Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 726]
| |||||||||||||||||
Bewustzijnsindustrie in opkomst
| |||||||||||||||||
[pagina 727]
| |||||||||||||||||
en reproduceren’. Anderzijds spelen de elektronische massamedia een stuwende rol in de socio-economische evolutie naar een vergevorderde concentratie en monopolievorming. Uitgaande van die twee constateringen richt Schillers onderzoek zich vooral op de monopolisering en commercialisering van de bewustzijns- en informatievorming. De structuur en de werking van de massamedia worden door hem onderzocht in relatie met hun belangrijkste componenten: hun economische en politieke invloed en de manier waarop ze gecontroleerd worden. Hij heeft vooral de Amerikaanse situatie op het oog, maar aangezien Amerika ook op dit terrein ver op ons vooruit is, verdient zijn visie ook bij ons de nodige aandacht. | |||||||||||||||||
Trouwe dienarenDe eigenaars van de mediakanalen leggen er gewoonlijk de nadruk op dat ze de trouwe dienaren zijn van de maatschappelijke orde en, in naam van het pluralisme, alle ideeën en opinies evenredig aan bod laten komen. Volgens Schiller liggen de zaken wel een ietsje anders. Niet alleen prikt hij de mythe van het pluralisme door, maar hij wijst ook de ware eigenaars en manipulatoren aan. Men hangt in de wereld een beeld van de Verenigde Staten op dat geenszins aan de realiteit beantwoordt. Het verhaal van de arme sloeber die na hard werken de hoogste treden van de maatschappelijke ladder kan beklimmen, is een sprookje. De persoonlijke keuzevrijheid, niet alleen maatschappelijk maar ook op het vlak van informatie en cultuur, is een illusie, die in de hand gewerkt wordt door de rijke voorraad aan communicatiemiddelen en -mogelijkheden. In een land met 6700 commerciële radiostations, meer dan 700 commerciële tv-stations, 1500 kranten, honderden tijdschriften en weekbladen, een boekenindustrie, een filmindustrie met meer dan 200 premières per jaar, uitgeverijen met een jaarlijkse omzet van 1 miljard dollar... zou men kun-
| |||||||||||||||||
[pagina 728]
| |||||||||||||||||
nen denken dat de informatievrijheid gewaarborgd is. Maar men stelt nu vast dat de ontwikkeling van steeds maar nieuwe informatietechnologieën een toenemende concentratie en monopolisering tot gevolg heeft. Die heeft er nu al toe geleid dat in de meeste Amerikaanse steden nog slechts één krant of krantengroep de scepter zwaait. Op een klein deel van de bevolking na - een bevoorrechte elite die onbeperkt kan beschikken over de middelen tot nieuwsgaring - blijven de meeste Amerikanen verstoken van elke informatievrijheid. De materiële en ideologische belangen van de monopoliebezitters en het monopolistisch karakter van de informatie- en amusementsindustrie maken uiteenlopende opinies over nationale en internationale evenementen uiterst schaars. Een voorbeeld uit de omroepsector. Als ABC (American Broadcasting Company) met succes een nieuwe serie westerns programmeert, kun je er donder op zeggen dat NBC (National Broadcasting Company) en CBS (Columbia Broadcasting System) dezelfde dag op hetzelfde uur eenzelfde programma uitzenden. Kijkdichtheid en voorkeurscores worden verafgood, want die bepalen het advertentievolume. Onder de dekmantel van de vrije concurrentie wordt aldus een wezenlijke keuzebeperking opgelegd: de keuze wordt herleid tot verschillende versies van hetzelfde programma-pakket. Niet alleen het amusement, maar ook strikt informatieve programmaonderdelen lijden onder deze vervlakking. Al het nieuws wordt geleverd door slechts twee nieuwsagentschappen (AP en UPI), steeds worden dezelfde 40 tophits geplugd. De paradigmatische waarde van een film als Network
| |||||||||||||||||
