| |
| |
| |
Boekenparade
Theologische Summa van de H. Thomas van Aquino, Nederlandsche vertaling. II. Over de Drievuldigheid. (P.I Q. 27-43.) - Geloofsverdediging, 30 fr.
De theologie der H. Drievuldigheid, zooals zie is vastgelegd in dit gedeelte van de Summa, is het meest ingewikkelde vak van de bespiegelende godgeleerdheid. Er wordt heel wat metaphysische vaardigheid vereischt om Sint Thomas te volgen in zijné notioneele constructie. De vertaling van deze 'Quaestiones' bracht dan ook speciale moeilijkheden mee. Zeggen dat ze steeds volkomen en sierlijk overwonnen werden ware te ver gaan in den lof die anderzijds moeilijk kan overdreven worden. De eenvoudige bepaling die Sint Thomas geeft van den persoon: 'Substantia individua rationalis naturae' (9.29. a.l.c.) luidt in de vertaling: 'de vereenlingde zelfstandigheid in eene redelijke natuur.' Moeilijk zal het woord 'vereenlingd' burgerrecht erlangen in het Nederlandsch; overigens het vertaalt eerder individuata dan individua. Waarom niet zeggen: enkelvoudige (niet eenvoudige = simplex) zelfstandigheid; of individueele zelfstandigheid; dan zou men eenvoudiger en tevens trouwer kunnen vertalen 'enkelvoudige (of individueele) zelfstandigheid van eene redelijke natuur'. - Overigens, evenals de vorige deelen, prachtig werk.
F.
Het Woord der Pauzen. - De encyclieken van Leo XIII. - Over den H. Rozenkrans. - Geloofsverdediging, 12 fr.
Een nieuw initiatief van Geloofsverdediging dat elk katholiek intellectueel met begeestering begroeten zal. De encyclieken der Pauzen in 't Nederlandsch vertaald zullen den modernen predikant en apologeet de grootste diensten bewijzen. - Deze eerste bundel bevat in extenso de brieven van Leo XIII over de devotie tot den H. Rozenkrans: een mijn van theologische gedachten en vrome gevoelens omtrent de bij uitstek katholieke devotie tot de H. Maagd. - Deze eersteling en heel de reeks van 'Het Woord der Pauzen' worden onze lezers ten zeerste aanbevolen.
F.
E.P. CALLEWAERT O.P.: De predicatie en de hedendaagsche zielzorg. - Nr 3 in de reeks: Zielezorg voor onzen tijd. - Geloofsverdediging, 5 fr.
In deze brochure geeft P. Callewaert enkele wenken aangaande de predicatie in onze parochies. Een jonge - en zelfs een oude - predikant zal hier vele gezonde raadgevingen vinnen in de ondervindingen van den professioneelen prediker die de brochure schreef. P. Callewaert steunt, en terecht, op de werkelijkheidspredicatie, op de noodzakelijkheid Gods woord aan te passen aan de actueele omstandigheden. Hij vraagt meer voorbereiding, meer activiteit, meer wil-om-te-lukken bij den predikant. En elk ontwikkelde leek zal het daarin wel met hem eens zijn. 'De kerk is een winkel, smaalt men soms. Er is niets van aan: Wij, priesters, hebben voor ons goddelijk werk, niets van den vastberaden, rusteloozen, scherpgerafineerden businessgeest, die den modernen winkelier en handelaar kenmerkt. We berusten te veel in het conservatisme en de nonchalance van de eeuwigheid' (bl. 44, 45).
KARDINAAL LHOND: Het godsdienstig leven in de parochie. - Nr 2 in de reeks: Zielzorg voor onzen tijd. - Geloofsverdediging, 3 fr.
Deze brochure is de vertaling van een herderlijken brief van den Primaat van Polen aan zijne geloovigen. Hij is dus in de eerste plaats bestemd voor de leeken en behandelt voor hen de theoretische en practische problemen van het parochiaal leven. Nu, ook ten onzent, de belangstelling voor het parochiaal leven bij de geloovigen stijgt is deze zakelijke verhandeling bijzonder welkom. Zij kan best als leidraad dienen voor een godsdienstigen studiekring.
