| |
| |
| |
Wat is er gaande in Afrika?
De rebellie in Shaba
L.L.S. Bartalits
Vijftien maanden na het begin van de eerste zogenaamde invasie van Katangese ex-gendarmes in de Zaïrese provincie Shaba vond daar opnieuw een inval plaats. Aldus werd het bewind in Kinshasa opnieuw geconfronteerd met agressie uit het buitenland. In maart 1977 werd de opstand onder leiding van Katangese ex-gendarmes uit het Oosten van Angola gelanceerd, maar ditmaal kwamen volgens een verklaring van de Zaïrese regering de aanvallers uit Zambia. Kinshasa zegt ook dat de Angolezen er indirect bij betrokken waren. In dit verband beschuldigde president Moboetoe de Cubanen feller dan in 1977 van nauwe steun aan de rebellen. Geografisch vormt Zaïre een breekpunt dat Afrika in tweeën kan snijden.
De gebeurtenissen vonden plaats op een moment dat de Zaïrese economie een bijzonder ernstige crisis doormaakt. De val van de prijs van het koper, de hoeksteen van de export, heeft de nationale economie zeer hard geraakt. Er is sprake van een hollende inflatie en de ingrijpende devaluatie waartoe in 1977 besloten werd, heeft de financiële moeilijkheden nog eens onderstreept die ontstonden toen de uitvoerwegen via Angola en Rhodesië geblokkeerd werden.
Het Internationale Monetair Fonds en diverse andere internationale organisaties bestuderen al maandenlang reddingspogingen om de Zaïrese economie respijt te geven. De regering heeft op haar beurt het herstelplan-Moboetoe gelanceerd waarbij voor westerse landen een belangrijke financiële rol is weggelegd.
President Moboetoe had met het oog op de nieuwe opstand in Shaba dringend militaire bijstand gevraagd. Tot de landen die hij heeft benaderd, behoort - naast België, de Verenigde Staten, Marokko en de Volksrepubliek China - Frankrijk, dat samen met Marokko in 1977 de president in het zadel hielp houden. Het verzoek van Moboetoe kwam op een moment dat Frankrijk militair verwikkeld is in de strijd in West-Sahara en Tsjaad.
Frankrijk en zijn westerse bondgenoten kunnen mogelijk een initiatief op gang brengen dat de Sovjet Unie kan bewegen een matigende invloed op de Cubanen uit te oefenen.
Na de Zuidafrikaanse militaire operaties tegen Namibische infiltranten af- | |
| |
gelopen mei in Angola is het duidelijk dat de ene militaire interventie na de ander het hele politieke evenwicht in Afrika aan het wankelen brengt. De tweede oorlog in Shaba heeft alles te maken met de doctrine ‘Afrika voor de Afrikanen’, die zo krachtig door de Organisatie van Afrikaanse Eenheid wordt verdedigd en door president Giscard d'Estaing officieel wordt onderschreven. Daarom was in politieke kringen te Parijs de vraag of een Franse interventie zal leiden tot handhaving van een bepaalde mate van politiek evenwicht, of dat dit zal leiden tot een versnelling in het politieke destabilisatieproces.
| |
Wie zijn de rebellen?
De opstandelingen in het zuiden van Zaïre worden in het spraakgebruik vaak met Katangese gendarmes aangeduid, maar in feite speelt deze groep bij de oorlog in Shaba slechts een ondergeschikte rol. Vijftien jaar na de mislukte afscheiding van Katanga hebben de voormalige aanhangers van Tsjombe, nu merendeels vergrijsd, aan betekenis ingeboet. Velen hebben de wijk genomen naar het buitenland of zijn door Moboetoe geëlimineerd. De integratie tussen de Katangese gendarmes en het Nationale Congolese Leger liep op een fiasco uit.
Onder de Katangezen die naar Angola vluchtten, bevond zich Nathaniël Mbumba die op 18 juni 1968 het Nationale Front voor de Bevrijding van Congo (FNLC) oprichtte. Hij wist zich van chauffeur bij de Union Minière tot politie-commissaris in Kolwezi op te werken en was politiek actief binnen zijn Lundastam. In de loop der jaren heeft hij honderden jonge opposanten tegen Moboetoe bijeengebracht, afkomstig uit de provincies Shaba en Bandoendoe.
