| |
| |
| |
Amerikaanse strategie voor het Midden-Oosten
L.L.S. Bartalits
Het conflict tussen Joods en Palestijns nationalisme blijft de centrale factor in de Arabische wereld. Het blijft de vraag òf en onder welke voorwaarden de Arabieren een Zionistische staat in hun midden dulden. De meest direct betrokken landen (Egypte, Syrië en Jordanië) zouden gaarne van het probleem verlost zijn. Maar de trots van de Arabieren dwingt hen hiervoor alleen een eervolle oplossing te accepteren. Inmiddels heeft president Carter met zijn Midden-Oosten politiek een breuk veroorzaakt tussen de Amerikaanse regering en de georganiseerde Joodse gemeenschap in de Verenigde Staten. Die breuk kan ernstige gevolgen hebben voor zowel Carters binnen- en buitenlandse politiek als voor zijn politieke toekomst.
De Amerikaanse Joden zijn ontsteld over wat zij zien als voortdurende Amerikaanse druk op Israël om concessies te doen ten gunste van de Arabieren in het algemeen en de Palestijnen in het bijzonder. Ze zijn gealarmeerd door de herverschijning van de Sovjet-Unie in het onderhandelingsproces.
Volgens George Ball, in Foreign Affairs van april 1977, stelt men zich ondanks bewondering voor en sympathie met Israël toch de vraag hoe de Verenigde Staten in het Midden-Oosten het beste hun verantwoordelijkheden kunnen nakomen ten aanzien van Israël, zichzelf en alle volkeren, wier welzijn door een nieuw conflict ernstig kan worden bedreigd.
In de afgelopen twintig jaar heeft de vrees voor een sterke pro-Israëlische binnenlandse reactie Washington weerhouden van een meer uitgesproken en zelfbewust beleid in het Midden-Oosten. Indien de regering-Carter een zelfde houding aanneemt, slechts deelsuccessen nastreeft of de strijdende partijen een vaag compromis opdringt, zal er geen vrede komen. De diverse uitgangspunten van de partijen in het Midden-Oosten (van Arabische zijde het verlangen naar volledige terugtrekking van Israël uit de in 1967 bezette gebieden, waartegenover evenwel onvoldoende garanties voor een erkenning van Israël worden gesteld; van Israëlische zijde de opvatting dat behoud van belangrijke, in 1967 veroverde gebieden essentieel is voor de eigen veiligheid) hangen ten nauwste samen met de gebondenheid van de eigen regeringsleiders aan binnenlandse politieke krachten en voeren
| |
| |
ons onvermijdelijk tot de slotsom dat de betrekkelijk machteloze regeringen in de leidende Arabische landen en in Israël nooit een compromis-formule kunnen overeenkomen. Om een doeltreffend onderhandelingsproces over dit geschil op gang te brengen, moet vooraf aan vier voorwaarden worden voldaan, die nu in het Midden-Oosten nog ontbreken. Ten eerste moet bij beide partijen de wens bestaan tot een oplossing te komen. Ten tweede moet het onderhandelingsproces geen nul-som-spelen, dit wil zeggen een concessie moet beiden tot voordeel strekken. Ten derde moeten de regeringsleiders de mogelijkheid van concessies open houden. Ten vierde moeten de diverse uitgangsstellingen het vinden van een compromis mogelijk maken.
Afgemeten naar de situatie in het Midden-Oosten wordt duidelijk dat de Verenigde Staten een pasklare regeling kunnen verkopen, maar dat beide partijen wederzijds concessies moeten doen in samenhang met voortzetting van de reeds verstrekte en nog te verstrekken hulp. De onwrikbare kern van dit gecompliceerd probleem maakt een Amerikaanse bemoeienis echter wel noodzakelijk. De Verenigde Staten moeten een alomvattende kaderovereenkomst opstellen binnen de bestaande internationale beginselen en deze voortgezette bemoeienis moet afhankelijk worden gemaakt van goedkeuring van de voorgelegde voorwaarden door de betrokken partijen. Via een zelfbewuste diplomatie moeten de Verenigde Staten de meer gematigde Arabische staten brengen tot erkenning van Israël en Israël tot het doen van concessies, en daartoe zal Amerika scheldkanonnades en verwensingen moeten incasseren.
