Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| |||||||||
De conceptkunst voorbij:
| |||||||||
[pagina 430]
| |||||||||
zetten die idee in een zintuiglijk waarneembare gestalte, activiteit of vertoning (performance) om. Zij de-rationaliseerden gedeeltelijk de conceptkunst en gaven aan de zuivere idee van het werk opnieuw een waarneembare vorm omdat, zo meenden zij terecht, de overdracht van de artistieke beleving (feelings) daardoor beter verwezenlijkt wordt. In het oeuvre van Dennis Oppenheim ontdekken wij een kunstenaar die zich opnieuw bewust wil worden van de zelfidentiteit van de individuele mens. In de creatieve daad die elk artistiek gebeuren is, tracht hij zichzelf te situeren in de tijd en de ruimte. Vooral zijn eerste werken, zijn Grondwerken, ook Land Art genoemd, getuigen van dit streven. De ontmoeting van de mens met zichzelf is mede ook de confrontatie met de begrenzing van het individuele bestaan, begrenzing die juist door tijd en ruimte bepaald wordt. Mijn levensduur is beperkt, verloopt tussen geboorte en dood; bovendien kan ik slechts op één bepaalde plaats zijn of me slechts in één bepaalde ruimte bewegen. Vrij vlug ontstaat bij Dennis Oppenheim het verlangen deze grenzen te doorbreken, de zelfidentiteit uit te breiden door die individuele begrenzing op een of andere manier te bezweren. Zo ontstonden in het begin van de jaren zeventig werken als Identity Stretch, Indirect Energy Distribution, Situation Feed Back, Energy Displacement, Polarities, e.d.m. Dennis Oppenheim gaat ervan uit dat het overschrijden van de individuele identiteit mogelijk wordt door overdracht van de energiestroom, de meest innerlijke, meest geestelijke kracht van de menselijke persoon. Het laten doorstromen van deze energie kan zowel in de ruimte gebeuren door activiteiten te laten verlopen die door de artiest van op afstand geleid worden, als in de tijd door de energie van overledenen weer op te nemen of de eigen energie in zijn kinderen over te brengen. Over dit uitzonderlijk boeiend oeuvre had ik met de artiest zelf een interessant gesprek, waaruit blijkt dat voor Dennis Oppenheim de kunst een totaal andere functie heeft dan die wij haar uit de klassieke traditie toekennen. Zij wordt een instrument waarmee de hedendaagse mens zichzelf probeert te situeren in een totaal veranderd levensbeeld om zo, de lichamelijke begrenzingen overstijgend, een meer geestelijke, buiten de tijd staande existentie te benaderen.
| |||||||||
[pagina 431]
| |||||||||
| |||||||||
BibliografieNaast de algemene werken i.v.m. Conceptkunst vermeld, cfr. vooral: Catalogus Documenta 5, Kassel, 1972 met uitvoerige bio-bibliografische gegevens; La Biënnale di Venezia B 76, II, pp. 58 en 59; catalogus Dennis Oppenheim, Paleis voor Schone Kunsten, Brussel, 1975 met teksten van Jean-Pierre Van Tieghem en Vincent Baudoux; en Irmeline Lebeer, Dennis Oppenheim, le Corps de l'Oeuvre et l'Oeuvre du Corps, in Art Vivant, 40, juni 1973, pp. 13-15. |