| |
| |
| |
De Bedrijfsorganisatie in het Buitenland
door R. Goris
Rechter bij de Handelsrechtbank van Antwerpen.
Inleiding.
In een vorig artikel hebben wij de mogelijkheid bestudeerd van de instelling eener Bedrijfsorganisatie in ons Land en de rol die ze te vervullen heeft voor het herstel van gezag en orde op het driedubbele plan van de economische ontwikkeling, de maatschappelijke verhoudingen en de politieke machtsuiting van een volk.
Wij hebben vooral nadruk willen leggen op de volstrekte noodzakelijkheid van een geestelijke hervorming, een wederopvoeding van de werkgevers en werknemers, om niet te moeten beleven dat Quadragesimo Anno, zooals weleer Rerum Novarum, een doode letter zou blijven...
Nu willen wij even nagaan wat er reeds in den vreemde en meer speciaal in de naburige landen werd verricht op gebied van Bedrijfsorganisatie. Het volgende en laatste artikel zal dan gewijd zijn, aan hetgeen reeds in België werd verricht, hoe bestaande instellingen kunnen evolueeren en welk de houding is die werd aangenomen door de laatste congressen van werknemers en werkgevers.
Wij gaan dus nu te leer bij den vreemde.
Niet om plans of modellen te kiezen, want dat zou om redens, die met onzen volksaard samenhangen, en die wij later zullen nagaan, tot niet veel dienen.
Ook niet uit sympathie, want men heeft van Mussolini, Hitler en Roosevelt zooveel akelige dingen verteld, dat wij ons niet mogen compromitteeren.
Het is enkel om ons in te lichten en vooral om aan te voelen, hoever de gedachte der Bedrijfsorganisatie in algemeenen zin opgevat, reeds is doorgedrongen in het economische, sociale, en politieke leven van verscheidene naties.
Wij zullen ons dan ook rekenschap kunnen geven van de macht dier nieuwe geestelijke strooming en nadien even kunnen overwegen welke moeilijkheden op internationaal gebied, de toekomst zou kunnen brengen. Dit betoog is dus vooral gewijd aan documentatie.
Wij zullen dus wel eenigszins moeten verwijlen bij de bizonderheden van systemen om meer nadruk te kunnen leggen op de leidende gedachte die ze beheerschen.
| |
I. De corporatieve gedachte in den tijd.
De corporatieve gedachte is volstrekt niet nieuw.
De Markies de la Tour du Pin, wiens arbeid eng verbonden is met de uitwerking van de Rerum Novarum Encycliek en de stellingen van de Freiburgsche Unie, heeft zich rond 1822-1890 reeds bezig gehouden met de studie van de 'Politieke vertegenwoordiging der belangen', want dàt is ten slotte het wezenlijke van het politieke corporatieve stelsel en dan ook de hoogste noot op de toonladder van het idee: 'Bedrijfsorganisatie'.
La Tour du Pin was dan ook gekant tegen democratie en algemeen stemrecht en kende slechts aan belangengroepen een recht van vertegenwoordiging toe in de gemeenten; aan de gemeenten in de provinciale raden en aan deze laatsten in de Staten-Generaal.
De sociale eenheid was de familie. Alle individualiame was uit den booze, en het volk mocht zelfs niet worden toegelaten om door middel van een parlement te regeeren.
| |
| |
Hij zag slechts twee manieren om de massa tot medezeggenschap in de publieke zaak toe te laten: door toestemming of door kontrool, omdat er anders geen openbare vrijheid en kontrool mogelijk is, vermits de uitoefening van de openbare macht en het toezicht erop in dezelfde handen zouden berusten.
La Tour du Pin heeft school gemaakt, en de laatste gebeurtenissen in Frankrijk b.v. zijn in dit opzicht beteekenisvol, als argument voor zijn stellingen.
Indien La Tour du Pin zich meer op politiek gebied bewoog, heeft Leon Harmel zich daadwerkelijk verdienstelijk gemaakt op sociaal terrein, door in Val des Bois een nijverheidsonderneming tot stand te brengen, waarmede hij een uiterst belangwekkende proeve heeft genomen van samenwerking tusschen patroon en arbeider, binnen het kader van één bedrijf.
Zijn onderneming werd tijdens den oorlog grootendeels verwoest, maar op aanvraag van de arbeiders terug opgericht en ze is bloeiend... maar ligt ver van elke grootstad temidden het platteland en het is dan ook een éénig feit.
En eindelijk dichter bij ons staan de leiders van de 'Action française', Charles Maurras en vroeger Georges Valois die in 1924 in zijn 'Economie Nouvelle' de volgende lijnen schreef:
'De tous cotôtés les producteurs, ouvriers et patrons se syndiquent pour établir par des contrats collectifs les conditions du travail, les prix d'achat et les prix de vente.
Mais il y a hésitation sur le mode de généralisation du système syndical; sera-t-il selon une image que Maurras donnait à l'auteur de ce livre il y a dix ans, sera-t-il horizontal ou vertical? En d'autres termes la généralisation syndicale divisera-t-elle les nations en deux groupes opposés, patrons et ouvriers, réunis en deux vastes confédérations... ou organisera-t-elle les nations en groupes économiques, chaque groupe réunissant les chefs d'entreprise et pectifs et subordonnés au conseil de patrons et d'ouvriers qui contrôlera le groupe tout entier?
Question capitale: selon la réponse que nous donnerons nous irons à la vie ou à la mort.