De selectie verliep gemakkelijk omdat de grens tussen Angola en Zaïre openligt en dezelfde stammen aan beide zijden van de grens wonen. Tot de achttiende eeuw vormden de stammen der Lunda, Lulua of Tshokwe het machtige koninkrijk Balunda met het huidige Sandoa in Shaba als hoofdstad. Momenteel bevinden zij zich in een soort diaspora, waarin hun nakomelingen verspreid leven over Oost-Angola, Zuidoost-Zaïre en Noordwest-Zambia.
Dit verklaart waarom de rebellen gemakkelijk door Zambia konden trekken, te meer daar het Zambiaanse leger praktisch geheel langs de Rhodesische grens is samengetrokken.
De FNLC beschikt over een duidelijke ideologie. Tijdens de Angolese onafhankelijkheidsoorlog vocht Mbumba met zijn leger, de ‘zwarte pijlen’, aan de zijde van de Portugezen tegen de bevrijdingsbeweging FNLA van Roberto Holden. Vlak voor de Portugese terugtrekking bood men Mbumba's aanhangers drie mogelijkheden aan, n.l. terugkeer naar Zaïre, doortocht naar Zuid-Afrika of een alliantie met de MPLA. Zij kozen het laatste, waar- | |
| |
bij zij een vooraanstaande rol speelden bij de verdediging van Loeanda en de verdrijving van de FNLA uit Caxito.
Na de overwinning van de MPLA trok Mbumba zijn leger van 5000 man samen in de gebieden Tshikapa en Texeira-de-Carvalho langs de grens met Zaïre. De FNLC kreeg daar een zekere mate van autonomie en kon door landbouw en de exploitatie van enige diamantmijnen over enige inkomstenbronnen beschikken. In de loop der jaren werden de Katangese gendarmes opgevolgd door hun zonen of door jongere familieleden uit Zaïre. Naar het schijnt, waren de relaties tussen Loeanda en de FNLC vaak tumultueus. President Neto van Angola is er nooit in geslaagd het FNLC te ontwapenen, hetgeen de voornaamste hinderpaal vormde voor een verzoening tussen Angola en Zaïre en dit ondanks de bemiddeling van president Ngouabi van Congo in 1976. Ook speelde de wens van president Neto een rol om de anti-Moboetoe oppositie onder een ‘progressief’ directoraat te verenigen. Met name zocht Neto samenwerking tussen FNLC en de Partij van de Volksrevolutie (PRP).
Deze marxistische beweging staat onder leiding van Laurent Kabila, die in contact stond met het praktisch verdwenen ondergrondse verzet in de provincie Kivoe in het oosten van Zaïre. President Neto zag er ook heil in om Antoine Gizenga, voormalig vice-premier van Loemoemba en verbonden met de PRP met de FNLC te laten samenwerken. Dit was tevergeefse moeite omdat Mbumba niet met vertegenwoordigers van het vroegere politieke establishment wilde samenwerken. De FNLC heeft zijn etnische basis verruimd tot de gebieden Kasai en Kisangai. Hoewel buitenlandse woordvoerder de strijd tegen president Moboetoe een nationale dimensie geven, schijnt de aanhang van het Front niet buiten de grenzen van Shaba te reiken. Wel vertegenwoordigt het in Zaïre de enige echte gewapende oppositie tegen Moboetoes regime.
Tijdens het eerste conflict vorig jaar bleken zijn strijders slechts over een lichte bewapening te beschikken. Ditmaal schijnen zij beter te zijn uitgerust.
| |
Franse interventie
De interventie van de Franse parachutisten in Zaïre valt gemakkelijk te rechtvaardigen door de bloedbaden in Kolwezi. Niettemin blijft de Franse Afrika-politiek discutabel, want de actie heeft tevens aan het zeer betwistbare regime van president Moboetoe nieuw leven gegeven.
Het is natuurlijk niet verrassend dat een land dat nog nauwelijks twintig jaar geleden een derde deel van Afrika beheerste een actief beleid kan blijven voeren. Niettemin leek Afrika zich te ontwikkelen naar een situatie waarin elke militaire actie van buitenaf ondenkbaar zou worden. Nog kort voor het vertrek van de parachutisten van het Vreemdelingen Legioen naar Shaba in mei j.l. bezwoer men in Parijs dat Frankrijk niet aan gevechten te- | |
| |
gen de rebellen zou meedoen; sinds de eerste luchtaanval tegen het Polisario publiceerde Parijs verwarrende en tegenstrijdige communiqués, maar daarna is Frankrijk openlijk in Tsjaad tussenbeide gekomen en worden over de Franse operaties in Mauretanië keurige militaire communiqués uitgegeven. Dat crescendo is mogelijk omdat dit nieuwe Franse beleid niet de gewelddadige en hartstochtelijke repercussies heeft uitgelokt die men toch had kunnen verwachten.
