| |
| |
| |
‘Bevrijding van de theologie’ en Rhodesië
Antwoord van de Rhodesische bisschoppen
Richard Randolph S.J. (Secretaris Rhodesische Bisschoppenconferentie)
Roger Riddell S.J. heeft twee artikelen geschreven (die beide in Streven zijn opgenomen, Red.) De Bevrijding van de theologie, Streven, februari 1978 en Bevrijding van de theologie, toegepast op Rhodesië, maart 1978. Hij wil met zijn artikelen, naar zijn eigen zeggen, twee dingen: uitleggen hoe Segundo de theologie benadert en welke conclusies men kan trekken uit een dergelijke benadering; en dan deze benaderingswijze toepassen op de houding die de Kerk in Rhodesië heeft ingenomen.
Het is niet onze bedoeling kritiek te leveren op de theologie van Segundo of op de toepassing daarvan op Rhodesië. Wij richten onze aandacht hier alleen op een paar beweringen van Riddell in zijn postscriptum (blz. 500), waar hij de Pastorale Richtlijnen van de Bisschoppen, The Road to Peace (Mambo Press, Gwelo, Rhodesia, 1976) bestrijdt.
| |
1 Riddell zegt van de Bisschoppen: ‘... zij weigeren een analyse te maken of te gebruiken van de sociale, economische en politieke situatie...’
Hier is de analyse die de Bisschoppen maken van de Rhodesische maatschappij:
De situatie in Rhodesië is onzeker. Voor velen is ze angstaanjagend geweest. Maar ondanks de frustraties en de angsten zijn er hoopvolle tekenen voor de christenen die in deze tijden van beproeving leven. Als christenen geloven we dat de wereld Gods wereld is; en dat Hij zich ermee bemoeit en de mens de macht geeft haar te veranderen in een wereld van broeders.
De laatste jaren is het besef van de eigen identiteit gegroeid in de meeste sociale en rasbepaalde groepen in dit land. Dit bewustzijn heeft een wereld van steeds toenemende verwachtingen opgeroepen, hoewel die niet altijd duidelijk aan te geven zijn. Dit zijn enige punten waarin dit bewustzijn zich manifesteert:
- | De mensen kunnen zien dat tot nu toe de gang van zaken op sociaal en politiek gebied ontworpen en in elkaar gezet is door een handjevol mensen en hoofdzakelijk ten voordele van een geprivilegieerde minderheid. |
- | Mensen willen niet over het hoofd gezien worden. Vooral de Afrikaanse maatschappij wil haar tegenwoordigheid en eigen karakter duidelijk la- |
| |
| |
| ten merken. Vele jaren lang heeft men er totaal geen aandacht aan geschonken of ze alleen gezien als een instrument voor de heersende klasse of een bedreiging daarvan. |
- | De gevoelens en de behoeften van de Afrikaanse burgers zijn tot nu toe altijd uitgelegd en vertold door Europese leiders. Maar de Afrikanen hebben het gevoel dat ze niet langer de bemiddeling van Europeanen nodig hebben om de wereld te vertellen wat ze denken en wat ze willen. |
- | De Afrikaan is er zich steeds meer van bewust dat hij gedegradeerd is tot niet meer dan een produktiewerktuig, een ding in de consumptiemaatschappij. Hoewel het land snel gegroeid is, hebben geld en economische ontwikkeling geen wederzijds respect en menselijke waardigheid gebracht; integendeel, zij hebben in feite bijgedragen tot het verslechteren van de menselijke relaties. De mensen vragen niet langer een aandeel in de economische vooruitgang, maar de kans om actief die vooruitgang tot stand te brengen en architecten te worden van hun eigen geschiedenis. |
- | Als gevolg van deze bewustwording is er een groeiende ontevredenheid geweest in het land, vooral onder de jeugd. Het kan wel zijn dat sommigen van de mensen die protesteerden, niet precies wisten wat zij wilden, maar zij waren heel duidelijk in wat ze verwierpen, nl. te leven in een maatschappij die hun de fundamentele rechten ontzegt. |
- | Afrikanen weigeren nog langer als onmondige kinderen te worden behandeld of zoet gehouden te worden met slogans en propagandaleuzen. Zij zijn zich bewust dat ze volwassenen zijn en best in staat hun eigen beslissingen te nemen. |
