Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
Nieuw licht op prehistorie van de lage landen?Al geruime tijd bekende natuurverschijnselen krijgen vaak te weinig aandacht, omdat zij minder spectaculair zijn dan daarmee verwante, veel opvallender fenomenen. Dat geldt o.m. voor het micro-reliëf van een landschap, dat minder tot de verbeelding spreekt dan bijv. een diep ingesneden rivierdal. Alleen een onbevooroordeelde en nauwgezette waarneming zal dan vaak onverwacht de relevante betekenis van die bescheidener reliëf-vormen doen ontdekken. In dat opzicht is de bijdrage van drs H. Thiadens bijzonder interessant. Bij wijze van inleiding wil ik hier slechts enkele misschien minder vertrouwde geologische begrippen en feiten wat nader omschrijven zoals ze in deze bijdrage voorkomen. Van de ijstijden - afwisselende warme, interglaciale en koude glaciale periodes - die het klimaat en het reliëf van Europa de laatste twee miljoen jaar hebben beïnvloed, zijn vooral de laatste twee bekend. Dit doordat de toentertijd gevormde afzettingen door de daarop volgende ontwikkelingen het minst aangetast werden. De voorlaatste ijstijd (Riss) en laatste (Würm) werden zo genoemd naar kleine riviertjes in de Alpen, stromend in een buurt waar de opeenvolging van deze ijstijden bijzonder duidelijk waar te nemen viel. | |
Hoever kwam het landijs?De gangbare opvatting is, dat Nederland in de voorlaatste ijstijd, de Rissijstijd, door het landijs afkomstig uit Skandinavië werd bedekt tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. De afzettingen van keileem en de stuwwallen van Midden-Nederland zijn er de duidelijke bewijzen van. Incidentele vondsten van uit het noorden afkomstige zwerfstenen in een gebied tussen Bergen op Zoom en Oosterhout leidden tientallen jaren geleden echter tevens tot de veronderstelling, dat het ijs mogelijk korte tijd ook een deel van westelijk Noord- Landijs noemt men de vaak honderden meters of kilometers dikke ijslaag die grote landmassa's bedekte of bedekt, in tegenstelling met het lokale karakter van gletsjers. Keileem is de treffende benaming voor typische afzettingen van glaciaire oorsprong: het afgeschuurde puin wordt door het ijs in zijn geheel meegevoerd, zodat grove brokken (keien) daarin samen met zeer fijn materiaal (leem) voorkomen, in tegenstelling tot de actie van stromend water, dat de grovere en fijnere fracties schift (in bv. grint, zand en klei). | |
[pagina 466]
| |
Brabant bedekte. In het gebied rond Oudenbosch zijn vele stenen gevonden die ten dele van zuidelijke, ten dele van noordelijke herkomst zijn. De bekendste steen is de ‘dondersteen’, die bij Stuwwallen zijn aan de rand van het ijs opgestuwde morene-afzettingen. Zwerfstenen noemt men de geïsoleerde grove gesteente-fragmenten die duidelijk niets met de ondergrond te maken hebben en dus van elders aangevoerd zijn. Heel wat door het landijs uit Skandinavië naar Nederland en Duitsland meegevoerde gesteenten zijn zo typisch van samenstelling en structuur, dat hun Skandinavische plaats van herkomst vrij nauwkeurig vastgesteld kan worden. Dat zijn de zogeheten noordelijke zwerfstenen. Oud Gastel in een akker is gevonden en nu op de binnenplaats van het pensionaat van ‘St. Louis’ wordt bewaard. Het is een granieten steen van ongeveer 5000 kg, die volgens sommige onderzoekers een samenstelling heeft die gelijk is aan die van de granieten die bij Oslo voorkomen. De steen vertoont gletscherkrassen. Naast deze grote graniet zijn in het gebied tussen Oud Gastel en Oudenbosch nog meer granieten en andere noordelijke zwerfstenen gevonden. De stenen die van zuidelijke oorsprong zijn, vormen ook een probleem, dat niet is opgelost. We vinden in West-Brabant hier en daar keien en grof grind uit de middenpleistocene ondergrond van het Kempisch Plateau op westelijk daarvan gelegen fijnere afzettingen. Dit gebied is sedert het begin van het Pleistoceen niet meer overstroomd door