Tegen de achtergrond van de Cubaanse interventies lijkt de rol van de Franse soldaten en vliegtuigen slechts die van kleine schermutselingen en in elk geval gerechtvaardigd. Sinds Vietnam zijn de Verenigde Staten verlamd, wanneer er behoefte is aan een onmiddellijke actie overzee. Als worden aangenomen dat het belangrijk is dat iemand de Westerse geloofwaardigheid in stand houdt tegenover de actie die thans in Afrika met min of meer intensiteit gaande is om de vrienden van het Westen te verzwakken, dan is Frankrijk wellicht de enige mogendheid die daartoe in staat is.
| |
Lethargie
Hoe dan ook, Frankrijk onderscheidt zich hiermee van de overige Westerse mogendheden, die momenteel elke interventie ver van hun grenzen van de hand wijzen. Juist die lethargie verklaart de houding van Parijs. Het wil de geloofwaardigheid van het Westen - door de passiviteit van de Verenigde Staten ondergraven - zoveel mogelijk herstellen. Volgens president Giscard d'Estaing kunnen punctuele acties het politieke klimaat in een grote zone verbeteren, zonder grote risico's. Met andere woorden Giscard d'Estaing bepaalt persoonlijk de Franse politiek in Afrika. Bovendien heeft de president kennelijk besloten dat, als de Amerikanen de Cubanen geen halt willen of kunnen toeroepen, Frankrijk dat zal doen.
Het is niet toevallig dat president Giscard d'Estaing de enige staatsman in het Westen is die momenteel in staat is om militaire acties in Afrika te ondernemen. Hij is de enige executive die nauwelijks betwist wordt, en zo kan hij binnen 24 uur een regiment parachutisten in Afrika in actie laten komen zonder dat een parlement dat blokkeert of er een regeringscrisis uitbreekt. President Giscard d'Estaing is nu de enige sterke man in het Westen en zo is Frankrijk aangewezen de rol te spelen van het ‘Cuba van het Westen’. Niettemin moet Giscard d'Estaing goed bedenken dat zijn interventionisme niet teveel Franse doden mag kosten. Dat is wel een verschil met Fidel Castro's Cuba. Tot nu toe is dat redelijk goed gegaan, maar hoe lang is dat vol te houden?
De Belgische regering hield steeds vol dat zij alleen maar parachutisten naar Zaïre had gestuurd om Belgische burgers te redden en niet om de Katangese gendarmes te bestrijden. De Franse légionnaires in Kolwezi daarentegen aarzelden niet de opstandige stamleden en de overige rebellen in het
| |
| |
oerwoud te achtervolgen.
Al geruime tijd tonen de Belgen, en in het bijzonder de regering-Tindemans, tekenen van irritatie wegens wat zij zien als een Frans binnendringen in hun vroegere kolonie Congo. President Moboetoe is zich de laatste jaren steeds meer op Frankrijk gaan richten en de Franse regering heeft niets ondernomen om hem daarbij te ontmoedigen.
Vele Franse autoriteiten met president Giscard d'Estaing voorop zijn ervan overtuigd dat de Sovjet-Unie een heel Afrika omvattende strategie heeft ontworpen die gericht is op de vernietiging van de Westerse invloed in Afrika en op het afsnijden van aanvoer van ruwe materialen die van vitaal belang zijn voor Europa.
President Moboetoe en vele andere pro-Westerse leiders van de Frans-sprekende landen in Afrika delen deze opvatting en geloven dat de Russische strategie ten aanzien van Afrika een bedreiging vormt voor hun eigen voortbestaan. Als gevolg hiervan heeft Frankrijk dan ook bilaterale overeenkomsten gesloten inzake defensie en militaire hulpverlening met een groot aantal Afrikaanse landen. Krachtens deze overeenkomsten leidt Frankrijk onder andere Afrikaanse troepen op, bewapent ze en zendt parachutisten als dat nodig is.
Van officiële Franse zijde wordt er met nadruk op gewezen dat Frankrijk nooit enige militaire actie in het buitenland onderneemt zonder uitdrukkelijk verzoek daartoe van de betrokken regering. De overeenkomsten, waarvan sommige het karakter hebben van presidentiële toezeggingen waarvoor geen parlementaire goedkeuring vereist is, geven altijd Frankrijk het laatste woord ten aanzien van de beslissing of er al dan niet troepen moeten worden gezonden, als een regering er om vraagt.