F. MORLION O.P.: Het geweten tegenover de Film. - Geloofsverdediging, 1,25 fr.
De 'Uitgaven van de Katholieke Filmliga' hebben dus hunne brochure-campagne ingezet met dit eerste nummer. Er worden zes nummers per jaar aangekondigd, aan 1 fr. 25 het losse nummer en 6 fr. voor de reeks.
| |
| |
In deze brochure steekt F. Morlion heldhaftig de oorlogstrompet. Moedig en dapper als een nieuwe kruisvaarder verzamelt hij Vlaanderen rond zijn banier en trekt hij ten strijd tegen de psychologische film en tegen het vaudevillisme. Het wapen dat het nieuwe Turkendom zal vellen is het geweten: het christelijk geweten dat moet worden voorgelicht, wakker geschud en aangemoedigd. F. Morlion komt aan dien plicht niet te kort. Zijne brochure eindigt met een opgewekt klaroengeschal: 'We wekken het geweten van Vlaanderen nu tot een geweldigen strijd.'... Wij wenschen dat de plaag van den zedeloozen film het weldra moge ondervinden.
A. VAN DOMBURG en F. MORLION O.P.: Levenleugen in den Film. - Filmkultuur. - Reeks der Kath. Filmliga Nr 1.
Op enkele puntjes na moge deze brochure, bizonder als eerste in de reeks, uiterst geslaagd worden geacht zoowel wat den inhoud betreft als de degelijke uiterlijke verzorging. En toch lijkt me het eerste deel n.l. dit van den Heer Van Domburg niet het hoogtepeil te bereiken van dit van den E.P. Morlion. Ja, want naast de weinig taktvolle, hier heelemaal misplaatste zet van den Heer Van Domburg op blz. 7 het Nationaal-Socialisme in een Filmbrochure te komen bestempelen als Nationaal-Bolsjewisme, lijkt er me nog een zeker meeningsverschil, ik zou haast zeggen een tegenstrijdigheid te liggen tusschen de houding van den E. Pater Morlion en den Heer Van Domburg ten overstaan van de Duitsche Filmvoortbrengst waar hij meent deze heelemaal te moeten rangschikken onder de rubriek: Operetten, terwijl zoovele andere Films en Meesterwerken van diezelfde Duitsche voortbrengst geen operetten waren, o.a. 'Meisjes in Uniform', 'Emil en die Dedektieve' - 'Tragedie der Mijn' - 'I.F.1 antwoordt niet' en ontelbare andere welke toch juist naast de Duitsche operetten jaren lang de moreel hoogststaande filmen waren uit de heele filmvoortbrengst.
En dit mogen we niet vergeten willen we den toenaam van ondankbaren niet verdienen.
Om samen te vatten: er lijkt me in de klachten van den Heer Van Domburg een wrok te liggen tegen al wat Duitsch is. Dat is spijtig, minder om het feit zelve, dan wel uit hoofde dat hier een persoonlijke politieke veete tot uiting moet komen in een Filmbrochure, wat hier met de volste eerbieding van anders opinie nogal erg misplaatst is te heeten.
Dit nu terzijde gelaten, moge deze brochure den bijval oogsten die ze verdient tot bloei en verdere uitbreiding van de Kath. Kinemabeweging.
Hugo VANDEPERRE.
H. VAN MIERLO M.S.C., Prof. in de Moraal-Theologie: Huwelijksdoel en Periodieke Onthouding. Het Oginoïsme geoorloofd? - Roermond-Maeseyck, Romen en Zonen, 1933. 139 blz.; 22×15; 20 fr.
