Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |||||||||||
Het Midden-Oostenconflict:
|
1 | Hoe is in Israël de verhouding tussen Askenazim (Europese Israëli's) en Sefardizim (Arabische Israëli's)? |
2 | Hoe zit het met de verhouding Palestijnen - Arabische landen? |
3 | Hoe staan Palestijnen en Israëli's tegenover de bezette Egyptische en Syrische gebieden? |
4 | Wat moet er met het bezette Palestijnse gebied gebeuren? |
5 | Moet Israël zionistisch blijven? |
1. Verhouding Askenazim - Sefardizim
Israëli's
Na 1967 is de klassenstructuur in Israël weer duidelijk aan het licht gekomen. De sociaal-economische situatie van de Sefardizim, de Israëli's van Arabische herkomst, die zich van oudsher met de minst begeerde jobs tevreden moeten stellen, is nog verslechterd. De rijke Askenazim kunnen
meer een beroep doen op de Palestijnen uit de bezette gebieden. Komt er, met de vrede, eenmaal vrije circulatie van goedkope arbeidskrachten, dan wordt hun positie nog benarder. Bovendien weten zij dat de Arabische landen ook tegen hen een diepe haat koesteren. Toen Israël onafhankelijk werd, werden de Arabische Joden van de buurlanden verplicht hun thuisland te verlaten. Net als de Palestijnen hebben ook zij have en goed verloren, om elders een nieuw bestaan op te bouwen.
Dat er discriminatie bestaat tussen Sefardizim en Askenazim ontkennen de Israëli's niet. Israël is geformeerd naar een westerse (kapitalistische) maatschappij; de bovenlaag, die grotendeels uit Askenazim bestaat, identificeert zich meer met West-Europa dan met het Midden-Oosten. Liever dan de integratie in de Arabische wereld zien zij een progressieve associatie met de Europese Gemeenschap. Hoe de Sefardizim daarin passen, blijft een vraag. Vrede in het Midden-Oosten is onmogelijk als Israël zijn eigen Oosterse Joden niet weet te integreren.Ga naar voetnoot2 Dat belet niet dat alle Sefardizim zich in de eerste plaats Israëli voelen; zij denken er niet aan terug te keren naar hun land van herkomst. Westerse en Oosterse Joden leven in een betere harmonie dan Israëli's en Palestijnen.
Palestijnen
De helft van de Joden in Israël komt uit de Arabische landen, maar nog altijd zijn ze niet in de nieuwe staat geïntegreerd. Dat wijst er nog steeds op dat Israël een kunstmatige constructie is. De Oosterse Joden werden door verschillende Arabische landen (Marokko, Lybië, Egypte, Soedan, Irak) uitgenodigd naar hun oorspronkelijk vaderland terug te keren, maar de zionistische propaganda slaagt erin die uitnodiging verdacht te maken. Voor de Palestijnen zelf is er maar één alternatief: een zgn. democratisch (socialistisch) Palestina, waarin Joodse en Arabische burgers (én de Oosterse Israëli's) gelijke rechten hebben.
De Palestijnen geloven dat de Arabische Joden de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (P.L.O.) steunen en dat ze daarom aansluiting zullen zoeken bij de linkse bewegingen in Israël. Zij zouden zich meer één voelen met hen dan met de westerse Askenazim.Ga naar voetnoot3 De manier waarop de Sefardizim nu behandeld worden, kan daarom de Palestijnse zaak alleen maar ten goede komen: de Arabische Joden zullen inzien dat zij, net als de Palestijnen, het slachtoffer zijn van een ‘westers complot’. Met genoegen stelt de P.L.O. vast dat vele Marokkaanse Joden naar Marokko terugkeren: Marokko is
voor hen veel meer het beloofde land dan Israël ooit geweest is.