In het geval van Zaïre waren Giscard d'Estaing en Moboetoe het er over eens dat de actie dringend nodig en van vitaal belang was. In twee andere Afrikaanse landen die worden bedreigd door opstandelingen - namelijk Tsjaad en Mauretanië - zijn Franse troepen dagelijks in actie.
In Tsjaad, waar door kolonel Khadafi van Libië gesteunde rebellen driekwart van het land hebben bezet, steunen ongeveer 1500 Franse soldaten de in het nauw gebrachte regering van president Felix Malloum. In Mauretanië zorgt een squadron Franse straaljagers van het type Jaguar, dat in het naburige Senegal is gestationeerd, voor de bescherming van Mauretanische mijnen, nederzettingen en verbindingen tegen het door Algerije gesteunde Polisario, dat streeft naar onafhankelijkheid van de voormalige Spaanse Sahara. Verder helpen Franse grondtroepen ter sterkte van een paar honderd man bij de opleiding van de woestijneenheden van het land.
Op 21 mei j.l. verklaarde een woordvoerder van het Franse ministerie van defensie dat de Franse para's de laatste verzetshaard in Kolwezi hadden opgeruimd, terwijl zij die dag samen met 600 Belgische parachutisten de buitenwijken uitkamden op zoek naar Europeanen.
| |
| |
Kolwezi is dus een succes voor de Franse en Belgische militaire interventie geworden. Misschien zal het echter op langere termijn een nog groter succes blijken te zijn voor de vijanden van het Westen in Afrika. Want de Europeanen die in deze streek de koperindustrie gaande hielden, zijn op effectieve wijze weggeterroriseerd.
De vraag is hoe spoedig zij zullen terugkeren, indien dit al ooit gebeurt. Het voornaamste slachtoffer is natuurlijk de Zaïrese economie. De lopende onderhandelingen over de herfinanciering van wereldbankleningen komen in gevaar, tenzij het Zaïrese leger snel de orde herstelt en vertrouwen weet te wekken dat het de veiligheid van buitenlanders kan waarborgen. Zo niet, dan verliest Moboetoe de koperindustrie, de spoorwegverbinding met het Zuiden en misschien de provincie zelf.
Wat bedreigd wordt, is de sleutelrol van blanke deskundigen in vele delen van post-koloniaal Afrika. De copperbelt in Zambia bijvoorbeeld is afhankelijk van de diensten van 4000 blanke werknemers en het is niet toevallig dat de recrutering een probleem vormt. De groep vreemdelingen reageert erg nerveus op gewelddadige aanslagen en Kolwezi zal die nervositeit niet verminderen. De verlaging van de levensstandaard van de Afrikanen en de toenemende wanorde werken in de hand dat de blanken het mikpunt worden.
De gevolgen van dit proces zijn verstrekkend. De uitdrijving van de Portugezen uit Angola bracht het bestuur van dit land in handen van Cubanen, Russen, Oostduitsers en andere broederlijke kolonialisten. President Machel van Mozambique was, volgens The Times van 22 mei 1978, van de gevolgen van de verjaging van de Europeanen zo onder de indruk dat hij het Volksfront van Nkomo en Moegabe vertrouwelijk geadviseerd heeft niet toe te laten dat dit in Mozambique gebeuren zal.
Kolwezi zal de vraag van de blanken om veiligheidsgaranties van elke aard doen toenemen, niet alleen in Rhodesië en Namibië, maar ook in vele zelfstandige Afrikaanse landen. In elk geval zal het voor laatstbedoelde landen de kosten om blanken te werk te stellen verhogen. Dit zal de vijanden van het Westen uitnemend van pas komen.
| |
Afrika gerekoloniseerd
De Belgisch-Franse militaire interventie in en om Kolwezi kan ook een teken zijn van het eind van bijna twintig jaar eerbiediging van de Afrikaanse onafhankelijkheid. De terugtrekking van de Portugezen uit Angola gaf de grote mogendheden de eerste gelegenheid te interveniëren in een belangrijk politiek conflict. Sindsdien is de hulp van Oost en West aan Afrikaanse regeringen niet meer heimelijk en indirect, maar openlijk en rechtstreeks. Zowel in politiek als in economisch opzicht wordt Afrika gerekoloniseerd. Niet dat de oude situatie terugkeert, maar de vrijheid van diverse Afrikaanse re- | |
| |
geringen wordt ernstig belemmerd door hun afhankelijkheid van geld- en wapenleverantìes van overzee.