Je supplie ceux qui liront ce livre d'arrêter leur méditation en cet endroit: nous sommes ici au lieu où notre avenir est engagé tout entier.'
'Ou nous nous diviserons en classes et nous allons sûrement, mécaniquement à la guerre civile, à la ruine...
Ou nous nous organiserons en groupes économiques et nous serons en mesure de donner à notre pays la plus large prospérité que les nations modernes puissent connaître'.
Dit te lange citaat, waarvoor ik mij verontschuldig, toont aan, hoe scherp sommige geesten den toestand hadden ingezien, lang voordat de Europeesche economie en de wereldeconomie door de overdrijvingen van een kapitalistisch systeem van liberalen en individualistischen aard in het nauw was gedreven.
De reaktie kon niet uitblijven.
Ze deed zich voor in een atmosfeer van gezagloosheid op economisch, sociaal en politiek gebied die wij de vorige maal hebben trachten te schetsen en die wij even tes verduidelijking van hetgeen volgt zullen samenvatten.
| |
II. De crisis atmosfeer.
De groei van het economisch regiem dat wij kennen kan ingedeeld worden in drie tijdvakken.
1o) Het eerste, de groeiperiode van 1830 tot 1870 waarin de concurrentie vrijelijk werd uitgeoefend ten koste van den arbeider die niet op weerstand was georganiseerd.
2o) De tweede periode die reeds in het teeken staat van de georganiseerde concurrentie. Kartels en syndicaten, eerst nationaal dan internationaal worden gesticht hetgeen een zeker statisme in den vooruitgang, een stilstand in den technischen groei van de nij- | |
| |
verheid voor gevolg had, waaronder Engeland nu nog lijdt.
3o) De derde periode werd met den oorlog ingeluid. De spoorslag gegeven aan de nijverheden door de noodzakelijkheid der legervoorziening verbrak alle statische kaders. De uitvindingen en wetenschappelijke ontdekkingen vonden tijdens en ook na den oorlog in de finantie allen steun om de voortbrengst op nieuwe banen te sturen en tot een landbouw en nijverheidsoverproductie te voeren, waarover niet verder uit te wijden is.
De oorlog bracht ook voor de enkelingen na de gelijkheid in het offer, de politieke gelijkberechting en de macht van het aantal als regeeringsprinciep.
Deze macht werd aangewend tot de sociale verheffing van den arbeiderstand. Een menigte sociale wetten zagen het licht. Hun ontluiken werd in de hand gewerkt door de beddrieglijke verschijnselen van een voorspoed die reeds een oogenblik in gevaar kwam in 1921, maar hernam en meer dan ooit, tijdens de inflatie jaren, iedereen verblindde.
De enkelingen in de menigte regeerden volgens het eenige princiep dat de enkelingen kon bezielen die naar de stembus gingen, een princiep dat zelfs door een vermenigvuldiging met miljoenen niet kon uitbloeien tot iets grootsch, zelfs niet tot een werkelijk leidende gedachte in het staatsbeleid:
Het eigenbelang georganiseerd in syndikaten heeft gezegevierd op sociaal en politiek terrein. De geslachten van arbeiders opgeofferd tijdens de XIXde eeuw namen hier een weerwraak.
Het kapitalisme verdedigde zich door het bouwen van arbeidsparende machienen. Elke technische uitvinding die werkkrachten uitschakelde werd nagenoeg blindelings in praktijk gesteld, soms om aan den druk der Syndikaten eenigszins te ontsnappen.
Deze Syndicaten gesterkt door de veroveringen gemaakt op sociaal en politiek terrein, drukten en wogen met al hun kracht op het staatsbestuur, ze vormden machten buiten den Staat, tegen den Staat. Ze werden elementen van klassenstrijd en wanorde en daarom zijn zij dan ook in de diktatuurlanden ofwel eenvoudig afgeschaft ofwel ingelijfd in den Staat, of liever 'geintegreerd' als dienende krachten.
Dat is de bedoeling geweest van Mussolini.
Dit is ook de bedoeling van Quadragesimo Anno.
Op dit punt staan het hoogste geestelijke gezag en het dictatoriaal staatsgezag op eenzelfde plan.
Hun middelen verschillen:
Het dictatoriaal corporatisme dwingt de sociale en economische elementen van een natie in een kader.
De Roomsche Bedrijfsorganisatie laat toe dat het kader groeie rond deze elementen, maar naar Roomsche richtlijnen.
| |
III. Herstel van het gezag.
Hoe zijn Mussolini en Hitler (en zelfs Roosevelt) om bij de twee klassieke gevallen te blijven, er in gelukt om orde te herstellen op de drie klassieke gebieden, op een oogenblik dat zoowel Duitschland en Italië op den rand stonden van burgeroorlog, communisme en anarchie?
De bezetting van de fabrieken in Italië en de doffe strijd van de zes en dertig partijen in Duitschland waarmede Hitler den draak stak, doen even tragisch aan in de geschiedenis van de beide volkeren.
En Mussolini en Hitler, tijdens die kostbare oogenblikken die onmiddellijk volgden op hun overwinning, hebben in de volksmassa de eenige snaar aan het trillen gebracht, die naar eenheid in het staatsbeleid kon voeren, die alle egoïsme, alle eigenbelang kon doen vergeten.
Mussolini heeft het in zijn historische rede van 14 November bekend na het herhaald te hebben in zijn artikel over het Fascisme dat 'er een vlaag van idealistische hoogspanning moest komen over het volk'.
