Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 549]
| |||||||||||
Als men in de verkeerde trein stapt...
| |||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||
dige kritische vragen heeft opgeroepen. Deze wil ik hieronder in discussie brengen. Tenslotte, om nog wat scherper mijn werkterrein aan te geven: ik heb met name de middelbare schoolkatechese in Nederland voor ogen. | |||||||||||
SpoorboekjeHet document bestaat uit drie gedeelten. In het eerste wordt een beschrijving gegeven van de vele crisissituaties waarmee met name de jongeren in deze maatschappij te maken hebben. In het tweede gedeelte wordt omschreven wat onder katechese verstaan dient te worden en in het derde werken de bisschoppen uit wat de kerkgemeenschap vanuit dat katechetisch ideaal te bieden heeft aan die jongeren. Het is een triptiek. Ik wil starten met het centrale middenpaneel. Zeer duidelijk geven de bisschoppen aan waar volgens hen het meest klassieke voorbeeld te vinden is voor ons katechetisch handelen. ‘Exemplarisch voor de katechese is het doopselkatechumenaat, dat een bijzondere vorming is, waarin de volwassene, bekeerd tot het geloof, zich voorbereidt op de belijdenis van het geloof van het doopsel’.Ga naar voetnoot2 De bisschoppen nemen ook de inhoud van die katechese over. ‘Die woorden (van de katechese) moeten fundamenteel de wezenlijke hoofdstukken of de vitale substantie van de evangelische boodschap overbrengen... Die wezenlijke substantie, integraal overgebracht door de artikelen van het geloof, geeft de fundamentele kern door van het mysterie van de Drie-Ene God, zoals dat ons is geopenbaard door het mysterie van de Zoon van God, mens geworden en Verlosser, steeds levend in Zijn kerk’.Ga naar voetnoot3
En opdat we trouw blijven aan de integrale boodschap en aan de authentieke katechetische vormgeving ‘is het noodzakelijk om zich eerbiedig te richten naar het kerkelijk en pastoraal leergezag’.Ga naar voetnoot4
De bisschoppen verwijzen in het document dus zeer nadrukkelijk naar een historische situatie, nl. die van de katechese aan de doopleerlingen. Willen we ons daar een goed beeld van vormen, dan moeten we ons weer in herinnering roepen welke verschillende vormen van woorddienst de oude kerk kende. Grofweg onderscheidde men: | |||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||
In het bisschoppelijk document verwijst men dus met name naar die tweede vorm van woorddienst. En naar mijn gevoel is dat ook een authentieke vorm van katechese. Het relationele aspect is er duidelijk in aanwezig.
Er is duidelijk een overdrachtsrelatie waarbij beide partijen betrokken zijn, omdat ze er bij betrokken willen zijn. Voorbereid door het kerugma, kreeg een katecheet mensen voor zich die wisten wat ze wilden en die hij van dienst kon zijn. Het lag dan ook voor de hand dat het kerkelijk leergezag waakte over de zuiverheid van de leer. | |||||||||||
De ‘anders-sporigen’Geheel anders wordt de situatie wanneer een katecheet mensen voor zich krijgt die maar gedeeltelijk weten wat ze willen of totaal niet meer willen, of wanneer het gaat om kinderen en opgroeiende jongeren in plaats van om volwassenen. De bisschoppen hebben zich volgens mij niet voldoende gerealiseerd dat het model dat ze ideaal stelden, er van uitgaat dat de luisteraar, duidelijk gemotiveerd, iets wil! Zoals zij katechese omschrijven, geldt dat op zijn hoogst voor wat men kerkelijke katechese noemt: volwassenenkatechese, werken in basisgroepen e.d. Wanneer ik echter aan de gemiddelde schoolklas denk uit het middelbaar onderwijs, dan komen de zaken heel anders te liggen. Daarin vindt men soms (dikwijls?) compleet moderne heidenen, daar ontmoet je een dusdanige pluriformiteit, dat er groepen tussen zitten, die niet ingeleid wènsen te worden in het mysterie van de Drie-Ene God en die zich niet wènsen te conformeren aan het kerkelijk leergezag. Indien men daar geen rekening mee houdt, is men juist onkatechetisch bezig. En in deze situatie aanbeland, moeten we toch weer iets over de inhoud van de katechese zeggen. De meest verheven boodschap, de meest diepzinnige waarheden aan mensen verkondigen die er niet om gevraagd hebben, ja, die er wars van zijn, dat is olie op het vuur gooien. | |||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||