Tegenover de belofte van Israëls buren dit land als souvereine staat te zullen erkennen en vrijheid van scheepvaart, een vrij verkeer van goederen en diensten en andere maatregelen te zullen eerbiedigen, gevolgd door concrete afspraken ten aanzien van de Golf van Akaba, de hoogvlakte van Golan en een Palestijnse staat op de Westerse Jordaanoever, zullen de grote mogendheden garanties moeten stellen met betrekking tot de onschendbaarheid van de uiteindelijke grenzen en een beperking van de wapenstroom. Met hun voorstellen zullen de Verenigde Staten niet moeten wachten totdat gebleken is dat de partijen in het Midden-Oosten via gewone onderhandelingen geen vooruitgang kunnen boeken, omdat een dergelijke gang van zaken de geneigdheid tot compromissen kan verminderen. Evenmin moeten de Verenigde Staten afzien van het verlangen naar een vlotte uitvoering van hun voorstellen, omdat anders ontevreden groepen vorm kunnen geven aan hun verzet.
| |
Waakzaam
Hun doeltreffend optreden in het verleden (met name in november 1956 tijdens de Suez-crisis) moet de Amerikanen voor ogen staan en zij moeten
| |
| |
waakzaam zijn en zich afvragen hoe lang Israël de voortgang naar vrede kan tegenhouden, waardoor het gevaar voor oorlog blijft bestaan. Met andere woorden: hoe lang kunnen de Verenigde Staten een duidelijk onhoudbare impasse gedogen. Daarbij moet worden bedacht dat, ook al eindigt een hernieuwde oorlog in het Midden-Oosten òf in een Israëlische overwinning òf in een pat-stelling, een dergelijke oorlog catastrofale verliezen kan toebrengen aan de niet-communistische landen: een hernieuwd olie-embargo, een grotere afhankelijkheid van Arabische olie en een selectief gebruik van hun olierijkdom door de Arabische landen. Sympathie met de ‘Israëlische paranoia’ mag de Verenigde Staten er niet van weerhouden hun nationale belangen op te geven ten gunste van Israël. Bovendien moeten de Verenigde Staten niet slechts de gevolgen van een bepaalde beleidslijn op de korte termijn voor Israël in het oog houden, maar ook de gevolgen voor andere landen en voor het welzijn van de wereld als geheel.
Alvorens de Geneefse Conferentie opnieuw bijeenkomt, moeten de Verenigde Staten de instemming trachten te verkrijgen van Frankrijk, Engeland en de Sovjet-Unie ten aanzien van een zorgvuldig opgesteld ontwerpplan. De ervaringen met het eigen plan-Rogers en met de nadien opgetreden ontwikkelingen in het Midden-Oosten moeten voor de Verenigde Staten aanleiding zijn met sterke hand Israël in bedwang te houden en te trachten een tragische oorlog te voorkomen. Om een initiatief te realiseren moet president Carter een sterke politieke oppositie op de koop toe nemen en met dezelfde beslistheid optreden als president Eisenhower in 1956. Indien de Verenigde Staten Israël toestaan elke suggestie voor een terugkeer tot de oude grenzen en voor een oprichting van een Palestijnse staat naast zich neer te blijven leggen en onderhandelingen over Jeruzalem te blijven weigeren, berusten zij in een beleid dat niet slechts voor Israël maar ook voor henzelf en de rest van de wereld gevaarlijk is. En dit getuigt niet van een verantwoordelijk gedrag van een grote mogendheid, aldus George Ball.
| |
Begin beheerst het toneel
Zelfs zijn ideologische tegenstanders erkennen volmondig dat Menachim Begin zich in ruim zes maanden als een sterke eerste-minister heeft ontpopt. Een leider naar wie veel Israëli's met respect opkijken. Sedert deze diepgelovige Joodse nationalist zich als premier installeerde, is hij beslist een populaire persoonlijkheid op het soms zo dramatische politieke toneel in Jeruzalem.