2. Verhouding Palestijnen - Arabische landen
Palestijnen
Door de Palestijnse zaak in hun strijd tegen Israël uit te buiten, hebben de Arabische landen de Palestijnen zelf niet gediend. Nu de buurlanden economisch achteruitgaan en onder de invloed komen van de rijke kapitalistische olielanden, zien ze nog weinig heil in de terugverwerving van het verloren land. Dat is de droeve conclusie waartoe vele Palestijnen zijn gekomen. Bij sommigen bestaat nog een zeker begrip voor Syrië, maar sedert de bloedige ingreep in Libanon is ook dat getaand. Bovendien worden de Palestijnen in vrijwel alle Arabische landen gezien als tweederangsburgers. Zij weten wel dat hun recht op een eigen staat uiteindelijk dank zij de Arabieren is erkend, maar tegelijk wantrouwen zij hun ‘gastlanden’ en met name het bewind dat daar heerst. Alle Arabische regimes steunen op minderheidsgroepen die zich slechts kunnen handhaven door middel van verdrukking en geweld: telkens als de Palestijnse revolutie gevaarlijke proporties aanneemt voor het regime ter plaatse, wordt ze geliquideerd. Dat kon men zien in 1970 in Jordanië, in 1976 in Libanon en Syrië. Het Israëlische voorstel om de Palestijnen in Jordanië te integreren, is daarom bepaald naïef. De Arabische landen hebben door de aanvaarding van resolutie 242 Israël impliciet erkend, terwijl de P.L.O. die resolutie nog steeds van de hand wijst.
De Arabieren erkennen weliswaar het Palestijnse nationalisme, maar door de aanvaarding van die resolutie beschouwen ze de Palestijnen praktisch als vluchtelingen. En dat valt nu precies samen met de Israëlische visie. Het alternatief van Koning Hussein - een Jordaans-Palestijnse regering binnen een constitutionele monarchie met Arafat als premier - wijzen zij resoluut van de hand. Hun verblijf in Jordanië (en in andere Arabische landen) is in hun ogen slechts tijdelijk; het doel blijft de terugkeer naar het verloren land. Merkwaardigerwijze menen de Palestijnen dat de nederlaag in Libanon de kracht van het verzet alleen maar verstevigd heeft. Aldus wordt de situatie in Libanon onafscheidbaar verbonden met de regeling van het conflict tussen Israëliërs en Palestijnen. R. Sayegh zegt zeer wijs dat de meeste mensen de Palestijnen beschrijven als Arabieren, maar hen dan verder differentiëren in termen van ‘bekwamer’, ‘bewuster’, ‘moediger’!Ga naar voetnoot4
Israëli's
De Arabische landen hebben de onafhankelijke Joodse staat nooit kunnen verteren. Zij hebben steeds alle middelen gezocht om Israël te liquideren. Na 1973 hebben zij twee nieuwe wapens ontdekt: de olie en het Palestijns nationalisme. In de totstandkoming van dat nationalisme hebben zij mede de hand gehad. De Israëli's menen dat de Palestijnen uiteindelijk zullen inzien dat hun ‘echte’ zaak door de Arabische landen hoegenaamd niet gediend wordt en dat hun niets anders rest dan met Israël te onderhandelen. Hun onderlinge meningsverschillen hebben Arabieren en Palestijnen steeds verdoezeld in hun gemeenschappelijke strijd tegen Israël. Volgens de Israëli's stelt het probleem zich als volgt: de P.L.O. wil tegelijk de bevrijding van Palestina, de omverwerping van de reactionaire Arabische regimes én de verdwijning van de zionistische superkaste. Niets daarvan heeft de P.L.O. weten te realiseren. Dat kon ook niet: geen enkele groep van individuen is in staat de klassenstructuur binnen al die landen af te schaffen.
Het merendeel van de Israëli's blijft daarbij geloven dat het kernprobleem, nl. Israëls bestaansrecht, nog steeds niet is opgelost. De Arabische landen erkennen dit recht wel impliciet, maar blijven zich van de P.L.O. bedienen om Israëls veiligheid te bedreigen. Mijn Israëlische gesprekspartners vragen mij of er een tekst bestaat waarin Arabieren of Palestijnen het bestaansrecht van Israël als Joodse zionistische staat binnen de grenzen van 1948 erkennen. In Arabische publikaties blijft men over ‘Palestina’ spreken, alsof men de klok dertig jaar kan terugdraaien. Naïeviteit of harde onverzoenlijkheid?