Deze hoogspanning werd in beide landen verwekt door het opjagen van den nationalen trots.
De afschaffing van het drinkgeld in Ita- | |
| |
lië, in 1925, en de prachtige Balbo-vlucht in 1933 stemmen uit één en hetzelfde princiep.
Door drinkgeld te derven moest de Italiaan, in Italië, zelfrespect leeren tegenover den vreemdeling.
De oceaanvlucht moest in den vreemde, eerbied afdwingen voor het Italiaansche volk, de bevestiging brengen dat op den oever van den Tiber de zonen van de Romeinen opnieuw waren ontwaakt, zich herinnerend dat hun galeien twee duizend jaar geleden om lood naar Cornwallis voeren en dat zij nu over den oceaan den weg naar de glorie hadden weergevonden.
In de drooglegging van het Meer Nemi was het niet te doen om het paar vergane balken van de fameuze galeien van Caligula, maar om het oude Rome en zijn macht. Dat was een écht kunststuk, een meesterlijke zet, die maandenlang de aandacht van de wereld en vooral van het Italiaansche volk zelf op een oude glorie trok.
In Duitschland zelf heeft Hitler tien jaar lang gehamerd op dezelfde gedachte: Die deutsche Ehre. Het Verdrag van Versailles en de vernederende bepalingen van 'der Diktat' werden aangevallen, om de Duitsche eer tot achtergrond te dienen. En op het oogenblik dat nagenoeg alles verloren scheen voor het nationaal socialisme, nadat Brüning zijn laatste Notverordnung had losgelaten op de reeds ontredderde landseconomie, en von Papen na een merkwaardige poging, die de eerste nieuwe gedachte bracht in de crisis periode, had moeten aftreden, bracht de historische kiezing van 1933, na een niet minder historischen Reichstag-brand, de overwinning van het Duitsche nationaal gevoel.
Niet enkel in Italië en in Duitschland werd op dit nationaal gevoel gewerkt.
Op 20 December 1933 werd in de Agence Econ. & Financ. een artikel gepubliceerd van Roosevelt waarin de zin voorkomt: 'Il ne faut plus se demander si l'on est démocrate ou républicain, mais, se souvenir seulement que l'on est citoyen américain'.
Men mag aannemen, na de feitelijke revolutie die in de Vereenigde Staten werd en nog wordt voltrokken, dat daar ook het nationaal gevoel heeft meegesproken.
Wij hebben het verrassende feit beleefd, dat het eigenbelang van den enkeling, en daarmee ook het partijbelang en het klassenbelang vervaagd en verdrongen werd door een uiting van die volkspsychologie die Lebon veertig jaar geleden zoo schitterend ontleedde:
'De Massa laat zich leiden door sentimenteele redenen'.
Alle andere kapitalistische en socialistische drijfveeren verdwijnen om plaats te maken voor de ontwaking van den nationalen trots van een volk.
De volkeren hebben niets geleerd sedert 1914-1918.
| |
IV. Nationalisme.
De Diktaturen zijn uiteraard nationalistisch. Het nationalisme is hun steun. Zelfs de proletarische diktatuur der Soviets vertoont deze eigenschap en het schijnt een uitgemaakt feit te zijn dat Lenine zich voor een deel heeft laten leiden door het ideaal der Russische economische onafhankelijkheid, dat in Peter de Groote zijn eersten verdediger vond.
En anderzijds maakt het nationalisme een diktatuur mogelijk want hetgeen in Oostenrijk den beslissenden stoot gaf om Dollfuss met de dictatoriale macht te bekleeden, is de dreigende houding van Duitschland en de noodzaak voor Oostenrijk zich te weer te stellen.
Half Europa is weer vol vaandels, optochten en stoeten, gedenkdagen en parades.
Het nationaal lied overstemt het lied van de klassenstrijdende menigte en het gebaar van de bleeke keurvorsten in de Siegesallée te Berlijn, krijgt weer zin en beteekenis:
De gestrekte maarschalkstaf of degen wijst weer naar oude en droeve wegen...
In meest alle gevallen is dus een corporatief stelsel dictatoriaal en nationalistisch.
Zoo is het in Italië, Duitschland, Oostenrijk, Portugal, in de Vereenigde Staten en zoo was het in Spanje onder Primo de Rivera.
| |
| |
| |
Corporatisme en bedrijfsorganisatie.
De christene gedachte der Bedrijfsorganisatie doet zich op dit oogenblik in de wereld voor op hoofdzakelijk twee manieren.
In de eerste plaats als een echte staatstheorie, die van den Corporatieven Staat. Zij maakt van de voortbrengst een nationale functie en is, zooals de Italiaansche keure van den Arbeid het uitdrukt 'de unitaire inrichting der productieve krachten in den schoot van den Staat', waar niets nog kan of mag waarde hebben, buiten den Staat.
Dat is de toestand in de daareven genoemde landen.
Jacques Maritain verdedigde onlangs, in 'Les Degrés du Savoir', een corporatieven staatsvorm, maar een, waaruit alle staatsabsolutisme principieel wordt geweerd, al erkent hij dat in de klassenlooze maatschappij die op deze structuur berust, door de leiders der sociale organen een sterk gezag zal moeten uitgeoefend worden.
In de tweede plaats als een sociale theorie, die van de corporatieve gemeenschap, die past in elken staatsvorm, die bevestigt dat de Staat er is voor de enkelingen en niet omgekeerd. Die de personaliteit eerbiedigt en tot haar recht laat komen, die sociale orde en vrede wil door organische samenwerking van kapitaal en arbeid uit vrije beweging, uit welbegrepen noodzakelijkheid, maar buiten allen dwang, met de hulp van den Staat.