Begins naar demagogie neigend, onmiskenbaar bijtend en humoristisch redenaarstalent slaat aan en stimuleert met zijn nationalisme het Israëlische volk. In het parlement speelt hij op overtuigende wijze de rol van
| |
| |
een zelfverzekerde regeringsleider, die de in mei 1977 verslagen socialistische leiders bij herhaling in het zand laat bijten. Onder zijn strakke leiding is het afgelopen met ministeriële twisten, die kenmerkend waren voor de voorafgaande regeringen. Bovendien lekt over het besprokene in het kabinet vrijwel niets meer uit. In het te krachtig afsluiten van de informatiekraan schuilt echter het gevaar dat de regering aan geloofwaardigheid inboet. Premier Begin kan niet altijd succes en gelijk hebben. Jubelend over de uitkomst van zijn officieel bezoek aan Washington keerde hij naar Jeruzalem terug. Sedertdien staan de betrekkingen tussen beide hoofdsteden echter onder andere over de Palestijnse kwestie onder flinke spanning.
Of Begin inderdaad op een succes bij president Carter in Washington kon bogen, zoals hij bij zijn terugkeer trots verklaarde, is beslist twijfelachtig. Het afzwakken van meningsverschillen met de Verenigde Staten lijkt sinds Begins bezoek aan Washington een van de tactische pijlers van zijn diplomatie te zijn.
Premier Begin houdt van geheimen en van persoonlijke diplomatie. Terwijl de nadruk van de verkiezingscampagne uitgesproken op de binnenlandse problematiek lag, waar de Arbeiderspartij uiterst kwetsbaar was - houdt Begin zich nu vrijwel uitsluitend met het buitenlands beleid bezig. Om voornamelijk ideologische redenen ziet Begin zich voorbestemd er voor zorg te dragen dat de Westelijke Jordaanoever voor hem consequent het Bijbelse Judea en Samaria, voor eeuwig onder Israëlische controle blijft. Begin berust nimmer in de deling van Palestina.
Het politieke lot wil dat Begin aan de macht is gekomen op een kritiek moment in de geschiedenis van het Midden-Oosten, waarop vrede en de Palestijnse kwestie op één lijn worden gesteld. Zijn onbuigzaamheid vooral ten aanzien van de Westelijke Jordaanoever is in wezen de pijler van zijn door velen als ‘Messiaans’ ervaren leiderschap. Hij is zo door deze problematiek bezeten dat de Likoedregering nauwelijks toekomt aan het formuleren van een weloverwogen binnenlands beleid. In dit verband wees het rechtse blad Yedioth Achronoth, dat doorgaans de Likoedregering steunt, er in een hoofdartikel op dat de regering-Begin niet voldoende optreedt tegen binnenlandse terreur. Gedoeld wordt hier niet zo zeer op de Palestijnse aanslagen maar op de Joodse criminaliteit.
Israël heeft in Begin een uitgesproken nationalistische leider die de toch al aanwezige xenofobische tendens in de Israëlische samenleving tot een vorm van nationalisme aanblaast. Het handvest van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) noemt Begin in één adem met Hitlers Mein Kampf. Dit is voor hem afdoende om nooit meer met Yasser Arafat aan tafel te gaan zitten. Heel wat Israëli's zijn er over het algemeen trots op dat Jeruzalem de Verenigde Staten trotseert en gewoon doorgaat met het stichten van nederzettingen in bezet gebied met het argument dat het ‘een
| |
| |
binnenlandse aangelegenheid is die Washington niets aangaat’. Dat wordt erkend als politieke moed. En dat wordt geïnterpreteerd als een winstpunt voor de Likoedpartij, die - naar mag worden aangenomen - bij het houden van nieuwe algemene verkiezingen haar positie in het parlement verder kan versterken.
