Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Oost-Timor: een voorlopige balans
| |
[pagina 199]
| |
afhankelijkheid wenst; en de Timorese Democratische Volksassociatie (Apodeti), die aansluiting zocht bij het grote buurland, de Republiek Indonesië.Ga naar voetnoot2 Aanvankelijk was het de bedoeling dat in maart 1975 een referendum zou worden gehouden om uit te maken welke van deze partijen haar politieke doelstelling zou mogen verwezenlijken. Tot dit referendum is het evenwel nooit gekomen in verband met allerlei interne ontwikkelingen op Oost-Timor, alsmede externe factoren. De antagonisten waar het hier in feite om gaat, hoewel de verhouding tussen Oost en West op de achtergrond meespeelt, zijn aan de ene kant de Republiek Indonesië en aan de andere kant het Fretilin. Indonesië wil namelijk ten koste van alles voorkomen dat zich binnen haar territorium een links bolwerk zou vestigen, omdat het van mening is dat een ‘onafhankelijk’ en socialistisch Oost-Timor noodzakelijkerwijs in handen zou komen van de een of andere communistische grootmacht. De buurlanden van Indonesië, die meestal lid zijn van de pro-Westerse Zuid-Oost-Aziatische Verdragsorganisatie, deelden, zij het in stilte, dit standpunt. Voorts vreesden de Indonesische autoriteiten het tot stand komen van een separatistisch verzet tegen het voornamelijk vanuit Java (Djakarta) geleide militaire bewind.Ga naar voetnoot3 Voor het Fretilin was het een uitgemaakte zaak dat alle linkse Timorezen onder een regiem van een signatuur als dat van generaal Suharto groot gevaar zouden lopen. Het tot op de huidige dag voortdurende Oost-Timorees-Indonesische conflict is het rechtstreekse gevolg van deze tegenstelling. | |
BeloftenIn oktober 1974 bracht de toenmalige Portugese minister van overzeese gebiedsdelen Almeido da Santas een bezoek aan Djakarta. Lissabon zou toen, aldus zijn Indonesische ambtgenoot later, bepaalde voor Indonesië bevredigende beloften hebben gedaan ten aanzien van de toekomstige politieke status van het toen nog door Portugal gecontroleerde Oost-Timor. Wat deze beloften precies in hebben gehouden is nooit helemaal duidelijk geworden, maar wat men wel ziet gebeuren is dat Indonesië plotseling op zijn deel van Timor een nieuwe, dit keer rooms-katholieke, gouverneur | |
[pagina 200]
| |
stationeerdeGa naar voetnoot4, terwijl bovendien de nieuwe naar Lissabon gezonden ambassadeur eveneens voortkwam uit deze geloofsgroep, welke op zich een kleine minderheid vormt in het overwegend islamitische Indonesië. Van toeval kan dan ook nauwelijks sprake zijn. In de door Portugal en Indonesië in harmonie aangelegde kabel kwam echter een kink. Op 18 november van dat jaar kwam namelijk in Portugal een einde aan het kortstondige centrum-rechtse bewind van De Spinola. De ruk naar links die dit land toen doormaakte bleef niet zonder gevolgen voor haar koloniën. Zo kreeg Oost-Timor de als links te boek staande gouverneur Lemos Peres, die werd vergezeld door een contingent merendeels communistisch georiënteerde militairen. Bewegingen als het Fretilin en de U.D.T. kregen meer speelruimte. Op instigatie van dezelfde Lemos Peres sloten zij in januari van het jaar hierop volgend - we schrijven 1975 - een monsterverbond gericht tegen de pro-Indonesische Apodeti, waarvan de betrekkelijk geringe aanhang zich vooral in het grensgebied met Indonesisch Timor bevond.Ga naar voetnoot5 Djakarta maakte naar aanleiding hiervan in diverse officiële communiqués melding van een communistische staatsgreep op Oost-Timor. Men waarschuwde het nieuwe bewind in Portugal en liet doorschemeren dat vanaf dat moment een samengaan in federatief verband tussen Oost-Timor en het ‘moederland’ voor Indonesië niet meer tot de aanvaardbare mogelijkheden tot oplossing van het gerezen probleem behoorde. Spoedig daarna begon Djakarta met het samentrekken van troepen langs de grens en met de verbetering van het wegennet in het grensgebied tussen