Streven. Jaargang 1
(1933)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLitteratuur en LevenGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 35]
| |
veroordeeling, kan het niets dan goed doen, even na te gaan wat de eigenlijke taak is van den kritikus. Zeer terecht worden bij den kritikus gewenscht 'de scherpe analytische blik van den wijsgeer, de smaak van den artist, de zakelijkheid van den geschiedschrijver'. De kritiek is zelf kunst, want herschepping. Ze is er noodig om den schrijver uitzicht en aanmoediging te geven, om den weg te wijzen naar de absolute levenswaarden. Intusschen geeft J.E. een schitterende kritiek met het volgend artikel: 'Rondom Walschap's Trilogie'. Dit is zeker de objektiefste studie die tot nog toe geschreven werd over het 'Geval Walschap' en waarin tevens allen die zich bewonderend over het boek hebben uitgelaten, streng terecht gewezen worden. De esthetische zijde der trilogie beschouwend houdt Mr Eeckhout (als op vele andere plaatsen) een pleidooi voor de beschrijving, die alleen atmosfeer bijbrengen kan en een aanklacht op den strakken, eentonigen stijl. Het schijnt ons echter dat die ijzere stijl geniaal is aangepast en dat hij zoo, al is het onrechtstreeks, helpt bewijzen dat W' boek een aanslag is op het 'leven'. Dan volgt een essay over de 'Beteekenis van Van-Nu-en-Straks'. Met teksten van Vermeylen en Van Langendonck laat schrijver het belang der V.N.S. beweging uitkomen. Deze kunst heeft niets van haar eigen natuur verworpen, zij heeft het geheele leven aanvaard, vol vertrouwen in haar eigen evenwicht. (Vermeylen). De diepgang van V.N.S. is inderdaad niet te overschatten. 'Hun kunst was kunst van den enkeling voor de velen, kunst, die heelemaal opgaat in de lijn der Vlaamsche traditie, kunst aan de volksziel ontsproten'. Deze studie had er bij gewonnen, als er even op gewezen wass, dat, hoewel enkele volgelingen onder Franschen invloed naar overdreven vormschoonheid gingen streven, de stelling der kloof tusschen V.N.S. en volk nochtans gansch vooringenomen blijft met er b.v. aan te herinneren, eenerzijds dat deze literaire beweging ook een Streuvels, een De Bom, een Buysse, een Verriest, onder zijn leden telde, dat ze het eerst de grootheid van Gezelle heeft gekend, en anderzijds dat elke nieuwe richting slechts langzaam aan kan gevolgd worden door de massa. Daarna werd hier overgebracht het artikel dat gepubliceerd werd in D.W.B. tegen 'Gezelle's Eros' van Urbain Van de Voorde. Dit debat lijkt inderdaad een 'querelle gramaticale'. Hoe verdacht de terminologie van V.d. Voorde ook klinke, toch dunkt het ons, dat zijne studie de juiste exegese biedt der inspiratie der aangehaalde gedichten. Noch 'metaphissische erotiek' (J.E.) noch caritas (Dr Baur) geven hierop een afdoende verklaring. In het opstel 'het jongste isme in de Vlaamsche letterkunde' wordt aan de kaak gesteld 'het cynisme dat zich uitstalt in de brutaalste weergave van het dierlijke uit andermans en voorgewend eigen leven'. 'Litteratuur en Leven' is ongetwijfeld het beste dat J.E. tot hiertoe heeft uitgegeven. Hij toont er zich werkelijk in: een essayist en kritikus van beteekenis. Dit boek laat minder de fichesdoos vermoeden en het staat ook meer op de hoogte der citaten, waarmee schrijver zijn geschriften zoo rijkelijk pleegt uit te rusten. Het is een belangrijk boek vooral omdat het kordaat durft uit te komen voor de levensprinciepen der litteratuur. |
|