Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
‘Der Butt’ van Günter Grass
| |
[pagina 446]
| |
Het sprookje van WiggeleeDe ik-figuur, kennelijk de schrijver Grass in een fictieve gestalte, maakt na een etentje met ‘schapevlees, bonen en peren’ (p. 9) zijn vrouw Ilsebill zwanger. Gedurende de negen maanden wachttijd vertelt hij zijn vrouw het verhaal van ‘Der Butt’, een bot of platvis, een geschiedenis die in het stenen tijdperk van start ging en nog altijd voortduurt. Ilsebill, zo heet de vrouw uit het sprookje van Wiggelee (Nederlands: Piggelmee, Vlaams: Timpeltee), de visser die in een omgekeerde regenton woonde en alsmaar meer wenste, tot hij voor zijn hoogmoed gestraft werd en terug moest keren naar zijn nederige status van weleer. Dit sprookje kan gelden als het archetype van de strijd tussen de twee geslachten. Ilsebill verzinnebeeldt de ontevreden vrouw, het hebberig kreng dat door haar overtrokken ambities de man in het verderf stort. Grass' boek zal in de eerste plaats die anti-feministische versie corrigeren en de vrouw de eer geven die haar rechtens toekomt. Tot dit doel roept de verteller negen vrouwenfiguren op, ieder in hun eigen geschiedkundige periode. Die negen personages vertonen slechts één gemeenschappelijk element: ze waren allen werkzaam als kokkin, de vrouwelijke bezigheid bij uitstek en in de ogen van rasechte feministen hèt symbool van de vrouwelijke onderworpenheid aan de man. De verteller stelt het zo voor dat hijzelf telkens in iedere episode als de mannelijke tegenspeler het gebeuren van binnen uit beleefde. Hij vertelt bijgevolg persoonlijk doorleefde herinneringen, omschrijft zelfs zijn literaire arbeid in termen die ontleend zijn aan de psychotherapie. De negen verhalen spelen zich zoals gezegd in Danzig af, maar de gebeurtenissen aan de monding van de Weichsel kunnen net zo goed als een parabel van de westerse geschiedenis gelezen worden. | |
Botvis en vrouwentribunaalWat heeft de botvis nu met dit alles te maken? In het stenen tijdperk sloeg de verteller, die in die tijd Edek heette, een sprekende bot aan de haak en sindsdien trad het dier op als adviseur van het mannelijk geslacht in zijn eeuwige strijd met de vrouw. De wereld die we nu kennen, is in hoge mate zijn creatie. Hijzelf noemt zich af en toe ‘Weltgeist’. De botvis gaat vermoedelijk de literaire geschiedenis in als een unieke illustratie van Grass' ironiserende metaforiek. De vis is overigens zelf weinig trots op de wereld die onder zijn inspiratie tot stand kwam en besluit ‘over te lopen’ naar de vrouwen. Het andere geslacht zet evenwel een spektakelproces op touw in een Berlijnse bioscoop. De aangeklaagde botvis moet verantwoording afleggen voor de schade die hij in de loop der eeuwen de vrouwen heeft toegebracht. Het proces strekt zich uit | |
[pagina 447]
| |
over de hele lengte van het boek en fungeert als een immanent commentaar op de vertelde gebeurtenissen. Dit vertelniveau vormt trouwens het zwakste punt in dit meesterwerk De enscenering van het proces zelf was een amusante vondst, maar de eindeloze tirades vóór en tegen remmen al te zeer af en verstikken de overigens schitterende parodie op bekende en herkenbare feministische toestanden onder een taaie woordenbrij. Grass werd hier het slachtoffer van zijn onbegrensde fantasie, die zich geen beperkingen weet op te leggen. | |
Negen kokkinnenIn het stenen tijdperk heetten alle vrouwen Aua en hadden ze allen drie borsten. De mannen, allen Edek genaamd, brachten het grootste gedeelte van hun tijd aan die onuitputtelijke wonderbare boezem door en waren zich van hun vaderrechten niet bewust. De bot bracht daar verandering in. De mannen ontwaken uit hun zoete indolentie en de vrouw verliest haar derde borst. Ze heet nu Wigga; de verteller tracht eerst met de volksverhuizing mee te trekken, maar keert na enkele weken braafjes terug. In het volgende stadium wordt de verteller die nu bisschop Adalbert is, door zijn kokkin Mestwina - tevens zijn minnares - met een soeplepel doodgeslagen. De episode in de veertiende eeuw draait rond Dorothea van Montau, half-mystica, half-heks. Op aandringen van het