| |
| |
| |
Het Eurocommunisme, factor in de verhouding tussen Oost en West
L.L.S. Bartalits
Het is een merkwaardig feit, volgens Curt Gasteyger, dat dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog en midden in een toenadering tussen Oost en West, de mogelijkheid van een communistische machtsovername in Westeuropese landen opnieuw een belangrijk thema in de politieke discussie is geworden en een reden voor bezorgdheid in het Westen. Blijkbaar is het spook van het communisme, dat Karl Marx in 1847 in zijn Communistisch Manifest heeft geschilderd, nog niet tot rust gekomen. Veeleer schijnt het opnieuw in Europa rond te waren, zij het in een andere gestalte en onder sterk verschillende omstandigheden.
Vanaf het aanbod van de Italiaanse communisten om deel te nemen aan een coalitieregering, de omverwerping van het Salazarregime in Portugal, de vooruitgang van de linkse unie in Frankrijk en de toenemende politieke en sociale onrust in Spanje na generaal Franco's dood is de discussie over de toekomst van het communisme in Europa steeds intensiever geworden.
Zonder te weten wie het woord Eurocommunisme uitvond, acht Sergio Segre, de voornaamste expert op het terrein van de buitenlandse politiek van de Italiaanse Communistische Partij (PCI), die uitdrukking nuttig, omdat zij besef voor westerse cultuur en tolerantie impliceert. Het Eurocommunisme verschilt van het Titoïsme, omdat laatstgenoemde stroming zich keert tegen pluralisme; de overeenkomst is dat beide stromingen zich onafhankelijk tegenover Moskou opstellen.
Wat de Franse Communistische Partij betreft, schijnt de PCI ervan overtuigd te zijn dat zij in beginsel voor het Eurocommunisme gekozen heeft. Daarom kunnen zij er, aldus Segre, niet meer van beschuldigd worden, dat zij zich alleen maar uit tactische overwegingen van het Stalinisme distantiëren. Wel erkent Segre dat de Franse communisten deze weg zijn opgedreven om niet nog meer stemmen te verliezen aan hun socialistische verkiezingsbondgenoten.
In Italië hebben de communisten de verleiding weerstaan om een links blok te vormen, uit vrees voor een nationale polarisatie. De ontwikkeling van het communisme in Frankrijk en Italië vergelijkend, wijst Segre op het verschil in culturele achtergrond. De Franse communisten hebben nooit een Gramsci en een Togliatti gehad; hun keerpunt kwam pas in 1968 na de Russische in- | |
| |
terventie in Tsjechoslowakije, terwijl de Italiaanse communisten hun doctrine van polycentrisme reeds veel eerder, in de jaren 1956 en 1957, ontwikkeld hadden.
| |
Het Eurocommunisme en de ontwikkeling van de Oost-West betrekkingen
De Conferentie voor Europese Veiligheid en Samenwerking en de Conferentie van Europese Communistische Partijen in juni 1976 te Oost-Berlijn worden beide verschillend gewaardeerd. Volgens P. Hassner achten met betrekking tot het Eurocommunisme sommige commentatoren de verklaring van een aantal Westelijke communistische partijen over de democratie binnen het communistisch stelsel een list van de kant van de Sovjet-Unie om deze partijen aan de macht te brengen, beschouwen anderen haar als een voorbode van een nieuwe scheuring binnen de internationale communistische beweging en zien weer anderen hierin een beleidsverandering van de Sovjet-Unie. Wanneer men evenwel in deze discussie het strategische element te zeer benadrukt, miskent men de specifieke aard van het huidige tijdperk, tenminste voor wat Europa betreft, en van het Russische beleid. Deze periode is wat wij noemen het tijdperk van de ‘Warme Vrede’, de aanvaarding van de status quo en de onzekerheid over de afloop, als tegenstelling tot de Koude Oorlog.
De hieruit voortvloeiende strijd om de controle over veranderingsprocessen brengt de Kremlinleiders ertoe de nadruk te leggen op onafhankelijkheid en macht en plaatst de Sovjet-Unie tegenover West-Europa in de positie van ‘objectieve finlandiseerder’. Deze permanente broosheid van de détente, enerzijds ingegeven door een onlosmakelijk geheel van interne en externe overwegingen, anderzijds een reactie op gebeurtenissen en ontwikkelingen, weerspiegelt het Russisch besef van een beperkte invloed op gebieden die de Sovjet-Unie niet rechtstreeks controleert. Maar tegelijkertijd is de Russische wereldbeschouwing niet statisch; veeleer beïnvloedt zij het ‘krachtenspel’ ten eigen bate.
De Russische opvatting van dit krachtenspel is veel aanvechtbaarder en veel dynamischer dan de Westerse opvatting van het klassieke machtsevenwicht; zij beklemtoont enerzijds de rol van de sociale krachten en hun tegenstrijdigheden, anderzijds onderstreept zij dat op den duur de ‘imperialisten’ het onderspit moeten delven. De versterking van het socialistische kamp zal allereerst plaatsvinden op militair terrein. Vervolgens zullen de overwinningen van de nationale bevrijdingsbewegingen, hun conflicten met het imperialistische Westen, de beslissende standvastigheid van de socialisten in deze en de samenwerking met de ontwikkelingslanden hun bijdrage leveren. Daarna komt pas de ontwikkeling van de betrekkingen met de kapitalistische landen in het kader van de vreedzame coëxistentie. Tenslotte volgen de
| |
| |
veranderingen binnen Europa. Van ondergeschikt belang hierbij zijn enerzijds de economische crisis en anderzijds de val van de fascistische regimes, het succes van de communistische partijen en de continentale neiging naar links af te glijden.