Het aantal bijna volledig afhankelijke landen groeit. Aan Angola, Ethiopië, Guinee-Bissau, Oeganda, Tsjaad, Mauretanië, Gabon en de Centraalafrikaanse Republiek moet nu Zaïre worden toegevoegd. Een tweede groep van voornamelijk Franssprekende landen steunt op een meer discrete vorm van hulpverlening. Dan zijn er landen die ondanks buitenlandse opdringerigheid op eigen wijze hun sociale en economische problemen oplossen, zoals Tanzania en Mozambique. In de vierde categorie bevinden zich verschillende vroegere Britse gebieden, met name Nigeria en Ghana, die zich geheel aan het koloniale verleden hebben kunnen ontworstelen.
De Russen zijn het eerst gaan uitmaken welke Afrikaanse landen stabiel waren en welke niet. Daarna hebben de Fransen besloten zich teweer te stellen tegen de Russische penetratie. Afrika is niet het continent van de Verenigde Staten; president Carters politiek zou door de Kremlinleiders geinterpreteerd kunnen worden als een indifferente, althans zolang de blanken niet over de zwarten heersen. Engeland is door zijn samengaan met Washington in de kwestie Rhodesië genaderd tot de Amerikaanse visie. Maar minister Vance, Brzezinski en zelfs Carter zelf maken zich zorgen over hun Afrika-politiek, zodat minister Owen van Groot-Brittannië zich moet afvragen of de houding van non-interventie in zwart Afrika voldoende realistisch is.
In beginsel is non-interventie een goed beleid, maar zij is, zoals de Fransen zich hebben gerealiseerd, niet effectief, tenzij alle mogendheden er zich aan houden.
In verschillende delen van Afrika breken conflicten uit die vooral tot grenskwesties te herleiden zijn. De strijd tussen ‘gematigden’ en ‘vooruitstrevenden’ en het neokoloniale verlangen van het Westen en de Sovjet-Unie naar de Afrikaanse rijkdommen zijn niet voldoende om het huidige drama van Afrika te verklaren. In het merendeel van de gevallen zijn nationale factoren van veel groter betekenis dan ideologische preoccupaties. Op autoritaire wijze in stukken gedeeld door de kolonisatoren vormt Afrika een mozaïek van staten die te fragieler zijn naarmate de echte wortels en de culturele banden ontbreken.
Door het beginsel van de onschendbaarheid van de grenzen te aanvaarden heeft de Organisatie van Afrikaanse Eenheid welbewust gekozen voor handhaving van vele onrechtvaardigheden, teneinde te vermijden dat het reeds te sterk verdeelde Afrika in een chaos van geweld zou worden gestort. De Organisatie van Afrikaanse Eenheid ziet hiermee af van het avontuur van een tweede dekolonisatie, dat in heel wat gevallen te billijken zou zijn. Tot op heden hebben de Afrikaanse leiders van alle kleur geoordeeld dat de prijs te hoog is om ook maar één uitzondering op het principe toe te laten. Men kan zich thans afvragen hoe lang deze rigide houding te handhaven
| |
| |
zal zijn. De chronische instabiliteit van onnatuurlijke staten vormt voor Afrika een dodelijk gevaar, te dodelijker omdat teveel machtige ‘beschermers’ al proberen hiervan profijt te trekken.