stadsbestuur en de kerkelijke overheid, die om een lokale heilige verlegen zitten, laat ze zich nog voor de dood van haar man (alweer de verteller) inmetselen in de kerkmuur. De echtgenoot, meer dan tevreden dat hij eindelijk van dit aan godsdienstwaanzin lijdende ‘Miststück’ verlost is, duikt gewillig onder. Dit verhaal heeft in Duitse katholieke kringen nogal wat kwaad bloed gezet, omdat deze Dorothea, in tegenstelling tot de meeste andere vrouwen, een historisch personage is, die bovendien uitgerekend dit jaar heilig werd verklaard. Grass doet hier inderdaad de historische realiteit geweld aan. In de woelige zestiende eeuw wordt het toneel beheerst door ‘Dicke Gret’, een wulpse non, die de strijd tussen hervormden en katholieken voor haar eigen belang uitbuit. De grondlegger van de Duitse poëtica, Opitz, ontmoeten we tijdens de dertigjarige oorlog in de schaduw van zijn kokkin Agnes Kurbiella. In de achttiende eeuw wordt in Pruisen de aardappelteelt ingevoerd door de energieke Amanda Woyke. Sophie Rotzoll kan als de meest tragische figuur uit de reeks gelden. Ze wacht veertig jaar geduldig op de terugkeer van haar jeugdliefde uit de gevangenis. Uiteindelijk krijgt ze een wrak thuis, dat in niets meer lijkt op de gymnasiumleerling die werd opgesloten wegens zijn liberale activiteiten. We zijn intussen in de Napoleontische periode beland. | |
[pagina 448]
| |
De tijd van het industrieproletariaat, einde 19de, begin 20ste eeuw, krijgt gestalte in de figuur van Lena Stubbe; achtereenvolgens is ze gehuwd met Stobbe en Stubbe, beiden smid en door beiden wordt ze op regelmatige tijdstippen afgeranseld. Ze wil een proletarisch kookboek uitgeven, dat uitbundig wordt geloofd door Bebel, de stichter van de Duitse sociaal-democratische partij, maar het wordt nooit gepubliceerd. Tot zover de negen kokkinnen, maar daarmee zijn we nog niet aan het einde van het rijtje. Ene Sybille, bij wie de verteller een dochter heeft, wordt op hemelvaartsdag door nozems gelyncht. Deze wijdlopige episode vormt ongetwijfeld het saaiste gedeelte van het boek en is bovendien op geen enkele wijze organisch verbonden met het grote geheel. Tenslotte is er Maria Kuczorra, een achternicht van de verteller, werkzaam in de kantine van de Leninwerf van Gdànsk. Haar verloofde werd bij de arbeidersopstand in 1970 neergeschoten. Maria bleef achter met een tweeling. In dit zeer summiere overzicht dient nog melding te worden gemaakt van de gedichten, die binnen het verhaalgeheel de persoonlijke reflecties van Grass op het gebeuren in heden en verleden uitspreken. Ik hoop alleszins te hebben aangetoond met wat voor een wel haast onoverzichtelijke massa aan episch materiaal dit boek zijn lezers confronteert. Aan de hoofdlijn kan niettemin moeilijk worden voorbijgegaan. Der Butt is in de eerste plaats geconcipieerd als een eigenzinnige kijk op het verleden vanuit een fundamentele onvrede met de resultaten van het historisch wetenschappelijk onderzoek. | |
Anti-geschiedenisAanvankelijk zat bij Grass alleen de bedoeling voor, een soort geschiedkundig kookboek samen te stellen, een overzicht van de eetgewoonten in de onderste lagen van de maatschappij door de eeuwen heen. Met die rudimentaire opzet raken we meteen de kern van Grass' visie op de geschiedenis en, in nauw verband daarmee, van zijn literair credo. Grass ervaart namelijk de traditionele geschiedenis als bevooroordeeld, eenzijdig, nietszeggend en vaak zelfs leugenachtig. In zijn opvatting ligt juist daar één van de grote taken voor de literatuur van nu: een andere geschiedenis schrijven, vaak lijnrecht tegen de bevindingen van de historici in. Literatuur moet anti-geschiedenis zijn. Welke motivaties schragen die anti-houding van de verteller? In het spoor van de marxistische historici zet Grass zich scherp af tegen de traditie die geschiedenis louter vanuit het perspectief van de groten der aarde schreef. Hoe de massa leefde, dacht, voelde, at, werd niet of nauwelijks besproken. De invoering van de aardappel bijvoorbeeld, die het leven in Europa vermoedelijk even grondig gewijzigd heeft als de veldtochten van Napoleon, | |
[pagina 449]
| |