- | Het geweld dat zich over ons land heeft verbreid, kan worden verklaard door dit groeiende bewustzijn. Rassendiscriminatie kan de grondslag niet zijn van echte vrede. Wij zijn zeer bezorgd over het mislukken van pogingen om die rassendiscriminatie en andere oorzaken van geweld weg te nemen. Men heeft de vrede geblokkeerd en een stijgende vloedgolf van haat heeft dit land bedreigd. Iedere dag is er onschuldig bloed vergoten. Veel mensen die zich onderdrukt voelen, vragen zich af of het christelijk geloof het antwoord kan zijn op hun verwachtingen. Heeft de christelijke boodschap iets te zeggen met betrekking tot de praktische problemen van de strijd om rechtvaardigheid en vrede? Kan iemand christen zijn zonder zich te moeten inzetten voor een verandering van de maatschappij? |
Heel weinig gelovigen zijn nu nog bereid aan te nemen dat een onrechtvaardige orde onvermijdelijk is, laat staan door God gewild. Dat brengt veel mensen ertoe nieuwe inzichten in het geloof te zoeken. Terwijl sommigen heel onlogisch hun geloof opgeven met het excuus dat het geloof een obstakel is voor de bevrijding die ze nastreven, proberen anderen in het Evangelie de richtlijnen te vinden voor een rechtvaardige maatschappij, en de moed die ze nodig hebben om deze richtlijnen in praktijk te brengen.
Heeft de Kerk iets te zeggen dat degenen kan bemoedigen die onrecht- | |
| |
vaardigheid ondergaan en vechten voor de erkenning van hun mensenrechten? Een paar maanden geleden zei Paus Paulus VI het volgende: ‘De Kerk heeft de plicht openlijk op te komen voor de bevrijding van miljoenen mensen... bij de geboorte van deze bevrijding te helpen, er op toe te zien dat die er komt en zeker te stellen dat die bevrijding volledig is’ (Evangelii Nuntiandi, 30).
| |
2 Riddell zegt: ‘De Bisschoppen hebben in detail aangegeven welke opties voor Rhodesië openstaan... Zij (de Bisschoppen) weigeren welke ideologie ook te steunen die werkt aan het verwijderen van die onderdrukking.’
De Bisschoppen hebben vier opties voorgelegd. Zij ondersteunen de eerste, een democratische welzijnsstaat. Hier is hun blauwdruk voor een Rhodesische regering, hun ideologische optie:
Naast geloof en liefde tot God vraagt vrede ook dat wij alle mensen als onze broeders liefhebben. Liefde komt tot stand door respect en rechtvaardigheid; en rechtvaardigheid is zelf weer de manifestatie van respect. Omdat hij een kind van God is, heeft de mens rechten; daarom alleen al heeft hij het recht gerespecteerd te worden. Hij heeft het recht geboren te worden, te eten, deel te nemen aan beslissingen die zijn leven raken, een gezin te stichten en groot te brengen, te geloven, te hopen en lief te hebben. Tenzij deze rechten erkend worden én zeker gesteld, zal er geen vrede zijn. Ieder mens, zowel zwarte als blanke, heeft een recht op leven. Het zou van geen enkele regering getolereerd kunnen worden dat zij er aanspraak op zou maken vast te mogen stellen wie dit recht hebben en hoeveel kinderen men mag hebben.
Er moet een begin gemaakt worden om de goederen van deze wereld rechtvaardiger en billijker onder al de volkeren te verdelen; en in ieder land eerlijker onder alle bevolkingsgroepen. Als mensen honger moeten lijden, laten we dan samen hongerlijden. De geprivilegieerde happy few mogen hun goed gevulde provisiekast niet verdedigen door anderen de overvloed te onthouden die ze zouden kunnen hebben (Rede van Paus Paulus VI tot de Verenigde Naties, 4 oktober 1965).
De verantwoordelijkheid het leven door te geven ligt bij de ouders en bij hen alleen. Het is een verantwoordelijkheid die ze moeten uitoefenen, altijd en uitsluitend, binnen het kader van wettige middelen.