Stelt u zich eens voor dat aan u, ongevraagd en ongewild van uw kant, de volgende waarheid verkondigd werd: ‘In Krishna is Visjnoe mens geworden’ of: ‘Phanesh, de schepper van de wereld, werd geboren uit het ei van de kosmos, omslingerd door de slang van de tijd’. Hoe diepzinnig deze waarheden ook zijn, katechetisch begaat men zo een blunder. U kunt van mij aannemen, dat de uitdrukking: ‘Jezus is voor alle tijden geboren uit de Vader en in de tijd mens geworden uit de maagd Maria’, op velen van deze middelbare scholieren op eenzelfde manier afkomt. En dan wil ik nogmaals beklemtonen, dat het mij niet gaat om de inhoud als zodanig, maar om het feit dat elke inhoud die ongevraagd en ongewild op een mens afkomt, weerstanden oproept. Natuurlijk zijn er in deze jaren mensen die onderricht wìllen worden in de christelijke leer (en dan gaat het model van de bisschoppen uiteraard uitstekend op) maar een groot gedeelte van de opgroeiende jeugd wil helemaal niets meer, staat agressief tegenover eeuwenlange kerkelijke machtsuitoefening, wil misschien wel met de zin van hun leven bezig zijn, maar sluit religieuze waarden a-priori uit, of wil wèl religieuze waarden in hun leven een plaats geven, maar sluit instinctief de katholieke antwoorden uit, enz. enz. Om het nu eens in een katechetisch-didactisch jargon te formuleren: de oude kerk legde een nauwe relatie tusen de beginsituatie en het katechetisch onderwijsleerproces, de huidige kerk wil het oude onderwijsleerproces handhaven vanuit een haast volkomen andere beginsituatie. | |||||||||||
Niet indoctrinerenDe titel van het middengedeelte luidt: ‘Katechese als manifestatie van het heil in Christus’.Ga naar voetnoot6 Deze gedachte is tekenend voor het hele document. Degene die echter manifesteert, doet daarom nog niet aan katechese. Dat is op zijn best: ‘getuigen’, en op zijn slechtst: ‘indoctrineren’. De bisschoppen hebben de mening dat het voldoende is dàt het woord verkondigd wordt. ‘Het woord, geworteld in de levende traditie, is daardoor juist woord voor onze tijd’.Ga naar voetnoot7 Dat kan theologisch best waar zijn maar hoeft katechetisch niet te kloppen. Wil men met een katechetisch gebeuren te maken hebben, dan zal er toch altijd een hoorder moeten zijn, die dat zelf óók zo ervaart! In dit document blijft men in feite staan bij het manifesteren en komt men nooit tot katechetiseren. Op de maatschappelijke en individuele werkelijkheid van de mens uit de twintigste eeuw wordt nooit ècht ìn-gegaan (laat staan dat men er van uìt-gaat!), er wordt steeds aan voorbij-gegaan. De trein rijdt door. De bisschoppen zièn de noden wel, maar stappen nooit uit. Ik wil u dat met enkele citaten laten zien. | |||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||
