Streven. Jaargang 31
(1977-1978)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||
De poster: meer dan een wandverschijnsel
| |||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||
snelle ontwikkeling van de reproduktietechniekenGa naar voetnoot2 en daarmee samenhangend de relatief lage prijs; de opkomst van het massatoerisme en de jacht op blijvende vakantieherinneringen en de slogan-explosie in mei '68 die zowel wat ideeën als vormgeving betreft een fundamentele invloed heeft uitgeoefend op de posterontwerpers.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||||||||
AfficheVooral echter moet de postermode in verband worden gezien met de wederoplevende belangstelling voor de affiche. Op die trend speculeerden de posterbedrijven, toen ze aloude publiciteitsaffiches, zoals bijvoorbeeld die van Toulouse-Lautrec, op grote schaal gingen verspreiden.Ga naar voetnoot4 De culturele, toeristische, politieke, commerciële affiche, die uiteraard in het publieke domein - op straat - hoorde, werd nu in het privé-domein - het huis - binnengehaald. Een communicatiemedium, waarvan oorspronkelijk de functie was, aan een zo groot mogelijk aantal mensen te appelleren, werd daarna een individueel en privé decoratieobject. Kortom, affiches werden posters. Maar daarmee zijn posters nog geen affiches. De nog steeds heersende begripsverwarring tussen poster en affiche is mede te verklaren door het feit dat beide media nog maar recentelijk tot objecten van wetenschappelijk onderzoek zijn gepromoveerd. Afgeleid van het Engelse ‘to post’ (aanplakken, afficheren), wordt ‘poster’ in het Engels nog altijd als een equivalent voor onze ‘affiche’ gebruikt. De door J. Dawcott en B. Loftus samengestelde boeken, First World War Posters en Second World War Posters (Imperial War Museum, London, 1972) bevatten geen posters, maar affiches. Omgekeerd komen in Max Gallo, Affiches, de tijd in beeld (Spectrum, 1975) een aantal posters voor die als affiches worden voorgesteld. ‘Affiche’ wordt in Van Dale (1970) omschreven als ‘aanplakbiljet, aangeplakte bekendmaking, aangeplakt programma’. ‘Poster’ is bij Van Dale in 1976 ‘modewoord voor aanplakbiljet, affiche’. Een bruikbare definitie vinden we bij Christine de Rendinger, L'affiche d'intérieur: le poster (Jean-Pierre Delarge, Paris, 1976). Die definitie luidt: ‘Un élément d'esthétique “multiple”, de dimensions standardisées, reproduit sur papier, à x exemplaires, ayant un coût modique et destiné à produire | |||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||
un plaisir visuel et interne, une fois affiché dans la cellule privée de son possesseur’.Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||
BinnenhuisafficheDe affiche noemt de Rendinger een massamedium, de poster een privé-medium. Een poster is dan gewoon een ‘binnenhuisaffiche’. Dat wijst meteen op overeenkomsten én verschillen. Om met de verschillen te beginnen:
Ook wat de functies betreft, zijn er duidelijke verschillen aan te wijzen. De affiche heeft in de eerste plaats een informatieve, overredende en economische functie; bij de poster zijn die functies slechts bijkomstig. Een aantal psycho-sociale factoren komen evenwel bij beide voor: de tot rust brengende, opvoedkundige, decoratieve, esthetische en creatieve functie. En zo zijn er meer overeenkomsten tussen poster en affiche aan te duiden. Françoise Enel onderzocht, met behulp van de Osgoodschaal (de methode van de differentiële semantiek), een groot aantal reclame-affi- | |||||||||||||||||||
[pagina I]
| |||||||||||||||||||
[pagina II]
| |||||||||||||||||||
[pagina III]
| |||||||||||||||||||
[pagina IV]
| |||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||
ches.Ga naar voetnoot6 In de beoordeling werden de volgende zes aspecten betrokken: moderniteit, goede smaak, kleur, complexiteit (of eenvoud), dynamisme, erotische waarde. Met dezelfde methode kwam eerdergenoemde Ch. de Rendinger in haar studie over de poster tot ongeveer dezelfde resultaten. Ook hier spelen kleur, eenvoud en goede smaak een belangrijke rol, terwijl de erotische waarde en het dynamisme enigszins verdrongen worden door de factor ‘humor’ en ‘opgewektheid’. Een kenmerk dat voor de affiche van belang is - het nieuwe - ontbreekt bij de poster. Meer belang krijgen hier de behoefte aan geborgenheid (als compensatie voor de frustraties van het dagelijkse leven), de functionele aanwending als decor-element (het openbare wordt uit het privé-leven gebannen) en de esthetische waarde. Meer nadrukkelijk dan in de affiche ontsluiten deze drie functies in de poster voor het individu een mythische en geïdealiseerde wereld. De poster garandeert daarmee een intieme relatie tot zijn bezitter. | |||||||||||||||||||