De Hooggeleerde Schrijver verricht verdienstelijk werk door den nadruk te leggen op het hoofddoeleinde van het Huwelijk, en op de goede reden die noodig is opdat 'periodieke onthouding' alleszins zedelijk en geoorloofd zijn zou. Een solied betoog, ofschoon we toch niet elke beschouwing tot de onze willen maken. Leeken zullen niet veel halen uit deze theologische bespiegelingen; maar aan geneesheeren die het vraagstuk ernstig, redelijk en christelijk willen instudeeren, en aan priesters wordt dit werkje dringend aanbevolen, als tegengif tegen de onvoorzichtige ruchtbaarheid reeds al te veel aan het Oginoïsme gegeven. Maar in een openbare boekerij is dit boekje niet op zijn plaats, ondanks zijn loffelijke strekking tot strengheid en voorzichtigheid en de kerkelijke goedkeuring.
Leuven.
J. Salsmans, S.J.
| |
Opvoedkunde
EUGENE DEVAUD: La Pédagogie scolaire en Russie soviétique. I. La Doctrine. Questions disputées. - Paris, Desclée. 222 p., 1932.
De werkelijke toestand van het onderwijs in Rusland kunnen we niet te weten komen, maar de grondslagen waarop de heele opvoedkunde berust kunnen we van zeer naderbij onderzoeken. Dit is een zeer gezond beginsel voor de studie over Sowjet Rusland. Had men daarmee sinds het begin rekening gehouden, dan zou de kennis over het bolsjewisme verder gevorderd zijn en waren de vele gissingen niet tot stand gekomen die ten slotte het communisme een grooten dienst bewezen hebben.
| |
| |
Schrijver geeft een ingaande ontleding van de paedagogische leer der communisten ééne gedachte die de heele bedrijvigheid bezielt geldt als eenige norma waarnaar het leven geregeld moet worden. Scherp doet het boek die radikale doorzetting uitkomen. In de school is alles gericht op het ééne doel: vorming, programma, methode, onderwijzers...
Heel dit streven wordt opgebouwd met materialistische beginselen. Misschien steunt de schrijver hier te veel op de leer van Boukharine, die om zijn 'mechanisme' in den ban van de communistische gemeenschap geslagen werd, en dus de philosophie van de 'Algemeene lijn' niet belijdt.
Met nadruk en terecht ontleedt het boek het marxistisch geloof. Hierin toch ligt de kracht die een geheele toewijding aan het communistisch ideaal mogelijk maakt. In dit geloof, met al het onbewuste dat het bevat, ligt een element 'dat een christelijke toon geeft'. Dit element, dunkt ons, is vatbaar voor ontwikkeling in christelijken zin, en doet zelfs de mogelijkheid van een vernieuwing hopen. En hierop kon meer gewezen worden. Ook mocht er een scherper onderscheid gemaakt worden tusschen bolsjewisme en zuiver marxisme.
Een katholiek moet dit boek doen nadenken, vooral in onze streken waar onverschilligheid de groote kwaal is. Het communisme wint zooveel aanhangers omdat het niet neutraal is, maar kordaat zijn eischen stelt en heel den persoon veegt. Die kracht bezit het katholicisme ook maar het moet beleefd worden, alleen een volledig katholicisme kan een volledig communisme overwinnen.
A Wuyts, S.J.
| |
Geschiedenis
H.I. COLENBRANDER: Nederland en België. - Uitg. Stockum en Zoon.
Colenbrander biedt ons een overzicht over de betrekkingen tusschen België en Nederland, van de 16e eeuw af, en bespreekt in het laatste hoofdstuk den huidigen toestand. In een keurige taal en op nuchtere wijze beschouwt hij de feiten en vat ze bondig samen met de gaven van een onpartijdig historicus: Sine ira et studio...
Doch wanneer hij bij het einde van zijne verhandeling de betrekkingen tusschen beide Staten in het tegenwoordige beschouwt, schijnt hij het er op aan te leggen de oorzaak der Nederlandsch-Belgische wrijving op onzen rug te schuiven. Hij verwijt België zijn gebreken - namelijk zijn te franschgezinde politiek - doch zegt weinig of niets van die van Nederland.