de beide Timors. Het persbureau Antara, een Indonesische overheidsinstelling, kwam vervolgens met berichten over honderden, later duizenden, Oost-Timorese vluchtelingen, die wilden ontkomen aan de linkse macht en invloed van het Fretilin. Zo langzamerhand begon duidelijk te worden dat Indonesië serieus streefde naar ‘integrasi’ van voormalig Portugees Timor. Adam Malik liet echter de wereldpers weten, dat zulks per se niet het geval was, gezien de vroegere slechte ervaringen met de zogenaamde ‘konfrontasi’-politiek.Ga naar voetnoot6 Indonesië was, aldus Malik, van mening, dat het volk van Oost-Timor zelf moest kunnen beslissen over zijn eigen politieke toekomst. Er bestaan wel aanwijzingen, hoewel geen duidelijke, dat niet zo zeer de regering als wel het leger - in Indonesië sedert lang een ‘staat in een staat’ - vooral heeft aangestuurd op de nog te voeren acties. Anderzijds is het | |
[pagina 201]
| |
onderscheid tussen het huidige bewind en de strijdkrachten ook weer niet eenvoudig aan te geven.Ga naar voetnoot7 In ieder geval verklaarde Malik dat Indonesië geen agressie in de zin had, doch, zo voegde de minister hieraan toe, dat het ook niet van plan was het slachtoffer van agressie te worden. Beschouwde Djakarta de vorming van een links georiënteerde regering op een onafhankelijk Oost-Timor als een vorm van agressie? Denkelijk wel. | |
OnafhankelijkheidDe coalitie tussen het Fretilin en de U.D.T. was niet langdurig van aard. Op 10 augustus 1975 deed de laatstgenoemde groepering een greep naar de macht. Na die eenmaal in handen te hebben genomen, wijzigde zij opeens haar politieke doelstelling. In plaats van te streven naar aansluiting bij het post-Caetanoiaanse Portugal, dat inmiddels werd bepaald door sociaaldemocraten en communisten, ijverde zij nu voor de volledige onafhankelijkheid. Deels nam zij hiermee de wind uit de zeilen van het Fretilin. Ten overvloede zij hier vermeld, dat de invloed van Portugal op de gebeurtenissen op Oost-Timor op dat moment reeds te verwaarlozen was. De kern van de U.D.T.-aanhang moet overigens vooral gezocht worden in middenstandskringen uit de hoofdstad Dili, de Portugese koffieplanters en de Chinese gemeenschap op het eiland. Enige weken later moest de Unie haar heerschappij overdragen aan het Fretilin, dat op de 27ste van die maand gewapenderhand zijn bewind vestigde en de ‘verraders’ verdreef. Op Oost-Timor dreigde dus nu een regiem te komen dat zoal niet donkerrood, toch wel rood genoemd mag worden. Reden voor Djakarta alle controlelampjes op die zelfde kleur te doen springen en een ingrijpen te overwegen. Betrekkelijk snel kreeg het front het gehele gebied in handen, terwijl intussen een voorlopige regering onder leiding van president Francisco Xavier do Amaral werd samengesteld. Berichten over moordpartijen op aanhangers van de U.D.T. en de Apodeti en over grote aantallen vluchtelingen begonnen vrijwel direct in de internationale pers door te dringen. Wanneer we naar de bron van deze informatie zoeken, komen we steeds weer terecht bij het Indonesische persbureau Antara. Vast staat dan ook dat Djakarta een belang had en niet geheel onbevangen de gang van zaken op Oost-Timor volgde. Begin oktober volgden de eerste Indonesische troepenzendingen - volgens | |
[pagina 202]
| |
Djakarta waren het vrijwilligers - naar Oost-Timor om steun te verlenen aan de anti-Fretilin-gezinden. Eind november, op de 28ste, werd de onafhankelijke Democratische Republiek Oost-Timor geproclameerd. Tien dagen na deze uitroeping werd de jonge natie ‘verrast’ door een verhoudingsgewijs grote invasie van strijdkrachten van de Republiek Indonesië. Op 7 december 1975 vonden er n.l. zowel luchtlandingen als operaties vanuit zee bij de hoofdstad Dili plaats. Ook overschreden legereenheden - nu officieel - de grens tussen de beide Timors. Deze overmacht, er zou sprake zijn geweest van een totale troepensterkte van zo'n 45 duizend man tegenover enige duizenden van het Fretilin, verdreef de zojuist gezetelde regering en hielp een nieuw voorlopig bestuur in het zadel, hoofdzakelijk bestaande uit personen uit de Apodeti- en U.D.T.-gelederen. Voor de goede orde moet gezegd worden, dat lang niet alle aanhangers van de laatste groepering ingenomen waren met de nieuw ontstane situatie. | |
