Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 344]
| |
Hitler, eine Karriere
| |
[pagina 345]
| |
voor die informatie niet helemaal uitgezuiverd zijn. Daarmee wil ik niet zeggen dat men dan maar moet wachten tot men een volkomen sluitend inzicht heeft verkregen in de inderdaad erg complexe aangelegenheid die het Hitlerfenomeen is geweest. Integendeel, het zou juist belangrijk zijn, die complexiteit, in al haar tegenspraken, irrationaliteiten en inconsequenties, duidelijk te maken. Maar wat doet nu weer de nieuwe Hitlerfilm, Hitler, eine Karriere, van Joachim Fest en Christian Herrendoerfer? Fest had in 1969 al een televisieprogramma over Hitler gemaakt en in 1974 verscheen van zijn hand een Hitlerbiografie. Zijn film is een drieëneenhalf uur durende montage van meestal bekende, vaak overbekende documenten, begeleid door een pseudo-neutrale commentaar, vol metaforische verglijdingen en ‘energischen Gemeinplätze’Ga naar voetnoot2. Niemand in Duitsland is er gelukkig mee, behalve natuurlijk degenen die er commerciële belangen bij hebben en één opmerkelijke uitzondering: de recensent van Die Welt. Die schreef: ‘In de laatste tien-vijftien jaren heeft het beeld dat wij van Hitler hadden, zich gewijzigd, meestal in zijn voordeel. Dat gebeurt in het besloten getto van de wetenschap, het publiek heeft er geen weet van. Het traditionele beeld van de Führer leek wel definitief. Maar daartegenover komen nu - bijna antithetisch - de positieve trekken in het Hitlerbeeld naar voren: zijn gedeeltelijk modern denken, bijna futuristisch, steunend op wetenschappelijk onderzoek, vrij van alle vooroordelen’ (Die Welt, 1 juli 1977). Over het algemeen werd Fest verweten de figuur van Hitler onvoldoende in de sociaal-politieke context te hebben gesitueerd. Fest zelf probeert dit nogal goedkoop te weerleggen door vol te houden dat hij niet méér heeft willen doen dan een ‘psychogram’ van een historisch personage schetsen; zijn bedoeling was, ‘zo nuchter, rationeel en zakelijk mogelijk inzicht te verschaffen en daardoor de mensen wat immuner te maken tegen fenomenen als dit’ (aankondigingsmateriaal bij de première op het Festival van Berlijn). Van die goede bedoelingen blijft niets anders over dan het zoveelste beeld van het individu als machtsmonstrum, als fascinatiesubject voor de massa, als component en motor van een massapsychose, als propagandagenie en geniaal zelfensceneerder. Kortom, het versleten beeld van ‘de grote politieke figuur’ met de massa als tegenspeler. De beelden van de collectieve hysterie zijn ditmaal opgelucht met wat seksuele symbolen, maar voor de zoveelste keer doen ze niets anders dan nog maar eens de geschiedenis van een fascinatie ensceneren. Verder dan de constatering van dat verschijnsel raakt de toeschouwer beslist niet. Onmacht of onwil om een historisch fenomeen te analyseren? Vele recensenten vinden de film vooral gevaarlijk voor de jeugd, omdat de zo nodige informatie ook hier weer achterwege blijft: ‘De film komt in | |
[pagina 346]
| |
een geestelijk vacuüm terecht. Hoe zal de jeugd, met haar bestaansangst, haar heilsverwachtingen, haar heimwee naar solidariteit, hierop reageren?’Ga naar voetnoot3 In het boven geciteerde tv-debat kwam echter een bijkomend aspect ter sprake. De literatuurcriticus Horst Krüger pleitte voor een andere dan moralistische benadering van het fenomeen. Misschien zijn we nog niet zo ver, voegde hij eraan toe, maar vroeg of laat zullen we de geschiedenis toch eens wat feitelijker moeten gaan bekijken. Het vreemde van deze bedenking, waar in feite alle besprekingen en controversen rond draaien, zonder dat het altijd zo duidelijk gesteld wordt, is die tegenstelling die hier verondersteld wordt tussen ‘feitelijkheid’ (lees: wetenschappelijkheid) en ‘ethiek’. In de beoordeling van een geschiedkundig feit, vooral als dat verleden ons hedendaags bestaan nog zo zwaar tekent, kunnen ethische beschouwingen toch moeilijk achterwege worden gelaten. Het is waar, morele overwegingen spelen