[pagina 729]
| |||||||||||||||||
of een roman Aanwezig van Jerzy Kozinski is niet te onderschatten. Alhoewel er kwantitatief voldoende mogelijkheden zijn, is er een opvallend kwalitatief gebrek aan variëteit. Op Schillers uitvoerig en gedetailleerd onderzoek kan ik hier niet ingaan, maar zijn conclusie is duidelijk: van pluralisme op het vlak van de communicatie is er in feite geen sprake. Om de aandacht van het publiek gaande te houden, worden zowel de nieuwsuitzendingen als de ontspanningsprogramma's beoordeeld naar hun kijkpopulariteit. Actualiteit wordt zodoende tot amusement gedegradeerd - de Amerikaanse nieuwsuitzendingen heten trouwens ‘news-show’ - en in programma's met een culturele inslag worden ontspanningselementen ingevoerd, zodat de scheidingslijn tussen informatie en ontspanning niet meer te trekken is. Het verschil tussen realiteit en fictie raakt zoek, en komt bij het publiek als een gemakkelijk te consumeren ‘vertrost’ totaalbeeld over. De analogie tussen het informatie-apparaat en de culturele produktie werken een sociale status-quo in de hand en komt bij de onderzoeker of ontvanger over als een ‘totaliteit’. De massamedia worden aldus geleidelijk en systematisch onderworpen aan dezelfde marktwetten die het gehele maatschappelijk stelsel bepalen. Ze zijn afhankelijk van de reclame en, zowel structureel als financieel, slechts een onderdeel van industriële ondernemingen. Deels bewust, deels door noodzaak, zijn hun boodschappen - enkele uitzonderingen daargelaten - er slechts op gericht om de winsten van het privé-kapitaal en de belangen van de consumptiemaatschappij te consolideren. | |||||||||||||||||
MytheDe mythe van het pluralisme in de massamedia is dus een fabeltje. Het is niet ‘de maatschappij’, het zijn niet de verdedigers van de democratische idealen noch de filosofen en intellectuelen die de media in handen hebben. De controle over het informatie- en ideologisch apparaat in al zijn geledindingen, schrijft Schiller in Mass Communications and American Empire, is bepaald door de marktwetten van de kapitalistische economie. Alleen wie kapitaal bezit, heeft de macht en de controle over de massacommunicatiemiddelen. De leidende gedachte van Schillers werk is dan ook dat alle radio- en televisie-uitzendingen, alle kranten en tijdschriften, de gehele cinematografische en literaire produktie in handen zijn van een kleine groep ondernemers. Van die groep probeert hij een typologie op te stellen. In navolging van C. Wright-Mills onderzoekt hij hoe de greep op communicatie en informatie in de V.S. nauw verband houdt met het ‘industrieel-militair complex’. Hij beschrijft zeer gedetailleerd het militariseringsproces van de telecommunicatie-industrie en toont aan dat de krachten die het militair-industrieel proces op gang hebben gebracht, een enorme nevensector hebben voortgebracht: ‘het communicatiecomplex’. | |||||||||||||||||
[pagina 730]
| |||||||||||||||||
Van de 50 belangrijkste leveranciers aan het Pentagon zijn er 18 ondernemingen van elektronica en communicatiemateriaal. Ook het Ministerie van Defensie dringt, met de goedkeuring van het Congres en het Witte Huis, steeds meer binnen in de sfeer van de politieke communicatie.Ga naar voetnoot2 Volgens Schiller zijn er slechts weinigen die precies weten hoe groot de militair-industriële invloed is op het informatie-aanbod voor het publiek, vooral op de kwaliteit van dit aanbod. In het verlengde van deze vaststelling lijkt het voor de auteur vanzelfsprekend en logisch, dat deze informatiemonopolies de maatschappelijke statusquo willen bestendigen en alle facetten van het sociale leven, elke ‘microkosmos’ willen binnendringen en dirigeren. De informatie die