3. De bezette Egyptische en Syrische gebieden
Israëli's
De Israëlische bevolking is hieromtrent verdeeld. De regeringspolitiek weerspiegelt niet zonder meer het standpunt van de bevolking. Velen verlangen bovenal een grondige verandering van de binnenlandse structuren. De meeste jongeren willen van Israël een meer democratische en geseculariseerde samenleving maken. De religieuze invloed wordt door hen als storend ervaren. Verder wil men een eind maken aan de zware fiscale druk, de bevoordeling van de Russische immigranten en de toenemende corruptie. Buitenlandse politiek is voor hen een zaak van de grootmachten: de definitieve grenzen zullen door die machten en niet door Israël zelf worden vastgelegd. Dit gevoel van machteloosheid speelt in het voordeel van ultranationalistische groepen, wier aanhang bij de bevolking niet onderschat mag worden. De Likudpartij van Begin (thans regeringspartij) maakt van de bezette gebieden een erezaak, terwijl Gusj Emmunim (de Groot-Israël-
beweging) van Levinger door het stichten van illegale kibboetzim een vergelijk met de Arabieren steeds moeilijker maakt. De kibboetzbewoners van Galilea hebben in regeringskringen een onderhuidse invloed, zodat zelfs gematigde leiders als Eban of Allon er nooit aan konden denken Golan (of El Arisj en Sjarm-El-Sjeik) op te geven. Recente opiniepeilingen bewijzen dat het gros van de bevolking het daarmee eens is. Niemand is vergeten hoe Syrië vanuit Golan de Galileese kibboetzim bestookte en hoe Sjarm-El-Sjeik tweemaal de onmiddellijke aanleiding tot een oorlog met Egypte werd. Golan wordt op het ogenblik dan ook met allerlei nederzettingen volgezet en Sjarm-El-Sjeik wordt een Joodse stad en heeft al een nieuwe naam. Lange tijd heeft men de bezette gebieden als één geheel beschouwd; nu blijkt echter dat de Arabische eenheid hieromtrent niet zo sterk is als men dacht: ieder land wil een akkoord met Israël sluiten in ruil voor zijn bezet gebied. Van Syrië heeft Israël alleen het Golangebied bezet en dit wil het in geen geval opgeven. Syrië is steeds het meest militante van alle Arabische landen geweest en zijn acties waren steeds weer het voorspel van ‘totale’ Israëlisch-Arabische oorlogen. Dajan zegt: indien men moet kiezen tussen Golan of oorlog, dan liever oorlog. Perès werd beroemd met de slagzin: ‘Liever Sjarm-El-Sjeik zonder vrede dan vrede zonder Sjarm-El-Sjeik’. De Israëli's komen er openlijk voor uit dat ze ‘annexionistisch’ zijn. Joodse propaganda in het buitenland die dit wil verdoezelen, vinden ze onnodig.
Palestijnen
De bezette gebieden van Egypte en Syrië laten de Palestijnen grotendeels koud. De weigering van Israël om Sinaï en Golan te ontruimen dient de Palestijnse zaak: zo blijft het verband met de bezette Westelijke Jordaanoever bestaan en Egypte en Syrië kunnen onmogelijk een afzonderlijk verdrag sluiten. Toch menen de meesten dat de grenzen van Palestina-Israël moeten steunen op die van vóór 1967. Sommigen vinden dat Israëli's en Palestijnen tot een compromis moeten komen om gezamenlijk te beslissen over het lot van de overige bezette gebieden. Algemeen denken de Palestijnen dat de pressie van Egypte en Syrië op de P.L.O. enkel te maken heeft met het terugwinnen van hún verloren gebiedsdelen. De Arabische landen denken enkel aan het onrecht dat hún na 1967 is aangedaan; over dat van vóór 1967 t.o.v. de Palestijnen spreken ze niet meer. ‘Het herstel van de nationale rechten van de Palestijnen’ is volgens de P.L.O. in de mond van de Arabische leiders niet veel meer dan een slogan. Zij vrezen nl. door een volgende oorlog nieuwe gebiedsdelen te verliezen, terwijl de P.L.O. zelf niets te vrezen heeft: ‘Voor elke gevallen Fedayeen staan er vijf nieuwe in de plaats’.