Geen bijvalVan Indonesische zijde werd verwacht dat men ongeveer een jaar nodig zou hebben om alle oppositie tegen de aanwezigheid van dit land te elimineren. Openlijke bijval, behalve dan van het bewind in Chili en dat van Taiwan, kreeg Djakarta niet. Wel zweeg men in het Westen en in de andere niet-communistische landen.Ga naar voetnoot8 In Djakarta werd gedacht: wie zwijgt, stemt toe. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties evenwel sprak enige weken na het Indonesische optreden hierover haar afkeuring uit. In een resolutie (70 landen vóór en 20 tegen) d.d. 22 december 1975 eiste de vergadering het terugtrekken van alle Indonesische troepen, gevolgd door een volksraadpleging onder toezicht van de Verenigde Naties. Indonesië nam het een en ander slechts voor kennisgeving aan. De vele protesten die volgden maakten op Djakarta betrekkelijk weinig indruk. De procedure, zoals die werd gevolgd met betrekking tot voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, thans Irian Barat, durfde men duidelijk niet voor een tweede maal aan. De toendertijd aldaar gehouden raadpleging van het volk pakte met veel moeite en ondoorzichtigheid uit in het voordeel van Djakarta. Door de toeloop van een groot aantal derde wereld-landen als lid van de Verenigde Naties is ook het karakter van de Algemene Vergadering van deze organisatie veranderd, niet tot genoegen van landen als Indonesië. Hoewel het Fretilin, versterkt door anderen, trachtte met de tactiek van de guerrilla (waaraan men normaal gesproken niet begint zonder zich gesteund te weten door de bevolking) het technisch en numeriek superieure invasieleger te bestrijden, moest men reeds begin januari 1976 vaststellen dat | |
[pagina 203]
| |
tweederde van het Oost-Timorese grondgebied in handen was van het Indonesische leger en van de Indonesië gunstig gezinden. Van verschillende zijden drongen berichten door over oorlogsmisdaden tegen de bevolking. Zo beschuldigden Djakarta en de door Indonesië in Dili geplaatste gouverneur Arnaldo dos Reis Araujo het Fretilin van moordpartijen. Vooral onder de Chinese gemeenschap zouden vele slachtoffers zijn gevallen. Het dodencijfer onder deze veelal U.D.T.-aanhangers werd wel gesteld op vijfduizend. Ongetwijfeld is er bloed gevloeid in de strijd om de interne hegemonie op het eiland. Anderzijds schokte de Australiër James DunnGa naar voetnoot9 de wereld met berichten - deels gebaseerd op eigen waarneming, deels op die van andere ooggetuigen -, dat het Indonesische leger zich had schuldig gemaakt aan de moord op een zeer groot aantal Oost-Timorezen. In diverse publikaties werden getallen genoemd die schommelden tussen de vijftig- en honderdduizend of zo'n 6 tot 12% van de totale bevolking. De meeste mensen waren volgens deze berichten omgekomen bij bombardementen gericht op burgerdoelen. Het zal geen verbazing wekken dat Djakarta deze beschuldigingen volstrekt van de hand wees. De Indonesische autoriteiten lieten weten bij hun optreden zelfs enige terughoudendheid te hebben betracht. Dit voorjaar echter liet een vertegenwoordiger van het Indonesische ministerie van buitenlandse zaken zich volgens Dunn ontvallen, dat er inderdaad tussen de 50 en 70 duizend doden vielen bij de invasie in Oost-Timor. Maar hij voegde hier onmiddellijk aan toe, dat er nu ook tenminste een half miljoen mensen waren bevrijd.Ga naar voetnoot10 | |