Ten aanzien van de vraag of elk van de beide perspectieven van détente en van revolutionair proces een strategische keuze impliceert of een prioriteitenstelling, moet het antwoord luiden: ongetwijfeld, maar nu nog niet. In Russische ogen verplicht de versterking van het Russische kamp de kapitalisten ertoe de détente te aanvaarden, deze draagt bij tot hun eigen verzwakking en zo volgt de overwinning van de revolutionaire krachten. Dit optreden moet omzichtig plaatsvinden, te meer omdat het gaat om het uitbuiten van de crisis en het begunstigen van het revolutionaire proces. De Kremlin-leiders moeten een antwoord geven op het probleem van de verhoudingen tussen proces en controle; zij weigeren evenwel hardnekkig te kiezen tussen het primaat van de controle en de dynamiek van het proces.
Twee veronderstellingen kunnen in eerste aanleg de Sovjet-Unie van deze tweeslachtigheid afbrengen: een versterkt Westen zal de Sovjet-Unie de voordelen van de détente ontnemen, of een uiteenvallend Westen biedt de Sovjet-Unie reële mogelijkheden tot penetratie of verovering. In tweede instantie kunnen Europa en de kapitalistische wereld een aantal ontwikkelingen doormaken die moeilijk voorspelbare gevolgen kunnen hebben en kunnen uitlopen op het Eurocommunisme. Maar op het terrein van de beleidsuitvoering zullen deze vooruitzichten op het moment de Sovjet-Unie niet afbrengen van de tot dusverre gevolgde aanpak van ‘hebben en te goed houden’. Dit heeft meningsverschillen tot op het hoogste niveau tot gevolg, een preventieve verharding in Oost-Europa en een steeds afwisselend gedragspatroon. De hieraan onderhevige betrekkingen met de PCI illustreren een logica van scheiding en verzoening en daarmee de klassieke tweeslachtigheid van de Russische politiek. De PCI vormt vanuit ideologisch oogpunt de meest aanhoudende en ernstige bedreiging vanwege haar meer geprononceerd nationalisme, haar geringere belangstelling voor de anti-imperialistische strijd en haar voorkeur voor versterking van de Europese instellingen, met name van het Europese Parlement. Samen met de Spaanse Communistische Partij streeft de PCI ten aanzien van West-Europa fundamenteel andere doelstellingen na dan de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU).
Weliswaar heeft de Sovjet-Unie een voorkeur voor deelname van de communisten aan de regering, maar niet onder alle omstandigheden en tegen elke prijs; haar oordeel zal uiteindelijk worden bepaald door de context en de reacties in het Westen. Zoals zo vaak moeten de Westeuropeanen zelf een antwoord geven op het vraagstuk van de betrekkingen tussen Oost en West.
| |
| |
| |
Op weg naar het historisch compromis
De Italiaanse socialisten laten de Christendemocraten geen rust: zij willen per se de ‘grote coalitie’, al zouden zij daarbij aan het kortste eind trekken. Zo'n historisch compromis zou immers geen ruimte geven voor oppositie. De socialistische partijsecretaris Craxi zou de Amerikaanse ambassadeur Gardner bepaalde toezeggingen hebben gedaan, die deze naar Washington zou hebben doorgespeeld. Maar kan Gardner die wel goed evalueren, hij is tenslotte pas enige maanden op deze post? Craxi is ook naar Amerika uitgenodigd, doch zal pas gaan wanneer de politieke situatie in Italië wat is opgeklaard.
Volgens vele Italianen komt de grote coalitie er nog in dit jaar, waarbij het geen rol speelt of het om een politieke of slechts om een programmatische meerderheid gaat.
Hoewel de Christendemocraten bij de in april 1977 gehouden verkiezingen in slechts 24 gemeenten succes hadden, en de communisten gemiddeld 10% verloren, is het verzet in de Christendemocratische kring tegen de boven aangeduide ontwikkeling niet toegenomen: voor nieuwe verkiezingen spreken zij zich nu niet meer uit, omdat zij beseffen dat men met zoiets toch niets zal opschieten.
De PCI is nu een van de ‘zich onthoudende partijen’, zodat er nu reeds geen echte oppositie is. Berlinguers partij bevindt zich midden in de stroom, een onprettige situatie die niet lang kan duren: de wansuccessen bij de laatste lokale verkiezingen onderstrepen dat.
Het gevolg is dat de druk van onderop in de PCI is toegenomen: men wil de onthoudingspolitiek opgeven en de grote ‘wending’ tot stand brengen.
De PCI zond haar delegatie in april jl. naar de Verenigde Staten. De afgezanten waren goed uitgezocht: ernstig, betrouwbaar, deskundig en in staat om te glimlachen. Het is niet zo dat de Verenigde Staten de bepaling ingetrokken hebben die het inreizen van communistische functionarissen verbiedt, maar wel schijnen de Amerikaanse ambassadeurs de mogelijkheid te hebben gekregen, uitzonderingen te maken.
