Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 421]
| |
De Belgische Commissie-Vandeputte
| |
[pagina 422]
| |
BevindingenWat de ontwikkelingsstrategie betreft, lijkt de ‘basic needs’-benadering het meest aangewezen voor de meeste ontwikkelingslanden. De vraag is echter of (al) die landen deze strategie zullen aanvaarden. Het welslagen ervan hangt bovendien af van een positieve reactie van de arme bevolkingsgroepen en niet minder van een overwinning van de weerstand van de heersende bevoorrechte groepen. Louter financiële hulp moet in principe voorbehouden blijven aan de minst ontwikkelde landen; met de meer ontwikkelde en semi-geïndustrialiseerde landen moeten eerder echte handelsbetrekkingen uitgebouwd worden. Natuurlijk wordt Belgiës handelsbeleid in eerste instantie bepaald binnen de E.E.G. en moet het eveneens rekening houden met de opvattingen van andere industrielanden als de V.S. en Japan. Van het vrijhandelsprincipe en verdere handelsliberalisatie mag niet worden afgestapt. Wel kan die liberalisatie in de praktijk enigszins beperkt of vertraagd worden. In alle geval dient de afbraak van de protectie op gecoördineerde, zeker niet eenzijdige wijze te gebeuren. Enkele voorlopige uitzonderingen kunnen gerechtvaardigd worden door de afwezigheid van een of meer basisvoorwaarden voor liberalisatie en/of door andere dan louter economische overwegingen. Bijvoorbeeld: een te uitgebreide werkloosheid, een te geringe professionele en/of geografische mobiliteit, te gebrekkige marktmechanismeGa naar voetnoot2, monopoliesituaties, voortdurende protecties, dumping, overheidstoelagen, fiscale en parafiscale voordelen, prijszettingen door een overheid die geen rekening houdt met de reële kostprijzen, bewuste en onbewuste onderwaardering van de munt, en tenslotte de onzekerheid van de bevoorrading om economische en zelfs politieke redenen. De tanende expansiekracht van de industrielanden heeft vanzelfsprekend de relatieve kosten van het verlies aan arbeidsplaatsen vergroot: het scheppen van nieuwe werkgelegenheid wordt alsmaar moeilijker, vergt meer tijd en valt sociaal-economisch veel duurder uit. Dat is evenwel geen reden om de liberalisering (waarmee deze landen lange tijd hun voordeel hebben gedaan) nu abrupt te beëindigen en opnieuw protectionistisch te gaan optreden. Al te scheef getrokken situaties moeten natuurlijk worden gecorrigeerd en de liberalisatiepolitiek kan voor een bepaalde periode bewust geleidelijker verlopen. Prangender wordt het hele probleem in de alles overkoepelende vraag: wat moet gebeuren met de bestaande industrieën en de voortschrijdende industrialisatie op wereldvlak? Natuurlijk dient men er rekening mee te houden | |
[pagina 423]
| |
dat de nieuwe internationale arbeidsverdeling slechts één van de vele factoren is die de produktiestructuur wijzigen. Toch zullen, in de veranderende constellatie, herstructurering en reconversie een (harde) noodzaak blijken te zijn. Maar ook dat is niet volkomen nieuw: in feite was en is herstructurering een doorlopend proces, dat op de eerste plaats door de ondernemingen zelf werd en wordt gerealiseerd. Dat neemt niet weg dat de Commissie aan die herstructurering en reconversie een bijzonder harde dobber heeft gehad. Zij merkte op dat nog geen enkele wettekst voorziet in de bevordering van de herstructurering als zodanig (binnen de internationale arbeidsverdeling): ook in het plan 1976-1980 wordt er niet over gerept. En zij constateerde dat onze theoretische inzichten daaromtrent nog steeds ontoereikend zijn. We beschikken nog slechts over enkele evaluatiecriteria: de hoge inkomenselasticiteit van de vraag, een hoog materieel en intellectueel kapitaal per geproduceerde eenheid of een hoge