typische uitzicht van Granada moet men daar echter niet gaan zoeken - 't is er de winkelbuurt - maar in de omliggende wijken van San Justo, San Cristobal, en den Albaicin. Ge moet al heel wat zelfverloochening hebben om langs die hobbelige, vuile stoffige straatjes te loopen, klimmend, dalend, soms langs trappen, en er zijn weinige vreemdelingen welke die achterbuurtjes te zien krijgen. De meesten laten zich per rijtuig voeren naar den Albaicin, waar er zigeuners wonen in holen en rotsen gekapt, en die voor wat geld een tijdje dansen of de toekomst voorspellen. Die touristen komen dan terug met de vaste overtuiging van iets echt Spaansch gezien te hebben. Ook moeten ze dan 't AlhambraGa naar voetnoot(2) bezichtigen, en hier is hunne keus gelukkiger. Het is misschien wel het mooiste van al wat ik in Spanje gezien heb. Daar leeft de Oostersche geest nog, en als ge rondloopt in die droomerige patios of in die luxueuse zalen, dan verwacht ge elk oogenblik een gesluierde vrouw of een sultan te zien verschijnen. Het Alhambra is een lustslot, dat Granada en de omliggende 'vega' of 'huerta' (de tuin, de vruchtbaarste streek van Spanje) beheerscht. Gebouwd op den top van een heuvel aan wiens voet de Darro loopt (als hij water genoeg heeft tenminste) is het omringd van een heerlijk mysterieus frisch Bosch, vol fonteinengeruisch en vogelengekweel. Het slot werd opgericht in de 13e en 14e eeuw en nadien merkelijk verfraaid. Van buiten is alles hoogst eenvoudig, zoodat het gebouw, op een afstand gezien, den indruk van een vesting maakt. Treedt men echter binnen, dan vertoont zich een verrassende rijkdom. Eerst een langwerpig plein, de Alberca, met mirten beplant en van een droomerigen spiegelenden vijver voorzien. Hoe rijk versierd is de houten koepel van de Zaal der Gezanten! Oostelijk ligt de beroemde Leeuwenhof, aldus genoemd naar de streng gestileerde zwart marmeren leeuwen, die het waterbekken dragen en die een scherpe tegenstelling vormen met den rijkdom der details van het bouwwerk. De halfcirkelvormige bogen, gesteund door slanke zuilen, zijn versierd met teeder-gekleurde ornementen fijn als kantwerk evenals de wanden tusschen de bogen. Naar het waterbekken loopt het water van de lispelende fonteintjes in de omliggende zalen, geheel in stemmige kleuren, rood en groen en blauw en goud, uitgevoerd en wier rijkdom spot met alle beschrijving. Beneden prijken de wanden met verglaasde tegels in stille tinten, boven met de kleurenpracht der ornementen in vlak relief, uitgevoerd in hout | |
[pagina 28]
| |
en gips. En even schoon zijn al die andere zalen, van waaruit ge kunt neerblikken op frissche parkjes met donkere appelsienboomen of op het omliggende. In Granada is nog zooveel te bezoeken: het Generalife, een lustoord der Moorsche vorsten, geheimzinnig; de kathedraal, grandioos, in Renaissance-stijl; het paleis van keizer Karel; de Koninklijke Kapel, waar onze Vlaamsche kunst goed vertegenwoordigd is en nog enkele katholieke koningen hunne graftombe hebben; verder nog kerken en gebouwen van minder belang.