wordt in de meeste geschiedenisboekjes slechts en marge vermeld. Bovendien hangt de traditionele historicus een rookgordijn van holle frasen op om puur winstbejag te camoufleren. ‘Altijd opnieuw worden de doelstellingen opgepoetst: ter ere van God... om de bedreigde mensheid vooruit te helpen... Hij (Vasco da Gama) werd enkel gedreven door zijn eerzucht als zeeman, toen hij over zee het specerijenland Indië bereikte. De gouden zaken, de peper, werden door anderen georganiseerd’ (p. 224). Daartegenover stelt Grass zijn verhaal van negen kokkinnen, vrijwel onbekende vrouwen in de periferie van het wereldgebeuren. Historische figuren van wereldformaat treden weliswaar ook op in zijn boek, maar dan uitsluitend in een voorstelling die zwaar afwijkt van de ‘officiële’ versie. De Frederik de Grote die op een winterse dag het aardappelveld van Amanda Woyke bezoekt, is weinig meer dan een vroeg oude, beverige stumper. Niettemin hebben de Pruisen als gevolg van de megalomanie van deze ‘Olle Fritz’ jarenlang honger geleden en drie baby's van Amanda zijn zelfs door ondervoeding omgekomen. Zo groeit dit tafereel op het winterse aardappelveld met aan de ene kant de sterke, zelfbewuste volksvrouw Amanda, aan de andere kant een slurpende grijsaard (een karikatuur van de ons vertrouwde verlichte koning) uit tot een pregnante metafoor van het failliet van de traditionele geschiedschrijving, die quasi uitsluitend teerde op helden en daardoor de realiteit vertekende. Dit is Grass op zijn best. Grass' anti-houding tegenover de traditionele geschiedschrijving wordt mede verklaard door zijn fundamentele skepsis betreffende de waarde ervan. De historicus hangt immers op basis van een noodzakelijk beperkt bronnenmateriaal een bepaald beeld van een tijdspanne op. Interpretatie is derhalve nooit uitgesloten. ‘Wij weten immers geen van beiden, wat Dorothea nu eigenlijk wilde’ (p. 211). De historicus moet zich in de mate van het mogelijke van verifieerbare gegevens bedienen. Juist dat vormt al op zichzelf een vertekening, want cijfers blijven noodzakelijk beperkt tot deelaspecten. ‘Maar niet het getelde, wel het vertelde maakt indruk’ (p. 372). Die open ruimte tussen empirische meetbaarheden en het echte leven kan alleen door de literatuur opgevuld worden, omdat fictie alomvattend is. De wetenschap bouwt moeizaam, op basis van documenten en relicten uit het verleden een interpretatie op; Grass hanteert daarentegen zijn intuïtieve fantasie, wat vaak een verrassend nieuw zicht op een historisch versteende werkelijkheid tot gevolg kan hebben. Het nadeel of de zwakte van zijn alternatieve visie is echter dat ze wel eens omslaat in een volslagen subjectivisme, zodat de fictieve romanwereld niet meer complementair, maar eerder diametraal tegenover de historische realiteit komt te staan. | |
[pagina 450]
| |
Eenzijdig mensbeeldDit subjectivisme, dat overigens aan de strikt literaire kwaliteiten van Der Butt niets af doet, kan alleen maar concreet worden geïnterpreteerd tegen de achtergrond van Grass' eenzijdig mensbeeld. Die antropologische visie vormt ongeveer het enige continue element in dit grillige oeuvre. Vanaf Die Blechtrommel tot aan Der Butt heeft Grass de mens genadeloos ontmaskerd. Zijn boeken worden bevolkt door vrij bekrompen wezens, waarvan sommigen een mooie façade trachten op te houden. Nagenoeg iedereen leeft allereerst gericht op eigenbelang en kleine profijtjes. Faustische Streberei, in het Duitse cultuurgebied toch een populaire bezigheid, is hem volkomen vreemd. Niemand ontsnapt aan dit chronische egocentrisme, ook de kleine man niet. De massa's - in de volle maöistische betekenis van het woord - zijn weliswaar bij machte de ‘Obrigkeit’, de heersende machten, te verschalken, maar daar blijft het bij. Van een diepere solidariteit is nergens sprake, kan ook nergens sprake zijn. En komt het al eens tot een spontane uitbarsting zoals in Danzig, december 1970, dan zijn alweer privé-omstandigheden doorslaggevend: alle mannen kregen van hun vrouwen de opdracht, hoe dan ook, de plotselinge prijsverhogingen in het vooruitzicht van Kerstmis en Nieuwjaar tegen te houden. Dààrom zingen