De mens heeft een recht om te eten. Als een mens hongerig wordt, wordt Christus hongerig. Als iemand hongerig is omdat hem voedsel geweigerd is, wordt Christus afgewezen (zie Mt. 25, 31-36).
Buitensporige ongelijkheden op economisch en sociaal terrein zijn de voornaamste oorzaak van spanningen tussen individuen en groepen. Zij vormen een constante bedreiging voor de vrede van een land. Het is een persoonlijke en een gemeenschapsplicht deze bedreiging van de vrede uit de weg te ruimen.
| |
| |
Als een land economisch vooruit wil gaan, moet het een eerlijk deel van zijn bronnen aan iedere inwoner geven. Het land heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor de onderontwikkelde gebieden of sectoren van de economie om de economische en sociale ongelijkheid uit de weg te ruimen of te verminderen. Al zouden de privé en persoonlijke daden van naastenliefde nog zo hoog oplopen, zij kunnen nooit de daden van rechtvaardigheid van de gemeenschap vervangen die de verantwoordelijkheid vormen van de staat en van zijn meer gefortuneerde burgers.
Paus Johannes XXIII heeft gezegd: ‘overwegingen van rechtvaardigheid en billijkheid kunnen soms eisen dat degenen die de macht hebben, meer aandacht besteden aan de zwakkere leden van de maatschappij, als ze zien dat dezen in het nadeel zijn wanneer het er op aankomt hun eigen rechten te verdedigen en hun rechtmatige aanspraken naar voren te brengen’ (Pacem in Terris, 56).
De mens heeft recht op zijn fysieke en morele integriteit. Hij mag niet onderworpen worden aan fysieke martelingen of aan vernederende straffen of aan angstaanjaging. Martelingen mogen ook niet gebruikt worden om hem te laten zeggen wat hij niet wil zeggen en wat schade zou berokkenen aan hemzelf of aan anderen.
Deze handelwijzen hebben een schandelijke geschiedenis - zelfs in kerkelijke kringen - en ze zijn thans nog in zwang. Zoals Paulus VI opmerkte: ‘Geen enkel land is zonder schuld wat de mensenrechten betreft’ (Bisschoppensynode 1974). Zeker, er zijn landen die ‘de splinter zien in het oog van de ander’ en ‘de balk in hun eigen oog’ niet opmerken (Mt. 7, 3). Wat er ook voor verklaringen voor mogen worden gegeven, dit soort praktijken dient te verdwijnen. We kunnen de theorie dat ‘het doel de middelen heiligt’ niet aanvaarden. We kennen de schandelijke dingen die dit beginsel heeft teweeggebracht in die landen waar het systematisch werd toegepast. Zelfs als het efficiënt zou zijn, kan het nog niet getolereerd worden: elk middel dat wordt gebruikt, moet in zichzelf moreel te rechtvaardigen zijn; en slechte middelen kunnen alleen maar tot een moreel slecht doel leiden.
Paus Paulus heeft het recht van de mens om zich te ontplooien, om zich volledig te realiseren aangegeven: ‘In de bedoeling van God wordt iedere mens geroepen om zich te ontplooien en tot vervulling te komen, want elk leven is een roeping. Bij zijn geboorte wordt aan iedereen in de kiem een stel geschiktheden en kwaliteiten meegegeven die hij tot vervulling moet brengen’ (Populorum Progressio, 15).
Volledige ontplooiing betekent ontplooiing van de hele mens en van ieder mens, uit minder humane omstandigheden naar omstandigheden die meer menselijk zijn. Wat is minder humaan? Het gebrek aan materiële middelen die noodzakelijk zijn om te kunnen leven; de morele tekortkomingen van diegenen die zich laten leiden door egoïsme; onderdrukkende maatschappijstructuren met hun misbruik van rijkdom en macht en hun uitbuiting van
| |
| |
de werknemers.
Wat is meer menselijk? Vermeerdering van kennis; vermeerdering van cultuur; vermeerdering van respect voor de waardigheid van anderen; samenwerking aan het gemeenschappelijk welzijn en aan de vrede; respect voor de hoogste waarden in het menselijk leven; geloof en liefde als participatie aan het leven van God zelf.