| |
Soedan en Egypte
Het zijn de inter-Afrikaanse rivaliteiten die de motor van de ontwikkelingen vormen: met name door wederzijdse territoriale eisen en door het steunen van de oppositie in landen met welks regeringen men het niet eens is. Het biedt allemaal openingen voor imperialistische interventies van buiten Afrika. Door de nalatigheid van het Westen worden de nu nog pro-Westerse regeringen ontmoedigd. De Russen lijken succes te behalen. Indien zij hun positie in Ethiopië consolideren, zullen zij zich daarna tegen Soedan keren en dan tegen Egypte. Ook zijn zij, naar mag worden verondersteld, vastbesloten de huidige regering van Zaïre omver te werpen, waardoor de Russen en de Cubanen hun strijdkrachten kunnen verbinden aan Angola. Wat is het Westen hiertegen bereid te doen? President Giscard d'Estaing heeft de oprichting van een ‘Afrikaans Korps’ bepleit, met Franse steun. De regering-Tindemans wil iets dergelijks, maar dan met steun van de NATO-landen. Daartegen zijn bezwaren aan te voeren: 1) Het ernstigste bezwaar is dat de invloedrijke niet gebonden landen (te weten: Nigeria, Tanzania, Zambia en Algerije) zich sterk zouden verzetten tegen Westerse betrokkenheid bij welke Afrikaanse vredebewarende strijdmacht dan ook. Die landen zouden daarbij de steun krijgen van de pro-Russische leiders in Afrika en zo zou het Frans-Belgische plan Afrika alleen maar nog meer polariseren; met name het Westen zou slechts de steun van een kleine minderheid van Afrikaanse staten overhouden. 2) Juist omdat Afrika reeds verdeeld is in drie groepen (te weten: pro-Russisch, pro-Westers en ongebonden) is het onmogelijk te zien hoe overeenstemming kan worden bereikt over een Afrikaans Korps, een idee dat overigens al vijftien jaar in kringen van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid een heet hangijzer is. 3) Wat valt er dan nog te doen tegenover de huidige Russisch-Cubaanse inzet in Afrika? De meeste hoop kan men putten uit het opkomend getij van ressentiment in Afrika -
zelfs onder de ongebonden landen - tegen wat men thans noemt het ‘Russisch imperialisme’.
Het Westen moet zijn politiek blijven aanpassen aan de beginselen van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, die door de meerderheid van haar leden worden aangehangen. Meer direct zou de Afrikaanse Groep in de Verenigde Naties de Veiligheidsraad dringend moeten vragen om een bindende Verklaring van alle lidstaten van de Verenigde Naties om geen wapens direct of indirect te zenden naar welke oppositiebeweging in Afrika dan ook, exclusief de bevrijdingsbeweging in Zuidelijk Afrika, waar het probleem uiteraard anders is.
| |
| |
Op die manier zou het misschien mogelijk zijn de betrokkenheid van buitenlandse regeringen bij militaire samenzweringen tegen gewettigde regeringen af te kappen. Onpopulaire regeringen zullen in Afrika op de duur wel vallen, dat is meermalen bewezen. Daarentegen maakt buitenlandse hulp aan een oppositie zo'n regering over het algemeen alleen maar sterker.
De Verklaring van de Verenigde Naties zou geen beperking mogen inhouden van het recht van elke souvereine regering, wapens te betrekken waar zij dat wil. Terwijl het Westen meer zou moeten doen om zijn vrienden te helpen zichzelf te verdedigen, ligt de beste hoop op een vermindering van de bewapening in Afrika bij de internationale onderhandelingen betreffende totale wapenbeheersing.
| |
Manipuleren
Zaïre is altijd een van de belangrijkste sleutels tot Afrika geweest. De strateeg Mao Tsje-toeng heeft eens gezegd dat wie dat gebied beheerst, geheel Afrika kan manipuleren. Verklaarbaar dus waarom de Sovjet-Unie dit land hoog op haar prioriteitenlijst heeft staan: ‘The possibility of a belt of Russian dominated states from the South Atlantic to the Red Sea has implications so obvious that it is surprising that the West has not woken up to them before’, aldus Lord Chalfont in The Times van 29 mei 1978. Het lijkt niet te geloven dat de bondgenoten van Frankrijk niet hebben kunnen inzien wat blijkbaar heel duidelijk is voor president Giscard d'Estaing.
Volgens Lord Chalfont volgt uit alle ontwikkelingen toch de conclusie dat er een coherent en zorgvuldig uitgedacht plan bestaat: met name de Afrikaanse reizen van ex-president Podgorny en Fidel Castro, hun ontmoetingen in Moskou daarna, waarbij de mensenrechten in Oeganda en elders in Afrika zeker geen onderwerp van gesprek zijn geweest. President Moboetoe mag dan onplezierige methoden in zijn land gebruiken, hij is niet de enige in Afrika.
En, laat men er geen doekjes om winden: als Moboetoe wordt verjaagd, of bisschop Muzorewa in Rhodesië of Vorster in Zuid-Afrika, of de Sjah in Iran - allemaal in bloedige opstanden - dan zal het de Sovjet-Unie zijn die oogst en het Westen dat slechts storm oogst, aldus Lord Chalfont.
