Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 944]
| |
ForumVaria ReligiosaReligiesWie tijdens de drukke decembermaand niet mocht hebben opgemerkt dat als ‘Boek van de maand’ een prachtig boekwerk is verschenen over de mythen van de mensheidGa naar voetnoot1), zij daar op deze plaats nog eens nadrukkelijk op gewezen. Niet alleen de vorm van het boek (fors, fraai uitgevoerd, ruim 1300 illustraties) mag er zijn, ook de inhoud is degelijk en up to date. Het eerste hoofdstuk is van de beroemde godsdienstenkenner Mircea EliadeGa naar voetnoot2) en bevat een algemene inleiding op mythe en mythologie. Bijzondere aandacht verdient mijns inziens de bijdrage van Joseph Campbell, die in een achttal double-spreads de verspreiding van de mythen over de hele wereld in kaart heeft weten te brengen, een ongelofelijk staaltje van vakmanschap. De acht wereldkaarten laten duidelijk zien hoe bepaalde mythen of thema's eruit een zwerftocht over de continenten achter de rug hebben. Tevens wordt er op deze wijze een ‘verklaring’ gegeven voor de vele overeenkomsten tussen mythen uit totaal verschillende werelddelen, een overeenkomst die decennia lang onverklaarbaar leek. Vermelding verdient ook de godengenealogie uit de Griekse mythologie, die Campbell op zeven grote pagina's onovertroffen in beeld weet te brengen. Vanaf hoofdstuk 3 is Alexander Eliot - de uiteindelijk verantwoordelijke - de gids door het oerwoud van de mythen. Het verrassende van zijn aanpak is, dat hij niet - zoals gebruikelijk bij dit onderwerp - de mythen naar geografische herkomst heeft geordend, doch naar thema: scheppers van natuur en mens (hfdst. 4); wereld, onderwereld en bovenwereld (hfdst. 5); toverij, kunst en vaardigheden (hfdst. 6); dieren, monsters en gedrochten (hfdst. 7), liefdes- en vruchtbaarheidsgoden (hfdst. 8); strijd in de hemel en op aarde (hfdst. 9); zwerftochten en beproevingen (hfdst. 10); dood en wedergeboorte (hfdst. 11). Een uitstekende bibliografie en een verantwoording van elke illustratie completeren dit prachtige boek van ruim twee kilo. Vergeleken bij de buitenlandse edities (in de prijsklasse van 150 gulden of meer) is deze Nederlandstalige uitgave een absolute must! Waardevol is ook een boek over de wereldgodsdiensten, waarin nu eens niet een traditionele benadering (ontstaan, verspreiding, leer) wordt geboden, maar een thematische behandeling: God in het boeddhisme, God in de islam; verlossing en toekomst in het hindoeïsme, in het christendom, etc.Ga naar voetnoot3). Ook steken de medewerkende auteurs niet onder stoelen of banken dat bij ons nogal wat waanideeën bestaan over andere wereldreligies: niet zelden is voor ons de heilige koe bijna het belangrijkste in het hindoeïsme. Elk hoofdstuk bestaat uit een inleiding, uit | |
[pagina 945]
| |
teksten die het besproken thema concretiseren en tenslotte uit een literatuuropgave voor verdere zelfstudie. Een erg fris boek, waaraan met name godsdienstleraren op de middelbare school, maar zeker ook geïnteresseerden veel zullen hebben. Tussen aanhangers van verschillende religies is er in de loop der jaren een dialoog op gang gekomenGa naar voetnoot4), die door de Amsterdamse hoogleraar D.C. Mulder van nader commentaar wordt voorzien. Na een inleidende beschouwing over de houding van de Wereldraad van Kerken (tot 1970 bezinning op dialoog, na 1970 actieve dialoog) gaat de auteur in op algemene aspecten van de dialoog met ‘anders denkenden’. Deze algemene beschouwingen dragen gedeeltelijk een theologisch karakter: op welke basis treden wij in dialoog met anders gelovigen? Is God aan het werk in de godsdiensten der mensen? Zo ja, op welke wijze? Hierbij doet zich de vraag voor van het heil in of via de religies der mensheid. Ook rijst de vraag hoe de dialoog met andere