Het boek heeft evenwel de groote veedienste de gebeurtenissen van vervlogen eeuwen weder voor onze oogen te doen herleven, en het brengt ons duidelijk ter kennis hoe het nu met de Nederlandsch-Belgische betrekkingen gesteld is. Schrijver ziet het heil in de vriendschap tusschen het onzijdig Nederland en een waarlijk onzijdig België midden de competities van de Europeesche Staten.
Soved.
| |
Economie
P.V. FALLON, S.J.: Beginselen der sociale Economie. - Ad. Wesemael-Charlier, Namen, 1933.
De 'Principes d'Economie Sociale' van Pater Fallon munten uit door duidelijkheid en methodische voorstelling der stof, hetgeen er een voortreffelijk handboek van maakt voor het onderwijs, ook het hooger onderwijs alhoewel een professor aan hooger handelsinstituut het betreurt dat het deel over financie en over bankwezen weinig ontwikkeld is. Zekere opvattingen, in het werk voorgestaan, zullen niet aan allen evenzeer aanstaan maar in dubiis libertas.
De 'Principes' werden reeds in het Spaansch, het Italiaansch en het Engelsch omgezet. Deze Nederlandsche vertaling - naar de 4e Fransche uitgave, door den schrijver zelf nagezien om ze geheel en al aktueel te maken - wordt ons bezorgd door Dr R. LONTIE, Leeraar aan het Atheneum te Charleroi, met de medewerking van Dr. L. GROOTAERS, Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Leuven.
K.d.B.
Dr Z.W. SNELLER: Economische Crisissen in Vroeger Tijd. - Rede uitgesproken te Rotterdam op 8 December 1932. - Uitgave van J.H. Kok te Kampen, 1932, fl. 0,50.
In het kort bestek van 18 bladzijden geeft Dr Sneller een historische studie van het crisisphenomeen. Steunend op de theorie der 'Wirtschaftsstufen' van Karl Bücher volgt
| |
| |
schr. de ontwikkeling van 'Markt' en 'Ondernemer' van de late Middeleeuwen door het vroeg-kapitalisme tot het Industrieel kapitalisme.
Hierop volgt de ontleding van de crisis in de Vroeg kapitalistische periode gekenmerkt door 'Geldwirtschaft' en 'Handel'. Exogene oorzaken roepen 'Absatz-Krisen' met incidenteel karakter op, wier werking tot een kleinen kring beperkt blijft.
De Hoog-kapitalistische periode wordt gekenmerkt door 'Industrieele-omweg-productie' en 'Kreditwirtschaft'. Deze veroorzaken een endogene hausse- en baisse-beweging waarvan de crisis een phase is. Wanneer hebben zich voor 't eerst beide genoemde factoren duidelijk doen gelden? De industrieele factor in Engeland op 't einde der 18e, in West-Europa in de eerste helft der 19e eeuw. De crediet-factor bestond reeds vroeger bijv. in 1772-1773. De eerste moderne, algemeene crisis zou volgens schr, die van 1857 zijn.
Dr. Sneller laat dus verstaan dat de conjunctuurbeweging, incluis de crisis, tot het wezen van het industrieel kapitalisme zou behooren. Andere geleerden meenen echter dat zij enkel met den liberalen toepassingsvorm van het hoog-kapitalisme onafscheidelijk verbonden is. Volgens deze laatste zou het zeer wel mogelijk zijn, dat het conjunctureel crisisverschijnsel verdwijnt als het industrieel kapitalisme in een corporatief- of communistisch kader zou werken.
R.V.
EUGEN SCHIGUT, Kommerzialrat Professor: Die Berufseignung des Bücherrevisors. Ein Beitrag zur Psychotechnik des Berufes. Carl Heymanns Verlag, Berlin 1933.
Schrijver stelt zich voor de psychotechnische methodes toe te passen op de studie van het beroep van den deskundige rekenplichtige.
Na eenige algemeenheden over beroepsbekwaamheid bestudeert Prof. Schigut de intellectueele- en moreele eigenschappen die den expert boekhouder, beschouwt in de verschillende rollen die hij in de moderne economie kan te vervullen hebben, bezitten moet, de methodes om het bestaan dezer eigenschappen in hem te ontdekken en de waarde ervan te bepalen. Toepassings-tabellen verduidelijken de theoretische beschouwingen.