4. Het bezette Palestijnse gebied
Palestijnen
Het bezette Palestijnse gebied moet zonder tegenconcessies worden teruggegeven aan de mensen die daar altijd hebben gewoond. Tot daar zijn de meeste Palestijnen het eens, maar verder lopen de meningen uiteen. De P.L.O. is bereid met Israël een overeenkomst te sluiten die minstens aan de volgende voorwaarden voldoet:
- | volledige restitutie van de West-Bank en Gaza, zonder nederzettingen, plus een gedeeld gezag over heel Jeruzalem; |
- | terugkeer van de vluchtelingen naar het Israël van 1948 of compensatie van de verloren bezittingen voor degenen die niet wensen terug te keren; |
- | incorporatie in de Palestijnse staat van de gebieden die in het verdelingsplan van 1947 aan Palestina werden toegewezen (een deel van Galilea en Beershe'va), en die ook nu nog grotendeels door de Palestijnse Israëli's worden bewoond. |
De meeste van mijn gesprekspartners kunnen zich met dit plan verzoenen. Enkelen evenwel vinden dat dit in feite de opgave betekent van bijna dertig jaar strijd voor Palestina. De hoop om naar het verloren land terug te keren hebben zij nooit opgegeven. Zij begrijpen niet waarom een Jood, waar ook ter wereld geboren, naar Palestina mag ‘terugkeren’ en zij niet. Zij weten dat hun eigenlijke doel, een democratisch Palestina, onbereikbaar is, maar uit de lessen van het verleden putten zij de kracht voor een nieuwe toekomst. Eens zal een nieuwe generatie als een vrij volk voorgoed naar Israël kunnen terugkeren. Zij hebben een nogal filosofische kijk op deze (verre) toekomst: de Palestijnen in Israël hebben veel nakomelingen - dat zijn soldaten voor de bevrijding (‘ieder Palestijns kind dat hier geboren wordt is een verschrikking’, verklaarde mevr. Meïr) - en de Arabieren vergaren economische en financiële macht, zodat het uiteindelijk Israël is dat tenonder zal gaan. Zelfs al duurt dit tweehonderd jaar, het is beter te wachten dan nu door overhaaste handelingen het kamp van de Arabische verraders te kiezen.
Voor de Palestijnen is het conflict in het Midden-Oosten ontstaan uit een burgeroorlog tussen twee volkeren die hetzelfde land opeisen.Ga naar voetnoot5 De oplossing ligt in de creatie van een staat waarin de vreedzame samenleving tussen Palestijnen en Israëli's wordt hersteld. De oprichting van twee afzonderlijke staten kan slechts een voorlopig middel zijn: een federatie met gemeenschappelijke buitenlandse en economische betrekkingen kan het uiteindelijke doel, het democratische Palestina, misschien naderbij brengen.
Uitdrukkelijk wordt gezegd dat dit ook op een vreedzame manier kan gebeuren; de ‘vernietiging’ van Israël (in het P.L.O.-handvest) betekent niet dat men de bevolking wil uitroeien; dat zou juist tegen het handvest ingaan. Er is geen politieke oplossing mogelijk zonder een gemeenschappelijke strijd van Arabieren en Joden. ‘Wij alleen kunnen niet de politieke structuur van het land veranderen, maar we kunnen als een sterke kracht werken naast de progressieve Israëli’.Ga naar voetnoot6
De Palestijnen menen dat, als Israël geen oorlog had, de Israëlische samenleving uiteen zou vallen, niet in politieke blokken, wel in religieuze of niet-religieuze, Westerse en Oosterse groepen.Ga naar voetnoot7 Zij geloven dat de Israëlische bevolking wel vrede wil, maar dan op haar voorwaarden: niet vrede óf gebieden maar wel vrede én gebieden. Zij vrezen dan ook dat de regering bereid is een nieuwe oorlog te ontketenen, niet om nieuwe territoria te veroveren, wel om de bestaande te behouden. In Israël zijn er volgens mijn Palestijnse gesprekspartners bijna geen echte ‘duiven’, de meeste Israëli's zijn ‘haviken’ (inderdaad is b.v. de wijd verspreide theorie, dat de ‘sabra's’ tot meer territoriale concessies bereid zijn, door enquêtes weerlegd. ‘Salaam’ (vrede als een toestand van niet-oorlog) kunnen de Israëli's krijgen in ruil voor de oprichting van een Palestijnse staat. ‘Sulh’ (volledige vrede met diplomatieke en commerciële betrekkingen) moet groeien uit een geleidelijke toenadering tussen beide staten. Deze opvatting van mijn gematigde Palestijnse gesprekspartners komt ongeveer overeen met die van de Arabische landen, alleen schijnen deze sneller te willen overgaan naar ‘sulh’. In ieder geval bestaat er vooralsnog geen tekst waarin een Palestijnse leider verklaart nooit vrede met Israël te zullen sluiten, ook niet als Israël de P.L.O. erkent. Van Israëlische beleidslieden kan niet hetzelfde worden gezegd. Verklaringen als het Koenigrapport en praktijken als het roven van water ten nadele van Palestijnse dorpjes om daarmee de illegale nederzettingen te bevoorraden, zijn geen gebaren die de Israëlische verdraagzaamheid onderstrepen.