Begins regering steunt thans als gevolg van de toetreding van de ‘Democraten voor Verandering’ van prof. Yadin op een brede meerderheid. De gezamenlijke Amerikaans-Russische Verklaring van 1 oktober 1977 over het Midden-Oosten, waarin wordt gesproken over legitieme rechten voor het Palestijnse Volk, gaf bij Yadin de doorslag om zijn partij, met het argument dat Israël in een ‘noodtoestand’ verkeert, in de regering te loodsen.
Deze uitbreiding van het kabinet is zeker een politiek meesterstuk van Begin geweest. Het laat zich vergelijken met zijn snelle kabinetsformatie na de verkiezingen, zijn benoeming van Dajan tot minister van buitenlandse zaken en zijn recrutering van Abba Eban als internationaal pleitbezorger voor het regeringsbeleid - prestaties waarmee hij zijn linkse opponenten, en speciaal de kopstukken van de in de hoek gedrongen Arbeiderspartij, schaakmat heeft gezet.
| |
Bezette gebieden
Tien jaar geleden toonden de zelfverzekerde Israëli's zich na hun triomf in de Junioorlog bereid veroverde gebieden af te staan in ruil voor vrede met de Arabische buurlanden. De verslagen en verbitterde Arabieren antwoordden toen bij monde van president Nasser met het bekende ‘drie keer nee’. Na de ambivalente, maar voor het Arabische zelfbewustzijn inspirerende Oktoberoorlog in 1973 begonnen de Arabieren eindelijk in voorzichtige termen over vrede te spreken. Maar tegelijkertijd raakten de Israëli's - vernederd door de verrassing en verbaasd over de gegroeide Arabische kracht - ervan overtuigd dat behoud van bezet gebied essentieel was voor Israëls veiligheid. Aan de lange discussie in Israël over welk deel van het bezette gebied in welke situatie moest worden opgegeven, kwam nagenoeg een eind met de komst van Begin in mei 1977.
Nadat premier Begin in Jeruzalem was teruggekeerd van zijn geruchtmakend bezoek aan Washington afgelopen juli, gooide hij een handvol zand in de toch al zo kwetsbare diplomatieke machine van het Midden-Oosten. Tot ontsteltenis van de Arabische wereld en de Amerikaanse regering maakte premier Begin bekend dat hij aan drie Joodse vestigingen in het door Israël bezette gebied op de Westelijke oever van de Jordaan legale status zou geven.
President Carter was uitermate gepikeerd. Premier Begin had niet alleen verzuimd Carter van te voren op de hoogte te stellen van dit nogal pro- | |
| |
vocatieve gebaar, hij had de nieuwe legale status van de Joodse vestigingen bovendien afgekondigd aan de vooravond van het vertrek van minister Cyrus Vance naar het Midden-Oosten.
Van het begin af aan heeft premier Begin geen twijfel laten bestaan aan zijn bedoelingen ten aanzien van de door Israël in juni 1967 bezette gebieden. ‘Het gaat hier om bevrijde gebieden, die van ons zijn sedert duizenden jaren’, zo verklaarde hij in een van zijn eerste reacties na zijn verkiezingsoverwinning. En in zijn regeringsprogramma merkte hij op, dat het Joodse volk een historisch eeuwig recht heeft op het Bijbelse Israël, waarvan het geen afstand kan doen. Daaraan koppelde hij de mededeling vast, dat zijn regering zal zorgen voor agrarische en stedelijke nederzettingen op de bodem van het eigen land. Toch kwam het nog als een verrassing met welk tempo Begin wat de bezette gebieden betreft, overging van de retoriek naar de voldongen feiten. Allereerst medio juli 1977 de erkenning van drie ‘voorlopige’ nederzettingen in West-Jordanië, waarbij Begin zich tegenover Amerikaanse protesten uitdrukkelijk op het standpunt stelde, dat het hier niet om Arabische gebieden zou gaan, aangezien zij door Jordanië in 1948 onrechtmatig waren geannexeerd.