Dit is het geval met de stroomingen die waar te nemen zijn in Noorwegen, Zwitserland, Frankrijk, Nederland en België.
Het spreekt vanzelf dat in al deze landen ook extremistische groepen bestaan, het conservatieve Engeland niet uitgesloten.
Maar in al deze systemen, zoowel de corporatieve als de bedrijfsorganisatorische, staat het algemeen welzijn op het voorplan. 'Gemeinnütz über Eigennütz'.
Het is duidelijk gebleken dat het algemeen welzijn op een voldoende peil te houden een noodzakelijke voorwaarde is voor den socialen vrede.
Waar Crokaert schrijft (Soir, 12 Oct. 1933) 'Croit-on que ce serait encore possible de replacer les classes laborieuses sous le joug d'un étroit servage et que les exactions d'un hypercapitalisme vivant sous la loi d'airain du profit seraient encore tolérées?' daar heeft hij naar bescheiden meening gelijk.
En verder (Soir, 1 Febr. 1934):
'Elles (les classes laborieuses) n'admettront plus que l'on confonde l'intérêt public avec l'intérêt des féodaux de la finance et de l'industrie. Elles n'admettront plus que l'on sacrifie des hommes et des foyers à des bilans et à des comptes profits et pertes. Il s'agit de sauver des vies humaines et non point des dividendes'.
En zijn besluit mag gerust worden bijgetreden:
'Il s'agit de choisir résolument les voies qui finalement doivent assurer la déprolétarisation des masses'.
Wie algemeen welzijn zegt, neemt ook aan dat ook de economische vrijheid binnen zekere perken moet worden teruggebracht. Professor Van Zeeland, in zijn merkwaardig en voorzichtig boek 'Regards sur l'Europe', heeft de noodzakelijkheid ervan erkend:
'L'Etat se bornera à contenir les iniatives privées dans des bornes légitimes, à empêcher les débordements attentatoires soit aux droits du voisin, soit au bien public sans passer lui-même à une action positive ou directe (p. 169)'.
Roosevelt in het voorwoord van zijn boek (p. 24) 'Looking Forward' is nog scherper '...des conférences ont été tenues, des journaux d'affaires créés et même des codes spéciaux... tous ces moyens tendaient à augmenter la vente et la production. Mais ce qui a manqué ce fut un plan restreignant la production plutôt que la stimulant'.
Het algemeen welzijn staat dus op het eerste plan van al de nieuwe min of meer corporatieve systemen.
De economische vrijheid, naar de meening
| |
| |
van den voorzichtigsten economist en den meest durvenden staatsman moet worden ingedijkt.
In de derde plaats komt de afkeer voor elken vorm van politieke reactie, anti-democratische reactie.
Ik geloof niet dat in de ontwikkelingsgeschiedenis van de politieke macht, die van uit de handen van de alleenheerschers, na twintig eeuwen strijd belandde in deze van de democratische massa, er een voorbeeld is van een werkelijken teruggang, tenzij de plotselinge overgang naar eene nieuwe alleenheerschappij in den vorm van dictatuur gedragen door een machtige democratische partij.
Ik laat hier weer eens den meest durvenden democratischen staatsman aan het woord (Roosevelt p. 25):
'Opposer une politique de réaction au danger de révolution pousserait au désastre. Ce serait un défi, une provocation. Présenter au pays un programme de reconstruction réalisable, tel est le moyen de faire face au péril. Ce moyen, et celui-là seul, constitue une protection réelle contre une réaction aveugle et contre les risques d'une improvisation et d'un opportunisme sans responsabilité'.
Daarom werden dan ook de bestaande politieke rechten van de enkelingen niet vernietigd, maar opgevangen, gekanaliseerd, georganiseerd, gericht of beter nog afgericht op het algemeen welzijn. In het ergste geval bleef bij gebrek aan werkelijkheid ten minste de illusie van een stemrecht bestaan. Zelfs in Italië, al diende de uitoefening ervan dan ook maar om de kandidaten goed te keuren die eerst door den Grooten Fascistischen Raad waren aanvaard. Volgens een der voornaamste theoretici van het Fascisme is het niet denkbaar dat de kiezers, de dictatuur ongelijk zouden geven. Dat is ten andere gebleken bij de stemming op 14 November 1933,
Het vierde belangrijke punt is de eigendom.
In alle systemen en zelfs laatst in Soviet Rusland, is hij aanvaard en gerechtvaardigd. Zelfs in het plan de Man worden enkel de drijfkracht, grondstof en krediet monopolisch genationaliseerd, maar de overige nijverheden vrijgelaten en wordt het sparen en vormen van nieuwe kapitalen gewettigd.
Maar de eigendom in dienst van het kapitalisme als anarchiek productie-systeem wordt niet meer aanvaard, het is te zeggen, het systeem van voortbrengen dat enkel op de massa voortbrengst berekend is zonder zich met het verbruik te bekommeren in de veronderstelling dat de massa productie de kostprijzen zoodanig zou verlagen dat de navraag onverminderd zou blijven.
In dit opzicht heeft Roosevelt in het meest economisch vrije land van de wereld zwaren dwang uitgeoefend.
