Het Arabische eenheidsstreven zag in feite in de Levant het licht, op instigatie van Arabische intellectuelen en vaak ook christenen, die de Turkse tirannie moe waren. De Maaatschappij voor Kunsten en Wetenschappen, het eerste laboratorium voor politiek en cultureel arabisme, werd in 1847 te Beiroet opgericht. In 1857 werd de Syrische Maatschappij voor Wetenschappen gesticht; dit was een belangrijke fase in de evolutie naar echte Arabische bewustwording, daar zowel moslems, druzen als Arabische christenen er lid van waren.
Tal van Arabische nationalisten die door de Turkse sultan-kalief werden vervolgd, zochten de wijk in het tolerante Egptische kalifaat, waar hun ideeën echter nauwelijks aansloegen. In die tijd proclameerde de Khedive Ismail (1863-1879) zijn verlangen Egypte deel van Europa te laten zijn. Egpte werd door de omstandigheden een Brits protectoraat (1882-1922). Steun zoekend tegen de Britten herontdekten de Egptenaren hun verwantschap met de Arabieren en noemden zich ‘Ouled Arabe’ (zonen van de Arabieren).
Het krachtig Egyptisch nationalisme vond toen echter nog geen grond in het panarabische ideaal dat destijds op het stramien van een Groot-Syrië borduurde.
President Nasser's bazuingeschal was nodig om Egpte machtig op het Arabische toneel te brengen en enkele jaren later tot kampioen van het panarabisme te maken. Nasser gaf zowel het arabisme - de verheffing van Arabische waarden - als het panarabisme - de politieke doctrine - nieuwe kracht.
Voor de eerste keer voelden de Egyptenaren zich in eenheid met de overige Arabieren verbonden. De desillusies kwamen echter snel, van Syrië via Irak en Algerije tot Jemen.
President Sadat, die in de stichting van de staat Israël in 1948 een schok bespeurde die de Arabieren verenigde in plaats van hen te verzwakken, trok uit de mislukkingen van Nassers panarabische beleid zijn conclusies en liet Egypte geleidelijk tot zichzelf terugkeren. In velerlei opzicht is de Egyptisch-Israëlische bijeenkomst te Cairo de logische consequentie van deze keuze geweest.
De Egyptische regering heeft zich in het Nabije Oosten nog niet zozeer onttrokken aan haar leidende rol die het politieke gewicht van het land met zich meebrengt, doch beschouwt zich thans meer als leider van de reeks pro-Westerse staten in dit gebied. In de ogen van de Egyptenaren is de heilige zaak van de Arabische eenheid uit de jaren '60 het symbool geworden van de binnen- en buitenlandse narigheid.
Maar ook al is het Arabierendom minder constant dan in Syrië en wordt het thans door het Egyptendom verduisterd, het blijft een belangrijk bestanddeel van de Egyptische ziel, hetgeen betekent dat het arabisme/panarabisme opnieuw zou kunnen opleven aan de oevers van de Nijl.