Daarna kwam het besluit om aan de Arabische bevolking van Cisjordanië en het gebied van Gaza dezelfde sociale diensten te verlenen als aan de bevolking van Israël, wat door oppositiespreker en gewezen minister van buitenlandse zaken, Allon, gekwalificeerd werd als een fundamentele wijziging ten kwade van de Israëlische politiek. En als voorlopig laatste stap in dit patroon de aankondiging dat drie nieuwe nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever gevestigd zullen worden. Waarop de Verenigde Staten onmiddellijk kritiek hebben geoefend, in overeenstemming met het Amerikaanse standpunt dat nieuwe nederzettingen in de bezette gebieden een obstakel vormen voor de pogingen om een vrede in het Midden-Oosten tot stand te brengen.
Deze kritiek is maar al te begrijpelijk. Want de Israëlische maatregelen zijn allemaal na Begins bezoek aan Washington eenzijdig getroffen, dat wil zeggen zonder overleg met de Amerikaanse regering. Het betekent, zoals Allon heeft opgemerkt in het parlement, dat de betrekkingen tussen Amerika en Israël niet langer gebaseerd zijn op de dialoog, maar dat nu beide partijen naar eigen believen handelen. Ook kunnen de maatregelen worden gezien als een demonstratieve afwijzing door Begin van Carters uitdrukkelijk verzoek voorlopig geen nieuwe Joodse nederzettingen in het bezette gebied te stichten. En daarnaast hebben de maatregelen nog een geheel ander politiek aspect: zij ondergraven het vertrouwen van de gematigde Arabische landen in het vermogen van de Verenigde Staten Jeruzalem tot een gematigde koers te bewegen.
In tegenstelling tot premier Begin ziet vice-premier Yadin in dat de nederzettingspolitiek in de internationale arena - getuige het debat in de Ver- | |
| |
enigde Naties over deze zaak - Israël meer heeft geïsoleerd dan nodig is. Gezien de krachtsverhoudingen in de regeringscoalitie maakt Yadin zich echter niet de illusie dat hij de nederzettingsdrang van de extreme groeperingen kan stopzetten. Wel eventueel afremmen door tegen plaats en het tijdstip van de stichting van een nederzetting bezwaren te maken. Voorlopig heeft Yadin vrede met Dajans uitspraak dat de nederzettingen niet de loop van Israël's vredesgrenzen bepalen.
| |
Israël en de PLO
Dat de regering-Carter tot twee keer toe Begins actie op de Westelijke Jordaanoever officieel afkeurde, dat minister Vance na afloop van zijn tweede vredesmissie in het Midden-Oosten verklaarde meer flexibiliteit te hebben aangetroffen in het Arabische dan in het Israëlische kamp en dat president Carter sprak over een meer plooibare houding onder de Arabieren zonder corresponderende verwijzing naar de Israëli's, lijkt nauwelijks of niet van invloed op het Likoed-beleid.
Het zal duidelijk zijn dat deze onverzoenlijke en vaak provocerende houding de positie van de sinds 1973 naar matiging neigende Arabische leiders ten aanzien van hun achterban in het algemeen en hun radicale binnenlandse rivalen in het bijzonder niet heeft vergemakkelijkt.
Tot aan de zitting van de Centrale Raad van de PLO in de laatste week van jongstleden augustus te Damascus liet Arafat de buitenwereld weten met de Verenigde Staten over de vrede te willen praten en toonde hij zich bereid tot aanvaarding van een herziene Veiligheidsraadresolutie 242 die de Palestijnen niet uitsluitend als vluchtelingen zou omschrijven, maar rekening houdt met hun nationale aspiraties zoals die al eerder werden gelegitimeerd door Carter en de EEG-landen. Dit ondanks het feit dat Begin op voorhand had laten weten zelfs niet met een PLO te willen praten die Israël geheel en al zou erkennen. Waarna de geïrriteerde Palestijnse Centrale Raad Arafat in het zand liet bijten: afwijzing van de vredesmissie van Cyrus Vance als ‘een project dat tegen de nationale rechten van ons volk is gericht’ en - wat allang vaststond - verwerping van de resolutie 242.
Opvallend was daarbij vooral de ontevredenheid van de als gematigd geldende PLO-vleugel die genoegen zou nemen met een mini-staat op de Westelijke Jordaanoever.