aan deze micro-werelden wordt doorgespeeld, is onlosmakelijk verbonden met de totale structuur van het sociale systeem en met haar controlemechanismen. Deze controle is, volgens Schiller, ‘de weg naar de macht’: de controle over de massamedia is de belangrijkste stap op weg naar de politieke macht. Deze visie is niet nieuw en werd reeds vaker geformuleerd, maar Schiller graaft nog dieper. Zijn hypothese is dat de ‘culturele en informatieve sector’ van de kapitalistische landen in West-Europa, Noord-Amerika en Japan in de toekomst ‘het kritieke, zoniet het belangrijkste punt zal zijn in de strijd in de schoot van en tegen het kapitalisme’. Alhoewel er voor deze zienswijze heel wat te zeggen valt, vindt Petroussenko dat Schiller het belang van de massamedia overschat, dat van de klassenstrijd onderschat. Schiller is ervan overtuigd dat de informatieve en culturele component de eerste plaats in de maatschappelijke bedrijvigheid van de ontwikkelde kapitalistische industrie zal innemen. ‘Maar naar mijn mening kan een zo absolute bewering en een dergelijke overschatting van die informatieve en culturele domeinen de auteur afleiden van de realiteit en hem ertoe brengen een nieuwe mythe in het leven te roepen’.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||||||
ManipulatieSchiller analyseert de Amerikaanse samenleving als een klassenmaatschappij. Hij laat zien hoe in de historie niet alleen de negers de slachtoffers van de sociale, economische, politionele onderdrukking zijn geweest, maar daarnaast ook vele andere groepen: Europese immigranten, vakbondsmilitanten, socialisten, enz. De steeds en overal terugkerende opsplitsing in ‘winners’ en ‘losers’ bestendigt een systeem van privé-eigendomsverhoudingen die alle aspecten van het menselijk bestaan omvatten. Met Paulo Freire (b.v. | |||||||||||||||||
[pagina 731]
| |||||||||||||||||
Pedagogie van de onderdrukten, blz. 127) gaat hij ervan uit dat regelrechte onderdrukking plaats maakt voor manipulatie vanaf het ogenblik dat de onderdrukte groepen zich niet langer louter passief opstellen. Manipulatie wordt dan een geschikt instrument van sociale controle. Onder vele andere vormen van manipulatie neemt volgens Schiller de manipulatie van het bewustzijn in het hedendaagse Amerika de voornaamste plaats in: ‘De communicatie is vandaag een van de belangrijkste bestanddelen van het repressie-apparaat geworden’. De media-managers zijn ‘bewustzijnsmanagers’. Hun boodschappen brengen een valse realiteit over en creëren zodoende een vals bewustzijn of houden dit in stand. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een vijftal mythen:
Bewust of onbewust nemen de bewustzijnsmanagers het op zich, deze socio-economische en politieke mythen te verspreiden, die van belang zijn in de ideologische rechtvaardiging van het bestaande kapitalistische systeem. 1. De idee dat vrijheid een persoonlijke aangelegenheid is en dat de individuele rechten voorrang moeten krijgen op de collectieve, vormt de sociale grondslag van de huidige Amerikaanse consumptiemaatschappij. Toch stelt men alom vast dat de maatschappelijke welvaart ongelijkmatig verdeeld is. De theorie van de soevereiniteit van de individuele rechten gaat niet op: maatschappij en individu zijn niet te scheiden; de grondslag van elke cultuur is niet individualistisch, maar ontstaat in de samenwerking en de overeenstemming tussen mensen. Het concept van de individuele vrijheid wordt echter gepresenteerd als de enige garantie voor het menselijk welzijn en biedt dan ook onbeperkte mogelijkheden om het ‘gewijde’ karakter van het privébezit van de produktiemiddelen te rechtvaardigen. De mythen van de individuele vrijheid en de persoonlijke keuze zijn de voornaamste ideologische behoeders van het eigendomsbegrip. 