Een vijfde karakteristiek is het verbod van alle staking en uitsluiting, de verplichting van door verzoeningsraden alle collectieve arbeidsgeschillen op te lossen en ook het veralgemeenen van de collectieve arbeidscontracten. Het recht van den sterksten tusschen maatschappelijke groepen heeft dus uitgediend en aan werkgevers en werknemers wordt evenveel gezag toegekend.
In de zesde plaats is te wijzen op het toevertrouwen aan publiekrechterlijk erkende organismen, die het Bedrijf vertegenwoordigen, van het beheer van de werken van maatschappelijke voorzorg, die tot hiertoe onder de rechtstreeksche bevoegdheid van den Staat vielen. De werkloozensteun, familietoeslag, ziekenkassen, pensioenkassen en alle dergelijke werken worden aan het beheer der bedrijfschappen toevertrouwd en zelfs in bepaalde gevallen, het beheeren van het vakonderwijs.
En eindelijk moet ik de aandacht trekken op de velerlei manieren die de Staat zich heeft voorbehouden om de bedrijfschappen onder zijn gezag te houden. Er is in geen geval kwestie van Bedrijfsorganisaties werkelijk aan hun eigen beleid over te laten. In elke wetgeving is ruimschoots het voorbehoud gemaakt dat alles onder de contrôle van de afgevaardigden der regeeringen zal geschie- | |
| |
den. In de meeste gevallen worden de voorzitters der Bedrijfsorganisaties door de bevoegde ministers benoemd en bestaat er dus gevaar de leiding dezer organisaties de politieke kleur te zien aannemen en de politieke richting te zien uitgaan van de meerderheid van het oogenblik, wanneer toch de bedoeling van de Bedrijfsorganisatie zou moeten zijn het bedrijfsleven van alle politiekerij te ontsmetten.
We vatten nog even samen:
Ofwel is een bedrijfsorganisatie politiek of sociaal.
Het algemeen welzijn staat in alle systemen voorop.
Reactionnaire anti-democratische maatregels worden schijnbaar vermeden.
De privaat eigendom wordt aanvaard en verdedigd.
De economische vrijheid, de anarchieke productie wordt ingedijkt.
Strijd tusschen maatschappelijke klassen is verboden, arbitrage is verplichtend. Gelijkberechtiging van Werkgever en Werknemer is het grondprinciep.
Het beheer van de maatschappelijke werken vervalt aan de georganiseerde bedrijven.
Maar de Staat behoudt overal een breed aandeel in de contrôle en het initiatief.
En nu zijn we voldoende voorzien met algemeene richtlijnen om het uitstapje te ondernemen in de verschillende landen die een corporatief stelsel op het programma van hun economisch sociale hervormingen hebben geplaatst.
| |
Italie.
Met het Fascisme staan wij voor een Staatstheorie die wij het best zullen toelichten met het artiekel op te slaan door Mussolini zelf geschreven voor de Italiaansche Encyclopedie.
'Le Fascisme comme toute saine conception politique, est à la fois pratique et pensée'.
Het merkwaardigste in dien zin is dat 'pratique' éérst staat en dan 'pensée' en zoo is het dan ook werkelijk met de wording van het Fascisme vergaan. Want de mussoliniaansche bekentenis luidt: 'La doctrine pouvait manquer. Il y avait quelque chose de plus décisif la FOI!'
Het Fascisme wordt voorgesteld als een philosophisch stelsel en een organische wereldopvatting. Deze is spritualistisch en maakt de personaliteit geheel ondergeschikt aan de staatsgedachte.
Het leven wordt opgevat als een strijd tegen het materialistische positivisme van de 19de eeuw en het doel van dezen strijd is het scheppen van de menschelijke wereld in haar economische, politieke en zedelijke vormen.
Het Fascisme is anti-individualistisch gericht tegen het classieke liberalisme dat den Staat negeert in het belang van den enkeling.
Het is anti-socialistisch, maar wil dat in den Staat de werkelijke eischen, die aanleiding hebben gegeven tot het ontstaan van de socialistische beweging en de syndicalistische actie, erkend worden, en laat ze tot hun recht komen in de corporaties, waar deze belangen verzoend worden in de éénheid van den Staat.
De individuën vormen belangengroepen en worden gesyndikeerd volgens hun economische bedrijvigheden. Maar deze Syndicaten zijn vooral de Staat. De Staat is niet het getal, niet de massa der individuën die de meerderheid van een volk uitmaken en daardoor is het Fascisme strijdig met de democratie, die een volk assimileert aan het grootste aantal individuen en het volk op dat peil verlaagt. Dat alles heeft Mussolini niet belet te zeggen dat het Fascisme de echte vorm is van de democratie.
Wij zullen even uitwijden over de vormen die het Fascisme gegeven heeft aan deze gedachten, want we zullen deze vormen en ook deze gedachten zoowat overal min of meer geprononceerd terugvinden.
De overwegende trek in de fascistische organisatie is het vereenzelvigen van een politieke partij met den Staat.
Van dit princiep uitgaande heeft het Ita- | |
| |
liaansch corporatisme geheel de bevolking ingedeeld in beroepsstanden. Alle burgers, die een of andere economische bedrijvigheid uitoefenen worden ingeschreven volgens den aard van het bedrijf of beroep of ambt dat ze uitoefenen, ten einde de deelname dezer burgers aan het politieke en sociale leven te kunnen vestigen niet op een geographisch plan maar op een belangenplan.