Niet slechts bepaalde enkelingen, maar alle mensen en alle gemeenschappen zijn geroepen tot de aangegeven volheid van ontplooiing, die dus een recht en een gemeenschappelijke taak is voor alle mensen.
De mens heeft recht op voedsel. Maar de mens heeft terecht honger naar andere dingen. Werk is er niet alleen om de prijs van het voedsel te kunnen betalen. De mens heeft een verlangen en een recht om deel te hebben aan het openbare leven. In het Evangelie haalt Christus de Bijbel aan: ‘De mens leeft niet van brood alleen’ (Mt. 4, 4).
Paus Paulus VI zegt: ‘Een van de eisen van de moderne mens is een grotere deelname aan de verantwoordelijkheid en aan het nemen van beslissingen. Dit gerechtvaardigde verlangen komt duidelijker naar voren naarmate het peil van de cultuur stijgt en het vrijheidsbesef tot ontplooiing komt... (Octogesima Adveniens, 47). Er komt een tijd in de ontwikkeling van een volk dat de meeste mensen voldoende politiek bewustzijn hebben om te weten waar hun werkelijke belangen liggen, om hun mening als volwaardige burgers uit te spreken, om hun volle politieke rechten en verantwoordelijkheden te genieten. Als die fase is bereikt, kan geen enkele regering, met welke goede bedoelingen ze vervuld moge zijn, het algemeen welzijn bevorderen als deze regering niet aanvaard wordt door de meerderheid van haar burgers.
| |
3 Riddell zegt ‘de kern van The Road to Peace bestaat in de veroordeling van de drie stromingen van denken en actie die de Bisschoppen als bijzonder gevaarlijk voor de vrede beschouwen: het atheïstisch communisme, het individualistische (liberale) kapitalisme en het extreme nationalisme. Bezorgd voor het bevorderen van al de dimensies van vrede en rechtvaardigheid op dit ogenblik, zien zij tekorten in elke concrete ideologische optie, verwerpen zij ze alle drie en kiezen voor geen enkele.’
Welke van de door de Bisschoppen verworpen ideologieën hadden zij dan volgens Riddell moeten steunen? De Bisschoppen zeiden er het volgende over:
| |
A Atheistisch communisme
Het Marxisme heeft verschillende vormen. De basisfilosofie ervan is atheistisch, zoals blijkt uit marxistische geschriften: ‘Godsdienst is onverenigbaar met het communisme door haar wezen zelf, door haar antiweten- | |
| |
schappelijk en uitbuitend karakter’ (Wetenschap en religie, Moskou, nr. 4, April 1961). ‘Een marxist moet een materialist zijn, d.w.z. een vijand van de godsdienst’ (Werken van Lenin, vol. 15, blz. 376-378). Dat is de grootste moeilijkheid voor de christelijke sympathisant. Sommigen, onder wie ook christenen, hebben gemeend dat het mogelijk is het marxisme aan te hangen zonder het atheïsme ervan; en dat de marxist van zijn atheïsme gescheiden zou kunnen worden zonder daardoor zijn kracht of zijn efficiëntie te verliezen. Maar er zijn slechts een paar marxisten die het met hen eens zijn wat deze opvatting betreft. Atheïsme is een wezenlijk element van het marxisme. Voor de marxist is elke godsdienst een vervreemding, het is een menselijke uitvinding, het is een illusie en men moet ze uitroeien ofwel door bloedige vervolging of door een voortschrijdende verstikking. Mao Tse-Tung formuleerde het zo: ‘Het communisme kan samen met bepaalde idealistische en zelfs godsdienstige aanhangers een anti-imperialistisch en anti-feodaal eenheidsfront vormen voor politieke actie, maar we kunnen hun idealisme of hun godsdienstige leer nooit goedkeuren’ (Werken van Mao Tse-Tung, deel III, blz. 155).
Er blijft nog een twijfel mogelijk: is de God die de marxisten verwerpen, de ware God of is hij slechts een karikatuur van de God van de liberale bourgeois-mentaliteit? Zou het verkondigen van de ware God, van de God van het Evangelie, ontdaan van de conventionele tierelantijnen die historisch over het begrip van God zijn heengelegd, de marxist wèl aanspreken en zijn goedkeuring kunnen wegdragen? Er zijn in deze tijd heel weinig aanwijzingen dat dit zo zou zijn. De overtuigde marxist verwerpt het begrip van een God als zodanig.