OnderzoekBij enig onderzoek kan men in het posteraanbod een vijftal grote themagroepen onderscheiden: posters die een idool uit de muziek-, film-, kunst- of politieke wereld afbeelden; ‘klassieke’ posters met landschappen, dieren...; artistieke posters of reprodukties van kunstwerken; satirische of bizarre posters; erotische posters. De steekproef die Christine de Rendinger in haar onderzoek gebruikt, besloeg 250 posters. Ze bracht ze onder in 50 rubrieken. De groep proefpersonen die zelfs 1 tot 5 posters in hun kamer hadden hangen, bestond uit scholieren en studenten met een hogere opleiding tussen 15 en 30 jaar, evenredig samengesteld naar sekse, sociaal niveau en geografische herkomst (Parijs of provincie), aan hen werd gevraagd: elk van de 250 posters te beoordelen naar persoonlijke voorkeur; op een gemotiveerde wijze vijf posters aan te duiden die ze zelf wilden kopen; en een ‘ideale’ poster te ontwerpen. Opvallend was de grote eensgezindheid in persoonlijke voorkeur. Van de 250 te beoordelen posters bleven er slechts 47 over; over de verschillende categorieën verdeeld: 16 landschappen, bomen, schepen; 7 humor; 5 esthetisch-poëtisch; 4 erotisch; 2 dieren, vooral paarden en katten en 1 geometrische poster. Bij de vraag welke van deze posters men ook zelf wilde kopen, bleek een klein zwart katje ‘Kitty’ het meest in de smaak te vallen. Opvallend was ook dat de meest geliefde posters een zekere symboliek - van esthetische, poëtische of humoristische aard - bevatten. De motivatie voor de aankoop lag vooral op het esthetische vlak (28%), maar een samengaan met andere elementen (het onderwerp zelf, de humor, de grafische | |||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||
conceptie of de poëtische omlijsting) bleek doorslaggevend. Ook de plaats waar men zijn posters bij voorkeur ophangt, was tekenend. Aan eetkamer, zithoek en hal blijkt men een min of meer publiek karakter toe te kennen, terwijl keuken en slaapkamer tot het privé-domein behoorden; wc en badkamer lagen op de scheidingslijn. De meeste posters (39%) treft men in de slaapkamer aan, liefst boven het bed. | |||||||||||||||||||
Algemene conclusiesUit het onderzoek kwamen vooral de volgende algemene conclusies naar voren:
Uit al deze smaken een ideale poster te distilleren is een hele opgave. Hij moet niet alleen esthetisch verantwoord zijn, maar ook vrolijk, visueel, kleurrijk, harmonisch, symbolisch én origineel. Een voor de hand liggende combinatie lijkt dan bijvoorbeeld ‘naakt koppel op paard bij zonsondergang’: de schoonheid van mens, dier en landschap, met een evenwichtige dosis erotiek, poëzie en romantiek, plus een tikkeltje humor en originaliteit. De vraag is natuurlijk of dergelijke combinaties niet heel gauw hun verza-Ga naar voetnoot7 | |||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||
digingspunt bereiken. Iets wat de producenten juist niet willen. Zij houden in hun ontwerpen liever een aantal vastomlijnde doelgroepen voor ogen en maken gebruik van gestandaardiseerde grafische procédés. Student, hippie, bourgeois, arbeider, sportieveling of popfan: allen krijgen ze een aan hun smaak en voorkeur beantwoordende poster aangeboden. Dat men op die manier ingewortelde vooroordelen en sociaal-culturele stereotiepen in stand houdt, hoeft geen betoog. Om toch één voorbeeld te noemen: wil men een ‘Amerikaan’, dan krijgt men steevast een naïeve, sportieve, jeansdragende bon-vivant voorgeschoteld, die zich overal thuis voelt, van comfort houdt, hamburgers eet, een dominerend karakter heeft en voor wie geld geen probleem is. | |||||||||||||||||||
ConsumptiemaatschappijDe resultaten van dit onderzoek moeten niet direct voor absoluut of definitief worden gehouden. Maar één ding is zeker: de poster is niet meer weg te cijferen uit ons cultuurpatroon. Maar die poster is meer dan alleen maar een decor-element: het is een treffende illustratie van onze consumptiemaatschappij. Alle elementen daarvan zijn in de poster verenigd:
| |||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||