toegevoegde waarde per arbeidseenheid. Worden die criteria aanvaard, dan zouden nieuwe afzetmogelijkheden in de Derde Wereld vooral bestaan uit: kapitaalgoederen, bedrijfsklare uitrusting, engineering, onderzoekswerk en marketing. Van Belgische investeringen in de Derde Wereld verwacht men dat zij niet alleen de ontwikkelingslanden zelf ten goede zullen komen, maar dat zij de economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid in het eigen land zullen bevorderen. De Commissie constateert dat onze kennis over het meest delicate punt, onze arbeidssectoren met geringe of te geringe kansen, nog zeer onvolledig is. Op een wetenschappelijk verantwoorde wijze de kritische bedrijfstakken a.h.w. met de vinger aanwijzen, lijkt vooralsnog uitgesloten. E. Van Lommel stelde zelfs, in een weliswaar volkomen andere context, dat er geen sterke of zwakke sectoren, maar alleen sterke of zwakke bedrijven zijn.Ga naar voetnoot3 Wat in alle geval vermeden moet worden, is dat de overheid steun verleent aan bedrijven zonder overlevingskansen. Maar vooralsnog ontbreekt eveneens een doeltreffend signalisatiesysteem om tijdig uit te maken welke bedrijven voor herstructurering en reconversie vatbaar zijn. Het heersende economische klimaat brengt echter een aantal structureel zwakke plekken al voldoende duidelijk aan het licht. | |
AanbevelingenIn haar aanbevelingen heeft de Commisie de boven vermelde driedeling van de probleemgebieden - ontwikkelingshulp, handelspolitiek, industriebeleid - als leidraad gehanteerd. Eigenlijke ontwikkelingshulp moet vooral naar de armste landen gaan en | |
[pagina 424]
| |
aanvullend naar de arme groepen in semi-geïndustrialiseerde ontwikkelingslanden. Hier gaat de voorkeur nog naar bilaterale hulp, al is voor grotere projecten multilaterale hulpverlening gewenst. Het onderzoek naar aan het ontwikkelingsland aangepaste technologieën dient te worden bevorderd. Investeringen in die landen dienen aangemoedigd te worden en de hele ontwikkelingshulp moet een betere coördinatie en een integralere aanpak krijgen. In het internationale handelsbeleid moet de politiek van liberalisering consequent voortgezet worden. Protectie tegen invoer uit ontwikkelingslanden met lage lonen is niet verantwoord: protectie is alleen verantwoord tegen regelrechte dumpingpraktijken of, in heel uitzonderlijke gevallen, voor het behoud van een strategisch minimum. Voor bepaalde produkten moet men evenwel aandringen op wederkerigheid vanwege het semi-geïndustrialiseerde land. De stabilisering van de grondstoffenprijzen moet worden bevorderd. De valorisatie van grondstoffen in de ontwikkelingslanden dient aan een eerlijke en deskundige kosten-batenanalyse te worden onderworpen. Betreffende de noodzakelijke herstructurering en reconversie in eigen land werd, naast de bovenvermelde evaluatiecriteria, nog aangedrongen op een verhoogde professionele en geografische mobiliteit van de arbeidskrachten. De aanbevelingen bleven op dit punt grotendeels beperkt tot een soort geloofsbelijdenis in een nieuwe politiek van economische herstructurering en sociale reconversie, die blijft steunen op herstel en behoud van een zowel ‘redelijk’ en stabiel groeitempo van de economie als van een ruime werkgelegenheid. Een doeltreffend detectiesysteem voor de zwakkere bedrijven blijkt nog niet voorhanden te zijn en het probleem van de bedrijfssluitingen vergt meer studie. Ten aanzien van de vele onzekerheden die de hele materie nog steeds kenmerken, is een laatste, bijzonder algemene opmerking hier wellicht niet misplaatst. Welke oplossingen men ook voorstelt, op kleinere of grotere schaal, het zal in alle geval verstandig zijn de daarmee verbonden risico's zo ruim mogelijk te spreiden. |
|