VerzetIndonesië sprak in haar visie op het gebeuren gedurende lange tijd van een burgeroorlog. Daarbij wierp het zich op als de beschermer van de door de linkse Fretilin-terreur bedreigden. Nu inmiddels, al sinds ruim een jaar, Oost-TimorGa naar voetnoot11 als 27ste provincie aan de Republiek Indonesië is toegevoegd (‘integrasi’) is de term burgeroorlog geheel uit de officiële berichtgeving van haar kant verdwenen. Gedurende dit voorjaar bracht de minister van buitenlandse zaken van de Oost-Timorese regering in ballingschap, José Ramos Horta, een kort bezoek aan Nederland om steun en sympathie voor zijn zaak te verwerven. De minister van buitenlandse zaken wilde, en de minister van ontwikke- | |
[pagina 204]
| |
lingssamenwerking mocht hem overigens niet ontvangen. Volgens deze Ramos Horta is de situatie zo, dat er slechts sprake is van Indonesische beheersing van de steden en de verbindingswegen. Het platteland, en dat gaat vaak zo met guerrilla-oorlogsvoering, zou nog steeds onder controle staan van eenheden van het Fretilin en andere anti-Indonesische groeperingen. De juistheid van deze situatieschets lijkt te worden bevestigd door het volgende. Een speciale afgezant van de Verenigde Naties, Winspeare Guicciardi, die op 21 en 22 januari van dit jaar een werkbezoek bracht aan de steden Dili en OikusiGa naar voetnoot12, kreeg van de Indonesische autoriteiten te horen, toen hij hen verzocht ook andere gebieden te mogen bezoeken, dat dit niet kon worden toegestaan omdat de veiligheidstoestand aldaar nog zeer onzeker was. Op 16 augustus j.l. heeft de Indonesische president Suharto algemene amnestie verleend voor de overgebleven leden van het Fretilin, die zich nog in de bergen ophouden, mits zij zich vrijwillig vóór het einde van het jaar zullen overgeven.Ga naar voetnoot13 Kennelijk is het nog steeds een probleem. | |
NationalismeWe zullen nu proberen na te gaan wat het Fretilin nu eigenlijk voor een beweging is. Ook hierover bestaan nogal wat tegenstrijdige opvattingen. Indonesië beschouwt het als een maoïstisch georiënteerde communistische groep, die slechts, wanneer zij de kans zou krijgen, een marionet van Peking of Moskou (?) zal blijken te zijn, hetgeen voor de huidige stabiliteit in Zuid-Oost Azië, na de Vietnam-oorlog, grote gevaren kan opleveren. Zo werd er gesuggereerd dat Oost-Timor bij onafhankelijkheid onder een links bewind onmiddellijk zou overgaan tot het verhuren van de diepe haven van Dili aan een voor het huidige Indonesië vijandig land, bijvoorbeeld de Sovjet-Unie. Dit beeld zal niemand verbazen die op de hoogte is van de sedert de herfst van 1965 in Indonesië ontwikkelde communistenfobie, waarvan inmiddels ook vele niet-marxisten het slachtoffer werden. Ramos Horta stelde daarentegen dat het Fretilin niet mag worden gekarakteriseerd als een communistische beweging. Het is volgens hem in de eerste plaats een nationalistische groepering, hoewel zich onder de leden ook sociaal-democraten en communisten bevinden. Nu gingen in het verleden nationalisme en linkse gerichtheid in Azië al vaker samen, dus zo bijzonder is dat niet. De meeste bronnen houden het erop, dat het hier om een radicale beweging gaat, waarin een - niet al te grote - groep uitgesproken marxisten een | |
[pagina 205]
| |
rol speelt. Volgens Schulte Nordholt b.v., die Oost-Timor van nabij kent, is het Fretilin rechtstreeks voortgekomen uit de sociaal-democratische beweging, de A.S.D.T.. De aanhang bestaat vooral uit mensen met een Portugese familienaam, die veelal katholiek werden opgevoed en opgeleid en die er, om iets te zeggen over hun sociale positie, werkten als kleine ambtenaren of behoorden tot het lagere legerkader. De rooms-katholieke geestelijkheid zou over het algemeen sympathiek staan tegenover het Fretilin. Tenslotte schijnt het front ook nog een vrij kleine radicale islamitische vleugel te omvatten. Schulte Nordholt is van mening dat het Fretilin veel steun ondervindt van de bevolking in zijn nationalistisch streven. Wel zal het, wil men zich niet al te zeer vervreemden van de autochtonen, meer van hen in zijn midden dienen op te nemen. Het feit dat de meerderheid van de Oost-Timorezen onafhankelijkheid wil, wordt mijns inziens mede bevestigd door de politieke ommezwaai van de U.D.T. in augustus 1975. Toen zag, zoals we eerder opmerkten, deze partij af van het streven naar een federatieve band met Portugal en ging net als het Fretilin altijd al gedaan had, zij het vanuit een andere sociaal-economische optiek, onafhankelijkheid pogen te verwerkelijken. Ramos Horta meent dat thans het Fretilin, als enige overgebleven niet met de Indonesiërs collaborerende politieke beweging, door ‘... 