De Staat verplicht niet, maar moedigt het stichten van vakvereenigingen aan, die zich kunnen doen erkennen. Niemand is verplicht er deel van te maken, maar de erkende syndicaten, die zoowel voor arbeiders als voor patroons van een zelfde bedrijf bestaan (en er wordt slechts één enkel per Bedrijf door den Staat erkend) neemt beslissingen die alle belanghebbende bij het vak, aangesloten of niet, verplichten.
Deze maatregel is hoogst gewichtig, omdat men daardoor heeft willen vermijden dat meerdere syndicaten voor een en het zelfde vak zouden worden gesticht, elkaar zouden onderkruipen, overbieden en elkanders werk vernietigen door een syndikalen strijd.
Op deze manier, langs den weg der eenige syndikale vertegenwoordiging, worden de bedrijven in het staatsleven ingelijfd.
Er bestaan voorwaarden om de erkenning door den Staat te bekomen.
1o) Het syndikaat moet een minimum van 10 percent omvatten der leden arbeiders van eenzelfde bedrijf, of van de patroons die tien percent der arbeiders van een bedrijf gebruiken.
2o) Er moet een programma zijn van sociale actie dat benevens de bescherming der redelijke economische belangen der eigen leden, ook nog ondersteuning het vakonderwijs, de zedelijke en nationale opvoeding voorziet.
3o) De voorgestelde leiders moeten bekwaam zijn en waarborgen geven van zedelijkheid en stevige nationale trouw.
Eens het Syndicaat erkend, bezit het noodige rechten om collectieve arbeidscontracten af te sluiten, om een syndicale bijdrage te heffen die verplichtend is voor allen die tot het bedrijf behooren, gesyndikeerd of niet. Het syndicaat is verantwoordelijk voor het onderhouden van het arbeidscontract.
Al de syndicaten vereenigd hebben het recht 800 kandidaten voor te stellen waaruit de Hoogere Fascistische Raad 400 leden kiest die dan ter goedkeuring van het kiezerskorps wordt onderworpen en dan geroepen zijn om een politieke functie in den Staat te vervullen,
Dit kiezingssysteem is natuurlijk mees decoratief dan reëel en het is eenvoudig niet denkbaar dat tusschen deze 400 kandidaten er enkelen zouden zijn die aan den Hoogeren Fascistischen Raad niet zouden behagen, noch dat het kiezerskorps de keuze van den Hoogeren Fascistischen Raad niet zou goedkeuren. De theoretici van het Fascisme, volgens Prof. Cuche in zijn les op de sociale week te Reims, hebben er nooit de mogelijkheid van ingezien.
Te meer daar de Staat een contrôle uitoefent op de syndicaten. Hij kan naar beliefte de syndikale leiders doen schrappen, de bestuursraden van de syndicaten ontbinden en bezit een uitgebreid recht van tusschenkomst.
Terloops weze een andere vermakelijke eigenaardigheid aangestipt.
De Hooge Fascistische Raad heeft de macht de Kroon in haar macht te bevestigen, maar de Kroon heeft de macht den eersten Minister te ontslaan. Nu is de eerste Minister van rechtswege het hoofd van den Nationalen Raad.
Het syndikaal vereenigingsrecht is niet algemeen!
Al dezen die een delikaat publiek ambt uitoefenen: officieren, leeraars, staatsambtenaars, soldaten hebben dat recht niet.
Ook voor de staatsbedienden bestaan er grenzen. Zij moeten eene speciale machtiging aanvragen en dan nog mag hun vereeniging enkel gemeenschappelijke beroepsbelangen behartigen, maar geen collectieve arbeidscontrakten sluiten met den Staat, hun werkgever.
Een oogenblik nadenken aan den toestand
| |
| |
die de staatsambtenaars in Frankrijk hebben geschapen, zal de gegrondheid van dezen maatregel doen uitschijnen.
Het hoofdbelang van de syndikaten, aldus bevorderd tot staatsorgaan met een vertegenwoordiging in den Staat, is het afsluiten van collectieve arbeidscontracten, het verbieden van alle stakingen en uitsluitingen en het negeeren van den klassenstrijd.
Een collectief arbeidscontract heeft kracht van wet voor alle betrokkenen want volgens de 'Carta del Lavore' moet het collectieve arbeidscontract zijn de uitdrulcking van 'de solidariteit tusschen de verscheidene factoren der voortbrengst bij middel van overeenstemming der tegenovergestelde belangen van werkgevers en werknemers en de ondergeschiktheid aan de hoogere belangen van de voortbrengst'.
Dit arbeidscontrakt bevat vele van de bepalingen die in onze wetgeving door afzonderlijke wetten zijn opgemaakt. Het laat een grootere soepelheid van aanpassing toe dan ons strakke arbeidsrecht.
De arbeidsgeschillen van invidueelen aard worden geslecht door de syndicaten bij minnelijke schikking.
De geschillen tusschen twee syndicaten komen voor een gemeenschappelijk arbeidsgerecht, maar enkel nadat alle mogelijkheden van minnelijke schikking langs den weg der syndicaten of in den schoot der corporaties zijn uitgeput.
Dit arbeidsgerecht bestaat uit drie magistraten van het Beroepshof en twee experten gekozen tusschen de werkgevers en de werknemers.
De syndicaten van eenzelfde beroep, werkgevers en werknemers zijn vereenigd in een Corporatie, die dus de twee vleugels van het beroep vertegenwoordigt.
De Corporatie heeft geen wettelijke erkenning zooals de syndicaten maar ze is een onderdeel van de staatsorganisatie zelf. Waar de syndicaten de publiekrechterlijke vormen zijn van maatschappelijke klassen, verloopen deze klassen, via de Corporatie, in de substantie van den Staat.