religies, waabij men elkaars overtuiging respecteert, te combineren valt met zending en missie. Daarna volgen in hoofdstuk IV specifieke vragen bij specifieke gesprekspartners, bijvoorbeeld tussen christenen en joden, christenen en moslims, tussen hindoes en boeddhisten. Het boek is erg nuchter geschreven en daarbij erg eerlijk: ‘christenen hebben bijzonder veel boter op hun hoofd ...Wij zijn bij anderen vaak overgekomen als hoogmoedig, aanmatigend, heerszuchtig. De dialoog met andersgelovigen kan dan ook bijzonder nuttig zijn om ons te doen beseffen hoe slecht wij gereageerd hebben op Gods werk in “onze godsdienst” en in ons leven’ (blz. 49). | |
Kerk en geloof‘Overdracht van het geloof’ zou de letterlijke weergave zijn van het boekje dat de Franse Jezuïet Joseph Moingt samenstelde uit een tweetal bijdragen in Etudes (januari en mei 1975). Er ontstond in Frankrijk een ongekend felle discussie over de inhoud ervan; enkele minder genuanceerde journalisten pepten de kwestie op tot ‘een plan voor de zelfvernietiging van de kerk’. Waar gaat het om? MoingtGa naar voetnoot5) beweert dat de Kerk binnen 5 à 10 jaar de vraag zal moeten oplossen, hoe zij denkt de mensen nog te kunnen leren geloven. Terwijl op het gebied van de cultuur, de samenleving, de economie en politiek de veranderingen zich snel ontwikkelen, lijkt de kerk moeite te hebben met het nemen van een beslissing: zich openstellen voor veranderingen of zich terugtrekken op haar traditie. De oude institutionele vormen, starre ambtsbediening en rituele praktijken van gisteren zijn - aldus de auteur - niet meer in staat te leren geloven. De problemen die Moingt aansnijdt: het automatisme van sacramenten ontvangen (doop en huwelijk), het confronteren van leerlingen met de leer van de Kerk in plaats van ze te leren geloven, zijn levensgrote problemen en men zal bij lezing van dit boekje de auteur (helaas) vaak gelijk moeten geven. De toekomst van de Kerk staat op het spel en ik vermoed dat men zich dit in bepaalde hoge regionen van de Kerk te weinig bewust is. Bepaalde beslissingen en uitlatingen in de afgelopen maanden - de bisschoppensynode over de catechese en het ad limina bezoek van de Nederlandse bisschoppen - lijken daar sterk op te wijzen. Dat Joseph Moingt de situatie waarin de Kerk verkeert (of liever nog: waarin de gelovigen verkeren), goed heeft aangevoeld, blijkt ook uit het ‘workpaper’ dat een commissie van het ‘Zentralkomitee der deutschen Katholiken’ op 6 mei 1977 het licht heeft doen zienGa naar voetnoot6). Heel kort kan men het probleem dat hier ter sprake wordt gebracht omschrijven als: godsdienst, ja; kerk, neen! Kernwoord van de publikatie is dan ook kirchendistanzierte Religiosität. Bij het lezen van dit kerkelijk document viel mij op dat de commissie voor het oplossen van dit grote pro- | |
[pagina 946]
| |
bleem tòch weer (verkapt dan wel openlijk) de traditionele kerkelijke paden wenst te bewandelen; paden waarvan ze zelf heeft geconstateerd dat 30-50% van de Duitse katholieken ze niet meer bewandelt! | |
KerkgeschiedenisDe geschiedenis van het christendom in 13 afleveringen van een uur. Dat was de opdracht die de Engelse schrijver Bamber Gascoigne, voorzitter van de Britse televisieserie ‘University Challenge’, in de zomer van 1974 ontving en waaraan hij met een uitgebreid team drie jaar heeft gewerkt. Tegelijk met het draaiboek voor de 13 televesieprogramma's schreef hij een boekGa naar voetnoot7) met precies dezelfde inhoud, van schitterende foto's voorzien door zijn vrouw Christina. Meest opvallende aan De Christenen is dat het eerder gaat over mensen, gebeurtenissen en plaatsen dan over theorie en theologie. Het boek heeft daardoor een grote levendigheid, mede door de talrijke citaten, die achterin worden verantwoord. Dat er