Adios, mooi Granada! 't Ligt daar nu in den morgendauw aan den voet van hooge bergen bekroond door zijn romantisch Alhambra. Er is veel verscheidenheid in het landschap: veel minder olijfboomen, 't is bergachtiger en iets woester. Langs één kant rijzen de grillige bergtoppen op der Sierra Nevada. Nu rijden we tusschen naakte als gebeeldhouwde rotsen, waar ge ook wel, met een beetje fantasie, een 'O.L. Vrouw met het Kind' of een 'Tabernakel' zoudt vinden. Af en toe een holwoning, heel eigenaardig maar armoedig. Enkel rond de dorpen en waar relief en bodemgesteldheid het toelaten, is de grond bebouwd. Verder is alles wit of grijs geblakerd van de brandende zon der Middellandsche Zee. Daartusschen vele cactussen en palmboomen en soms een breede, ondiepe rivierbedding die op water wacht en nu als rijweg gebruikt wordt. Dicht bij Lorea is de Schepper genadiger geweest; alles is vruchtbaar nu. Vele fruitboomen, esparto-grasGa naar voetnoot(1), druivelaars, rijstvelden waarvoor de grond door ophoopingen verdeeld is in perken. Er is natuurlijk voor irrigatie gezorgd: groote watervergaarbakken of lange breede waterleidingen, die zullen zorgen dat de rijst met de voeten in het water zal staan; met de zon heeft men zooveel last niet, die doet haar werk hier wel vanzelf. De hoeven zijn niet verscholen tusschen dik gebladerte, zooals wij dikwijls in Vlaamsche streken zien, maar omringd door een groepje palmboomen, lange wappers met een grooten pluimen hoed. Ze geven een echt Afrikaansch uitzicht aan de natuur! Er moeten in den omtrek ook enkele ijzermijnen zijn. Ik heb dit alles nu verteld alsof het een reisje gold, niet verder dan van Antwerpen naar Brussel, maar in werkelijkheid is het heel anders. Ik sprak van morgendauw in 't begin, nu is het avond. Ik heb met vijf verschillende spoorwegmaatschappijen gereisd, die meestal nog in 't bezit zijn van voorhistorische lokomotieven. Ik ga nu aan 't vensterke staan en staar naar de schimmen der boomen die voorbij schijnen te glijden terug naar Granada. Ginds zie ik vele lichtjes; 't zal Murcia zijn. Werkelijk; we bevinden ons dus volop in de huerta van den Spaanschen Levante. Ik blijf aan mijn vensterke; het is heerlijk zoo in de duisternis te staren en niets te zien, alleen te denken, te denken aan wat hierboven is... Alicante! Met zijne groote lanen met palmboomen bezet, ligt het aan de schoone blauwe Middellandsche Zee. De aardige. kleine 'playa' wordt weinig door vreemdelingen bezocht; ze is in gebruik van de burgers. 's Morgens en 's namiddags ziet ge jongelui, maar ook al gezette huismoeders met badpak en handdoek naar de plage trekken, zoodat het er heel demokratisch toegaat. De haven is er heel proper, te proper eigenlijk om drukt bezocht te worden; er liggen vele visscherssloepen, die in het geschikte seizoen uitvaren voor de vangst van tonijn en sardines. In Alicante is niets bezienswaardig en toch blijft iedereen er graag omdat de lucht er zoo klaar en zuiver is en de zon er alles zoo vreugdig maakt aan de frissche blauwe zee. | |
[pagina 29]
| |
De reis naar Valencia is heel aangenaam. Tot Denia kronkelt er een smal spoor tusschen de naakte woeste rotsen die zich plots verheffen eens dat de zacht-klimmende grond onder het water weer te voorschijn is gekropen. 't Is een mooie aanblik die vriendelijke dorpjes op een landtong geschaard rond hun torentje, omringd van de diep-blauwe zee, die onvermoeid haar baren wit komt openspatten tegen de kust. Hier en daar heeft men den grond in trappen doen afdalen om toch iets te winnen, maar 't is armzalig. In Denia wordt onze wagon van het ééne station naar het andere geduwd. Dat vraagt heel wat tijd. Vrouwen zitten op hun knieën aan een snelvliedende beek hun goed te wasschen. Herders komen met hunne geiten, wier uier vol is, van de weide terug en de dieren loopen vlug naar het water om zich te laven. Een mooi zichtje! Ik kom meer en meer tot de overtuiging dat de Spanjaard niet