In de praktijk is een basisprincipe van het atheïstisch communisme dat het doel - dat is in de context het belang van de Partij - ieder middel rechtvaardigt. Die dingen die de zaak dienen, zijn goed, alles wat er tegenin gaat, is slecht. Zoals Lenin zei: ‘Wij ontkennen elke moraliteit die afgeleid is van een of ander begrip dat boven de mens uitgaat, boven de klasse’ (Werken van Lenin, vol. 31, blz. 266). Deze cynische en onverzoenlijke handelwijze vormt een voortdurende bedreiging voor de mensen die in het verzet zouden willen gaan; het is ook een aantrekkelijk wapen voor iedereen om te gebruiken bij zijn eigen verzet. Het is altijd een obstakel voor echte vrede.
Zowel in zijn opvattingen als in zijn methoden gaat het communisme lijnrecht tegen het Evangelie in. Wij zelf houden het slechts bij één gedragsregel - die van de zaligheden uit het Evangelie. In overeenstemming hiermee verzetten wij ons tegen het communisme. Wij zijn ervan overtuigd dat uiteindelijk de enige manier om het communisme te overwinnen is, eerlijk die delen van de waarheid te aanvaarden waarvoor het communisme ook vecht. We weigeren de wapens van de communist te gebruiken, die we verwerpen. Wij geloven in de uiteindelijke overwinning van geloof en liefde.
| |
| |
| |
B Het individuele (liberale) kapitalisme
Liberalisme is een verkeerde opvatting van vrijheid. Toch heeft het bepaalde goede punten die van waarde zijn in de strijd tegen de excessen en misbruiken van gezag op alle niveaus.
Historisch gezien heeft het noodlottige gevolgen gehad op het gebied van de economie en de maatschappij. Zonder de minste twijfel heeft de absolute economische vrijheid, samengaand met de begeerte naar geld en macht in haar tijd een materiële welvaart geschapen waarin ook de werknemers best hebben kunnen delen. Maar de prijs in menselijke waarden was buiten alle proporties. In Europa en elders werden zeer veel mensen opgeslokt in slavernij en ellende. De ongelijkheid tussen mensen werd ondraaglijk en de klassenstrijd werd hoe langer hoe heviger. In onze tijd heeft deze ongelijkheid de grenzen van een bepaald land overschreden en een situatie tot stand gebracht waarin veel onderontwikkelde landen afhankelijk zijn van de economische manipulaties van een paar supergrootmachten. Deze moderne vorm van kapitalisme, bekend als neokolonialisme, is ook een obstakel voor de vrede.
Bovendien begint de twintigste eeuw tot haar grote bezorgdheid te ontdekken dat de goederen van deze wereld beperkt zijn; dat de overvloed van de weinigen floreert op de armoede van de velen; dat de rijke landen zich vetmesten op de arme en dat binnen de afzonderlijke landen de rijken rijk zijn, minstens ten dele, omdat de armen arm zijn. Het is ook mogelijk dat de wereld van vandaag leeft op de rijkdom van morgen, de erfenis van toekomstige generaties er nu al doorjagend. Het is nodig een redelijke exploitatie te verzekeren van de bronnen van een land vandaag, maar zonder de toekomst van hen die nog geboren zullen worden, in de waagschaal te leggen.
De mens is de oorsprong, het centrum en het doel van het economisch leven. Het Tweede Vaticaans Concilie leerde: ‘Het fundamentele doel van produktiviteit moet niet het louter opvoeren van produkten zijn. Het moet niet de winst zijn of de macht. Het moet veeleer de dienst aan de mens zijn en dan aan de hele mens. Economische activiteit moet uitgevoerd worden volgens haar eigen methoden en wetten, maar binnen de grenzen van de ethiek, zodat Gods plan voor het mensdom verwerkelijkt kan worden’ (Gaudium et Spes, 64).