nogal eens Engelse personen en gebeurtenissen worden beschreven (met name in hoofdstuk 11 en 12) zal men op de koop toe moeten nemen; storend is het in het geheel niet. Spoedig na de dood van Franciscus van Assisi (3 oktober 1226) gaf paus Gregorius IX aan Thomas van Celano opdracht een ‘leven van Franciscus’ te schrijven. Eind 1228 was deze ‘Eerste levensbeschrijving’ gereed. Op het generaal kapittel van de orde te Genua (1244) constateerde men dat veel zaken die niet in de officiële levensbeschrijving van Thomas van Celano voorkwamen, in mondelinge overlevering de ronde deden. Daarop gaf het kapittel aan alle broeders opdracht alles wat zij nog van Franciscus wisten, te verzamelen. In 1247 voltooide Thomas van Celano zijn Tweede levensbeschrijving, hoofdzakelijk samengesteld uit mededelingen van anderen. Een jaar eerder echter (1246) overhandigden drie gezellen hun verhaal over Franciscus aan de minister-generaalGa naar voetnoot8). Broeder Leo, toegetreden in 1210, was biechtvader en secretaris van Franciscus geweest en daardoor een betrouwbaar getuige. Dat gold ook voor broeder Rufinus en broeder Angelus, die tot de naaste medewerkers van de heilige behoorden. Bedoeling van hun geschriftje was om aan te vullen wat elders niet of nauwelijks beschreven stond. Vele details uit hun verhaal verlevendigen dan ook ons zicht op de heilige Franciscus en de begintijd van zijn ordeGa naar voetnoot9). Tot aan het einde van de 19e eeuw werd de levensbeschrijving over Chiara di Favarone (1194-1253) - ons beter bekend als de heilige Clara - toegeschreven aan Bonaventura. Sedertdien heeft de mening dat Thomas van Celano de auteur ervan geweest moet zijn, de overhand gekregen. Behalve een levensbeschrijving heeft hij ook documenten die op Clara betrekking hebben alsmede geschriften van haar hand (de Regel, testament, etc.) bijeen gegaardGa naar voetnoot10). | |
Katholiek NederlandIn de week dat de langste kabinetsformatie uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis een feit werd, verscheen het jaarboek 1976 van het K.D.C.Ga naar voetnoot11) met een ongekend actuele bijdrage over de verkiezingen van 1952. Het gaat over de K.V.P. en de groep Steenberghe, een groep van 18-20 vooraanstaande KVP'ers die van mening was dat de partij te dicht bij de PvdA bleef. Tot hen behoorde Mr. F. Duynstee, die met name de schuld kreeg van de verkiezingsnederlaag in 1952. Naar het oordeel van de auteur waren ook de heren Romme, W.J. Andriessen (de KVP voorzitter) en De Bruyn | |
[pagina 947]
| |
hiervoor verantwoordelijk. De tweede helft van het jaarboek (blz. 115-214) geeft een bibliografie van de KASKI-publikaties tussen 1946 en 1976 (640 in totaal). Deze bibliografie is ook afzonderlijk verkrijgbaarGa naar voetnoot12). Voor de derde maal alweer is er een jaaroverzicht van wel en wee in katholiek Nederland samengesteld. In vergelijking met vorige jaren missen we een hoofdstuk over de bisschop van Roermond, hetgeen voor de auteurs een aanwijzing is van de gelatenheid die er kennelijk is ontstaan. Dat de genoemde bisschop niet van zich heeft doen spreken, zou een foutieve gevolgtrekking zijn; men denke o.a. aan de rel rondom Huub Lenders, afgestudeerde aan de H.T.P., die - om aan Gijsens maatstaven te voldoen - eerst nog een tweejarige ‘bijscholing’ zou moeten ondergaan alvorens de wijding te kunnen ontvangen. Een kort bericht op pagina 114 trok de aandacht: het feit dat de gemiddelde leeftijd van de Nederlandse priester thans 51 jaar is en dat de anderhalve priester die er nu nog per parochie is, over tien jaar tot één per zielzorgeenheid zal zijn teruggebracht. Me dunkt een harde waarheid, die moet leiden tot grotere aandacht voor het lekekader, voor de gemeenteopbouw en voor het ambtGa naar voetnoot13).
Panc Beentjes |
|