De reizen naar Amerika werden ingeleid door de communistische ‘schaduwminister van buitenlandse zaken’, Segre, alsmede door Calamandrei. Onlangs waren Pecchioli en Boldrini aan de beurt - als leden van het Defensie Comité van de Westeuropese Unie. Op het programma stonden bezoeken aan het State Department, het Pentagon en luchtmachtbases. Van 13 t/m 21 april 1977 was de communistische burgemeester van Florence, Gabbuggiani, in Detroit, ter opening van het ‘Renaissance Center’ aldaar. Hij had de Putto van Verrocchio meegenomen, de beroemde sierlijk-krachtiglevende knaap met de vis (van de bron in de hof van het Palazzo Vecchio). Gabbuggiani sprak ook voor een gehoor van studenten en dat hij in Detroit ook bij de heer Ford was uitgenodigd, spreekt vanzelf.
| |
| |
In zijn reisverslag voor het partijblad Unità legde Pecchioli vooral de klemtoon op het particuliere deel: de ontmoeting met Philip Burton, de leider van de Amerikaanse NATO-afvaardiging en een vriend van president Carter, en voorts zijn ontmoeting met hoogleraren van Harvard en het MIT. Pecchioli beweert dat ‘de democratische kringen zich nu gaan instellen op de totale Italiaanse realiteit’. Bij gesprekken in Wall Street werd de vraag gesteld hoe de Italiaanse communisten zich bij deelname aan de regering zouden gedragen. Iemand vroeg om ‘veiligheidsgaranties’, onder meer een breuk met de Sovjet-Unie en met de internationale arbeidersbeweging, maar het antwoord daarop was dat de vriendschap met de Sovjet-Unie niet kon worden aangetast, omdat zij berust op fundamentele elementen: de historische betekenis van de Oktoberrevolutie, de ontwikkeling van het socialisme, de bevrijding van alle volken en de verdediging van de vrede door de Sovjet-Unie. Een breuk met de partijen van de communistische landen zou het internationale evenwicht gevaarlijk verstoren. Daardoor wordt trouw aan Moskou tot voorwaarde van Eurocommunisme gemaakt. Met alle consequenties van dien. De Sociaaldemocratische ex-president Saragat heeft onlangs juist op het beslissende karakter van deze voorwaarden gewezen. Het gaat tenslotte om de vraag: wil men de kans scheppen op Russische interventie in Italië of niet?
| |
Deur naar Eurocommunisme op een kier
De regering-Carter heeft een voorzichtige en beperkte wijziging aangebracht in de onder minister Kissinger uitgestippelde beleidslijn jegens Westeuropese communistische partijen. Deze kwam er, uitgaande van Kissingers uitspraak dat aanzienlijke participatie van de communistische partijen in Westeuropese regeringen gevolgen zou hebben voor de relaties met de Verenigde Staten en de NATO, op neer dat een ernstige breuk in of een herziening van de betrekkingen met Washington mogelijk was; Amerikaanse ambtenaren ontvingen instructies formele contacten met Italiaanse communisten te vermijden.
Eén van Kissingers motieven was dat hij de Italiaanse Christendemocraten niet wenste te ontmoedigen of de communisten aanzien verschaffen vlak voor de algemene verkiezingen. Het verhinderde Washington echter normale contacten te onderhouden met een belangrijke politieke partij en maakte dat de betrekkingen slechter werden dan noodzakelijk voor het geval in Italië communisten zouden gaan meeregeren. Het leek ook veel op een poging de Italiaanse kiezers te beïnvloeden, al werd het element van ‘inmenging’ sterk overdreven.
President Carter heeft deze formule gewijzigd met het herhalen van de voor de hand liggende uitspraak dat ‘over de positie van de communistische partij in een bepaald land door de bevolking aldaar dient te worden beslist’, ge- | |
| |
koppeld aan een grotere bereidheid de resultaten van democratische verkiezingen te aanvaarden, hetgeen is onderstreept door de opheffing van het verbod op officiële contacten met elke Westeuropese communistische partij. Zo heeft de Amerikaanse ambassadeur in Rome, Gardner, de communistische parlementsvoorzitter Pietro Ingraro uitgenodigd en ontmoetten Amerikaanse diplomaten in Parijs Jean Kanapa, een vooraanstaand lid van de Franse Communistische Partij.
De Amerikaanse opstelling is evenwel om begrijpelijke redenen nog steeds gereserveerd. Volgens het State Department zou de mogelijkheid van de Verenigde Staten om samen te werken met Westuropese landen zeer worden benadeeld indien deze regeringen overheerst zouden gaan worden door politieke partijen met politieke tradities, waarden en praktijken die vreemd zijn aan de fundamentele democratische beginselen en gemeenschappelijke belangen waarop onze betrekkingen gebaseerd zijn. President Carter's beleid is er, volgens Amerikaanse ambtenaren, op gericht met iedereen normale contacten te onderhouden op het politieke toneel, zonder dat dit politieke effecten sorteert. Dit betekent dat Washington niet minder ongelukkig is met communisten in Westeuropese regeringen dan ten tijde van minister Kissinger, doch minder geneigd er iets tegen te ondernemen en meer bereid een regeling te treffen, mocht het zover komen.
Dat is een welkome ontwikkeling, omdat de andere benadering tot een isolement en verminderde invloed van Amerika zou leiden. Bovendien wordt verondersteld dat de Westerse samenleving de beginselen hoog houdt van de pluralistische democratie, wat betekent dat men zich wat zal moeten instellen op de mogelijkheid van het volgens de spelregels aan de macht komen van een communistische partij.
Voorzichtigheid blijft evenwel geboden. De PCI heeft, ondanks haar omhelzing van democratische vrijheden, de broederschapsbanden met de ondemocratische landen van het Pact van Warschau gehandhaafd en haar einddoel is een systeem dat de terugkeer naar elk ander systeem onmogelijk zou kunnen maken, ook al is dit systeem in theorie afgestemd op het hoog houden van vele aspecten van het pluralisme.