Frankrijk kan niet meer alleen blijven, er zijn tekenen dat de Amerikaanse reus ontwaakt. Maar het Westen als geheel, en speciaal West-Europa, zou het spoedig eens moeten worden over een plan om de veronderstelde Russische dreiging tegemoet te treden. Dat behoeft niet per se een militaire interventie te zijn (al kan dat soms een juiste daad zijn). Het betekent een intelligent, doeltreffend program van handel en hulp, bedoeld om aan te tonen dat de Sovjet-Unie niet het sympathie-monopolie in Afrika bezit.
Het Westen dient in te zien dat de Westerse liberale democratie niet noodzakelijk het antwoord voor Afrika's problemen behoeft te zijn, en dat het
| |
| |
ontkennen van mensenrechten aan zwarte mensen niet alleen maar door blanken geschiedt. President Carter komt onder druk te staan om niet slechts zijn Afrikapolitiek te veranderen, maar ook zijn gehele benadering van de Sovjet-Unie. Het Congres maakt sinds geruime tijd al een verbinding tussen de Russische activiteiten in Rhodesië en de houding tijdens de SALT besprekingen; zelfs de liberale senator Clark, de voornaamste Afrika-expert in de Senaat, wil de Kremlinleiders waarschuwen dat zij geen ratificatie van een tweede SALT-akkoord mogen verwachten wanneer zij in Afrika blijven interveniëren.
President Carter heeft de laatste vier maanden vele malen de Sovjet-Unie gewaarschuwd tegen militair en politiek ‘avonturisme’ in Afrika, maar tevergeefs. In mei j.l. onthulde de Amerikaanse regering dat zij een onderzoek was begonnen naar de methoden van interventie in lokale conflicten, afgezien van de zending van Amerikaanse strijdkrachten.
Volgens Carter worden de restricties die het Congres na de Vietnamese oorlog aan de president heeft opgelegd, steeds meer ‘frustrerend’. Zijn opmerkingen weerspiegelen een intensieve discussie binnen de regering over de vraag hoe men moet reageren op de huidige situatie. Het is mogelijk dat het zwaartepunt zich thans begint te verplaatsen naar een meer conventionele ‘activistische’ politiek.
De groep die hieraan de voorkeur geeft, wordt gewoonlijk geïdentificeerd met Brzezinski, zoals bekend Carters adviseur voor veiligheidsaangelegenheden. Deze groep betoogt dat Washington zich niet kan veroorloven de Russische en Cubaanse activiteiten in Afrika te ignoreren, aangezien dit ernstige schade zou doen aan Amerika's geloofwaardigheid als leider van de westelijke alliantie. Wellicht pleit Brzezinski ook voor opschorting van de besprekingen over uitbreiding, respectievelijk voortzetting van de Russisch-Amerikaanse samenwerking op commercieel, cultureel en technisch gebied.
De andere groep, die sinds Carters optreden als president de meeste invloed heeft binnen de regering, verwerpt deze politiek met het argument dat Afrika hiervoor veel te gecompliceerd is. Tot deze groep behoren onder andere de ministers van buitenlandse zaken en defensie, Vance en Brown. Zij voeren terecht aan dat de Kremlinleiders geen blauwdruk voor Afrika bezitten, dat zij de ingewikkeldheid van de Afrikaanse aangelegenheden niet begrijpen en dat het beter is de Afrikaanse problemen door de Afrikanen zelf te laten oplossen. Laten de Cubanen en de Russen in Afrika maar hun Vietnam krijgen, wordt in regeringskringen te Washington gezegd.
President Carter staat onder sterke druk om terug te keren tot een anticommunistisch, resp. anti-Russisch beleid. Maar in de oorlog tussen Ethiopië en Somalië was Somalië onmiskenbaar de agressor. In Angola zijn de UNITA en het FNLA zeker niet beter toegerust om het land te besturen dan de MPLA. En in Zuidelijk Afrika kunnen de Verenigde Staten de Rus- | |
| |
sische en Cubaanse militaire en politieke steun aan de bevrijdingsbewegingen niet beantwoorden met diplomatieke steun aan Smith en Vorster. In de praktijk heeft president Carter een middenkoers gevolgd en bijvoorbeeld ten aanzien van Rhodesië en Namibië krachtig aangedrongen op een door onderhandelingen te bereiken overeenkomst.
| |
Amerikaanse reactie
Washington heeft alarm geslagen over de toename van de Russische invloed in Afrika. Zowel president Carter als zijn medewerkers Vance en Brzezinski stelden Moskou en zijn bondgenoten verantwoordelijk voor het opvoeren van de spanningen in dat werelddeel en Carter legde bovendien een verband met de snelle Russische defensie-opbouw.