99,99% van het volk gesteund’ wordt. Wellicht is dit overdreven, toch vormen degenen die voorstander zijn van aansluiting bij Indonesië, en dat kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden beweerd, slechts een kleine minderheid. Het is trouwens heel goed mogelijk, dat de aanhang van het Fretilin, als gevolg van de Indonesische invasie en de daarmee beweerde gepaard gaande wreedheden - zo zette het verwoesten en ontheiligen van vele kerken veel kwaad bloed - nog is vergroot: onder meer door teleurgestelde ex-U.D.T.-aanhangers. Djakarta echter schat de huidige aanhang van het front slechts op enige honderden, die geen enkele steun en sympathie van het volk zouden genieten. Ik denk dat het eerste misschien wel waar is, maar het tweede beslist niet. | |
LevensvatbaarheidWat waren en wat zijn de perspectieven voor het Oost-Timorese volk? Voorlopig ziet het ernaar uit, dat het gebied van Oost-Timor een geïntegreerd onderdeel zal blijven van het territorium van de Indonesische agressor. Het volk heeft in dat geval, vooral politiek, weinig van de toekomst te verwachten.Ga naar voetnoot14 | |
[pagina 206]
| |
In diverse publikaties werd wel geopperd, dat het eiland bij een eventuele onafhankelijkheid geen economische levensvatbaarheid zal blijken te hebben. Stel nu dat dit voor dit moment juist zou zijn, dan mag dat m.i. nog geen reden vormen om het Indonesische optreden te relativeren. Ten eerste omdat het leeuwedeel van de jonge naties voorlopig zal zijn aangewezen op buitenlandse hulp en ten tweede omdat er ook wel aanwijzingen zijn, weliswaar van het Fretilin afkomstig, dat Oost-Timor zijn bevolking beslist wel wat te bieden heeft. Er wordt aardolie en -gas gevonden, alsmede ijzererts, mangaan en chroom. Britse en Australische maatschappijen hadden reeds bij de voorlopige regering van het Fretilin hiervoor een concessie-aanvraag ingediend. Het land exporteert het inmiddels niet oninteressante produkt koffie. Men is er voorts van overtuigd, dat de bodem en de uitgebreide veestapel voldoende in staat zal zijn de bevolking te voeden. Tenslotte verwacht de regering in ballingschap ook nog wel iets van een op te bouwen toeristenindustrie. Een twintigtal landen, waaronder China, Vietnam en de voormalige Portugese koloniën elders, erkenden de Fretilin-regering en doen dat ook nu nog. Het verzet tegen Indonesië blijft ook vandaag nog bestaan. Ramos Horta verwacht een lange strijd, die uiteindelijk door de zijnen zal worden gewonnen. Hij wijst hierbij op de historische parallel met Vietnam. Persoonlijk geloof ik, dat voor het Fretilin veel zal afhangen van de interne ontwikkelingen in Indonesië. Immers niet dit land, maar de signatuur van het huidige bewind is de primaire vijand van het Fretilin en degenen die dit front steunen.Ga naar voetnoot15 | |
Vierde WereldDe Groningse hoogleraar Baudet, die een ‘bemiddelende’ rol tracht te spelen in verband met het probleem van de Zuid-Molukkers, lanceerde onlangs de term: de Vierde Wereld. Deze ‘wereld’ omvat volkeren die tegen hun zin zijn gedwongen om met meerdere volken samen te leven in één staatsverband en die zich onderdrukt voelen. Naast de Zuid-Molukkers, Basken, Koerden, Indianen, Eritreërs enz., noemde hij eveneens het volk van Oost-Timor. Wellicht zou het een goede zaak zijn indien wij in de toekomst, behalve de Derde ook de Vierde Wereld de nodige aandacht proberen te schenken.Ga naar voetnoot16 |
|