Zelfs in het huidige stadium bevatten de standpunten van de PCI op zowel binnenlands als buitenlands politiek terrein storende dubbelzinnigheden. Zo staat in de april 1977 editie van Encounter een artikel van Enzo Bettiza, hoofdredacteur van het dagblad Giornale Nuovo, waarin wordt beschreven hoe de PCI heeft verhinderd dat Italiaanse uitzendingen van televisiezender Monte Carlo nog langer Rome kunnen bereiken. Dit is in strijd met de bepalingen van de Slotakte van Helsinki.
En in een interview met Lucio Lombardo Radice, lid van het Centraal Comité van de PCI, dat door Radio Free Europe is uitgezonden, antwoordde hij op de vraag hoe de partij zich bij een Oost-West-crisis zou opstellen, dat de PCI de Sovjet-Unie zou steunen; hij legde vervolgens uit dat dit al- | |
| |
leen gold in geval van een ‘imperialistische agressie’. Lombardo Radice gaf hierbij blijk van een instinctmatige reactie ten gunste van de Sovjet-Unie en van een merkwaardige onwil onder ogen te zien dat er ook crises kunnen zijn die niet uit ‘imperialistische agressie’ voortspruiten. Ook verduidelijkte Lombardo Radice dat voor hem het behoud van het ‘socialisme’ in Oost-Europa hoge prioriteit heeft, wat wellicht betekent dat hij in geval van een algehele ontreddering geneigd zal zijn aan een handhaving van de politieke status quo in Oost-Europa de voorkeur te geven.
Partijleider Berlinguer is evenmin duidelijk. Hij heeft verklaard Italië niet uit het Atlantisch Pact te willen halen, omdat dit een nuttig schild vormt waarachter het socialisme kan worden opgebouwd en omdat uittreding het internationale evenwicht zou verstoren. De vraag hoe zijn standpunt bij een Russische invasie zou zijn, ging Berlinguer uit de weg met de opmerking dat dit het einde van alles zou betekenen en dus geen overweging waard was.
De algemene conclusie kan worden getrokken dat de PCI vermoedelijk redelijk loyaal zal zijn jegens de NATO en de parlementaire democratie in een periode van vrede en stabiliteit, doch dat bij een interne of externe crisis haar fundamentele ambivalentie aan de oppervlakte zal komen.
President Carter poogt terecht de realiteit van de macht van de PCI onder ogen te zien en te vermijden dat een communistische deelneming in de regering automatisch tot een crisis in de betrekkingen tussen beide landen leidt. Maar Carter duidt ook terecht aan dat een normale verhouding met de PCI afhankelijk is van de mate waarin zij de democratische beginselen, die zij belijdt, trouw blijft en dat zelfs dán haar deelname aan de regering door Washington niet verwelkomd wordt. Elke communistische partij in de wereld is min of meer totalitair en waarom dan geloven dat een Westeuropese communistische partij niet totalitair zal zijn wanneer zij aan de macht gekomen is?
| |
Mitterand en de communisten
De man die de soepeler houding van de Westeuropese communisten het best kan beoordelen, is misschien wel François Mitterand, de leider van de Franse socialisten. Mitterand maakt een goede kans om volgend jaar samen met de communisten aan de regering te komen. Hij staat thans dagelijks in contact met de communisten om gezamenlijke programma's op te stellen om bij deze partij invloed te krijgen.
Vandaar dat de beroemde Amerikaanse journalist Joseph Kraft een bezoek bracht aan deze politicus om met hem over de politieke situatie te spreken. Als eerste punt werd het televisiedebat besproken dat Mitterand medio mei jl. met premier Barre voerde, wat Kraft zeer saai en duister had gevonden, met name het gedeelte over internationale monetaire kwesties. Mitterand verklaarde dat hij ervan overtuigd was dat iedereen van zijn beleidspro- | |
| |
gramma op de hoogte was en dat het beter was om rast en kalmte te bewaren. Van de 25 miljoen kijkers begreep 80% niets van financiële zaken en 20% kan moeilijk een standpunt kiezen. Mitterand had het onderwerp alleen ter sprake gebracht om de mensen te laten zien dat hij behalve over politieke ook over economische capaciteiten beschikt en dat boezemde volgens hem vertrouwen in bij de Franse kiezer.
De communisten hadden twee dagen voor het televisie-debat een document gepubliceerd dat de kosten van hun versie van het gemeenschappelijke programma opsomde: nationalisatie van de industrie, een grotere regeringsbijdrage voor sociale uitkeringen en hogere kosten voor particuliere ondernemingen in verband met verhoging van het minimumloon. Dit was volgens Mitterand een poging van de communisten om hem in de wielen te rijden en om te bereiken dat de communisten bij een eventuele linkse overwinning de belangrijkste hervormingspartij zouden zijn, dit ten koste van de invloed van de socialisten.
Mitterand verzekerde dat deze tactiek van de communisten geen succes zou hebben; hij had het communistisch programma openlijk verworpen en daarmede zijn onafhankelijkheid onderstreept. Anders dan voorheen zou volgens de socialistenleider het volk thans niet reageren met de mening dat opnieuw gebleken was dat de communisten niet te vertrouwen zijn. Zolang Mitterand het vertrouwen van het Franse volk behield, zou men niet bang behoeven te zijn voor de communisten.