2. Steeds echter is men genoodzaakt nieuwe mythen te creëren. Om te verhinderen dat de burgers zich ervan bewust worden dat ze gemanipuleerd worden, moeten ze steeds opnieuw worden geprogrammeerd. Hierin speelt de neutraliteitsmythe een belangrijke rol. Men geeft de burgers de indruk dat het federale gezag, de massamedia, het onderwijs... neutrale, objectieve, niet-ideologische instanties zijn, waarvan het enige doel erin bestaat het ‘algemeen belang’ te dienen en onbevooroordeeld ten dienste te staan van eenieder. Corruptie, chantage, waarheidsverdraaiing en manipulatie worden afgedaan als menselijke zwakheden en fouten; zo blijft het systeem, zijn instituties en waarden boven alle kritiek verheven. 3. Hieraan knoopt men de mythe van de onveranderlijkheid van de men- | |||||||||||||||||
[pagina 732]
| |||||||||||||||||
selijke natuur vast. De mens is agressief: geweldscènes op de tv tonen dat iedere dag. Als dat voldoende beklemtoond kan worden, kunnen maatschappelijke tegenstellingen gemakkelijk afgedaan worden als conflicten die nooit uit de wereld zijn te helpen: ze wortelen in de menselijke natuur. Sociale conflicten worden fatalistisch weg-verklaard. 4. De vierde mythe hangt ten nauwste met de vorige samen. Omdat de media voortdurend conflicten en geweld tonen, wordt het heel moeilijk het beeld te handhaven van een Amerika als ‘het land met een volmaakte sociale harmonie’. Op een geraffineerde wijze wordt daarom elk sociaal conflict herleid tot een individueel probleem. Voor de bewustzijnsmanagers bestaan er geen sociale conflicten. De grootste tegenstelling - de tegenstelling tussen onderdrukkers en onderdrukten - wordt zoveel mogelijk doodgezwegen. De aandacht wordt op andere onderwerpen gericht: in het algemeen op problemen die de middenlagen van de bevolking betreffen, de sociale strata waartoe iedereen toegang wenst te krijgen. 5. De mythe van het pluralisme van de media neemt volgens Schiller de belangrijkste plaats in. Ik heb er hierboven al genoeg over gezegd. Door de feministische uitgeverij Know Inc. wordt ze treffend samengevat: ‘Freedom of the press belongs to those who own the press’. Om al deze mythen in het bewustzijn te doen doordringen, worden een tweetal methoden aangewend: de ‘fragmentatie’ en de ‘vluchtigheid’ (immediacy) van de informatie. Deze laatste techniek verwijst niet alleen naar de ‘onmiddellijkheid’ waarmee de informatie wordt doorgespeeld, maar duidt ook op de snelheid waarmee ze in het bewustzijn verdrongen wordt: ‘het ene oor in, het andere weer uit’. De kranten zijn immers een conglomeraat van bladzijden met artikelen van uiteenlopende kwaliteit; in tijdschriften en weekbladen worden de teksten verknipt tussen de advertenties geplaatst; op radio en tv worden programma's onderbroken door commercials (of omgekeerd) enz. De snelheid waarmee de informatie verspreid wordt en de ongestructureerdheid waarmee de ontvanger met onderwerpen van uiteenlopende kwaliteit en kwantiteit wordt overstelpt, dit alles versterkt het manipulatie-effect eerder dan het af te remmen. | |||||||||||||||||
TegenweerToch kunnen al deze bewustzijnsmanipulaties niet verhinderen dat een deel van het publiek het systeem stilaan begint te doorzien. Schiller meent dat twee groepen van factoren hiertoe bijdragen. Enerzijds de algemene verslechtering van de economische en sociale toestand voor tientallen miljoenen Amerikanen, die de inspanningen van de bewustzijnsmanagers om de aandacht van deze hangende problemen af te wentelen, ondermijnt; anderzijds een groep factoren die in het intern proces van het massamediacomplex zelf ligt. | |||||||||||||||||