Israëli's
Mocht de bevolking van Israël ervan overtuigd kunnen raken dat de Palestijnen vrede willen, dan geloven mijn gesprekspartners dat een krappe meerderheid bereid is delen van Gaza, Judea en Samaria aan Jordanië af te staan. Sommige Israëli's vinden het niet nodig dat de P.L.O. eerst hun
staat erkent. Bij brede lagen van de bevolking bestaat een groot wantrouwen jegens de P.L.O. en men gelooft helemaal niet dat zij ooit vrede wil met Israël. Tot meer dan de creatie van een Palestijnse staat op de West-Bank en in de Gazastrook is dan ook niemand bereid. De afstand van gebiedsdelen van het oorspronkelijke Israël of de wederopname van Palestijnse vluchtelingen in andere gebieden dan de Palestijnse staat wordt zonder meer van de hand gewezen. Men ziet bovendien in dat het belangrijkste doel van de P.L.O. de verdwijning van Israël is en dat de oprichting van een Palestijnse staat daarvan slechts het begin is. Een bewijs daarvan ziet men bijvoorbeeld in de volgende tekst met de veelzeggende titel Don't ask too much of me: ‘Ik wil me niet neerleggen bij het feit dat ik op zo'n hatelijke manier van mijn land werd beroofd. Ons recht om terug te keren (...) is vanzelfsprekend. Waarom zouden we dat recht opgeven om een gebied te aanvaarden dat amper 17% van ons land bedraagt? (...) Ze moeten van ons geen rechtvaardigheid verwachten, wij hebben die zelf nooit ervaren. Ook geen eerbied voor het internationaal recht, want dat sloot ons uit’.Ga naar voetnoot8 De Israëli's lachen derhalve schamper met het z.g. democratisch Palestina: daar zouden de Joden snel een minderheidsgroep uitmaken. Een ieder meent dat alleen de Palestijnen die nu in Israël wonen, daar kunnen blijven. Een voorbeeld van het z.g. vreedzaam karakter van de P.L.O.: Abu Iyad, een P.L.O.-functionaris, verklaarde onlangs dat de emigratie van Joden uit Israël dient te worden aangemoedigd omdat het ‘op hetzelfde neerkomt wanneer 4.000 Israëli's gedood worden of wanneer 4.000 Joden uit Israël emigreren’.Ga naar voetnoot9 Het enige wat de P.L.O. met haar woorden en daden bereikt heeft, is dat de positie van linkse en gematigde Israëli's steeds meer onhoudbaar wordt. In het Westen heeft men er vrijwel geen weet van wat voor een hatelijk proza onder het Arabische volk verspreid wordt. De Israëliërs hebben lak aan de westerse publieke opinie. ‘Roep een conferentie samen over de bestrijding van de sprinkhanenplaag’, zei Allon, ‘en ze loopt uit op een veroordeling van Israël. Als de Arabieren een resolutie voorleggen waarin Israël verweten wordt de Nijl en de Eufraat vergiftigd te hebben, dan keurt de V.N. die tekst goed’.
