en door veelvuldig terugvallen op de statistische analyse onderscheidt de nieuwe economische geschiedenis zich van de traditionele. Soms betekende dat slechts een uitbreiding, maar soms ook een weerlegging van sinds jaar en dag gehuldigde standpunten. Een uitbreiding is mogelijk doordat de nieuwe economische geschiedenis meer maken kan van de waarneembare gegevens. Historische gegevens lijden vaak aan gebreken als onvolledigheid, innerlijke tegenspraak en onnauwkeurigheid, als zij al beschikbaar zijn. De traditionele theorie trachtte de gebreken te compenseren door een overmaat aan materiaal. Als het materiaal er niet was, werd van onderzoek afgezien. De nieuwe benadering brengt een stuk theorievorming in, teneinde de lacunes op te vullen tussen het feitenmateriaal dat nodig is ten behoeve van de toetsing van bepaalde concrete veronderstellingen maar ontbreekt, en materiaal dat wel beschikbaar is maar geen betrekking heeft op het concrete probleem. De theorie heeft namelijk het vermogen om variabele grootheden met elkaar in verband te brengen.
De traditionele methode werkte niet met variabele grootheden maar was gewend uit te gaan van grootheden die een vaste waarde hadden aangenomen. Er werd aldus van een onelastisch wereldbeeld uitgegaan. Er werd - om een voorbeeld te noemen - voortgebouwd op vaste prijzen. De prijzen waren echter niet vast en omdat er ook een variabel verband is tussen prijs en hoeveelheid zijn de uitkomsten van de traditionele theorie onbetrouwbaar, behalve in die spaarzame gevallen dat zowel tijdreeksen van waargenomen prijzen als tijdreeksen van waargenomen hoeveelheden, aangeboden zowel als gevraagde, beschikbaar zijn.