Bizonder aanbevolen aan al wie belang stelt in beroepskeuze in 't algemeen en vooral in beroepsopleiding van den deskundige rekenplichtige.
M.D.
E. VAN HEMEL: Okatie - een woordenboek voor handelaars, winkeliers en allen die zaken doen. - Uitgever G. Janssens, Antwerpen, 6 fr.
Schrijver werd pijnlijk getroffen door de taal-armoede van de Vlamingen. In omzendbrieven, strooibiljetten, advertenties en opschriften grijnzen tallooze fouten tegen spelling, spraakkunst en taalgevoel. - 'Okatie' maakt den lezer op meer dan driehonderd woorden en uitdrukkingen opmerkzaam. Tal van voorbeelden en verwijzingen vergemakkelijken het gebruik van dit werkje. Uitgever Janssens zorgde voor een nette en goedkoope uitvoering. Voor handelsafdeelingen- en beroep scholen aanbevolen! Schrijver zelf draagt het op aan handelaars, winkeliers en bureeloversten in 't bijzonder. Goed gezien en daadvaardig uitgewerkt!
| |
Letterkunde
ANTON VAN DUINKERKEN: Welaan dan, Beminde Geloovigen.. Uitg. Paul Brand.
Zooals al duidelijk uit de titel, door de schrijver zelf in zijn verantwoording verklaard,
blijkt, wil dit boek 'een concluzie inleiden bij de katholieken van Nederland' - En werkelijk, elk hoofdstuk geeft een oorspronkelijken, interessanten kijk op telkens weer een nieuwen kant van den Nederlandschen aard; zooals die door katholieke figuren uit onze litteratuur met schoonheid werd vertegenwoordigd: Hadewych of de Liefde, Maerlant of het Vertrouwen, Anna Byns of het Geloof, Vondel of de Orde, Thijm of de Goede Smaak, Van Eeden of de Goedheid, Gerard Bruning of de Moed.
De paradoxale uitdrukkingswijze en duidelijke, evenwichtige zinsbouw laten de gedachten des te treffender uitkomen. Maar hier schuilt dan ook het gevaar dat de paradox op een goedkoope woordspeling gaat lijken en de zin een cliché wordt.
Door schrijvers groote belezenheid en gecultiveerde voorstellingswijze wordt de lezer er verder mee geflatteerd, dat hij zoo dikwijls tegelijk aan Fransche geordenheid, aan Duitsche gedachtenwoeling, en aan Nederlandsche praktische levensstrijd en mogelijk- | |
| |
heid tot geestesverhevenheid wordt herinnerd. Jammer dat hier of daar de journalistieke verdediging van een of ander bijkomstig standpunt niet ten batte van een vollere weergave van van Eeden's goedheid werd ingekort. Alles zamen zeer lezenswaard.
M.v.C., S.J.
P.H. VAN MOERKERKEN: De Wil der Goden. Uitg. Van Kampen, Amsterdam.
In dezen historischen roman verwerkt schrijver het verhaal dat Tacitus schreef in het 4e en 5e boek van zijne 'Historiae' over den opstand van Civilis, hoofdman der Bataven, tegen Rome rond het jaar 70 onzer tijdrekening. De romantische draadjes die van Moerkerken heeft ingeweven in het dichte weefsel van den grooten romeinschen geschiedschrijver schaden eerder aan de psychologische vastheid en de aangrijpende tragiek van het oorspronkelijke. Het sentimenteele avontuur van Cerealis, en de ontmoeting van dezen veldheer en van de prophetes Valadis met de Syriesche Christene vrouw geven een te moderne tint aan die romeinsche feiten.
Het boek is niettemin aantrekkelijk door zijn inhoud en door de mooie taal. Voor een Tacitus-lezer is het een genot in de korte redevoeringen der hoofdmannen, in het verhaal en in de cadens zelf van den zinbouw de machtige stijl van den schrijver der Historiën te erkennen.