ze als helden en bloc de Internationale, ook als de machinegeweren van het Volksleger op hen gericht worden. Kortom, een door en door on-Duitse visie en vermoedelijk daarom kennen de romans van Grass in zijn land zoveel succes en roepen ze zoveel tegenstand op. Ook de volbloed marxist moet zich aan Grass ergeren en zal hem allicht als een kleinburgerlijke nihilist terzijde schuiven. De meeste affiniteit vertoont hij naar mijn gevoel met Rabelais. ‘Ach, Bot, je sprookje loopt slecht af’, roept Grass een paar maal vertwijfeld uit. Zijn duik in de geschiedenis was onder meer evasief gemotiveerd, als een vlucht uit een benauwend heden. Ook vanuit die optiek loopt de Butt-geschiedenis slecht af: in het verleden stoot hij op precies dezelfde mensen en toestanden die hem in de jaren zeventig van onze eeuw op de vlucht dreven. Alle leden van het befaamde vrouwentribunaal lijken op één van de negen kokkinnen, vroeger lieten de patriciërs opstandige ambachtslui onthoofden, in onze tijd schieten soldaten van het Volksleger op bevel van het centraal comité op arbeiders van de Leninwerf. De curve van de geschiedenisontwikkeling verloopt dus volgens Grass niet progressief-rechtlijnig, of dialectisch, maar concentrisch. Van kokkin tot kokkin worden de situaties iets ingewikkelder, de relaties binnen het bonte allegaartje van personages ondoorzichtiger, maar overigens blijft alles bij het oude. ‘Ach, Butt, dein Märchen geht böse aus.’ Grass' romans speelden altijd trouw in op de evolutie van de literaire theorie, meestal in de vorm van parodiërende verdraaiingen van de nieuwste | |
[pagina 451]
| |
inzichten binnen de literatuurwetenschap. Wolfgang Kayser had nog maar pas de dood van de roman geproclameerd bij gebrek aan authentieke helden, of daar stelde Oskar Matzerath zichzelf bij de aanvang van Die Blechtrommel uitdrukkelijk als een romanheld van de oude school voor. Grass neemt ook graag een loopje met de gangbare verteltypologie, die sinds Stanzel definitief scherp schijnt te zijn gesteld. Grass' vertellers treden beurtelings op als ‘auctorieel’, personeel of ik-verteller en trappen voortdurend tegen het ingewikkelde raderwerk van de verteltheorie aan. We hoeven in dit verband maar even te herinneren aan de beroemde aanhef van Hundejahre: ‘Vertel jij. Nee, vertelt U! Of wil jij vertellen? Moet wellicht de toneelspeler beginnen? Iemand moet beginnen, jij, of hij, of U of ik...’ Wat heeft Der Butt ons op dit vlak te bieden? De literatuurwetenschap heeft er jaren over gedaan om uit te maken dat de verteller een onderdeel van de fictie vormt en dus geenszins met de auteur kan worden gelijkgeschakeld. Wat doet Grass? Hij plaatst zichzelf, d.w.z. de auteur Günter Grass, midden in de vertelwereld en deze problematische ik-figuur fungeert niet alleen als verteller, maar daarnaast ook nog als antagonist van de vrouwelijke hoofdfiguren. Eens te meer schieten alle moeizaam opgebouwde literair-theoretische categorieën tekort om het fenomeen Grass te beschrijven. De integratie van de reële Grass in de romanwereld is meer dan de zoveelste verbluffende truc. Voor het eerst verschuilt hij zich niet meer achter een gefingeerde verteller, maar neemt hij als het ware zelf de pen op, wat hem uiteraard veel kwetsbaarder maakt. De operatie wordt overigens al voorbereid in de semi-fictieve reportage Tagebuch einer Schnecke over Grass' aandeel in de SPD-kiescampagne. Dit boek stond hoofdzakelijk in het teken van de twijfel en dit thema is uit Der Butt niet weg te denken. De verteller komt nogal weifelend, onzeker, besluiteloos over. Hij zoekt voortdurend middelen om de realiteit te ontlopen. Midden in een internationaal socialistisch congres bekruipt hem de lust buiten op een bank in de zon te zitten met een homp kaas en een fles wijn. ‘Hier zou ik ook wel radicaal worden’ (p. 234) beweert hij midden in de ellende van Calcutta en tegelijk denkt hij een situatie uit voor zijn boek, wat dan weer aanleiding geeft tot zelfkritiek in een volgend gedicht. ‘Ik zoek een woord voor schaamte’ heet het daar (p. 239). Hij neemt het op voor de verdrukte vrouw, maar schrikt anderzijds terug voor het fanatisme van de harde feministen. Parodie wordt in die situatie de enige uitweg. Kennelijk is hij emotioneel nog niet in het reine gekomen met zijn katholiek verleden, daarvan getuigt alleszins de Dorothea-story. Hij acht het niettemin nodig zijn ‘hermeneutiek’ tegenover zijn vroegere leraar Latijn, een oude Poolse priester, te verantwoorden. Dit soort verantwoording was in een vroegere fase van Grass' schrijversschap ondenkbaar. Met name Die Blechtrommel betekende een niets onziende afrekening met het recente verleden. | |