De economie is een wetenschap waar men alle respect voor kan hebben. Maar even goed als de andere wetenschappen moet ze ondergeordend worden aan de behoeften van de mens en tot zijn dienst. De manier om economische en sociale ellende te vermijden is te luisteren naar de stem van hen die lijden en speciale aandacht en zorg te geven aan hen die het meeste lijden.
| |
| |
| |
C Het extreem nationalisme (rassenwaan en stamcultus)
Volwassen mensen willen dat er naar hen geluisterd wordt, ze willen deelnemen aan de discussie en aan de beslissingen die betrekking hebben op hun eigen leven binnen de nationale gemeenschap. Een land is sterk en één in de mate dat de burgers het gevoel hebben dat ze een stem hebben in de belangen van het land. Dat veronderstelt dat iedere burger zijn eigen opvatting mag hebben en het recht om te handelen in volle verantwoordelijkheid en zonder vrees in zaken die hem zeer persoonlijk betreffen.
Dertig jaar geleden schreef Pius XII: ‘Het behoort tot de rechten van de burger die hun uitdrukking gevonden hebben in een democratie, dat ze hun zienswijzen met betrekking tot de plichten en offers die hun worden opgelegd, kenbaar kunnen maken en niet dat zij worden gedwongen te gehoorzamen zonder gehoord te zijn’ (Kerstboodschap 1944). Laat ons ons best doen één enkel volk te worden. We moeten de leiders niet blind volgen, we moeten hun ware bedoelingen kritisch onderzoeken en de richting waarin ze ons leiden. Is het naar een rijker, meer voldoening gevend leven? Een leven waarin we meester kunnen zijn over ons lot? Of naar nieuwe vormen van onderdrukking, economische slavernij en onvervulde verwachtingen? Bij het nastreven van echte vrede is rassendiscriminatie een van de ergste obstakels. We hebben dat heel vaak gezegd in onze herderlijke brieven, waarin wij het racisme hebben veroordeeld als een schending van de mensenrechten. Discriminerende wetgeving is een grondoorzaak van geweld: geen stabiele vrede kan worden bereikt als niet alle discriminatie effectief is opgeruimd.
Wij herhalen de woorden van Paulus VI: ‘Terecht beschouwen de mensen het als niet te rechtvaardigen en verwerpen zij als ontoelaatbaar de tendens om een wetgeving of een gedragswijze te handhaven of in te voeren die systematisch geïnspireerd wordt door rassenvooroordelen’ (Octogesima Adveniens, 16).
Racisme gaat in tegen de christelijke opvatting van de mens ‘die geschapen is naar Gods gelijkenis en verlost door Christus. Hij heeft ons zowel een erfenis alsook een uitdaging nagelaten toen Hij zei: “U bent allen broeders” (Mt. 23, 8)... De kwestie is dringend en het is de hoogste tijd. Er moet een nauwomschreven plan komen met een duidelijk omschreven tijdschema’ (Paulus VI, Rede over apartheid, 22 mei 1974).
Een andere misvorming van het nationalisme is de stamcultus. Het is een anderen uitsluitende buitensporige ophemeling van zijn eigen stam. Men wil er zijn superioriteit boven de anderen mee beklemtonen.
De christelijke visie is universeel; alle mensen worden gezien als broeders in één gezin. Het is helemaal niet nodig dat mijn stam superieur zou zijn boven andere stammen in enig opzicht. Het is genoeg dat hij trouw is aan
| |
| |
zijn eigen identiteit en doeleinde, dat hij bijdraagt wat hij kan aan het gemeenschappelijk belang en dat hij de bijdragen van de andere stammen ontvangt in wederzijdse samenwerking en uitwisseling. Heel de geschiedenis door is stamcultus de oorzaak geweest van ontelbare oorlogen. Bij stammen is het net als bij individuen: waardigheid is een deugd, trots is een ondeugd.
Stammen zijn geen gesloten groepen, evenmin als landen. Ze zijn slechts een klein deel van een grotere maatschappij: die van het mensenras. Wij bewaren onze eigen particuliere verworvenheden niet door ons af te scheiden van anderen die anders zijn. Door te participeren worden we rijker. Door christelijke waarden te verspreiden zullen we ons geloof verdedigen. Weigeren onze verworvenheden te delen is een vorm van onderontwikkeling, weigeren van anderen te leren is een andere vorm. We moeten onze geest en ons hart open stellen voor de menselijke waarden die gevonden kunnen worden in de taal, de gebruiken en de cultuur van de mensen die rondom ons wonen.
| |
4 Riddell zegt: ‘... men zou kunnen stellen dat The Road to Peace de christen tevreden laat zijn met de ideologische positie die hij al heeft ingenomen, in het bijzonder als dit de ideologie van de status quo is...’