F. De Raedemaeker, S.J.
PAULO SETUBAL: Johan Maurits van Nassau. - Vert. uit het Portugeesch door R. Schreuder en J. Slauerhoff. - Wereldbibliotheek, Amsterdam. ing. fl. 2 (28 fr.), geb. fl. 2,85.
Van 1637 tot 1644 was Jan Maurits van Nassau, een kleinzoon van den broeder van Willem de Zwijger, gouverneur van Pernambuco, kuststreek van Brazilië die toen bezet was door de Nederlandsche Westindische Compagnie. De Prins leefde er als een bekwaam staatsman, een humanist en een gulle gastheer. Hij stichtte Mauritsstad met het heerlijke slot Vrijburg. In 1644 werd hij door de Compagnie terugeroepen naar de Staten, en weldra brak de nationale opstand los van Portugezen, Brazilianen en negers tegen de Hollandsche bezetting, die ten laatste den strijd moest opgeven en Brazilië ontruimde in 1654.
Paulo Setubal schreef in 1925 den roman die voor de Brazilianen van de Pernambucaansche kust zoowat de beteekenis moet hebben van den Leeuw van Vlaanderen van Conscience ten onzent. Deze historische roman verheerlijkt de nationale helden Joan Fernandes en André Vidal die om het 'blokhuis', op de heuvelen en tusschen de moerassen van Tabócas en Guararapes de Hollanders versloegen. Setubal schijnt geen onderscheid te kennen tusschen Hollanders, Vlamingen, Belgen en... ketters! Wat ons hinderend aandoet. Het boek is spannend en lezenswaard. De vertaling is hier en daar wat stroef maar in 't algemeen toch genietbaar.
J.
HERMAN DE CAT: Echo's. Uitg. Varior. 10 fr. (luxe-uitgaaf 20 fr.)
Een twintigtal verzen van een jong dichter die de oudere dichters niet afschrijft maar uit eigen oogen kijkt naar 'een oud man', naar 'Gravers aan den Spoordijk', naar 'Steenlossers' en ook wel - meer droomerig - naar 'Het Ven'. Noch tegen den inhoud noch tegen den vorm (getemperd modern) valt er veel in te brengen. Wat genen betreft komt het op oprechtheid aan, en deze dichter is oprecht; deze eischt talent: en dat blijkt schrijver ook te bezitten. Voer er bij dat 'Echo's' heel keurig verzorgd is uitgegeven, dan verdient het bundeltje ten volle gelezen en genoten te worden.
F.T.
| |
Kunst
A.J.J. DELEN, adjunct-conservator van het Museum Plantin-Moretus: Het Huis van Pieter Pauwel Rubens. Wat het was, wat het werd, wat het worden kan. - Uitgave van J.L. Kryn, Brussel. 1933.
Antwerpen bezit het heerlijke Museum Plantin-Moretus dat, tijd en vernielzucht trotseerend, zoowat onverminkt bewaard is gebleven. Hetzelfde kunnen wij, spijtig genoeg, niet zeggen van het woonhuis van den nooit overtroffen kunstenaar Piete Pauwel Rubens. In een hopeloos verminkte toestand is het tot ons gekomen. Weliswaar, werden alreeds vele, doch vruchtelooze pogingen in het werk gesteld, om het tot zijn vroegeren luister
| |
| |
te herstellen, tot eindelijk op 28 September in het Staatsblad het Koninklijk Besluit verscheen de stad Antwerpen machtigende het Rubenshuis om redenen van openbaar nut te onteigenen. Alhoewel het onteigeningsproces nog steeds hangende is, werd de openbare belangstelling gewekt, en vraagt men zich af hoe dat huis er uit zag, welke veranderingen het heeft ondergaan en wat men er zooal kan mee aanvangen.
Op deze vragen tracht de Heer A.J.J. Delen een antwoord te geven, daarbij gebruik makende van een onuitgegeven brochure van wijlen Heer Paul Buschman.