grote rivieren die het materiaal al of niet met ijsschotsen zouden hebben kunnen aanvoeren, terwijl het ook niet waarschijnlijk is, dat de afzettingen door een zee of een meer met ijsbergen of ijsschotsen werden overspoeld. Dr. H.A. Visscher onderzocht recentelijk vele hoge bos- en heidegebieden in NederlandGa naar voetnoot1. In Augustus leerde ik H. Visscher kennen en was ik aanwezig bij zijn onderzoek van het gebied tussen Geldrop en Mierlo noordelijk van de Strabrechtse heide. Het microreliëf kenmerkte zich door de volgende geomorfologische verschijnselen: ronde tot ovale depressies, geulen, troggen, dalachtige laagten en (veelal sterk asymmetrische) lage ruggen, die gezien hun ligging en vorm door smeltwater van landijsmassa's moeten zijn gevormd. Daarom moet serieus rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat vrijwel geheel Nederland enige tijd door landijs is bedekt geweest. Immers de zandgronden zowel ten noorden als ten zuiden van de grote rivieren kenmerken zich plaatselijk door reliëfvormen, die mede in verband met hun ligging ten opzichte van elkaar en hun omgeving kunnen worden gerekend tot het soort geomor- Het Kempisch plateau werd langs verticale breuken in de aardkorst opgeheven (de visu waargenomen en in kaart gebracht in het Limburgse kolenbekken) zodat pleistocene Maasgrinten thans hoog boven de huidige Maasbedding voorkomen. De geomorfologie interpreteert de landschapsvormen in functie van de ondergrond en oude of recente geologische processen. De door de auteur vermelde geomorfologische verschijnselen van het micro-reliëf konden als ijstijdrelicten worden verklaard door vergelijking met thans nog waarneembare processen in arctische en subarctische gebieden. | |
[pagina 467]
| |
fologische verschijnselen karakteristiek voor gebieden waar min of meer door ijslagen ingesloten smeltwater veel materiaal transporteerde. Dit typische microreliëf vond ik daarna ook op de Nieuwe Heide te Best in Oostelbeers en Bergeijk te Veghel op de Karrestrater heide te Lommel, te Eksel en Helchteren en zelfs in de omgeving van Genk (tussen het domein Hengelhoef en de Woudstraat). Oerstroomdalen noemt men de hoofdzakelijk oost-west gestrekte pleistocene rivierafzettingen, die langs de rand van het landijs in Duitsland en de Lage Landen zijn ontstaan, toen dat landijs met zijn morenes de loop van deze rivieren verder noordwaarts verhinderde. De genoemde geomorfologische verschijnselen zien er nog zo vers uit, dat we niet mogen aannemen dat ze dateren uit de Rissijstijd. Volgens de thans beschikbare gegevens waren er in de Würmijstijd (laatste ijstijd) drie vrijwel vegetatieloze fasen. Hiervan duurde de laatste, die pas 13000 jaar geleden eindigde, verreweg het langst, nl. 16000 jaar. In deze derde fase zullen de mogelijkheden voor het ontstaan van een ijsbedekking dus het gunstigst zijn geweest. Het ijs was natuurlijk in die periode niet afkomstig uit Skandinavië, maar kan zich ontwikkeld hebben uit de lokaal aanwezige dikke lagen sneeuw. Omdat ik de verschijnselen tot bij Genk heb kunnen nagaan, is het voor mij niet ondenkbaar dat de Demer in België als een soort oerstroomdal is ontstaan. Een dergelijke Würmijsbedekking tot in Noord-België zou mogelijk ook de verklaring zijn van het ontbreken in Nederland van oude prehistorische vondsten. Zuidelijk van de Demer treffen we ze wel aan. Verdere aandacht voor het microreliëf en eventuele bescherming van de gevonden geomorfologische verschijnselen in de relatief hoog gelegen bos- en heidegebieden lijkt geboden. H.J.M. Thiadens | |