ons vaak parten en ruimen inderdaad vaak vlug de plaats in voor gemakkelijk moraliserende oordelen. We zijn nl. bang voor de consequenties die een radicale ethische analyse wel eens zou kunnen meebrengen. Ze zou bijvoorbeeld ons ertoe kunnen verplichten eindelijk eens op te houden te denken in categorieën van ‘wij die het allemaal meegemaakt hebben en het dus weten’ en ‘de jongeren die het niet meegemaakt hebben en dus niet weten’. Een complexe historische ervaring aan anderen overdragen is niet zo gemakkelijk: ze laat zich zo maar niet vastleggen in de simpele patronen waarvan ook Fest zich weer bedient. We zouden er bijvoorbeeld ook door verplicht worden eens nader in te gaan op wat het ‘kwade geweten’ verdringt en voor onszelf verborgen houdt: ‘Om ons te bevrijden, moeten wij eerst een naam weten te geven aan de beklemmingen die de maatschappij zichzelf opgelegd heeft, maar die ze voorlopig niet bereid is tot haar bewustzijn toe te laten’ (A. Mitscherlich). Hoé de ervaringen van het geweten een naam geven, onder woorden brengen, mededeelbaar maken? Dit is uiteraard iets anders dan moraliserend getuigen in termen van goed en kwaad. Het veronderstelt in ieder geval dat redeneringen uitgroeien tot ware analyses, dat er bijvoorbeeld wat dieper ingegaan wordt op de draagwijdte van de politieke taal, de demagogie en de media, en dat dat onderzoek niet beperkt blijft tot de historische context van een verleden, maar zich uitstrekt tot het heden. Zonder de houding van de jongeren die hier bij het begin ter sprake | |
[pagina 347]
| |
kwamen, goed te keuren, moet ik bekennen dat ik er begrip voor heb. Omdat ik vaak op een soortgelijke manier reageer op vele vormen van historische communicatie. Als ik bijvoorbeeld verneem dat de nazi's voor 1933 kosteloze maaltijden organiseerden voor werklozen en dat dat ‘propaganda’ wordt genoemd, dan zie ik niet in waarom men de ‘soupe populaire’, een soepuitdeling in andere tijden van crisis en honger, ‘sociale tegemoetkoming’ of ‘armenzorg’ moet noemen. Het voorbeeld komt uit de film van Fest, maar zo zijn er talloze andere te noemen. Waarom bijvoorbeeld worden Hitlers Autobahnen nu eens ‘goed’, dan weer ‘kwaad’ genoemd? Dit soort historisch gepreek, in zo'n twijfelachtige terminologie, boezemt ook mij wantrouwen in. Omdat ik het niet heb meegemaakt? Waarschijnlijk. Maar dan zou ik wel graag hebben dat men mij over dat recente verleden in meer existentiële termen zou spreken en niet alleen in clichés. De ‘feitelijkheid’ waar Fest zo prat op gaat en die zijn gebrek aan interpretatievermogen moet vergoelijken, is - kan het ook anders? - van een even dubieus allooi. Feitelijkheid in een film betekent in de eerste plaats dat men weet met welk materiaal men omspringt en waarom. Het filmmateriaal, de archieven die Fest benut heeft, bestaan, op enkele uitzonderingen na, allemaal uit officiële beelden van het Derde Rijk. Beladen beelden dus, die geïnterpreteerd moeten worden. Daarmee bedoel ik niet uitsluitend dat hun propagandacoëfficiënt geduid moet worden, maar algemener: alle filmhistorisch materiaal is uiteraard slechts een selectie, moet noodzakelijkerwijs gedachtelijk worden aangevuld. Wat we uit het verleden aan beeldmateriaal overhebben, is altijd te weinig. Daarom alleen al moet het met de uiterste nauwgezetheid gehanteerd worden. ‘C'est tout le passé manquant à avoir été filmé qui manque encore une fois dans le passé filmé’Ga naar voetnoot4: het verfilmde verleden vertoont altijd de ontzaglijke leemte van en moet altijd aangevuld worden met alles wat men in dat verleden verzuimd heeft te verfilmen. Of zoals Marc Ferro in zijn werkje Cinéma et Histoire (Denoël, 1977) opmerkt: voor men aan een cinematografische lectuur van de geschiedenis kan gaan doen, moet men met een historische lectuur van de film beginnen; voor men geschiedenis wil aflezen uit film, moet men eerst onderzoeken hoe de film historisch omspringt met geschiedenisGa naar voetnoot5. Dit betekent onder meer dat de cineast nauwkeurig moet beseffen hoe hij zelf het medium manipuleert (want manipulatie is er altijd) en waar hij | |