zoo vuil is als wel algemeen in den mond ligt. Het huis van den werkmensch is onverzorgd, omdat hij heel weinig belang hecht aan zijn haard en meer van de straat houdt... doch wij mogen ons ook geen illusies vormen over de properheid der Vlaamsche hoeven. Voorbij Denia verwijdert het gebergte zich van de kust en de streek is nu zeer vruchtbaar, werkelijk de tuin van Spanje. Op vele plaatsen reeds spreiden de rondkoppige appelsienboomen de pracht van hun diepgroen gebladerte ten toon. Wat moet het schoon zijn als al die boomen vol oranjekleurige vruchten hangen! Valencia heeft het uitzicht van een moderne stad. Het heeft een oude geschiedenis en dat is nog te zien aan zijn vele torens die hun koppen steken in de heldere lucht, vanwaar de zon klaar en opwekkend licht over de stad zendt, die Winter en Zomer van een aangename, soms wel wat warme temperatuur geniet. Vanaf de 15e eeuw nam de kunst een breede vlucht in Valencia, zoodat het een eigene schilder- en beeldhouwschool heeft, waarin Juan de Juanes en Ribera schitteren. Voornaamste gebouwen zijn de gothische kathedraal, de kapel van O.L. Vouw de los Desamparados, waar heel den dag door volk devoot komt bidden, de Lonja de la Seda, het stadhuis, de universiteit, het museum, éénig door zijn rijkdom aan schilderijen der Valenciaansche school, het College van den Patriark, in Renaissance-stijl met een heel interessante collectie kunstwerken. De vele andere artistieke kerken en paleizen zijn meestal overladen met versieringen doch alles getuigt van rijkdom in deze stad. Maar Valencia heeft nog wat schooners: de Feria en de huerta. De eerste heb ik niet kunnen meemaken, doch het andere heb ik bezocht, dank zij de vriendelijkheid van den heer Jacob, consul van België aldaar. De huerta is werkelijk een hof, waar alles vreugdig aandoet tusschen bloemen en appelsienboomen en groote rijstvelden, doortrokken door breede grachten waar zeilbootjes het vervoer verzekeren. Ik heb dat bij valavond gezien, wanneer de donkere lucht in het Westen roodgekleud was, en het had iets weg van een Noord-Hollandsch landschap met al die puntige zeiltjes die boven de vlakke velden uitstaken, en met die bruggetjes die vóór elk huisje over de gracht lagen. Dank zij een volmaakt bevloeiingsysteem en het voordeelige klimaat, kan de wakkere boer hier drie tot vier maal oogsten per jaar. De hoeven (barracas) zijn eenvoudige woningen, proper wit geschilderd, sommigen rog met dak van rijststroo, omringd door enkele hooge dennen, donkere cypressen of slanke palmboomen, allen even schilerachtig. Daar slijt de boer zijn rustig leven zooals zijn voorvaderen het deden. De zoon zal oezelfde grond bewerken die vader en grootvader deed leven, en die gebruiken zijn zoo diep ingeworteld dat een eigenaar verplicht is de grond steeds aan dezelfde familie te verhuren, ofwel wordt hij 'geboycot'. Zoo wees men mij een stuk land dat | |
[pagina 30]
| |
reeds twintig jaar braak ligt, en niemand wil het bewerken, omdat de eigenaar het gewaagd heeft aan een heilige gewoonte te tornen. Op een brug, waar we eventjes ophouden om de sluizen te bezichtigen langswaar het overtollige water wegvloeit, worden we begroet door een bende luidruchtige jonge juffers. Het nummer van onze auto begon met dezelfde cijfers als dat van het loterijbriefje dat ze gekocht hadden, en naar het schijnt brengt dit geluk mee. We wenschen hen dan ook veel geluk toe als we verder rijden. 't Is avond als we terugkeeren langs den mooien makadamweg. We steken vele wagens, volgeladen met zakken rijst, voorbij, die naar de stad toerijden, en dat op Zondag. Valencia leeft vooral van export van zijn appelsienen, en andere zuidvruchten, doch ook de industrie is er bloeiend: zijden, wollen en katoenen weefstoffen, verglaasde tegels, tabak, kurk, leder, enz. De haven, van miniem belang, ligt meer naar de zee toe. Valencia is immers geheel omringd door zijn 'tuin', en bevindt zich op 4 Km. afstand van de zee.