De politiek van president SadatVeranderingen in EgypteIn de periode tussen juli en december 1977 is in Egypte veel veranderd. Toen Egypte in juli 1977 gewapend tegen Libië optrad, stierven in Cairo nog mensen van de honger, waren bedelaars een normaal verschijnsel, weerklonk uit de gesprekken algemeen onbehagen en waren de intellectuelen weer pro-Nasser geworden. Men was zelfs vergeten dat president Sadat tot enige democratisering was overgegaan, een zeker economisch liberalisme had doorgevoerd en de Russen het land had uitgezet. Alles is nu anders. Als bij toverslag zijn oorlogsinvaliden en bedelaars uit de straten verdwenen, er heerst een geest van bedrijvigheid en men ziet geen rondhangende menigten. Geen verlaten bouwstellingen meer, zoals vier maanden geleden, maar een hervatting van het werk aan hotels, bruggen en irrigatiewerken. Het is weliswaar nog geen economische hoogbloei, waarnaar al lang wordt uitgezien, maar wel het begin van iets. En hoe komt dat? Antwoord: de vooruitzichten op vrede beginnen hun vruchten af te werpen. Volgens experts zijn de militaire uitgaven aanzienlijk teruggelopen. In 1973 telde Egypte 600.000 militairen en thans niet meer dan 300.000 en dat levert bezuinigingen op. De oorlog verlamde het land: het vormde een alibi voor Egyptenaren om niets te ondernemen en voor buitenlanders om niets in Egypte te investeren. Voorts droeg president Nassers socialisme bij tot een Oosters getinte, nonchalante bureaucratie. Nu zijn 300.000 militairen naar de akkers teruggekeerd. De oogst is goed geweest dank zij het goede weer. De katoen gaat niet meer als schuldafbetaling naar de Sovjet-Unie, maar naar landen die in harde valuta betalen en er is (zij het nog niet voldoende) graan en pluimvee. | |
[pagina 468]
| |
Een bijdrage tot verbetering leverde ook de financiële bijstand van Egyptes nieuwe vrienden; Saoedi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten verschaffen Egypte tot 1980 twee miljard dollar per jaar; Saoedi-Arabië geeft afzonderlijk nog eens een miljard dollar in natura, en tenslotte komen hulpgelden en leningen uit Iran. In de afgelopen drie jaar waren deze bijdragen nodig om de gevaarlijkste gaten te dichten, maar nu kan men deze bedragen dan eindelijk gaan investeren. Deze nieuwe situatie activeert zowel buitenlandse als Egyptische investeerders. Het aantal projecten is talloos: men gaat bouwen aan fabrieken, montagehallen, raffinaderijen, wegen en woningen. Men krijgt de indruk dat men van voren af aan begint. Economische deskundigen maken de balans op van ervaringen in de Derde Wereld en concluderen bij het vergelijken van Egypte en India dat deze landen op de kaart van opbouw van de zware industrie Russische roulette hebben gespeeld, hetgeen beide landen grote werkloosheid heeft opgeleverd en dus een mislukking was. De koerswijziging in Egypte zal gemakkelijker zijn dan in India. Als alles goed gaat zal in Egypte over enkele jaren in de sector rond Alexandrië, in de Nijldelta, in het gebied rond Cairo en langs de Nijl, een bepaald aantal industriële complexen van aanzienlijk formaat zijn verrezen. De vraag blijft hoe 40 miljoen Egyptenaren, geconcentreerd in een gebied dat kleiner is dan België, aan werk kunnen worden geholpen. De hoop op economische opbloei, waarmee een begin wordt gemaakt, is van politieke betekenis. Voor president Sadat zijn er gevaren, zoals een aanslag op zijn leven, maar ook is het een feit dat de president ontegenzeggelijk grote populariteit bij zijn landgenoten geniet. Zijn vredesactie is voor hem een groter succes dan oktober 1973, toen hij oorlog moest gaan voeren. Op het platteland heerst tevredenheid; men koestert over het algemeen sympathie voor Sadat, die de overwinning en vooral de vrede zal brengen, dat wil zeggen een beter bestaan. In de stad hoopt men evenzeer op vrede en is men er tevreden over dat president Sadat de Russen heeft verjaagd en een einde heeft gemaakt aan politie-acties die het einde van het Nasser-bewind typeerden. De middenstand doet zaken en is verheugd over de thans vigerende variant van democratie: de eenheidspartij is afgeschaft en in het parlement zetelen drie partijen, ook al is dat symbolisch. De intellectuelen bevinden zich in een lastige positie; zij kunnen president Sadat steeds moeilijker door het slijk halen. Zij wierpen Sadat voor de voeten voor niets oorlog te hebben gemaakt en verwijten hem nu vrede te willen sluiten, hetgeen voor de publieke opinie weinig overtuigend is. Alles kan veranderen als Sadat zijn grote gok verliest, maar wie zou hem zoiets toewensen? | |