[pagina 348]
| |
zelf staat. Hij heeft het recht niet anderen te verwijten dat zij manipuleren, zolang hij geen inzicht heeft - en geeft - in de manipulatiemechanismen die hij ook zelf gebruikt. ‘Ofschoon zij ergens vermelden (en men ook ziet) dat de nazi's de film heel bewust als propagandawapen gebruikt hebben, trekken Fest en Herrendoerfer daaruit geen methodische consequenties voor hun eigen werk’Ga naar voetnoot6. Als zij dat niet doen, gebeurt dat waarschijnlijk heel onbewust, met de naïeve vanzelfsprekendheid van mensen die heel en al opgeslorpt worden door hun meer ‘ernstige’, zogenaamd wetenschappelijke bezigheid. Het kan bijvoorbeeld gebeuren onder het mom van de technische eisen. De hedendaagse techniek stelt nu eenmaal bepaalde eisen, en techniek is altijd een mooi voorwendsel voor manipulatie. Zij zullen er bijvoorbeeld niet eens aan gedacht hebben dat zij, als zij beelden van een plechtigheid uit de jaren dertig van haarscherpe geluiden voorzien (in een volgeladen stadion hoor je alleen maar de eenzame stap van Hitler), de nazi-propaganda helpen actualiseren. Het is juist die naïviteit, dat gebrek aan bewustzijn van de media die men manipuleert en waardoor men dus vrij vlug zelf wordt gemanipuleerd, dat hier ter discussie zou moeten worden gesteld. Fest gaf toch zelf toe dat zijn Hitler-documentaire het heeft over de nazi-esthetiek! Technisch worden de beelden dus uit hun historische context gehaald, terwijl ze van de andere kant interpretatief angstvallig in hun historische context gevangen worden gehouden. Het verband met het heden wordt nergens gelegd of doorgetrokken. Fest zegt wel dat hij de toeschouwers van vandaag immuun heeft willen maken voor de nazifenomenen, maar hij gaat zorgvuldig elke confrontatie met het heden uit de weg. Niet alleen, zoals zojuist aangestipt met zichzelf als filmmaker, maar met dezelfde of gelijksoortige structuren die in de politiek-maatschappelijke context van vandaag nog altijd aanwezig zijn. Ziet men af van de historische details, van de contextuele situaties, van de vormelijke retoriek - die allemaal beslist belangrijk zijn om de verschijnselen uit het verleden te begrijpen - dan blijven, vooral voor hen die dat verleden niet meegemaakt hebben, die dat verleden als ‘geschiedenis’ en niet als eigen ‘ervaring’ zien, de analogieën met het heden sterker opvallen dan velen waarschijnlijk willen toegeven. Natuurlijk, geen enkel politicus zal het nog wagen, zichzelf te ensceneren zoals Hitler dat deed, maar zijn de hedendaagse politieke prak- | |
[pagina 349]
| |
tijken en het gebruik dat politici van de media maken, eigenlijk zo verschillend? De ‘bedoelingen’ zijn natuurlijk anders: toen waren ze ‘fascistisch’, nu worden ze ‘democratisch’ genoemd. Maar een kritische omgang met de geschiedenis zowel als met de actualiteit, een ernstige analyse van wat politieke communicatie is, vergt dat men zich niet laat vangen door die wel belangrijke, maar toch slechts contextuele (ideologische) aspecten van het politieke handelen en mishandelen. De taal van de politiek duldt geen twijfels (R. Barthes), ze verdraagt geen tegenspraak. Dat blijkt overigens duidelijk uit de mooi geënsceneerde politieke discussies, interviews, persconferenties waarmee we dagelijks worden overspoeld. Zulk een ernstige analyse ontbreekt in de film van Fest helemaal. Hoe komt het bijvoorbeeld dat een ‘onwetende’ als ik, na de film gezien te hebben, een film die juist voorgeeft over een ‘carrière’ te handelen, nog altijd niet begrijpt hoe die ‘carrière’ mogelijk is geweest. Hitlers machtsovername wàs inderdaad onbegrijpelijk, blijft onverklaarbaar, zegt men; één verklaring wordt altijd maar weer herhaald: de onverklaarbare fascinatie. Het lijkt mij een nogal gemakkelijke interpretatie, ik zou ze eerst wel eens ernstig onderzocht willen zien. Maar zelfs als het de enig mogelijke uitleg is: ook