De huerta is schoon, maar spijtig genoeg, te klein. Als ik naar Barcelona stoom, merk ik het aanstonds op. Voorbij Castellon reeds rijzen bergen weer op langs eenen kant, langs den anderen schuift de Middellandsche Zee voorbij. Op de strook droge grond tusschen beide staan vele boomen, doch de appelsienboomen zijn verdwenen. Het gebergte is onvruchtbaar. Af en toe dondert de trein met veel geraas over een brug, die over de breede nu uitgedroogde bedding van een rivier geslagen is. Hoe verder we rijden, hoe woester het wordt: ellendig! Voorbij Tarragona, een van de ontelbare kleine Spaansche havens, moeten we door verschillende lange tunnels. De huizen zijn meestal schoon gegroepeerd op een heuvel, witte gebouwkes die tegen een typische vierkante kerktoren aanliggen. Barcelona is niet vei meer. We rijden nu over de sporen, die enkele meters onder het niveau der straten liggen om ons dieper in de stad af te zetten, temidden het gewoel der grootstad. Mijn eerste stappen, heel onzeker nog, loopen natuurlijk uit op de haven. Hoe zou het anders kunnen voor een Sinjoor. Het is de belangrijkste haven van Spanje, alhoewel nog een dwerg in verhouding met ons Antwerpen. Nieuwe dingen zijn er voor mij dan ook niet te leeren. De haven heeft ten andere een heel ander karakter, vermits ze aan de zee ligt. Als nijverheidscentrum staat Barcelona ook vooraan: van oudsher bekend zijn de wolweverijen, en spinnerijen en bij het universeel worden van het gebruik van katoen, heeft hier ook het plantaardig weefprodukt het dierlijke gedeeltelijk verdrongen. In den omtrek vindt men ijzer en steenkolen en diensvolgens zijn er hoogovens, metaalfabrieken en ook scheepstimmerwerven. Barcelona is dus de eerste stad van Spanje door zijn industrie en handel, en tevens door zijn bevolking die nu grooter is dan die van Madrid. We mogen het gerust een moderne grootstad noemen: het heeft een druk handelsleven, is nu een politiek en administratief centrum, heeft goede verbindingswegen met andere deelen van het land en 't buitenland, is vol leven en licht, dag en nacht. Het bezit een groote universiteit, een Akademie van wetenschappen, een museum van Schoone Kunsten en talrijke monumenten van groote waarde, zooals de gothische kathedraal der XIVe eeuw, spijtig genoeg te veel ingesloten in smalle straatjes, zoodat de waarde der architectuur onvoldoende naar voren komt. Voor van mij was wel het interessanste, omdat het iets nieuws was, de Ramblas, boulevards die de stad in twee verdeelen. Heel den dag door is het er ééne drukte. Opzij staan er zetels waarin ge voor een | |
[pagina 31]
| |
zeer demokratisch prijsje kunt gaan uitrusten of uw dagblad lezen of de menschen bekijken. Ik vond het heerlijk in dien stroom van volk mee te loopen langs de talrijke met kleurige boekjes en revues overladen krantenkiosken langs de welriekende bloemenkramen en die beroemde cervecerías, waar ge heel goedkoop alle frissche dranken kunt krijgen. Daar staat een modepopje naast een pastoor, en een wel-ingezeten burger naast een dopper een glaasje te drinken. De mannen hebben een heel onsympathiek uiterlijk, maar in de conversatie zijn ze heel vriendelijk. De vrouwen zijn niet meer zoo mooi en veel Europeescher. Ik heb de laatste Spaansche stad die op mijn reisprogramma voorkomt bezocht. Door de smalle strook gronds tusschen de zee en de hooge bergen die een groot deel van Catalonië onherbergzaam maken, rijden we nu naar de Fransche grens. Het is goed te merken aan het publiek in den trein en nog beter te hooren. Als ik dan in den glijdenden - niet schokkenden - trein van Zuid-Frankrijk zit, dan neem ik 't besluit, van nog eens naar Spanje terug te keeren als 't eenigszins mogelijk is, want 't was er schoon. Ik ben nu toch blij naar huis terug te kunnen keeren. Naast zoovele dingen die ge op zulke reis leert, plaats ik het volgende: Ge leert vreemde dingen liefhebben, maar nog meer alles wat van uw eigen land en volk is.
N.v.d.R. - De Redactie van Streven houdt eraan haar geachten medewerker A.J. Michielsen van harte geluk te wenschen voor den schitterenden uitslag in zijne studiën. Als de eerste zijner promotie heeft hij met groote onderscheiding het diploma behaald van licentiaat in de consulaire en maritieme wetenschappen aan de St-Ignatius Handelshoogeschool. |
|