Kraft komt daarom tot de conclusie dat het geen catastrofe zou zijn als Mitterand aan de macht zou komen, want deze politicus weet zeer bekwaam met communisten om te gaan. Maar de behoedzaamheid waarmede de socialistenleider te werk gaat, bewijst wel dat hij nog lang niet zeker is van de overwinning. Daarom moet volgens Kraft de Amerikaanse regering niet meewerken aan pogingen van regeringspartijen om de communisten buiten de deur te houden.
| |
Eurocommunisme verzwakt Russische invloed
In een interview noemde Milovan Djilas het Eurocommunisme de belangrijkste gebeurtenis sinds de Koude Oorlog. Voor het eerst ontstaan in het communisme zelf weerstanden.
Dat was volgens Djilas weliswaar ook wel gebleken in Hongarije in 1956 en in Tsjechoslowakije in 1968, maar thans heeft de ontwikkeling een niet meer terug te draaien, hardnekkig karakter gekregen, met dus alle kansen op succes.
De redenen daarvan zijn complex. Véél is in Europa veranderd. In het kapitalisme veranderde de verwachting van een revolutie en ook een oorlog ziet men daar praktisch niet meer in het verschiet. In de Sovjet-Unie is het ware karakter van een systeem steeds meer bloot komen te liggen: met name de- | |
| |
stalinisatie en wat daarna kwam, heeft ingewerkt op de Westeuropese communistische partijen. Nog belangrijker is dat die Westerse partijen het doctrinair leninisme verlaten. Dat geldt dan vooral de Latijnseuropese partijen, met name die in Italië, Frankrijk en Spanje: zij scheiden zich feitelijk reeds van het leninisme af. Maar ook de interne partijstructuur is daar veranderd en men laat binnen de partij verschillende stromingen toe.
Het verst gaan daarin de Spaanse Communistische Partij en de PCI. De Franse Communistische Partij wordt nog steeds door het middenkader geremd, dat nog sterk leninistisch denkt en illusies over de Sovjet-Unie koestert. De Portugese Communistische Partij staat nog achter de Franse Communistische Partij, maar ook in Portugal kan men democratisering opmerken.
In conservatieve kringen, maar ook onder de sociaaldemocraten bestaat de vrees dat het Eurocommunisme zich tot het Trojaanse Paard van Moskou zou kunnen ontpoppen, maar volgens Djilas kan daarvan geen sprake zijn en is het eerder zo dat de Kremlinleiders bijzonder ontevreden zijn over het Eurocommunisme. Getuige de houding van de Bulgaarse en Tsjechoslowaakse communisten. Hoe belangrijk die kwestie is, blijkt uit het feit dat de Oosteuropese communistische partijen elk een verschillende houding tegenover het Eurocommunisme aan de dag leggen. De Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij staat er positief tegenover - zegt namelijk dat zij zich niet wil mengen in zaken van de Westeuropese zusterpartijen - en volgens Djilas wil ook de Poolse Verenigde Arbeiderspartij geen streng gezicht trekken tegenover het Eurocommunisme. De Socialistische Eenheidspartij van de DDR ziet Djilas eerder aan de zijde van Praag en Sofia: de Bulgaren dienen altijd als spreekbuis van de Sovjet-Unie, wanneer die het niet opportuun acht zelf iets hardop te beweren. Vrees voor het Eurocommunisme acht Djilas naïef, zij het ook wel begrijpelijk, gezien de ervaringen die men met communistische partijen heeft gehad. Overigens speelt ook verkiezingstactiek in het Westen een rol van betekenis.
Djilas twijfelt er niet aan dat de Italiaanse of Franse communisten, eenmaal deelnemend aan de macht, het spel volgens de democratische regels zullen blijven meespelen. Ongetwijfeld bestaan er zeer sterke groepen binnen de Italiaanse en Spaanse communistische partijen, en dat zijn leidende groeperingen, die de weg van de Oosteuropese communistische partijen niet willen volgen: zij zoeken een democratische weg, maar die is niet dezelfde als die van de sociaaldemocraten. Maar ook de sociaaldemocratie is niet meer die van tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zo zijn deze communistische partijen veel belangrijker geworden en veel consequenter betrokken bij de maatschappelijke vraagstukken, die vroeger slechts verkiezingspunten waren, en zij zijn daarbij niet meer met schematisch denken en dogma's belast. In Italië zijn persoonlijkheden als Berlinguer, Mendola, Bacca, Napolitano vast besloten tot een democratische koers. En de kwestie van persoonlijkheden is
| |
| |
zeker niet onbelangrijk. Natuurlijk zijn er ook nog Stalinistische facties, soms nog heel sterk en door Moskou gesteund, maar zij hebben geen uitzicht meer op het leiden van de communistische partijen.
De invloed van de Sovjet-Unie in Europa is op een laagste punt gekomen, lager misschien nog dan tijdens het tsaristische Rusland. Een beslissende rol bij dat verval speelt nu het Eurocommunisme.
De afscheiding van de Sovjet-Unie ging zo ver en zo snel, dat Moskou geen gelegenheid meer vond adequaat te reageren en zo zijn sinds de Oostberlijnse conferentie van de communistische partijen medio 1976 twee lijnen naast elkaar blijven bestaan, die van het Eurocommunisme en de Joegoslavische variant enerzijds, en die van de Sovjet-Unie anderzijds. Djilas gelooft niet dat de Russen het verloren terrein kunnen herwinnen zonder grote, radicale veranderingen in het Oostblok en met name zonder vermindering van de Russische druk op de Warschaupactlanden. Maar voorlopig gaat Moskou juist de andere kant op, drukt het die landen om zich heen, ideologiseert het de Oosteuropese communistische partijen, streeft het naar de zogenaamde ideologische eenheid, alles ten bate van de eigen hegemonie. Dat nu kan volgens waarnemers alleen maar negatieve gevolgen hebben voor de Kremlinleiders.