Het belang van het Rubenshuis voor de Kunstgeschiedenis werd nog onlangs aangetoond door Oda van de Castyne: het werd opgericht volgens 's meesters eigen ontwerp; het is het eenige monument waarin men zijn opvattingen op het gebied van architectuur in tastbare vormen ziet omgezet; het is het schoonste voorbeeld van Vlaamsche Barokarchitectuur.
Zoo het de bewondering opwekte van de reizigers, die de Nederlanden bezochten, en die ons, geestdriftige beschrijvingen nagelaten hebben, - spijtig genoeg meestal te vaag en te onvolledig om ons van het interieur een nauwkeurig denkbeeld te geven; - zoo wij weten dat Rubens zelf trots was op zijn woning, - de motieven eraan ontleend en als achtergrond van zijn schilderijen gebruikt bewijzen het stellig; - kunnen wij slechts den 'indruk' in ons opwekken, - en dat dank aan enkele schilderijen van den meester - van een bizonder bekoorlijke atmosfeer.
De inwendige verdeeling van deze patricierswoning is moeilijk te bepalen, doch twee koperplaten welke Jacob Harrewyn graveerde in 1684 en 1692 naar de teekeningen van J. Croes, laten ons toe het uitzicht van het paleis in verbeelding te herstellen.
Tot in 1763 werd het paleis ongeschonden bewaard, maar van toen af begonnen de verminkingen: zoo werd het bestaande gebouw van de 16e eeuw gesloopt; de portiek en het tuinpaviljoen, die het best bewaard bleven, werden zelfs niet gespaard. Hoe zal men het Rubenshuis herstellen? Welke kunstverzamelingen zal men er bergen?
Zal men het plan van wijlen architect Blomme uitvoeren, t.t.z. de proeve van wederopbouw van het Rubenspaleis op de Brusselsche Wereldtentoonstelling van 1910? Neen, want wij wenschen niet vereeuwigd te zien hoe een negentiende eeuwsche bouwmeester Rubens' stijl heeft opgevat.
De vraag dient anders gesteld: Waartoe kan en moet het Rubenshuis gebruikt worden? Hoe kan het best geschikt worden gemaakt voor zijn doel?
Het Rubenshuis zou een Museum worden van Antwerpsche kunst; prenten en teekeningen zouden er bewaard worden; een Rubensbibliotheek en een Rubensarchief zouden er plaats kunnen vinden. Eindelijk zou daar een Instituut voor Vlaamsche Kunstgeschiedenis kunnen gesticht worden, 'niet een school waar les wordt gegeven, maar 'n instelling waar alles, maar dan ook alles wat in betrekking staat met de geschiedenis der Vlaamsche kunst zou worden verzameld.' Een tijdschrift gewijd aan de studie der Vlaamsche Kunst zou tot stand komen. Wij vragen ons af, waarom van deze gelegenheid geen gebruik zou gemaakt worden, om een 'Hooger Instituut voor Kunstgeschiedenis' in te richten, zooals het trouwens bestaat te Gent, te Brussel en te Luik! Om een Museum met vrucht te bezoeken dient men te begrijpen, en begrijpen veronderstelt opleiding. Welnu deze opleiding ontbreekt totaal te Antwerpen! Weliswaar dringt de kunstgeschiedenis stilaan binnen in het Middelbaar Onderwijs, doch dat is niet voldoende! Wij moeten vakmannen opleiden, die de anderen kunnen voorlichten door wekelijksche wandelvoordrachten in onze Musea; de meesterwerken van onze schilders dienen uitgelegd aan een breederen kring; onze Musea mogen niet alleen werkplaatsen blijven voor geleerden, ze moeten tevens dienen tot ontwikkeling van het volk. En dat wordt, spijtig genoeg, te veel verwaarloosd.
Het werk van den Heer Delen, vlot geschreven en rijk gedocumenteerd is een welbedachte poging om van het Rubenshuis te maken wat het zijn moet: een dankbare hulde van de Vlaamsche bevolking aan den 'Prins der Schilders en den Schilder der Prinsen.'
A.J.
|
|