Die massificering belet niet dat vele posters van een uitnemende artistieke vormgeving en originilaliteit getuigen. Sommige ontwerpers, zoals David Hamilton, Mordillo, Sam Haskins, Peter Max e.a., hebben al school gemaakt. Authenticiteit kan hun beslist niet worden ontzegd. Maar veelal volgen zij slechts de andere kunststromingen, meer nog, zij volgen slechts de mode. Wat Carlo Quintavalle opmerkt in verband met de affiche, geldt evenzeer voor de poster: ‘de ontwikkeling van de affiche na de oorlog (kan) alleen dan goed gevolgd worden als geprobeerd wordt de context te reconstrueren waarin ze optrad. Alleen door ze te zien als een onderdeel van die reclamecampagne en niet als het werk van één bepaalde kunstenaar, kan de affiche in een juist historisch perspectief geplaatst worden’.Ga naar voetnoot8 De context van de poster nu is de wegwerpcultuur en die wordt meer bepaald door mode dan door stijl. Stijl en mode zijn twee totaal verschillende fenomenen.Ga naar voetnoot9 De mode begint waar de stijl ophoudt en de stijl houdt op waar een cultuur ten einde loopt. Het ritme en de cadans van de stijlveranderingen moesten vroeger in generaties, zoal niet in eeuwen worden gerekend. Tegen het eind van de 19e eeuw ontstaan echter twee wezenlijk nieuwe ontwikkelingen: de standaardisering van de massaproduktie en de algemeen geworden sociale mimicry. Economische motieven (winstmaximalisering) brachten een mechanisme op gang dat door ingebouwde en geplande veroudering de behoefte van de consumenten aan altijd iets anders en altijd iets nieuws exploiteert en aldus de afzet voortdurend vergroot. Als iedereen zijn poster heeft, is er slechts één middel om een nieuwe vraag te creëren: de behoefte aan een iets andere poster. | |||||||||||||||||||
EvolutieOorspronkelijk sprak de poster slechts een kleine groep geprivilegieerden aan en posters waren uitsluitend in speciale postershops in grote steden te verkrijgen. Vandaag de dag zijn posters bijna overal te vinden en ze zijn een van de meest gewone vormen van wandversiering geworden. Deze dubbele evolutie (op het vlak van de kopers en dat van de verkopers) heeft een zekere ‘vulgarisatie’ van de inhoud met zich gebracht. In 1968 kon H. Hutchinson nog hopen dat de poster, in tegenstelling tot de big business van ra- | |||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||
dio en tv, een nieuwe vorm van informatie- en cultuurspreiding kon worden; nu moet men echter vaststellen dat de poster al evenzeer een zaak van de big business is geworden. Vanuit de besloten, gemaakt-mysterieuze sfeer van de eerste postershops (pseudo-hippie, popmuziek of Indische sitar, gedempt licht en niet zelden wierookgeur) zijn de posters verhuisd naar grootwarenhuizen, boek- en platenwinkels, (hier en daar krijgt men al een poster toe als men ergens een broek koopt) en daar wordt de afficheerruimte alsmaar openlijker en groter: een tentoongestelde poster verkoopt immers vlotter dan een die je uit een verzamelbak moet opdiepen. Ook wat het type poster betreft, treedt hetzelfde massificatieverschijnsel op. Waar de verwoede verzamelaar vroeger alles veil had voor een originele poster, is er nu een opvallende eenvormigheid merkbaar, om het even welke nieuwigheid die de kop opsteekt. Een nieuwe trend die het een tijdje doet bij fijnproevers wordt algauw een massaprodukt. De poster van Freud (‘What's on a man's mind’) brengt het in Frankrijk tot 25.000, de karatevechter Bruce Lee tot 200.000, het katje Kitty tot 150.000 exemplaren jaarlijks, terwijl er van om het even welk klassiek landschap (liefst met een ecologisch tintje) gemiddeld 10 tot 20.000 van de hand gaan. Nog altijd echter liggen er expansie- en toepassingsmogelijkheden braak. Op het vlak van het procédé is er een verschuiving merkbaar van de fotografie naar de grafiek, al zijn de fotografische expressiemogelijkheden nog lang niet uitgeput.Ga naar voetnoot10 Maar volgens de meeste posterfabrikanten is de markt voor getekende of geschilderde reprodukties, die vooral door ouderen worden gekocht, veel stabieler. Tot nog toe was papier de meest gebruikte grondstof. Gaandeweg komen er nu ook posters op hout en ook plastic en stoffen posters doen hun intrede. Hier en daar zijn er al posters in reliëf te vinden. Verder is er een functieverandering waarneembaar. Oorspronkelijk bedoeld of naar binnen gehaald om in het privé-domein betrokken te worden, als individueel enprivé-decorelement, worden posters nu ook al in restaurants, winkels en kantoren opgemerkt, om ook daar een ‘gemoedelijke en huiselijke sfeer’ te scheppen. Wellicht zal men in de toekomst ook in trein, bus of op stadsmuren posters kunnen signaleren. |
|