Minister Kissinger, die eens over het perspectief van een communistisch Europa over 10 tot 15 jaren heeft gerept, is volgens Djilas dan wel een begaafd man, maar moet dat in een emotionele bui hebben verklaard, toen het leek alsof het communisme Portugal ging overspoelen. Maar Kissinger en zijn raadgevers hebben de situatie in zijn geheel niet goed geanalyseerd. Volgens Djilas zal Europa over tien jaar eerder democratisch-socialistisch zijn geworden en eigenlijk is dat al zover, overigens niet in die zin dat het kapitalisme zou zijn verdwenen en dat voor andere conservatieve partijen geen plaats meer zou zijn, maar in die zin dat er in Europa een toestand van grotere maatschappelijke rechtvaardigheid is ontstaan.
Op de vraag of het Westen door zijn technologie-aanbod een humanisering in de Sovjet-Unie zou kunnen te weeg brengen, antwoordt Djilas dat het enerzijds onmogelijk is door technologie een gesloten systeem als het Russische te dwingen tot een andere binnen- en buitenlandse politiek, maar dat het anderzijds op bepaalde momenten mogelijk is de Sovjet-Unie via normale handel en technische uitwisseling te beïnvloeden. Met andere woorden: de Sovjet-Unie is technologisch onafhankelijk, maar dan tot op een niveau dat veel lager ligt dan het Westeuropese. En de Sovjet-Unie heeft niet het perspectief de Westeuropese technologie ooit te bereiken, laat staan te overtreffen, als zij zich op zichzelf blijft ontwikkelen. Djilas gelooft persoonlijk niet aan de convergentietheorie (volgens welke beide politieke systemen door technologische uitwisseling naar elkaar toegroeien), maar gelooft wél dat een gecontroleerde technologische uitwisseling, dus op beperkte schaal, positief kan werken, spanningen wegnemen en vooroordelen minder kans
| |
| |
geven. Maar de beslissende maatschappelijke processen zelf moeten uit diepere motieven voorkomen.
| |
Joegoslavië en het Eurocommunisme
Joegoslavië is, aldus Djilas, eigenlijk maar in één opzicht als de inspirator van het Eurocommunisme te beschouwen, waar de onafhankelijkheid van Partij en vooral Staat wordt onderstreept, waar het gaat om de te bewandelen weg naar het socialisme. De onafhankelijke Staat gaat voorop. Maar ter zake van democratische, interne processen heeft Joegoslavië geen invloed op de Eurocommunistische partijen, het is voor die partijen geen voorbeeld. Omgekeerd kan het Eurocommunisme positief werken op onder andere Joegoslavië, en op overige Oosteuropese staten, door verzachting van ideologische hardheid en een cultureel meer ontzien. Voor Joegoslavië als Staat is de steun van de Italiaanse, Franse en andere communistische partijen reeds een grote steun tegenover de Staat Sovjet-Unie. Na Tito zal Joegoslavië zijn onafhankelijkheid vis-a-vis Moskou voortzetten, ja zelfs verstevigen en dat omdat de Komintern-sentimentaliteit tenslotte zal verdwijnen.
Het Eurocommunisme is een ‘fundamentele noodzaak van deze tijd’ en mag geenszins betiteld wordt als ‘verraad aan het socialisme’. Dat staat in een rapport dat Vladimir Bakaric, lid van het Presidium van de Joegoslavische Communistische Partij, op 24 mei jl. heeft uitgebracht aan het Centrale Comité. Het Centraal Comité hield een bijzondere zitting ter gelegenheid van de 85ste verjaardag van president Tito.
Het Eurocommunisme, aldus Bakaric, wordt op verschillende manieren beoordeeld. De bijeenkomst van Berlijn van de Europese communistische partijen heeft er niettemin de weg voor geopend. Toch hoort men het Eurocommunisme wel veroordelen als een manoeuvre van het imperialisme, of min of meer als verraad aan het socialisme. Wij zijn het met dergelijke oordelen niet eens, aldus Bakaric.
Hij wees erop dat de Westerse communistische partijen moeten kiezen tussen een versterking van het Sovjetblok, en hun politiek daarop richten, of andere wegen in moeten slaan. Kiezen voor het Sovjetblok betekent het opvoeren van de confrontatie tussen de blokken en vermindert de kans op succes in eigen land, want de betrokken partij kan zich niet presenteren als een fundamentele kracht van de natie en als ze succes heeft, riskeert ze acties van het andere blok.
Daarom, aldus Bakaric, hebben de communistische partijen van Italië, Spanje en Frankrijk voor een nieuwe grondslag gekozen en zijn andere, kleinere partijen nog bezig hun politiek te formuleren. Het gaat hier niet om tactische manoeuvres, maar om een strategische beoordeling van de ontwikkeling, op grond waarvan men zijn politieke lijn vaststelt, ontwikkelt en vervolmaakt, aldus Bakaric.
| |
| |
De uitspraken van Bakaric betekenen de tot nog toe krachtigste verdediging door Joegoslavië van de aspiraties van de communistische partijen in Spanje, Italië en Frankrijk. Medio mei jl. gaf Belgrado al op indirecte manier duidelijke steun, toen het vooraanstaande dagblad Politika kritiek leverde op een artikel van de secretaris van de Tsjechische Communistische Partij, Vasil Bilak, in het Russische tijdschrift Woprosi Istorii CPSS (Problemen van de geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie).