De Corporatie is bevoegd de algemeen regets en arbeidsvoorwaarden vast te leggen binnen de palen van het bedrijf, de overeenkomsten tusschen syndikaten voor te bereiden en de oneenigheden tusschen vakvereenigingen op te lossen, de werking van werkkrachten te regelen en de werkeloosheid te bestrijden, het vakonderwijs te bezorgen, toezicht uit te oefenen op de sociale wetten in toepassing en gemeenschappelijke arbeidsgeschillen te voorkomen en vooral, op economisch gebied de voortbrengst te verhoogen en samen te ordenen.
De corporatie territoriaal opgevat en volgens bedrijfsgroep of categorie, is dus het orgaan der gemeenschappelijke belangen van een zelfde beroep, in den Staat.
De beroepen bijeengebracht in categorieën zijn gebundeld in zes groepen:
de landbouw,
de nijverheid en ambachten,
de handel,
de credietondernemingen en verzekeringen,
de vervoerondernemingen, te land en te water (binnenvaart),
de zee en luchtvaartondernemingen,
de vrije beroepen.
In 1930 werd de Nationale Raad der Corporaties ingesteld die een echt parlement is van de voortbrengende volksgemeenschap. Hij is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de erkende syndikaten onder het voorzitterschap van het hoofd der Regeering.
Deze Nationale Raad van Corporaties is een raadgevend lichaam zooals de 'Conseil national économique' in Frankrijk of de 'Conseil Supérieur d'Industrie' in België maar dan voor àl wat het economisch leven van het land aangaat.
Hij kan als wetgever optreden door het samenordenen van afzonderlijke arbeidscontrakten tot een gezamentlijke wet en het regelen van de economische betrekkingen
| |
| |
van de verscheiden categoriën van de voortbrengst.
Een ministerie van Corporaties houdt het oppertoezicht over de werkzaamheden der Corporaties, stelt de orde vast tusschen de andere inrichtingen en neemt de gegevens op nopens de voortbrengst, houdt de statistieken.
Op 14 November laatst weden de laatste overblijfsels van het oude parlementaire regiem in Italië opgeruimd en vervangen door de belangenvertegenwoordiging. Definitief werd aldus het bedrijfsleven in georganiseerden vorm, van hoog tot laag, ingeschakeld in den Staat. Het is de Staat.
Sindsdien is de wetgeving deze inschakeling komen organiseeren.
De wet van 18 Januari richt de Corporaties in, want tot nu toe was het systeem enkel in werking voor de openbare vermakelijkheden en bestond voor het overige, als staatsorganisatie en belangenvertegenwoordiging enkel op papier.
De grootste moeilijkheden werden ontmoet in het rangschikken der bedrijven en het onderbrengen in de respectievelijke categorie van corporaties.
Moesten alle textielnijverheden in één corporatie worden geklasseerd of in horizontalen zin, of moest de opvatting vertikaal zijn en alles wrat b.v. met een bepaald textiel artiekel in verband stond van zijdewormkweeker tot zijdehandelaar, in een rubriek voorkomen?
De wet geeft geen bepaald antwoord en legt enkel zekere regels vast, namelijk het facultatief oprichten van gemengde corporaties wier beslissingen door de respectievelijke corporaties moeten goedgekeurd worden. En ook nog het oprichten van corporatieve commissies, die onder het toezicht van den Hoogen Raad der Productie en van het Centraal Bestuur, de voortbrengst zullen regelen van al de corporaties betrokken bij een produkt. Zoo kunnen b.v. in het Mijnbedrijf commissies worden ingesteld voor scheikundige producten. Het tot stand brengen van dit geheel lijkt een reusachtige taak.
Het nieuwe dus dat de wet brengt is het werkelijk in voege stellen van een georganiseerde, geleide economie, waarin de Corporaties zelf het recht zullen hebben de belooning vast te stellen van de voortbrengers in een bepaalden sector.
De Corporatie zal niet enkel de loonen vaststellen van de werklieden, techniekers, bedienden, maar ook van het kapitaal.
Ook de verbruikers zijn in de Corporaties vertegenwoordigd, die zooals voorzien, alle arbeidsgeschillen door de tusschenkomst van vezoeningskomiteiten zullen oplossen.
Rome heeft in Quadragesimo Anno in zekere mate een oordeel geveld over het fascistisch stelsel.
De voordeelen zijn onbetwistbaar: De vreedzame samenwerking tusschen de klassen wordt verzekerd, het aandringen van het socialisme ingedijkt, en zijn revolutionaire actie bedwongen, een regelende invloed wordt geschapen door de staatsbemoeiing in het economisch leven.
Maar anderzijds is de Staat zich te veel gaan mengen in zaken waar het vrije initiatief moet arbeiden. Er blijft een dubbel gevaar verbonden aan dit stelsel: het bureaucratiseeren der inrichtingen en het particularisme der bijzondere beroepsorganisaties.
Het gevaar van het bureaucratiseeren der inrichtingen is werkelijk voorhanden en een zeker gevaar blijft bestaan, dat de geschapen beroepsorganisaties eer zullen dienen tot partikuliere doeleinden dan tot het bereiken eener betere orde.
Zoo draagt alles wat menschelijk is den stempel van het onvolmaakte en moet de tijd er over heengaan om te wettigen, te wijzigen of aan te passen, hetgeen altijd mogelijk is waar de menschen van goeden wil zijn.
| |
Duitschland.