‘De menselijke veiligheid wordt bedreigd door het geweld, door de onderdrukking en het misprijzen van de menselijke persoon. De hoop die men stelt in ideologieën en techniek, blijkt onvoldoende te zijn. Temidden van zoveel conflicten van ideeën en van al het geruis van systemen, ontspruit een nieuw zoeken naar God, openbaren zich nieuwe tekenen van onrust naar God in het onrustige hart van de mens...’Ga naar voetnoot8 Ziet u wat hier feitelijk gebeurt? Náást, of liever, àchter een crisissituatie plaatsen de bisschoppen een hoopvolle, zonder werkelijk in te gaan op de eerste. Dat noem ik: je blik zó verengen dat je alleen het schaap ziet dat terugkeert, zonder op zoek te gaan naar de negenennegentig andere. Het tweede citaat is even tekenend voor die werkwijze. In punt 4 van het document gaan de bisschopen in op de veel voorkomende situatie van ‘er-niets-meer-aan-doen’. Ze noemen het veelvuldig kerkverzuim, het gedoopt zijn en het daarbij laten, de onverschilligheid, e.d. Ze gaan dan verder: ‘Dat lijkt dikwijls een obstakel, maar het is ook een reële uitdaging want de katechese dient zich juist tot die kinderen te richten, tot die jongeren of volwassenen, die leven in die concrete wereld, temidden waarvan de kerk als zending heeft het Woord van heil te verkondigen’.Ga naar voetnoot9 We constateren eenzelfde houding als hierboven: men gaat niet op die moeilijkheden in, men zoekt niet naar de oorzaken van het verval, nee, men gaat zo'n situatie zien als een uitdaging, om nog meer begeesterd het heil te verkondigen. Dat is geen katechese meer, dat gaat lijken op indoctrinatie. Een derde tekst is het meest sprekend: ‘Dikwijls betalen de jongeren de prijs van de dwalingen en mislukkingen van de ouderen. Zij worden dikwijls het slachtoffer van de manoeuvres van de valse leiders, die profijt slaan uit hun edelmoedigheid en zielegrootheid. Elk opvoedingswerk vindt zijn vertrekpunt in de aspiraties van de jongeren naar creativiteit, rechtvaardigheid, vrijheid en waarheid. Zij (de katechese) moet beantwoorden aan hun verwachtingen om medeverantwoordelijkheid te hebben in het kerkelijk en maatschappelijk leven en aan hun verlangen om God en de naaste lief te hebben.Ga naar voetnoot10 In geruisloze overgangen passen de bisschoppen in deze tekst tweemaal een reductie toe. In de eerste plaats laat men de verdwaalde jeugd aan hun lot over en gaat door op de jeugd die verlangt naar rechtvaardigheid, e.d. Waar blijft de grootste groep, de vervreemden, de verslaafden, de mislukten en de onverschilligen? Men noemt ze wel, maar laat hen katechetisch buiten beschouwing. Men gaat door op de progressieven en zegt daarvan, en dat is de tweede reductie, dat die eigenlijk verlangen naar kerkelijkee medeverantwoordelijkheid en van God houden. Maar dat is nu juist een grote vraag! | |||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||
Velen onder deze jongeren zien de kerk juist als een obstakel in hun drang naar vrijheid. Wat doen de bisschoppen hier eigenlijk? Na eerst het grootste gedeelte van de jeugd aan haar lot te hebben overgelaten, lijven ze het andere gedeelte in, spannen het voor hun karretje door te zeggen, dat die jongeren eigenlijk willen wat zìj willen! | |||||||||||
Boter, kaas en eierenToch zullen sommige bisschoppen mij misschien voorhouden dat ze zeer nadrukkelijk gesproken hebben over katechese als een instrument van acculturatie, of anders gezegd, over het feit dat katechese ingebed moet worden in iedere cultuur. Ik wil daar even op ingaan. In het document staat daarover het volgende: ‘De evangelische boodschap moet wortel schieten in de menselijke culturen, zij moet die aanvaarden en transformeren. In die zin kan men zeggen, dat de katechese een instrument is van acculturatie. Dat betekent dat zij van binnenuit de levensvormen van hen tot wie zij zich richt, ontwikkelt en tegelijk verlicht. Dank zij de katechese incarneert het christelijk geloof zich in die culturen. De werkelijke “incarnatie” van het geloof door de katechese veronderstelt niet alleen een proces van “geven” maar ook van “ontvangen”’.Ga naar voetnoot11 Inderdaad, zo'n laatste zin kàn een duidelijk katechetisch karakter hebben. We zijn echter, gezien de hele context, op onze hoede. En even verder, in punt 5, zien we al vlug wat ‘geven’ en ‘ontvangen’ eigenlijk betekenen. ‘De katechese kan niet doeltreffend