[pagina 452]
| |
Het eenmalig vertelstandpunt in dit boek, namelijk uit het perspectief van de absurdistische dwerg Oskar Matzerath, die weigert ouder dan drie jaar te worden en door dit obstinate vasthouden aan zijn kinderlijke waarnemingsschema's de wereld van de volwassenen tot een groteske carrousel herschiep, dit standpunt stond alleen een koud, gevoelloos registreren toe, wars van alle menselijkheid. Ik denk hierbij aan de gedenkwaardige scène waarin Matzerath, Oskars vader, op het ogenblik dat de Russen in zijn schuilplaats binnendringen, zijn NSDAP-partijkenteken inslikt en zo een niet-alledaagse verstikkingsdood sterft. Dit feit wordt door Oskar evenwel slechts terloops vermeld, gebiologeerd als hij is door de mieren die over de vloer van de kelder kruipen en zijn fantasie in beweging zetten. Het is een verre weg, van Oskar Matzerath naar de aarzelende intellectueel uit Der Butt, die Calcutta gezien heeft en voort moet leven, een man die het ‘menselijk tekort’ niet weet te integreren in zijn leven. ‘Gegenwartsmüde’ noemt Grass zich en die onvertaalbare Duitse term omschrijft exact zijn gemoedsstemming. Aan de ene kant wordt hij geconfronteerd met de weinig hoopgevende wereldsituatie, waarvan Calcutta, de bloedige onderdrukking van de Poolse arbeidersopstanden en ook het aftreden van Willy Brandt de markantste symptomen vormen. In al die situaties ervaart de verteller zich als een vrij machteloos toeschouwer, een typische burger uit de Duitse welvaartsmaatschappij, die gehoorzaam aan de reclame een vaatwasmachine in huis haalt. Ook op het strikt persoonlijke vlak schort er wat: zijn verhouding tot de vrouwen en vooral tot zijn Ilsebill lijkt zwaar gestoord. Hijzelf heeft het lichtjes badinerend over zijn onuitroeibaar Oedipuscomplex. Het dagelijkse huisgekrakeel wijst althans uit dat de onmogelijke en veeleisende Ilsebill haar echtgenoot volkomen domineert. Zelfs na enkele troebele buitenechtelijke escapades komt de verteller als een betrapte schooljongen terug naar huis. Het thema van het menselijk tekort is in versluierde vorm op nagenoeg elke bladzijde aan te treffen. ‘Immer fehlt was’: altijd komen we iets te kort. Het sterkst klinkt dit thema door in de gedichten. Deze vaak cryptische onderbrekingen van het hoofdverhaal vervolledigen het beeld van een kwetsbaar man, voor wie weinig zekerheden zijn overgebleven. | |
TederheidAls pendant van die kwetsbaarheid treffen we dan weer een ruime mate aan tederheid aan. Ook dat is een nieuw geluid van Grass. Het is nog zwak, maar het is onmiskenbaar aanwezig in de observatie van een paar figuren die buiten het gangbare mensentype lijken te springen. Tederheid is te beluisteren in de troostwoordjes die Lena Stubbe haar man toefluistert, wanneer hij haar weer eens geslagen heeft; tederheid is duidelijk merkbaar bij | |
[pagina 453]
| |
Albert Schlichting, de echtgenoot van Dorothea, wanneer hij voor een kerkelijk tribunaal eensklaps om onverklaarbare redenen van Dorothea weigert te scheiden; tederheid valt zowaar te beluisteren in de gesprekken tussen de verteller en Ilsebill. Die bijna ondefinieerbare tederheid, die slechts sporadisch aan de oppervlakte verschijnt, maakt de grote charme uit van Der Butt. Ontegenzeggelijk kan Die Blechtrommel op grotere artistieke merites bogen. De epische draagkracht van Der Butt is geringer, sommige constructies doen nogal gezocht aan en Grass' spreekwoordelijke wijdlopigheid werkt meer dan eens storend. Anderzijds opent Der Butt nieuwe perspectieven in een van de merkwaardigste oeuvres van de hedendaagse literatuur - in Duitsland en ver daarbuiten. |