In zijn artikel noemde Bilak het gebruik van het bewandelen van verschillende wegen bij de opbouw van het socialisme, zoals dat door verscheidene communistische landen en partijen wordt voorgestaan, onaanvaardbaar. Voorts verwierp hij het Eurocommunisme als een produkt van samenspanning tussen de bourgeoisie en het revisionisme, dat gedoemd is te mislukken. Hij zag in het Eurocommunisme een gevaar voor de eenheid van de internationale communistische beweging en riep op tot het navolgen van de ervaring die in de Sovjet-Unie door de Communistische Partij is opgedaan.
De Berlijnse conferentie van vorig jaar in herinnering brengend merkte Politika op dat zowel de Russische als de Tsjechoslowaakse communistische partij het slotdocument heeft goedgekeurd, waarin het beginsel van de vele wegen die naar het socialisme leiden, unaniem werd aangenomen.
Een vergelijking van de tekst van Bilaks artikel met het document van de Berlijnse conferentie, aldus Politika, zou ondubbelzinnig uitwijzen dat er een discrepantie bestaat tussen het artikel en datgene wat het enig aanvaardbare standpunt is voor alle communistische partijen van ons continent.
| |
Eurocommunisme en de Warschaupactlanden
De zogenaamde Eurocommunistische topconferentie, gehouden medio maart 1977 in Madrid, droeg de onmiskenbare trekken van een happening. De verwachtingen van de politieke waarnemers waren hooggespannen, omdat een soort Eurocommunistische beginselverklaring het resultaat zou kunnen zijn. Maar vooral Marchais onderstreepte van het begin af dat het in de eerste plaats te doen was om een solidariteitsverklaring van de Franse en Italiaanse communisten met hun Spaanse partijgenoten. Hij wilde niet loochenen dat de drie partijen voor analoge problemen stonden, waarop ze ‘convergerende antwoorden’ zouden kunnen geven.
Andere communistische deelnemers spraken dezelfde taal, hetgeen een zekere waarschijnlijkheid verleent aan geruchten over Russische waarschuwingen aan de Franse en de Italiaanse communistische partijen. Men mag uit de verklaringen te Madrid zelfs concluderen dat de Kremlinleiders met name gewaarschuwd hebben tegen een mogelijke neiging om een centrum van het Eurocommunisme te stichten.
Het slotcomuniqué van Madrid noemt de Sovjet-Unie en de andere Oostblokstaten met geen enkel woord. Het zwijgt over de Oosteuropese dissiden- | |
| |
ten en bepaalt zich tot de eis aan alle Europese staten, de bepalingen van het Slotakkoord van Helsinki uit te voeren. In plaats daarvan noemt het een lange reeks mensenrechten waaraan de Italiaanse, Franse en Spaanse communistische partijen zich in hun eigen land zullen houden, onder andere de persvrijheid. Deze partijen verklaren zich voorts voor ontwikkeling van de democratie, met de toevoeging dat ze een pluralisme willen invoeren dat individuele en collectieve vrijheden zal respecteren, garanderen en ontwikkelen. Terwijl Moskou kort tevoren had verklaard dat socialisme zich niet met burgerlijke democratie liet verenigen, stellen de communistische partijen van Italië, Frankrijk en Spanje in feite dat ze de positieve kanten van de burgerlijke democratie willen combineren met het socialisme.
Men kan een frappant verschil constateren tussen het duidelijke manifest van de Eurocommunisten en het zuiver formele, vleugellamme communiqué van de eveneens in maart jl. gehouden conferentie van de Oosteuropese communistische partijen in Sofia. Dit kan alleen betekenen dat diverse deelnemers in Sofia niets hebben willen weten van coördinatie in kwesties als de houding tegenover de dissidenten of de Eurocommunisten. Een door Moskou geleide coördinatie met betrekking tot de dissidenten zou momenteel nauwelijks iets anders hebben kunnen betekenen dan overschakeling op de harde lijn van Praag. De woedende campagne van het Tsjechoslowaakse regime tegen de ondertekenaars van Charta 77 zou de vervolgconferentie in Belgrado kunnen doen verkeren in een tribunaal tegen het Oostblok, hetgeen ook de andere communistische landen moet treffen. Zij woelt bovendien het giftigste grondsop uit de jaren vijftig weer op. Zou de Hongaarse partijleider Kádár kunnen instemmen met een rechtvaardiging van de Stalinistische processen zoals die in een recente Tsjechoslowaakse radio-uitzending werd gegeven?
Wat de Eurocommunisten betreft, wijzen de regerende communistische partijen hun ideeën over pluralisme en parlementaire democratie af. Maar een andere vraag is of ze belang hebben bij een openlijke breuk. Deze zou de bewegingsvrijheid van de Poolse, Hongaarse en Roemeense communisten inperken. Warschau en Boedapest hebben hun standpuntbepaling tegenover de Eurocommunisten wellicht reeds gepubliceerd om een formele gelijkschakeling van de standpunten van de Oostblokstaten te verhinderen. De verklaring van Oost-Berlijn van vorige zomer is in hun handen een wapen dat ook Brezjnev niet kan ignoreren. Dat deze verklaring in het communiqué van Sofia vermeld werd, wijst op de gecompliceerdheid van de situatie binnen het Oostblok.