[pagina 733]
| |||||||||||||||||
De groei van de economische sector in het aandeel van de informatieve bedrijvigheid heeft geleid tot een snelle kwantitatieve toename van personen die Schiller ‘geestesarbeiders’ (knowledge workers) noemt. Deze groep beschikt niet over de produktiemiddelen en vormt ook geen economisch of politiek onafhankelijke macht. Maar het feit dat ze over bepaalde voorrechten en vooral professionele ervaring beschikken, stelt hen in staat een gefundeerde totaalkritiek vanuit het systeem zelf te formulieren. Schiller is, net zoals Enzensberger, optimistisch en hoopt dat deze kritische tendens zich door zal zetten. Hij verwacht veel heil van de oprichting van landelijke ‘informatie-collectieven’, die de bestaande communicatiestructuren moeten analyseren, kritiseren en demystificeren. In zijn laatste boek vermeldt hij in dit verband de Nederlandse pogingen op het vlak van journalisteninspraak en democratisering van de redactiestructuur en de strijd voor een wet op het persevenwicht in de Duitse Bondsrepubliek. De analyse van deze ontwikkelingen verdient zeker de aandacht en Schiller verwacht dat dergelijke processen zullen leiden tot onvermoede actievormen van deze geesteswerkers tegen hun economische exploitatie - waaronder ze evenzeer te lijden hebben als onder de controle en politieke machtsgreep op de media. Momenteel is het nog niet duidelijk of deze groep inderdaad een vernieuwende invloed kan uitoefenen op het geheel van de massamedia. De schaarse pogingen die tot nog toe ondernomen werden om economische en politieke rechten op de media te laten gelden, werden door de bezitters van de informatiekanalen en de staatsorganen steeds in liberaal-reformistische banen geleid en geneutraliseerd. Maar de hoop blijft bestaan, dat dezelfde krachten die de V.S. gestuwd hebben tot het verstgevorderd stadium in de kapitalistische ontwikkeling, tegelijk ook de mogelijkheden hebben geschapen voor een democratische media- (en maatschappij-) structuur. | |||||||||||||||||
Utopische hoopHet is H.I. Schillers verdienste, dat hij zowel theoretisch als empirisch heeft aangetoond dat de communicatietechnologie en de onbeperkte transmissiemogelijkheden die daaruit voortvloeien, de informatiekloof niet hebben overbrugd, maar dat we eerder overstelpt worden met een enorme kwantiteit van disfunktionele en gemanipuleerde gegevens.Ga naar voetnoot4 Informatie en | |||||||||||||||||
[pagina 734]
| |||||||||||||||||
cultuur zijn in handen gekomen van 1) multinationals, waarvan het enige doel de winstmaximalisering is, 2) het Ministerie van Defensie met zijn ingebouwde vraag naar een constante verhoging van de middelen tot externe en interne nationale veiligheid, en 3) de nationale bureaucraten of bewustzijnsmanagers die ten dienste staan van beide groepen en zichzelf voorstellen als de neutrale agenten van het ‘algemeen belang’. Er is geen surplus aan degelijke, betrouwbare en niet-gemanipuleerde informatie, evenmin als er een overschot is aan goede sociale voorzieningen. Wel zijn er een massa irrelevante, zinloze, sensationele en triviale items en andere vormen van ‘vervuilde’ culturele expressievormen die de bestaande machtsstructuren bestendigen en de politieke apathie en desinteresse in de hand werken. Schillers (utopische?) hoop is gevestigd op de geestesarbeiders, de professionele werkers in de bewustzijnsindustrie, die - in samenhang met de economisch-technologische ontwikkelingen - de media in een democratische en socialiserende richting moeten ombuigen.
Van deze drie werken is het tweede het belangrijkst. Daarnaast publiceert Schiller vrij regelmatig in tijdschriften en verzamelwerken. De interessantste artikelen zijn:
|
|