Geven de passages uit The Road to Peace die wij boven aangehaald hebben, een tevredenheid aan met de status quo? De Bisschoppen gaan voort: De geschiedenis van de mensheid is een lange processie van geweld en lijden. De mens vindt het gemakkelijker te overheersen dan te overtuigen, neer te slaan dan te bekeren. Niemand wil luisteren naar zijn tegenstander, pogen hem te begrijpen, zijn deel van de waarheid accepteren, zijn deel van de dwaling weerleggen. Niemand wil zijn eigen geweten onderzoeken, zijn dwalingen erkennen, zijn bedoelingen uitzuiveren, zijn gedrag verbeteren.
Daarom leven we ten prooi aan vrees en haat; sommigen lijden honger omdat ze geen voedsel hebben; anderen kunnen niet slapen uit angst. Vrees en haat brengen nieuwe conflicten en geweld voort.
Er zijn twee soorten geweld: geweld dat verdedigt en geweld dat aanvalt. Er is het geweld van de revolutionair die de gevestigde orde aanvalt en het geweld van de contrarevolutionair die de status quo van de gevestigde orde verdedigt.
Men kan niet volstaan met slechts één vorm van geweld te veroordelen: het fysieke geweld van hen die trachten een gevestigde orde omver te werpen. De gevestigde orde zelf kan ook schuldig zijn aan institutioneel geweld door een onrechtvaardige wetgeving en door onderdrukking.
In 1969 werd een nieuwe grondwet voorgesteld voor Rhodesië. Wij hebben toen gewaarschuwd: ‘De elementen van verdeeldheid en scheuring die in deze (grond)wetsvoorstellen aanwezig zijn, zijn niet alleen onverenigbaar met de christelijke geest van broederschap en met de burgerplicht de
| |
| |
nationale eenheid te bevorderen, maar zij zijn erop gericht iedere mogelijkheid om het gemeenschappelijk welzijn tot stand te brengen te vernietigen...’ (A Call to Christians, 1969).
Wanneer een gezagsorgaan consequent en voortdurend wezenlijke rechten van zijn burgers heeft geschonden en wanneer beloften om dit recht te zetten onvervuld zijn gebleven, is het dat gezagsorgaan zelf dat de zwaartste verantwoordelijkheid draagt voor het geweld dat kan uitbreken.
We hebben er vaak op gewezen dat het belangrijker is de oorzaken van het geweld weg te nemen dan alleen maar het geweld zelf aan de kaak te stellen. Het is belangrijker de onrechtvaardigheid van rassendiscriminatie uit te roeien dan gewelddaden te veroordelen die eruit voortkomen.
Iedere christen moet een pacifist zijn in de betekenis van vredestichter even goed als in de betekenis van iemand die van vrede houdt; maar weigeren om het kwaad te weerstaan met fysieke kracht is niet altijd lofwaardig. Het is niet mogelijk iedereen de verplichting tot absoluut pacifisme op te leggen. Wanneer wij verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van anderen, hebben wij de plicht ze te verdedigen. Het is de Kerk niet mogelijk te verklaren dat geen enkele christen het recht heeft voor zijn land, zijn volk of zijn huis en haard te vechten.
De Kerk heeft al eeuwenlang geleerd dat het omverwerpen van zelfs een wettig totstandgekomen regering gerechtvaardigd kan worden door de aanwezigheid van de drie volgende voorwaarden:
1 | als er van de kant van de regering ernstige en herhaalde schendingen zijn van de rechten van het subject; |
2 | als alle constitutionele methodes om er een eind aan te maken serieus geprobeerd zijn zonder resultaat; |
3 | als er een redelijke kans op succes is, zodat men een objectief betere regering kan vormen. |
Het is niet aan ons te oordelen over hen die tot de conclusie zijn gekomen dat deze voorwaarden in Rhodesië vervuld zijn en die de taak op zich hebben genomen verandering tot stand te brengen door gewapend verzet.