De PLO had Veiligheidsraadresolutie 242 natuurlijk ook kunnen erkennen en daarmee Israël een propogandistisch voordeeltje kunnen onthouden. Er zou een eerste brug naar Washington zijn geslagen en de Israëlisch-Amerikaanse kloof zou zijn verdiept. Maar zoveel elasticiteit en inzicht valt van een verkrampte, met een absolute Israëlische onverzoenlijkheid geconfronteerde organisatie als de PLO niet te verwachten.
| |
| |
Afgelopen september werd het vredesoverleg voortgezet, toen de ministers van buitenlandse zaken de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York bijwoonden. Maar gezien de onverzoenlijkheid van de standpunten bood ook dat nauwelijks perspectief. De Arabieren moeten grimmig vaststellen dat president Carters strategie voor het Midden-Oosten ineengestort is. Zes à zeven maanden Amerikaanse strategie hebben naar hun mening alleen gediend om aan te tonen hoe weinig de Verenigde Staten kunnen doen om Israël naar hun hand te zetten. President Carter heeft een blauwtje gelopen, maar voor de gematigde Arabieren is de schade veel aanzienlijker. Vier jaar werken voor de vrede ligt in puin.
De kosten zijn zeer hoog geweest. Egypte zit niet meer in de frontlijn en met de ommekeer van zijn alliantie is zijn militair potentieel vrijwel vernietigd. Libanon is verwoest. De PLO is verzwakt als onafhankelijke politieke en militaire macht. En dat alles voor niets. Ondanks al hun toegevingen, hun verandering van toon, hun verwerping van het radicalisme en hun vertrouwen in de Verenigde Staten, is de vrede nog altijd ver af. De nieuwe Arabische elite kan slechts met tegenzin het visioen, dat wordt gevoed door de fabelachtige olierijkdom, van een overvloedige toekomst in harmonie met het Westen opgeven. De Arabische verwarring spruit voort uit het feit dat na vier jaar van het achtervolgen van de luchtspiegeling van vrede en het opvoeden van de publieke opinie daartoe, er nu geen geloofwaardige alternatieve strategie is. De Arabieren zijn niet klaar voor de oorlog, zij kunnen geen verdere toenadering doen en zij zijn politiek scherp verdeeld. Het regime-Assad heeft zonder daarbij zelf iets te winnen de Palestijnen bijna uitgeschakeld, president Sadat is er niet in geslaagd de economische voordelen van de staat van niet-oorlogvoering waar te maken en Saoedi-Arabië heeft zich vergeefs vastgeklampt aan de Amerikanen.
| |
Verslechtering van de situatie
Nu Israël onverzettelijk blijft, zullen de regerende groeperingen meer dan ooit worden beschuldigd van corruptie, wanbeheer en van verraad aan de Arabische en Islamitische erfenis. De Israëliers rekenen er ongetwijfeld op dat er in de nabije toekomst geen militaire bedreiging uitgaat van de Arabieren en dat, als ten gevolge van de huidige situatie revolutie en chaos de Arabische wereld overspoelen, dit de wijsheid zal onderstrepen van de beslissing niets toe te geven aan zulke wisselvallige vijanden.
Onder deze omstandigheden resteert Washington slechts een beleid dat is gericht op het zolang mogelijk beheersen van het blijvende conflict. Dit om te voorkomen dat het zich verspreidt of ontwikkelt tot een serieuze bedreiging van de Amerikaanse belangen, waarbij ook het gevaar van een
| |
| |
confrontatie met de Sovjet-Unie weer opdoemt. De militaire situatie in het Midden-Oosten biedt voorlopig nog respijt. Door de spectaculaire versterking van de Israëlische militaire macht sinds 1973, de verslechterde conditie van de Egyptische strijdkrachten door het Russische wapenembargo, de Syrische betrokkenheid in Libanon en het bestaan van gedemilitariseerde zones kunnen de Arabieren niet hopen op de mogelijkheid van een militair succes vóór 1980.