Waar in Italië het corporatief stelsel berust op staatsplicht, het Fascistisch ideaal, en de Romeinsche grootheid, heeft Hitler zijn wetgeving van 21 Januari, 1934, gesteund op het maatschappelijk eergevoel van arbeiders, bedrijfsleiders, bedienden die zich allereerst
| |
| |
moeten bekommeren om het welzijn van het bedrijf waarin zij hun leven verdienen.
Deze wet zal met 1 Mei 1934 in voege treden.
Ze is zóó verstrekkend in haar innovaties dat het nauwelijks noodig is terug te zien op de vroeger bestaande sociale wetgeving, het 'Betriebsrätegesetz' van 4 Februari 1920.
Deze wet voorzag het vormen van Bedrijfsraden in elke fabriek gelast met de behartiging der belangen der werknemers tegenover de werkgevers, invoeren van betere werkmethoden, de verzoening van geschillen, en medezeggenschap in de vastelling van de arbeidsvoorwaarden, zelfs van de leiding van het bedrijf, want een lid van de bedrijfsraad had zitting in den beheeraad van de fabriek.
Deze raden waren niet paritair, enkel bestonden zij uit arbeiders en bedienden, het was dus een soort syndikale cel in elke fabriek!
De wet werd toegepast in nagenoeg 100 duizend bedrijven met 8.900.000 werklieden. De resultaten waren bevredigend voor de arbeidsvoorwaarden en verzoening, maar nul voor de economische leiding.
Dat alles behoort tot den verleden tijd.
De nieuwe wetgeving heeft alle syndikaten van werknemers en werkgevers afgeschaft en ook de wetten op de Betriebsräte, collectieve arbeidscontracten en verzoeningsraden.
Het doel der nieuwe wet is een einde te stellen aan den klassenstrijd, een nieuwe basis te leggen aan de betrekkingen tuschen patroon en werkman.
De Socialisten verwijten aan deze wet, dat de patroon meer rechten verkrijgt vooral voor het vaststellen der loonen terwijl in den grond Hitler met een slag heeft durven toepassen hetgeen Mussolini na tien jaar nauwelijks aandierf.
De wet flankeert elken patroon met een 'Vertrauensrat' gekozen order de arbeiders en bedienden van zijn bedrijf. Deze raad werkt samen met den patroon voor het welzijn van de onderneming, het Volk en den Staat.
Kunnen lid worden van dezen raad alle arbeiders, die 25 jaar oud zijn, een jaar dienst hebben en lid zijn van het Arbeidersfront.
In elke fabriek is ook een 'Treuhänder', een soort Commissaris van de Nationaal-socialistische partij, die op alles toezicht houdt en vooral op het vermijden van conflicten moet waken. Benevens het toepassen van de sociale wetten op arbeidsduur, loonen, enz. controleert hij de Vertrouwensraden, wier leider hij eventueel afstelt en, bij onvoldoende kiezingen, benoemt.
De patroon neemt alle beslissingen voor den gang van het bedrijf, stelt de loonen vast, de boeten. Hier kan enkel de 'Treuhänder' tusschenkomen. De nijveraar zal zich eventueel moeten verantwoorden voor een Eereraad, aangaande de vervulling van zijnen socialen plicht als nijveraar. In geval van fout, kan deze Raad hem veroordeelen. Indien b.v. een nijverheid slecht geleid is geworden, tot 10.000 Rm. boet en zelfs tot ontzegging van de leiding van zijn eigen zaak!!
Het is duidelijk dat de bedoeling die bij het uitvaardigen dezer wet heeft voorgezeten, buiten het onbetwistbare verlangen vrede en rust te doen heerschen in de bedrijven, ook deze geweest is een nationaal-socialistische cel in elke fabriek te stichten.
Hoe in praktijk de 'Treuhänder' hun rol zullen vervullen en ook de Vertrouwensraden valt af te wachten; maar het is te voorzien dat menig slechtgezien nijveraar het slachtoffer zal worden van gezochte moeilijkheden.
Op economisch gebied heeft de wet van 15 Juli 1933 de verplichtingkartels voorgeschreven voor alle nijverheden waardoor de produktie volkomen door de regeering wordt gekontroleerd. De prijzen worden en door gekontroleerd, zekere machienen verboden, de veertig urenweek verplichtend gemaakt. Zekere nijverheden werden verplicht tot uitbreidingen van twijfelachtig nut om arbeidsloozen werk te geven.
De nijveraar kan verplicht worden arbeids- | |
| |
loozen in zijn dienst te houden, zekere grondstoffen niet meer te gebruiken (zulks was het geval met Egyptisch katoen als boycot der Egyptische Joden).
De Staat verbiedt in bepaalde gevallen het openen van nieuwe zaken. De groote magazijnen mogen geen restaurants meer hebben, noch herstelwerkplaatsen. Een vischhandelaar behoeft geen vergunning. Geen uitverkoop meer van solden op het einde van een seizoen zonder vergunning. Verkoop tegen bepaalde prijzen.
Nazi-Duitschland eerbiedigt den privaat eigendom, maar verklaart dat het beschikkingsrecht niet vrij is. De economische bedrijvigheid moet ten dienste gesteld worden niet van het individu, maar van de gemeenschap. De Staat komt tusschen, niet als uitbater maar als regelaar van het algemeen belang.
Het is dus de geleide economie in een quasi militair kader.
(Wordt vervolgd).
|
|