zijn... dan in de mate waarin zij erin slaagt de boodschap over te brengen die haar is toevertrouwd, in de taal van de mensen van onze tijd’.Ga naar voetnoot12 Dit roept sterk het beeld op van: u krijgt van ons het brood, wij van u de verpakking! Ik heb getracht te achterhalen wat de synodevaders in concreto met acculturatie bedoeld hebben. Ik vond het volgende: ‘Wat aanpassen aan de cultuur zoal kan betekenen vertelde mgr. Hata M'Sanda uit Zaïre: bij de godsdienstige opvoeding wordt gebruik gemaakt van typisch Afrikaanse opvoedingsmethoden, zoals het vertellen van fabels, het leren van spreekwoorden en het geven van raadsels. Mgr. Ek Thabping (Thailand) vond dat de katechese voor de jongeren een voorbeeld kan nemen aan het Boeddhisme. Vele jonge boeddhisten leven minstens drie maanden als monnik. In die tijd komen zij tot geestelijke rijpheid. Zoiets zou ook goed kunnen zijn voor katholieke jongeren. Een zeer geschikte tijd | |||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||
zou zijn de voorbereiding op het huwelijk’.Ga naar voetnoot13 Nu wordt ons, jammer genoeg, helemaal duidelijk wat hier onder acculturatie verstaan dient te worden. Het betekent in feite niets anders dan culturele eigen-aardigheden (bij ons zou ‘mens erger je niet’ of ‘boter, kaas en eieren’ eens uitgeprobeerd moeten worden!) benutten om de boodschap efficiënter te laten overkomen. In plaats van ‘katechetisch’ kunnen we dit beter een ‘tactische manoeuvre’ noemen. Dit soort acculturatie komen we elke avond tegen in de Ster-reclame: de verpakking zo aantrekkelijk maken dat we er intrappen! | |||||||||||
BoodschappenVeel hedendaagse katecheten bevinden zich dikwijls in dezelfde situatie als waarin in de oude kerk de kerugmaverkondiger stond, nl. voor moderne heidenen, voor mensen, die weinig of niets meer afweten van de christelijke boodschap, of er niets meer van af wíllen weten. Het blijkt dan ook zeer leerzaam te zijn als we ons een moment bezinnen op die kerugma-situatie, zoals we die bv. aantreffen in de Nieuwtestamentische geschriften.Ga naar voetnoot14 Als we de prediking van Paulus bestuderen, zoals de Handelingen die weergeven, dan richt hij zijn boodschap voornamelijk tot de Joden in hun synagogen. Het ligt voor de hand dat hij uitgaat van de Schrift, inspeelt op hun Messiasverwachting, en tracht te laten zien dat Jezus van Nazareth daarvan de vervulling is. Er zijn ons slechts twee preken van hem bekend tot de heidenen, en wel in Lystra en Athene. Daar de overgrote meerderheid van de preken tot de Joden gericht is, zijn we geneigd te veronderstellen, dat bv. uitgaan van de Schrift iets essentiëels is voor Paulus' prediking. Hoe verrassend is het dan ook als we die twee toespraken tot de heiden analyseren. In Lystra zegt hij letterlijk: ‘In voorbije tijden liet Hij alle volken hun gang gaan, maar Hij heeft niet nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door het schenken van weldaden; uit de hemel schonk Hij u immers regen en vruchtbare jaargetijden en verblijdde u met een overvloed aan voedsel’.Ga naar voetnoot15 In heel deze toespraak: geen beroep op Schriftteksten (wat zouden die immers voor die mensen betekend hebben), geen beroep op een Messiasverwachting, geen Christocentrische prediking, maar enkel een verwijzen naar hun eigen vruchtbaarheids- en regengoden. In Athene, u kent uiteraard het verhaal, start hij vanuit het feit dat hij een | |||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||