Samenvattend: de situatie in het Midden-Oosten is gedurende de laatste maanden verslechterd. Drie oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen: het Israëlische besluit om de bezette Arabische gebieden definitief te koloniseren met niet minder dan 27 nieuwe nederzettingen in de eerstkomende vier jaar, de weigering van de PLO om Veiligheidsraadresolutie 242 (die het bestaansrecht van Israël erkent) te aanvaarden en de initiatiefloze halfslachtigheid van de Amerikaanse regering.
President Carter's weinig overtuigende berispingen aan het adres van Jeruzalem hebben premier Begin niet weerhouden zijn opvattingen over de ‘bevrijde’ Westelijke Jordaanoever in daden om te zetten - integendeel. Het in begin september jl. bekend geworden ‘veiligheidsplan’ van landbouwminister Ariel Sharon voorziet in een verder inkapselen van Arabische bevolkingscentra met een groot aantal Israëlische nederzettingen - alle waarschuwingen van de Amerikanen ten spijt dat zulks ‘een obstakel betekent op de weg naar de vrede’.
Wat men hiervan ook moge denken, premier Begin is in ieder geval een man die de daad bij het woord voegt en bovendien bereid is daarvan de consequenties te dragen; president Carter heeft hem trouwens de geruststellende verzekering gegeven dat het Amerikaanse misnoegen nog geen stopzetting van de hulp van de Verenigde Staten betekent. Verder is Washington niet bij machte of in ieder geval niet van plan zich te verzetten tegen Israëls veto tegen deelname, in welke vorm ook, van een zelfstandige Palestijnse delegatie op de Geneefse vredesconferentie. Dit laatste, alsmede de Israëlische annexatie van het gebied dat de PLO had gehoopt met Amerikaanse steun als ‘thuisland’ in de wacht te slepen, waren de directe aanleiding voor de onverwachte weigering van de Palestijnse Nationale Raad in Damascus hun onverzoenlijke standpunt tegenover Israël te herzien. Natuurlijk kan men stellen dat de PLO zich door hun afwijzing van Veiligheidsraadresolutie 242 nog verder heeft geïsoleerd en dat Arafat niet in alle Arabische hoofdsteden als de alleenzaligmakende verlosser van zijn volk wordt binnengehaald. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat de Arabieren bereid zouden zijn de Palestijnse kwestie onder het tapijt te vegen: er is geen enkel Arabisch land dat een dergelijk ‘verraad’ tegenover drie miljoen Palestijnen zou overwegen of zou aandurven na alles wat er is gebeurd.
| |
| |
| |
Amerikaans-Russische verklaring
Premier Begin's territoriaal maximalisme wordt principieel verworpen door diegenen onder zijn landgenoten die een compromis onmisbaar achten voor een oplossing van de Israëlisch-Arabische controverse. Maar bovenal wordt het Begin door velen kwalijk genomen dat zijn vasthoudendheid aan zijn extreme beginselen niet alleen de betrekkingen tussen Washington en Jeruzalem heeft verkoeld, maar ook de Amerikanen aanleiding heeft gegeven zich bij hun vredesinspanningen meer en meer op de Arabieren te oriënteren en Moskou bij dat proces te betrekken. Dat impliceert overigens niet dat de gematigde Israëli's akkoord zouden gaan met een door de PLO beheerste Palestijnse staat als naaste buur of een herstel van de grenzen van 4 juni 1967.
Het idee en het ontwerp voor de Russisch-Amerikaanse verklaring van 1 oktober 1977 waren van Russische oorsprong. De Amerikaanse diplomaten hebben enige wezenlijke veranderingen aangebracht, maar de verklaring betekent toch een schrede in de richting van de Arabische landen en de Sovjet-Unie. De partijen moeten hoe dan ook aan de onderhandelingstafel worden gebracht. De Geneefse conferentie dient naar Amerikaanse opvatting het kader te vormen voor onderhandelingen die misschien jaren zullen duren en misschien ook tijdelijk onderbroken kunnen worden, maar intussen vijandelijke partijen het instrument leveren om stoom af te blazen voor ze weer naar de wapens grijpen. De invloed van de Sovjet-Unie in het Midden-Oosten, die op een dieptepunt was aangeland, neemt weer toe. De Amerikanen hopen dat dit zal resulteren in een soepeler houding van Syrië en vooral van de PLO. De toekomst zal leren of de Verenigde Staten van de Kremlinleiders een tegenprestatie hebben verkregen voor de aanvaarding van het voorstel tot een gemeenschappelijke verklaring.