fascinatiemechanismen en -voorwaarden laten zich analyseren! Wat ik altijd maar blijf missen, is ‘eine Moral der Einsicht’ (Nietzsche), en ik geloof dat deze, niet alleen voor de Hitlerperiode maar ook voor onze tijd, niet mogelijk is zonder een diepgaande en steeds voortgezette analyse van begrippen als ‘manipulatie’, ‘communicatie’, ‘massamedia’, ‘demagogie’. Ethiek en esthetiek (vormproblemen) ineen! Daarmee vraag ik niet naar simpele parallellen tussen wat gisteren was en vandaag nog altijd mogelijk of aanwezig is, maar naar een methodische analyse van historische machtsmechanismen. Juist daartoe is het filmmedium op een beperkte, maar daarom heel specifieke manier in staat. Legt het zich er niet op toe, aan de totalitaire taal van de politiek te ontsnappen, die taal voortdurend te analyseren - alleen dat is ‘informatie’ - dan schiet het tekort in zijn morele taak. Dan doet film (en om het even welk medium) misschien aan ‘Bildung’, vorming of zogenaamde opvoeding, maar dat is dan niet veel méér dan moraliseren: dít zeggen maar dàt doen. De vraag die het leidmotief van dit soort idealistisch-pedagogische bezigheid vormt - ‘hebben wij de monsters in en om ons heen wel degelijk de kop ingedrukt?’ en vooral ‘kunnen we de jongere generatie ertegen wapenen?’ - wordt dan een soort vrijgeleide voor ontoereikende zelfanalyse. Op die manier kan het verleden nooit uitgeroeid worden. Noch door de negering, noch door die bezwering die informatie- en verklaringsdrang heet. Reacties van jongeren die denken of voorwenden dat Hitler ‘de eerste Bundeskanzler’ was of die hakenkruisen op hun moto's schilderen, zijn voor mij dan ook niet zo onbegrijpelijk. De ‘aufklärerische’ film van Fest heeft ook mij niet veel méér geleerd dan dat Hitler een schilder was die | |
[pagina 350]
| |
in zijn leven veel en hard gepraat heeft, Autobahnen heeft gebouwd, vrouwen - massa's vrouwen - tot hysterie wist te brengen, terwijl mannen in de stadia aan sport en aan het front aan oorlog deden. Een soort Elvis Presley van zijn tijd. Alleen zong hij niet zo goed.Ga naar voetnoot7 | |
ReflectieDe film van Joachim Fest ‘Hitler eine Karriere’ heeft van meet af aan kwaad bloed gezet en hevige reacties uitgelokt. Terecht. De verdraaiing van de historische waarheid door overbenadrukken van bepaalde feiten, het pudiek verzwijgen van andere, uitgesproken immorele handelingen hebben de historicus Fest geen goed gedaan. Vooral nadat hij in een Duits TV-interview op de vraag waarom er geen beelden van de joden-deportaties en de daaropvolgende genocide in de film voorkomen, antwoordde ‘dat er helaas geen bruikbaar filmmateriaal uit die periode en over dit aspect ter beschikking stond’. Terwijl iedereen weet dat hij het in overvloede kan vinden b.v. bij het Amerikaanse bureau voor oorlogsducumentatie. Op deze manipulatie van de massa langsheen het filmmedium reageert Eric De Kuyper terecht, ook al kan men heel wat aantekeningen in de marge van zijn bijdrage plaatsen. Wat niets afdoet aan de waarheid van zijn stellingname. Zelf wil ik er twee overwegingen aan toevoegen. Vooreerst dient de enquête over Hitler bij de jeugd niet zo dramatisch te worden opgeschroefd, zoals dat nochtans in de Duitse pers is gebeurd. Na twintig jaar aan zeventienjarigen les te hebben gegeven, weet ik (en mijn collega's zullen dit beamen) wat voor nonsens jeugdigen bij ondervragingen kunnen neerschrijven. Zelfs waar het gaat om lessen die ze met spanning hebben gevolgd. Bovendien heb ik herhaaldelijk gemerkt hoe jeugdigen bij testonderzoeken van de Psycho-Medisch-Sociale Dienst er soms plezier in vinden provocatie, ironisch-domme antwoorden uit te denken. En tijdens geschiedenislessen over het Nazisme, die begeleid werden met Duitse militaire muziek en life-opnamen van Hitlers redevoeringen, kreeg ik vaak de volgende reacties te horen: opwinding en joelend geschater als bij een circusvoorsteling, maar achteraf de bekentenis: als je zo iets hoort, kun je haast geen weerstand bieden. Jo F. Du Bois |
|