altaar gezien heeft opgedragen aan een onbekend God, en zegt, dat het diè God is, die hij verkondigt.Ga naar voetnoot16 De bisschoppen stellen: ‘De eerste taal van de katechese is de Heilige Schrift’.Ga naar voetnoot17 Welnu, juist de Schrift laat zien dat er situaties zijn waarin de Schrift achterwege kan blijven, ja geen enkele betekenis heeft. Katechetisch bezien had het geen enkele zin dat Paulus daarop een beroep deed in Lystra en Athene. Katechetisch handelen vraagt telkens om een aanpassing aan de situatie. Als een katechumeen vraagt om de leer der kerk, als een Jood vraagt om de Messias of als een Griek vraagt om het heil, dan dient de spreker zich aan die verschillende vraagstellingen aan te passen. En dat hoeft helemaal niet ten koste te gaan van de boodschap. Net zoals Paulus in Lystra bij zijn heidenen terugviel op hun regengoden, moeten wij te werk gaan bij onze jonge mensen. Zij hebben hun eìgen vruchtbaarheidsgoden! En ik ben er diep van overtuigd dat we volledig in de geest van Paulus handelen als we, katechetisch gezien, dan ook expliciet niet van de Schrift, van Jezus van Nazareth of van dogma's uitgaan. Vanuit een niet doorzien van deze implicaties verstart het bisschoppelijk document ineens tot boodschap met een positivistisch openbaringskarakter. Bonhoeffer heeft dat gekarakteriseerd met: ‘Vogel vreet of sterf’.Ga naar voetnoot18 Staat u mij toe dat ik hier een andere bisschop ten tonele voer, Augustinus. Hij schreef aan zijn diaken, Deo Gratias, een wondermooi boekje, waarin hij hem aanbevelingen doet voor zijn werk als katecheet. Juist Augustinus, die dus in feite te maken had met een zeer duidelijke beginsituatie (‘Wat verlangt ge van de kerk?’ ‘Het geloof!’), is zich diep bewust van wat we hierboven beschreven hebben. Als hij zijn eigen ervaringen beschrijft, zegt hij: ‘Ik word verschillend beïnvloed naar gelang ik een ontwikkeld persoon voor me heb om te onderrichten of een domme, een stadgenoot of een vreemdeling, een rijke of een arme, een ambteloos burger, iemand van aanzien, of iemand in overheidsfunctie, iemand van dit of dat geslacht, van deze of die leeftijd of kunne, van deze of die sekte, of komend uit deze of die populaire dwaling. En naargelang die invloed op mij anders is, begint ook mijn preek anders, verloopt en eindigt ze anders. En al zijn we allen dezelfde liefde verschuldigd, dat is geen reden om bij allen hetzelfde geneesmiddel te gebruiken. Zo draagt de liefde de een in weeën en wordt ze zwak met de ander, zij tracht de een te stichten en de ander weer niet te beledigen, zij buigt zich neer naar de een en richt zich op naar de ander, voor sommigen is zij zacht, voor anderen streng, voor niemand een vijand, voor allen een moeder’.Ga naar voetnoot19 (cursief door mij, TvdB). | |||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||
Augustinus kende in zijn katechetisch model geen ongelovigen. Als hij zijn boekje geschreven zou hebben voor een hedendaagse, Nederlandse katecheet, zou hij hen zeker aan het rijtje toegevoegd hebben. En we dienen ook zeer nadrukkelijk te stellen, dat het dáárvan afhangt welk geneesmiddel we gebruiken of hoe onze toespraak zal beginnen, voortgaan en eindigen. Ik heb mij in het bovenstaande alleen aan het officiële document gehouden. Het ligt voor de hand dat er heel wat bisschoppen zullen zijn die zich weinig of niet terugkennen in dit document. | |||||||||||
NoodremIk heb sterk het gevoel dat mgr. Bluyssen ook tot die groep behoort. In zijn bijdrage in Rome heeft hij gezegd ‘dat de katecheet en de leerling samen moeten groeien in geloof’.Ga naar voetnoot20 ‘Samen’ en ‘groeien in geloof’, dat zijn houdingen die het document te enenmale mist. En dan waag ik het nog maar niet, te zeggen: ‘samen moeten zoeken’! In een artikel in De Tijd wordt mgr. Bluyssen als volgt geciteerd: de katechese heeft de taak ‘de bodem van het hart rijp te maken voor het geloof in God, en pas aan het einde van dat rijpingsproces kan de concrete geloofsbelijdenis staan’.Ga naar voetnoot21 Dit ademt een totaal andere sfeer. Had hij niet eens in die trein keihard aan de noodrem kunnen trekken? |
|