De Russen hadden oorspronkelijk van de nationale rechten van de Palestijnen gesproken; president Carter wenste: legitieme belangen, en het compromis werd: legitieme rechten. De Amerikaanse bewering dat Washington zijn standpunt niet heeft gewijzigd, is moeilijk verdedigbaar. Het begrip legitieme rechten is overigens een dubbelzinnige formule die onderhandelingen niet uitsluit.
De Veiligheidsresoluties 242 en 338, die als basis voor de Geneefse conferentie zouden dienen, zijn in de gemeenschappelijke verklaring van 1 oktober 1977 niet genoemd, maar liggen er naar Amerikaanse opvatting wel in besloten. Ze zijn niet uitdrukkelijk vermeld omdat de Russen ook andere resoluties, aanvaard door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, hadden willen noemen.
De Russisch-Amerikaanse verklaring erkent niet het alleenvertegenwoordigingsrecht van de PLO voor de Palestijnen, en belooft de Palestijnen
| |
| |
geen staat. Zij pleit voor normale vreedzame betrekkingen op basis van de beginselen van soevereiniteit, territoriale onschendbaarheid en politieke onafhankelijkheid, een oud verlangen van Israël. De Verenigde Staten houden eraan vast dat de PLO resolutie 242 van de Veiligheidsraad en het bestaansrecht van Israël moet aanvaarden, voordat zij aan de Geneefse conferentie kan deelnemen. In zijn persconferentie van 30 september 1977 zei president Carter dat de PLO blijkbaar geen land vertegenwoordigt, maar een substantieel gedeelte van de Palestijnen. Als verdere vertegenwoordigers van de Palestijnen noemde hij de burgemeesters en andere plaatselijke autoriteiten in West-Jordanië. Washington zal een teruggave van dit gebied aan Jordanië stellig prefereren boven de vorming van een nieuwe staat.
In de door ministers Gromyko en Vance opgestelde gemeenschappelijke verklaring bieden beide supermogendheden tevens een garantie aan voor de nakoming van de in Genève te maken afspraken. Het blijft een open vraag of dit zal leiden tot troepenzendingen en daarmee tot het gevaar van een directe Russisch-Amerikaanse confrontatie in het Midden-Oosten.
Tenslotte blijft de vraag waarom president Carter de Russen inschakelt, nadat eertijds onder meer door minister Kissinger grote inspanningen waren ondernomen om de Sovjet-Unie van het Midden-Oosten verre te houden. Vermoedelijk hoopt men in Washington dat Moskou, nu het formeel op zijn medeverantwoordelijkheid voor de onderhandelingen is vastgelegd, afstand zal nemen van de storingsmanoeuvres. De gemeenschappelijke verklaring duidt in zoverre al op een Russische distantie van de PLO dat deze hierin niet genoemd wordt. Misschien kan dit document ook als alibi dienen bij Amerikaanse pogingen om de Arabieren tot soepelheid te bewegen. De tekst van de gemeenschappelijke verklaring als zodanig bevat niets dat verder gaat dan vroegere toezeggingen, doch nu geformaliseerd, en dit wekt felle reacties in Israël.
Men kan zich afvragen of de inschakeling van de Sovjet-Unie zou kunnen bijdragen tot vermindering van het verzet tegen uitoefening van pressie op Israël in de Verenigde Staten zelf. Of is het de bedoeling dat onder gemeenschappelijk Amerikaans-Russische druk een regeling aan beide partijen wordt afgedwongen? Maar voor een duurzame vrede is dan nodig dat het Russische samengaan met Amerika méér is dan tactiek. Aangezien dit allesbehalve zeker is, roept de Amerikaanse stap allerhande raadsels op.
|
|