5. Moet Israël zionistisch blijven?
Israëli's
Voor de Israëli's is dit een noodzaak. Daarvoor is het niet nodig dat alle Joden in Israël wonen. Waar ook ter wereld, behoort de Jood tot een ge-
hate minderheid. Potentiële vijandigheid blijft ook in die landen bestaan waar momenteel de Joden veilig zijn. Israël dient m.a.w. als een laatste toevluchtsoord. Iedere Jood behoort automatisch tot het volk van Israël en is zich bewust van de steun die hem door de ‘wet op de terugkeer’ is toegezegd. En deze wet zal blijven gelden. Geen enkele regeringscoalitie zal hieraan durven tornen. De revelaties van C. Mayhew en M. Adams omtrent de vrijwillige verduistering van bepaalde historische feiten en de zionistische pressie en propaganda in Europa, waren voor velen een kaakslag.Ga naar voetnoot10 Thans menen de Israëli's dat het tij is gekeerd: de Palestijnen doen zich wel als gematigd voor, maar in werkelijkheid blijft de liquidatie van het zionisme hun voornaamste doel.Ga naar voetnoot11
Palestijnen
De Palestijnen vinden dat Israël niet zionistisch kan blijven. Zij zien het zionisme als een racistisch koloniaal verschijnsel. Niet Israël moet verdwijnen, wel het zionisme als staatsinstelling. In ruil voor de wijziging van het P.L.O.-handvest eist de P.L.O. daarom de intrekking van de ‘wet op de terugkeer’. Alleen de Palestijnen kunnen ‘terugkeren’, zij alleen hebben in Israël gewoond; Russen die binnenkomen, komen voor het éérst in hun leven daar en het hoge emigratiepercentage uit Israël bewijst dat de ‘teruggekeerden’ maar heel slecht kunnen wennen in hun z.g. land van herkomst. De Palestijnen wijzen me op de talrijke zionistische onrechtvaardigheden. P.G.N. Peppelenbosch zegt dat in de bezette gebieden ‘door de Israëlische politie wordt gemarteld en gedeporteerd; dat honderden Palestijnen gevangen worden gehouden zonder enige vorm van proces; dat militaire en politiële noodwetten, nog daterend uit de mandaatperiode, de bewegingsvrijheid beperken en een sfeer van onderdrukking scheppen’.Ga naar voetnoot12 De Palestijnen menen dat deze politiek logisch past in het Joodse beleid. Israël wil exclusief-Joods zijn, terwijl de Palestijnen dat door terreuracties juist willen verhinderen. De confrontatie die daaruit voortspruit, kan niet anders dan tot verdere repressie en vervolging leiden. Met niet-zionistische Israëli's dient men een alliantie te vormen. De Palestijnen gaan er prat op niets tegen hun ‘neven’ te hebben en vele vrienden onder hen te tellen. Ze zien echter niet in dat de jonge Israëli's weliswaar niet-godsdienstig zijn, maar beslist niet anti-zionistisch.
Conclusie
De mensen met wie ik gepraat heb, waren geen gemakkelijke gesprekspartners. Het wantrouwen tegenover de tegenpartij zit erg diep en concessies zitten er nog niet in. Ook inwendig is ieder van de partijen verdeeld. Een volkomen onbegrip bij de meesten t.o.v. de historische achtergrond van de verschillende bij het conflict betrokken volkeren maakt het probleem nog ingewikkelder. Tragisch is vooral het feit dat het recht dat beide volkeren opeisen voor hetzelfde land, onmiskenbaar geldig is.
