Streven. Jaargang 1
(1933)– [tijdschrift] Streven [1933-1947]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKunst en Zonde
| |
[pagina 5]
| |
kunst, en het woord 'leven' blijft, in dat zinnetje, voor velerlei verklaring vatbaar... Een kunstwerk is eene levensuiting, welke tegelijkertijd eene levenshouding is. Eene wetenschap, een gesprek, een gebaar, eene teekening, een geluid..., alles kan tot levensuiting dienen; doch dan eerst begint de kunst, wanneer de mensch met dat woord, die teekening..., met alles wat men maar wil, tevens zichzelf uitdrukt en iets anders. Zichzelfs en iets anders... de levensuiting ligt in het andere, de levenshouding in het uitdrukken van zichzelf; en beide zijn in het kunstwerk zoo onafscheidelijk verbonden, dat het niet alleen zijn inhoud bevat, maar dat het iets anders veel sterker mededeelt. Het geurt en het smaakt, het doet lachen of weenen, het grijpt aan of het werkt na...: de persoonlijkheid van den kunstenaar wordt ons de verschijning en de stem van een vriend. Samen met hem bereiken wij eenige levenswaarde, een bergtop of eene rotskloof; en zooals die ontdekking hem, toen hij zijn werk schiep, sterk aangreep, zoo grijpt ze ons ook aan, altijd weer, bij elk beleven van zijn arbeid. Heel de schoonheid er van ligt in het groeiende leven van den kunstenaar, die hem gansch doordringt; in de levenshouding, waarvan het zich bewust worden zelf, als noodzakelijk, tot scheppen overging. En die levenshouding staat naast den zakelijken inhoud, naast het 'geuite leven'. Wel zijn beide verbonden; doch met zeer geheimzinnige, zeer subtiele, soms wonderbare banden; en die liggen zeker veel losser dan men zich dat gewoonlijk voorstelt. * * *
Elke vrije daad is voor den mensch eene levenshouding; doch onderling verbonden vormen al die daden er slechts ééne volledig: de beslissende keuze waardoor de mensch zijne ziel redt of verliest. Iedere mensch kiest tusschen het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt, en de zonde waardoor men Jezus verloochent; en elke gedeeltelijke levenshouding wordt, ten langen laatste, in dat perspectief geplaatst. Vooral wanneer zij beslissend is - ieder mensch staat wel eens voor een tweesprong -; en meer nog wanneer zij zeer intens aanvaard wordt: een uitbreken van jarenlang ondervinden, denken en zoeken; een opborrelen van wat de diepste lagen vormde van hart en ziel; een plotseling zich bewust worden van onvermoede krachten en ongekende roerselen, die geheel het leven beheerschen en geheel de menschelijke natuur. Zulke intense levenshouding, bij wie het ook weze, is altijd godsdienstig getint. Het is als de beslissende keuze: Jezus of de duivel; en als een diepgaand kunstwerk noodzakelijk zoo iets doet inleven, dan ligt in de kunst zelf de strekking God te benaderen: Niet den metafysischen Schepper slechts van hemel en aarde; maar Jezus Christus, alleen mensch geworden om de zonde weg te nemen, en dien men aanvoelt als zijne allerintiemste behoefte. Dan is elke grondig bedoelde kunst een tasten naar den bovennatuurlijken Verlosser, die feitelijk alle menschen redden wil. Dan ligt zijne diepst glanzende kern in: de overwonnen zonde door Christus' offer op aarde ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... Daar is ook eene andere kern voor de kunst: de overwinnende zonde welke zich als goddelijk voordoet, de bedwelming van den duivel. De engel der duisternis, die de gestalte aanneemt van den engel van het licht. Er is eene duivelsche vurigheidGa naar eind(2) evenals er eene hemelsche is, en in de 19e en 20e eeuw vooral werd de duivel, door de kunst, niet alleen als verlokkelijk voorgesteld: hij is als een tweede magnetische pool geworden, recht tegenover de eerste... en naast eene goddelijke ontwikkelde zich eene satanische kunstGa naar eind(3). Veelvuldig, machtig naar den schijn, door vele rijk begaafden beöefend; in werkelijkheid zichzelf uiteindelijk vernietigend. Het glanzende gewaad der waarheid werd het schelle narrenkleed, dat de oogen trekt en de menschen bedriegt. Kunst werd dwaallicht... Men heeft er een individualistisch genot van gemaakt, los van elke richting en waarheid; doch hoogmoed | |