Het Westen heeft tot voor kort aarzelend en verdeeld op de Russische acties gereageerd. Dit is overwegend de schuld van Washington, omdat de Russen in Afrika vrij baan kregen door het onhandige Amerikaanse optreden in Angola. Zaïre is waarschijnlijk een proefballon van de Sovjet-Unie en haar bondgenoten om de Westerse eensgezindheid en vastberadenheid tegenover de ‘communistische dreiging’ te testen.
Het Westen voert op een aantal punten min of meer al een gecoördineerd beleid in Afrika: de Lomé-convention, Rhodesië en Namibië. Deze vormen van samenwerking moeten ondanks de nodige teleurstellingen verder ontwikkeld worden. Het Westen dient zich op te werpen als de kampioen van de vrijheid voor alle Afrikanen en daarbij past niet bepaald de steun aan dictaturen à la Moboetoe. Een nieuwe basis van samenwerking met de Afrikaanse landen moet in deze periode van instabiliteit uitgewerkt worden, want het Westen heeft terrein verloren doordat het zich in tegenstelling tot de Russen aan de regels van non-interventie hield.
Gezien de beperkte Westerse opties in Afrika zal het moeilijk zijn de Sovjet-Unie binnen het Oost-West-overleg tot zelfbeheersing te dwingen. De houding van het Congres en de afweging van prioriteiten spelen hierbij een belangrijke rol. President Carter kan een SALT-II-akkoord aan andere Oost-West kwesties verbinden, omdat verdere concessies van Amerikaanse zijde dit verdrag minder aanvaardbaar maken voor het Congres.
Washington is in staat met economische, culturele en technologische pressiemiddelen uiting te geven aan zijn bezorgdheid over kwesties zoals het Russisch optreden in Afrika en de interpretatie van het CVSE-document van Helsinki door de Kremlinleiders. Een meer nadrukkelijke waarschuwing zou het leveren van wapens aan de Volksrepubliek China zijn.
Een gezamenlijk Westerse transactie zou evenwel op langere termijn ernstige consequenties kunnen hebben, want de Chinezen zouden dan de beschikking krijgen over een sterke defensiemacht, waarbij de Russen niet werkloos zouden toezien. Ook is het onzeker of deze maatregelen de Krem- | |
| |
linleiders van verdere avonturen zouden afschrikken. In elk geval zou het gepaard gaan met groter risico's voor de ontwapening tussen Oost en West.
| |
Sombere kijk
De Russische agressie in Afrika vormt de ernstigste uitdaging van de jaren zeventig. Het formuleren van een adequaat Amerikaans antwoord is moeilijk, maar binnen de regering in Washington is een consensus ontstaan over een krachtiger houding van de Verenigde Staten tegenover de pogingen van de Sovjet-Unie haar invloed in Afrika uit te breiden.
President Carters aanvankelijke optimisme heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een somberder en realistischer kijk op het internationaal gebeuren. Het standpunt van Washington is in de richting van de visie van Brzezinski verschoven en sluit aan bij de stemming onder de Amerikaanse bevolking.
De nadruk op een geografisch probleemgebied als Afrika kan een bepaalde eenzijdigheid in het buitenlands beleid tot gevolg hebben, maar van een diep verschil in visie tussen minister van buitenlandse zaken Vance en Brzezinski, adviseur van de president betreffende veiligheidsaangelegenheden, is momenteel geen sprake. Ten aanzien van kwesties als SALT-II-overeenkomst, Zaïre en andere Afrikaanse aangelegenheden demonstreert Washington een grote mate van eensgezindheid.
Brzezinki's reis naar de Volksrepubliek China heeft onderstreept dat de Verenigde Staten niet alleen staan in het tegengaan van de Russische expansieneiging. Ook de NATO-conferentie in Washington toonde een bewijs van eensgezindheid tussen de Westelijke landen op dit punt. Van belang is ook dat er tussen de Carter-regering en het Congres een consensus begint te ontstaan over de presidentiële volmachten op het terrein van de buitenlandse politiek, die na Vietnam en de tragedie van Watergate waren beknot. De Kremlinleiders kunnen uit deze gebeurtenissen en ontwikkelingen leren dat zij mogelijk met een krachtiger Amerikaans buitenlands beleid rekening dienen te houden.
|
|