Al geeft men de mogelijkheid van zulk een gewetensvolle beslissing toe, dan volgt daar nog niet uit dat alle middelen om een verandering tot stand te brengen gewettigd zijn. Hier geldt weer dat een goed doel slechte middelen niet heiligt; dat kan nooit. Daarom veroordelen wij zonder meer het zonder onderscheid doden van onschuldige mensen, de wrede en barbaarse verminkingen, de daden van marteling en van fysieke en morele intimidatie. Het feit dat zulke daden bedreven worden in de naam van bevrijding of verdediging of voor het handhaven van wet en orde, maakt ze op geen enkele wijze minder slecht. Geen enkele goede bedoeling zal ooit moord rechtvaardigen of diefstal of marteling of wreedheid of rassendiscriminatie. Van de andere kant kunnen wij als christenen nooit genoeg de nadruk leggen op de noodzaak geweldloze methoden te bevorderen om onderdrukte
| |
| |
mensen te helpen waar ze ook zijn. In die situaties vragen wij: is elk vredig middel aanvaard en geprobeerd? Is er een samenhangend beleid uitgestippeld om rechtvaardigheid te krijgen met geweldloze middelen? Kunnen mensen gemobiliseerd worden voor een geweldloze actie voor rechtvaardigheid en verzoening?
Christus kan heden de zwarte en de blanke verzoenen, de rijke en de arme, de machtige en de zwakke, de atheïst en de gelovige. Evangelizeren, het Evangelie preken, onze zending als herders vervullen, dat is voor de vrede werken.
Vrede bestaat voor de christenen niet uit blijven zwijgen en niets doen. Hij bestaat niet in vernietigend geweld in de naam van de gevestigde ‘orde’, terwijl het in werkelijkheid een gevestigde ‘wanorde’ is. Hij bestaat niet in het verzaken aan de eeuwige strijd van de mens om de waarheid, rechtvaardigheid, vrijheid, gelijkheid, participatie in al die dingen die allen aangaan. Hij bestaat niet in gewapend optreden of in vrees of in het evenwicht tussen angst en dreiging, een evenwicht dat niets anders is dan zwakheid.
Vrede bestaat voor de christen in de voortdurende inspanning niet alleen geweld en haat te ontwapenen, maar ook rechtvaardigheid op te bouwen met liefde.
Volgens Vaticanum II ‘moeten mensen met talent... met voorbijgaan van hun eigen gemak en materiële belangen zich inzetten voor de politiek. Zij moeten de onrechtvaardigheid en de onderdrukking bestrijden met integriteit en wijsheid’ (Gaudium et Spes, 75). Het zal de verheven taak zijn van politici in Rhodesië om creatief deel te nemen aan de vorming van een nieuwe regering en een nieuwe grondwet. Hun werk zal moeilijk zijn, maar de moeite waard en lonend. Van hun inspanningen zullen het welzijn en het geluk afhangen van de burgers van nu én van toekomstige generaties.
| |
5 Het belangrijkste argument van Riddell schijnt te zijn dat de Bisschoppen zich hadden moeten engageren met een bepaalde politieke partij: ‘... de scherpe kant is van deze fundamentele opmerkingen afgehaald als ze betogen dat ze zich niet engageren met welke politieke partij dan ook...’.
De Bisschoppen merken op dat Vaticanum II leert: ‘Uit hoofde van haar eigen taak en competentie wordt de Kerk niet geïdentificeerd met welke politieke gemeenschap ook en ook niet gebonden aan een of ander politiek systeem. De Kerk is tegelijk het teken en de veiligstelling van de transcendente dimensie van de menselijke persoon’ (Gaudium et Spes, 76).
Het Vaticaans Concilie zegt ook: ‘Door de waarheden van het Evangelie te verkondigen en alle sectoren van menselijke activiteit te doorlichten door haar leer en het getuigenis van haar leden, respecteert en bevordert de Kerk de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de burger’ (Gaudium et Spes, 76). Deze gedachte hebben de Rhodesische Bisschoppen trachten te volgen in The Road to Peace.
|
|