Wat sommige Palestijnen verlangen - de vervanging van een staatsbestel door een ander - moet als een unicum in de hedendaagse geschiedenis bestempeld worden; maar volgens hen is het niet meer dan logisch. Ieder die met Palestijnen gesproken heeft (en vele verblinde verdedigers van Israël hebben dat nooit gedaan) zal wel onder de indruk gekomen zijn van het welwillende geduld waarmee zij telkens opnieuw het probleem ‘Izraa-eel’ aan een buitenstaander duidelijk willen maken. ‘Ik haat de Joden niet zoals jullie hebben gedaan’: steeds weer komt het terug en ze menen het uit de grond van hun hart. De zwakheid van de Israëlische redeneerwijze is, dat in hun ogen, ze westerse maatstaven op een oosters volk willen toepassen. Met argumentaties en vergelijkingen kan men de Palestijnen gemakkelijk schaakmat zetten, maar niet overtuigen. In de gegeven omstandigheden kan het conflict dus niet door de betrokken partijen worden opgelost. Bovendien zijn er strategische, politieke en economische belangen bij betrokken. De invloeden zowel van de Joodse lobby in Californië en New-York als van de olielobby zullen president Carters beleid grotendeels bepalen.Ga naar voetnoot13 Zelfs als de V.S. een regeling weten op te leggen, vragen we ons af of de standpunten tussen beide partijen wel overbrugd kunnen worden. Zij zijn het eens over het einddoel, een vreedzaam naast elkaar leven. Hoe en waar dat moet gebeuren, wordt echter op een totaal verschillende manier opgevat. De wereld kijkt toe, onmachtig om de ziel van de betrokkenen te veranderen. In de Palestijnse visie mogen zich geen nieuwe Joden in Israël vestigen, in de Israëlische optiek moeten de Palestijnen uit de Joodse staat verdwijnen. Dat is het dilemma dat niemand schijnt te kunnen oplossen, nu minder dan ooit. Het speelt zich af in een gebied waar religieuze, sociale, culturele en economische passies vaak op irrationele wijze mede het beleid bepalen. De kans dat er een nieuw gewapend conflict omwille van Israël zal uitbreken, is niet denkbeeldig.Ga naar voetnoot14 Dat het aan het bewind komen van de militair-religieuze groep Begin - Weizmann - Sharon - Dajan in Israël de vredesperspectieven opnieuw vernauwt, is daarbij duidelijk.
- voetnoot*
- Aspirant N.F.W.O.
- voetnoot1
- Zie ook E. Faucompret, Israëli's verdeeld over Palestijnse kwestie? in Streven, februari 1976, pp. 383-402, en Een Palestijnse staat in de maak? in Streven, mei 1977, pp. 696-709.
- voetnoot2
- Yadin in Jordan Times, 10 april 1977, p. 1.
- voetnoot3
- Eertijds hebben in landen als Irak of Iran Joodse terroristen zelf aanslagen gepleegd op hun geloofsgenoten, de schijn wekkend dat ze gepleegd werden door Arabieren. Zo werd de emigratie naar Israël kunstmatig opgevoerd. Cfr. How the Iraqi Jews came to Israel, in Middle East International, januari 1973, pp. 18-20 en 34.
- voetnoot4
- R. Sayegh, Palestinian identity: an experience of statelessness, in Middle East, april 1977, p. 40.
- voetnoot5
- Y. Evron, The Middle East: nations, superpowers and wars, Elek, London, 1973, p. 7.
- voetnoot6
- Fouzi El-Asmar, Talking to Palestinians, in Middle East International, nr. 69, 1976, p. 21.
- voetnoot7
- Palestijnen zeggen me: ‘Wil je een idee hebben van de morele kwellingen die Israëlische niet-zionisten moeten doorstaan, ga dan eens praten met mensen als Uri Davis, de auteur van The radicalisation of a Non-Zionist Jew in de bundel Israel and the Palestinians, Davis, Mack & Yuval, Ithara Press, London, 1975.
- voetnoot8
- F. Turki, Don't ask too much of me in Middle East International, nr. 68, 1976, p. 16 en 18.
- voetnoot9
- Jordan Times, 16 april 1977, p. 6.
- voetnoot10
- C. Mayhew en M. Adams, Publish it not... The Middle East cover-up, Longman, London, 1975.
- voetnoot11
- G.C. Al Roy, The Kissinger experience, American Policy in the Middle East, Horizon Press, New York, 1975, p. 129.
- voetnoot12
- P.G.N. Peppelenbosch, De vrede en de factor tijd in de bundel Het beloofde land?, Ambo, Bilthoven, 1976, p. 91. Zie ook Sunday Times van 19 juni 1977.
- voetnoot13
- Cfr. L.S. Bartalits, Uitdaging van de pro-Israëlische lobby, in Streven, november 1977, pp. 159-160.
- voetnoot14
- Zie b.v. het artikel van N. Chomsky, Stratégie pétrolière ou politique de paix?, in Le monde diplomatique, avril 1977, p. 9.