Cairo en de gematigde vleugel van de PLOOndanks de ijzig geworden relaties tussen Cairo en het Palestijnse Bevrijdingsfront (PLO) is tussen hen nimmer zo intensief contact geweest; diverse vertegenwoordigers van Arafat zijn Egypte uitgezet, maar de bureaus van de PLO-centrale te Cairo gonzen van activiteit. Op gezag van hun superieuren in Beiroet weigeren de Palestijnen persverklaringen, maar zij onderhouden contacten met de hoogste Egyptische autoriteiten en tussen PLO-Cairo en PLO-Beiroet worden supergeheime boodschappen uitgewisseld. Uit indiscreties en andere indicaties zou kunnen worden opgemaakt dat tussen Egypte en de PLO onderhandelingen gaande zijn, gericht op het integreren van de PLO in Sadats ‘vredesstrategie’. Deze past er wel voor op Arafat zelf openlijk als gesprekspartner voor het voetlicht te brengen; hoewel toornend over de onverantwoordelijkheid van de PLO heeft president Sadat deze organisatie nog niet geheel uitgerangeerd, hetgeen blijkt uit met name zijn verklaring van 17 december 1977, waarin hij zegt de fedajien een nieuwe kans te geven zich te rehabiliteren. Opmerkelijk is eveneens dat het Palestijnse Nationale Congres (Parlement) niet bijeengeroepen is om het zes-puntenakkoord, dat op de topconferentie van een aantal Arabische staten in december vorig jaar in Tripoli is bereikt, te ratificeren. Dit nieuw program verwerpt uitdrukkelijk elk compromis inzake overleg | |
[pagina 469]
| |
met Israël. Door het niet bekrachtigen ervan blijft dit akkoord voorlopig en kan het elk ogenblik onder tafel worden geschoven ten gunste van een verzoenlijker standpunt. Te Cairo wijst men op de verklaring van 17 december 1977 van de PLO-topdiplomaat Farouk Khadoumi, die uitlegde dat de PLO steeds een ‘positieve’ houding heeft aangenomen zodra ‘de internationale publieke opinie haar vroeg haar vredeswil te bewijzen’. Kortom: de Egyptisch-Palestijnse relaties zijn niet onherstelbaar geschaad. Men spreekt zelfs van een eventueel samengaan van de PLO met Sadats politiek ‘onder bepaalde voorwaarden’. En de eisen zijn niet onoverkomelijk hoog gesteld. Een PLO-zegsman zei: ‘Als het Sadat-Begin-akkoord zou leiden tot de creatie van een soevereine staat in Cis-Jordanië en Gaza zouden de Palestijnen met twee handen applaudisseren en hun plaats op de Geneefse vredesconferentie innemen’, aldus Le Monde, 20 december 1977. Dat hier over ‘soevereine’ staat in plaats van ‘onafhankelijke’ staat wordt gesproken, duidt aan dat de PLO niet uitsluit dat de nieuwe staat federale of confederale banden ‘in alle vrijheid’ zou hebben met Jordanië. Bepaalde PLO-leden willen het voortouw nemen en denken aan een verklaring (volgens Eric Rouleau eveneens in Le Monde, 20 december 1977), waarin de deelname van de PLO-centrale aan de op gang zijnde vredesacties wordt gelegitimeerd. De verklaring luidt volgens Rouleau: ‘De PLO verplicht zich te werken aan een vredesregeling op basis van de gezamenlijke Amerikaans-Russische verklaring van 1 oktober 1977, welke voor het Palestijnse volk voorziet in de uitoefening van haar recht op zelfbeschikking en in de vestiging van een staat naast de staat Israël. Beide staten zouden zich verbinden in vrede te leven’. Aanvaarding van zo'n tekst zou een splijting van de PLO en zelfs een, mogelijk bloedige, confrontatie uitlokken tussen de ‘radicalen’ en de ‘gematigden’ in het hart van de organisatie. De gematigden zouden in de meerderheid zijn en hoofdzakelijk verenigd in Al Fatah dat in laatste instantie de boot niet wil missen. Al Fatah-leider Arafat geniet de min of meer actieve en openlijke sympathie van Saoedi-Arabië, dat zowel Sadats pogingen tot een snelle