[pagina 6]
| |
en zelfzucht brengen den duivel in het hart. Men heeft ze aangewend om, natuurgetrouw, het brutaalste leven uit te beelden, zonder hooger verlangen en heimwee naar de oneindigheid...; en men doodde de ziel. Men heeft ze voorgesteld alsof ze, zonder de verloochening van God, zonder de aantrekkelijkheid der zonde, niet bestaan kon; men heeft ze duistere krochten binnengevoerd, waar de schemering betoovert...; en misschien is het een der meest ernstige ziekteverschijnselen van onzen tijd, dat men de simpele deugd, den eenvoud van het hart, de nederigheid, de vreedzame gerustheid... de acht zaligheden in één woord, zoo weinig meer waardeert, bewondert, overweegt, en inleeft tot kunstuiting.
* * *
Katholieke kunst staat in het teeken der katholieke levensbeschouwing. Voor den inhoud der kunstwerken kunnen wij, daaruit, niets onmiddellijk afleiden; alleen dat de levenshouding, welke het werk bestempelt, den kunstenaar en den bewonderaar beiden keert naar de overwinning van zonde en dood, naar de leniging van het lijden, naar de goddelijke deugden geloof, hoop en liefde. Dat zij beiden open stelt voor Gods genade, welke dan, meestal, ook niet ontbreekt. Zulke overwinning der zonde onderstelt niet noodzakelijk zwoegende worsteling, tragisch gevaar loopen, vallen en opstaan. Even goed kan de kunstenaar zich eenvoudig afwenden van het kwaad, zooals men dat voor de ontucht doet. Hij kan, in luchtig optimisme, de zwaarmoedigheid verstikken; hij kan, door vredig schouwen in de natuur, inwendige stormen bedaren. Zijne kunst - ook de diepste - kan hoofdzakelijk eenvoud zijn, nederigheid, sterkte, gebed... al de deugden en levensvormen waarmede en waardoor een katholiek mensch voortleeft in de genade of deze herwint... tot aan de eindvolharding. Zoo is diepere kunst godsdienstig van strekking; en, bij een katholiek levend mensch, noodzakelijk katholiek, draagster van genade. De intensiteit van zijn godsdienstig leven maakt hem, cetaris paribus, beter geschikt tot hooger kunstwerk. En evenals, bij elken tijd en elke ziel, de Kerk en de godsdienst, altijd dezelfde, zich altijd toch volkomen aanpassen: evenzoo past de katholieke geest zich aan bij elk kunstenaarstemperament, bij elke periode en elke strekking in de kunstgeschiedenis. Wanhoop alleen, en de andere zonden tegen den H. Geest, en de verwinnende verlokking van het kwaad vinden daarin geen plaats, omdat Jezus' stem steeds fluisterend blijft: '...schept moed: Ik heb de wereld overwonnen'. (Jo. 16.33)... ...Onze tijd is tragisch gekleurd, brutaal en geweldig; en de katholieke kunstenaars zoeken naar de verwinnende vreugde van den begenadigde; om die dan, doorheen de zwoegende wereld, te doen schallen, of zingen, of suizen. Ook Walschap zoekt mede, ernstig en altijd voort. Met zijn temperament moet hij wel, in zijn kunst, streven naar godsdienstige waarden... Doch neemt, in deze periode van zijne ontwikkeling, de engel der duisternis, ook voor hem, de gestalte niet aan van den engel van het licht?... Hoezeer wenschen wij, allen, dat het eens anders weze!... (24/3/'34). |
|