Men kan ook wijzen op de onzekerheid waarmee de Oosteuropese communistische partijen op de conferentie van de Eurocommunisten in Madrid reageren. Het verschil tussen de Oostduitse en Poolse persreacties is onthullend. De Oosteuropese leiders kunnen zich niet ontveinzen dat de communistische beweging in Europa wordt bedreigd door een schisma. Ook al heb- | |
| |
ben de ondertekenaars van de Madrileense verklaring hun tactische bekwaamheid getoond, ze hebben de dialoog met de Oosteuropese communistische partijen er niet gemakkelijker op gemaakt. De opsomming van de rechten en vrijheden die in de ‘nieuwe maatschappij’ zouden moeten bestaan, is in wezen een verschrikkelijke aanklacht tegen de landen achter het zgn. IJzeren Gordijn. De Madrileense verklaring bevestigt dat de Eurocommunisten uitgaan van een fundamenteel andere conceptie van het socialisme, een conceptie die zich niet kan onthouden van een grondige analyse van de regimes in Oost-Europa.
De Italiaanse, Franse en Spaanse communistische leiders hebben thans zonder restricties gebruik gemaakt van de term Eurocommunisme. Of ze het willen of niet, de Oosteuropese ideologen worden met een realiteit geconfronteerd, die een des te scherper probleem stelt naarmate 1) bepaalde communistische partijen meer aanspraak gaan maken op ideologische en politieke autonomie en 2) ze krachtiger gaan streven naar een nieuwe interpretatie van de betrekkingen tussen democratie en socialisme.
Een open vraag is of de Oosteuropese communisten, wanneer ze de strijd tegen het Westen op twee fronten moeten gaan voeren (tegen de bourgeoisie en tegen de Eurocommunisten), een ontspanningspolitiek kunnen handhaven. Wanneer de Westeuropese communistische partijen zich autonomer tegenover Moskou zouden gaan opstellen dan de sociaaldemocratische partijen tegenover de Verenigde Staten, zoals de Oostenrijkse communist Marek constateert, zijn de consequenties niet te overzien.
| |
Weer een conferentie van de Europese communistische partijen?
Sinds kort nemen de geruchten en aanwijzingen toe dat Moskou aanstuurt op het houden van wéér een conferentie van Europese communistische partijen. Dat zou dan dezelfde partijen bijeenbrengen die medio 1976 in Oost-Berlijn aan tafel hadden gezeten, maar dan op een ander persoonlijk niveau. Dat hiervan sprake is, bewijst de uitlating van de Joegoslavische partijsecretaris voor internationale betrekkingen, Grilckov, dat de Joegoslavische communisten tegen zulk een conferentie geen bezwaar hebben, voorzover het beginsel van gelijkgerechtigdheid gerespecteerd wordt. Voorts ziet men een aanwijzing in het artikel van de Hongaar Györi, secretaris van het Centrale Comité van de HSAP, in het partijblad Népszbadság, waarin op een veel conciliantere wijze dan enige weken geleden wordt verklaard dat de wegen naar een communistische machtsovername en zelfs de wijzen van communistische ontwikkeling in de toekomst, naar gelang de voorwaarden waaronder deze plaats vinden, wel eens nog veel verscheidener kunnen zijn. De Russische aandrang tot het houden van weer een conferentie zou een gevolg kunnen zijn van het feit dat de meervoudige interpretaties van het Oostberlijnse document van medio 1976, en met name het krachtiger worden van
| |
| |
de Eurocommunistische tendens, de fictie van de ‘eenheid’ van het internationale communisme en daarmee de leidersaanspraken van Moskou intussen nog meer hebben uitgehold. Voor Brezjnev had Oost-Berlijn, al hadden de Russen wat moeten toegeven, toch een bevestiging van het Russische leiderschap betekend. Daarom was de Madrileense bijeenkomst van de Italiaanse, Spaanse en Franse leiders in maart jl. voor de Russen een waarschuwing.
Moskou heeft op allerlei wijzen gepoogd die bijeenkomst in Madrid te voorkomen. Het regionalisme van de Westeuropese communistische partijen diende de kop te worden ingedrukt. Dat Moskou faalde, heeft het te wijten aan het feit dat het uitgerekend de Zweedse en Oostenrijkse communistische partijen om bemiddeling had gevraagd: de Zweedse partij wees dit af en spleet terstond in tweeën en de Oostenrijkse Communistische Partij, die in 1968 haar beste elementen uitstootte en tot de orthodoxe koers terugkeerde, heeft in West-Europa zó weinig aanzien, dat men van de oproep uit Wenen nauwelijks kennis nam. Niettemin willen de geruchten dat de Russen hun beoogde conferentie graag in de Oostenrijkse hoofdstad zouden organiseren.
De ook in maart jl. in Sofia gehouden ‘ideologie-bijeenkomst’, die de orthodoxe partijen graag hadden willen gebruiken om de verhouding tot het Eurocommunisme duidelijk te maken om één lijn met betrekking tot het dissidentenprobleem vast te stellen, kon geen resultaat boeken, omdat enige partijen slechts wilden weten van ‘meningsuitwisselingen’ en niet van ‘besluiten’. Vooral de Tsjechoslowaken waren daarover teleurgesteld en dezen reizen sindsdien stad en land af om toch nog iets te redden van de broodnodig geachte ‘solidarisering’. Blijkbaar met weinig succes. Anderzijds maakte president Ceausescu duidelijk dat hij de betrekkingen met de Westeuropese partijen alsmede met de Joegoslavische Communistische Partij wil handhaven.
Ingewijden geven het Russische conferentieplan niet veel kans. De Franse en Italiaanse communisten lijken momenteel dan wel niet erg geneigd - om redenen van interne stabiliteit - het op een openlijke breuk met Moskou te laten aankomen. Zij wensen niettemin óók niet een nieuwe demonstratie van solidariteit met de Russische en andere zusterpartijen.
In tegenstelling tot de Russische wensen schijnen de Westeuropese communistische partijen in de regionalisering juist het beginsel van de toekomst te zien.
|
|