vredesregeling als de Palestijnse aspiraties betreffende een soevereine staat steunt. De Saoediarabische leiders willen dat deze staat wordt gesticht onder de aegis of tenminste met steun van Al Fatah, welke door haar strijd sinds 1965 de steun van een groot gedeelte van de Palestijnse bevolking heeft verworven. Ryad zou Arafat nog sympathieker gezind zijn, indien deze met de ‘marxistische vleugel’ van de PLO zou breken. Een dergelijke breuk zou te rechtvaardigen zijn met een verwijzing naar de vele gemiste kansen die de PLO-centrale in machteloosheid heeft gedompeld. Er zijn PLO-leden die het jammer vinden dat in 1972 niet geluisterd is naar Sadats advies, een Palestijnse regering in ballingschap te vormen. Een dergelijke regering, gevormd op basis van een voor Israël en de Verenigde Staten aanvaardbaar program, had bij alle onderhandelingen naar voren kunnen worden gebracht. En al was resolutie 242 van de Veiligheidsraad van de VN voor de PLO onaanvaardbaar, dan zou de PLO toch te Genève aanwezig kunnen zijn op basis van de Amerikaans-Russische verklaring, die een verbeterde versie van de resolutie 242 is. De gematigden binnen de PLO menen dat, hoewel de Cairo-conferentie op voor de PLO onjuiste wijze is bijeengeroepen, wegblijvers altijd ongelijk hebben en dat zij zich beter op een of andere manier hadden kunnen laten vertegenwoordigen. Arafat heeft wel degelijk een uitnodiging van Sadat ontvangen, ook al is dat ontkend. Arafat had geweigerd te komen uit vrees voor zijn extreme vleugel en vooral voor Syrië, dat in Libanon een verpletterend offensief tegen de Palestijnse beweging zou kunnen beginnen. President Sadat kent de weinig benijdenswaardige positie van Arafat, aldus een zegsman uit de omgeving van de president. Maar de president zou menen dat Arafat nog wel degelijk armslag heeft ten opzichte van de Syriërs. Anderen suggereren dat Arafat met de zijnen naar elders de wijk kan nemen en daar een revolte tegen Syrië en zijn bondgenoten kan beginnen. Vrijwel alle Fatah-leiders, vooral diegenen die in Saoedi-Arabië, Koeweit en andere Golfstaten verblijven en die Sadats vredesstrategie niet hebben | |
[pagina 470]
| |
veroordeeld, zouden terstond de kant van Arafat kiezen. Door een breuk met Syrië en zijn partners zou Arafat de PLO, althans haar gematigde vleugel, een zetel op de Geneefse conferentie verschaffen. Het gevaar van een bloedbad onder de Palestijnen in Libanon door de Syriërs moet niet worden overschat, omdat president Assads leger in Libanon bezig wordt gehouden en tegelijkertijd wordt belaagd door de maronitische milities van Gemayel en Chamoun en door het Israëlische leger. Sadat is hoe dan ook van plan door te gaan, zo wordt in officiële kringen verzekerd. Als zijn overleg met premier Begin tot overeenstemming leidt volgt een zitting van ministers van buitenlandse zaken in het kader van de Cairo-conferentie. Na het uitwerken van een meer gedetailleerd akkoord volgt dan de Geneefse conferentie met de mogelijkheid tot deelname van andere Arabische frontstaten. Als deze Arabische landen verstek laten gaan, legt Sadat zijn onderhandelingsresultaten voor op een Arabische topconferentie. Indien deze resultaten daar worden afgewezen, zal Sadat niet aarzelen een afzonderlijke vrede met Israël te sluiten. Maar, zo verzekerde een zegsman uit Sadats omgeving, zover zal het wel niet komen, aangezien de vredesregeling waaraan wij vasthouden, aanvaardbaar zal zijn voor het merendeel van de Arabische landen, Saoedi-Arabië voorop. Daarom heeft het ‘plan-Begin’, zoals dat voor de Israëlische en Egyptische televisie is ontvouwd, geen uitbundige geestdrift in Cairo gewekt. Egypte is terughoudend bij het vellen van een definitief oordeel over Begins voorstellen, aangezien de Israëlische premier nog niet het achterste van zijn tong heeft laten zien en pas tijdens zijn ontmoeting met Sadat zijn volledige plannen op tafel zal leggen.
L.L.S. Bartalits |
|