Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 881]
| |
Dimensies van de dialoog.
| |
[pagina 882]
| |
hinderd worden door de relevante dialoog. Deze heeft tot doel, de meningsverschillen volledig te demonstreren en niet, ze te ontkennen. Want zo'n ontkenning staat gelijk aan het cultiveren van foutieve controversen en dient niet de harmonie maar juist het conflict. | |
SchijncontroversenWaarover verschillen we zo van mening, dat we geen andere weg meer kunnen bedenken dan het conflict, dat de discussie sluit? Waarover zijn we in zovele gevallen uitgepraat? Over de medezeggenschap van de werknemers die de vrijheid en snelheid van handelen van de ondernemingen in de weg zou staan. Over de vraag of die onderneming een strijdorganisatie is dan wel een werkgemeenschap, een vernieuwende factor in de samenleving of een op winst beluste instelling. Over de economische belangen van onze hoog ontwikkelde maatschappij die de welvaart van de ontwikkelingslanden zouden hinderen. Over de afkeer van militair geweld die de veiligheid van onze cultuur zou ondermijnen. Over de structuren van onze samenleving, die naar hun aard iedere poging tot wezenlijke hervorming zouden tegenhouden en dit desnoods met geweld als dat wordt uitgelokt door radicale bewegingen, die de waarden van onze cultuur zouden miskennen. Over de vraag of kunstenaar en wetenschapsman hun werk in dienst moeten stellen van een maatschappelijk doel, van een stelsel van waarden - dan wel protest moeten aantekenen tegen een vermenging van ethiek en vakdiscipline, waardoor de vrijheid van kunst en wetenschap door opgelegde dogma's wordt bedreigd. Over de hamvraag tenslotte of het enige zin heeft de essentiële conflicten langs de weg van overleg te benaderen, omdat het onoverkomelijke belangenconflicten zouden zijn. Er wordt ons telkens weer voorgehouden, dat wij moeten kiezen of delen. Verzoenende geesten betogen, dat er toch tussenwegen mogelijk zijn, dat het om uitersten gaat die elkaar nodig hebben. Dat het valse tegenstellingen zijn, omdat zij toestanden aangeven die in zuivere vorm helemaal niet kunnen bestaan. De verzoeners bepleiten telkens weer een harmonisch evenwicht tussen de uitersten waarop de controverse zich heeft toegespitst: de oplossing zou ergens in het midden moeten liggen. Ook dit wordt heftig bestreden. Er zijn goede argumenten aan te voeren voor de overtuiging dat verzoening en harmonie in vele gevallen niet méér zijn dan een compromis van belangen. Men noemt het dan verzoening en harmonie, niet omdat een oplossing gevonden werd, maar omdat het | |
[pagina 883]
| |
Fig. 1 (verklaring op blz. 885)
volkomen willekeurig en oncontroleerbaar was, wáár die oplossing ergens in het midden moest liggen. De fout van vele controversen is niet: dat zij over uitersten gaan waartussen wel een middenweg zou te vinden zijn; maar wel: dat die controversen slechts in één dimensie denken, alle tegenstellingen als uiteinden van éénzelfde lijn zien. Medezeggenschap en vrijheid van onderneming worden ten onrechte als echte unidimensionele tegenstellingen opgevat. Maar het tegendeel van medezeggenschap is (volkomen) bevoogding door de werkgever en niet zijn vrijheid van onderneming. Het ene ligt in een andere dimensie dan het andere. Op dezelfde wijze stelt men belangen-conflict tegenover overleg, of vakciscipline tegenover maatschappelijk engagement. Een belangenconflict ligt in de dimensie van het effect dat men van bepaalde handelingen verwacht, terwijl overleg een zaak van beleid is. Vakdiscipline staat als gespecialiseerde kennis tegenover een andere norm als bv. ‘eenvoud’ en ‘begrijpelijkheid’. Als onder vakdiscipline het streven naar empirisch (verifieerbare) waarheid wordt verstaan, dan staat daar misschien (grotere) eenvoud van formulering tegenover, maar niet een bepaalde functie die het beoefenen van die discipline in de maatschappij kan, moet of niet mag hebben, of de plaats waarop de vakkundige zich dient op te stellen. De fout van vele controversen is een dimensie-fout, waardoor de dialoog onvruchtbaar wordt. Pas wanneer de foutieve controversen verwijderd | |
[pagina 884]
| |
zijn, zal moeten en kunnen blijken óf de dialoog het conflict kan voorkomen. Welke, al te vaak verwaarloosde dimensies heeft de dialoog? | |
De drie dimensies van de dialoogBij iedere dialoog wordt informatie uitgewisseld, met elkaar vergeleken. Iedere informatie echter die ook voor de praktijk van het leven betekenis heeft - en daar gaat het toch om in onze controversen - bezit de volgende drie dimensies: - de syntactische dimensie: het is de dimensie van de afspraken en regels die voor de vorm van de informatie zullen gelden. De dimensie dus van de aangenomen of aan te nemen axioma's, de vooronderstelde normen. In deze dimensie wordt geantwoord op de vraag: wat mogen wij als verondersteld aannemen (geloven)? In deze dimensie is de informatie acceptabel voor zover zij ‘toegelaten’ is door de aanvaarde (formele) structuren, d.w.z. voor zover zij binnen dit normensysteem geen tegenstrijdigheden bevat. - de semantische dimensie: het is de dimensie van de betekenis van de informatie, haar correspondentie met, of haar reële functie in de werkelijkheid. In deze dimensie wordt geantwoord op de vraag: wat kunnen wij wéten. Of een informatie acceptabel is, wordt hier beoordeeld naar de mate waarin zij juist is, d.w.z. niet in tegenspraak met de gegeven en gekende werkelijkheid. - de pragmatische dimensie. Dit is de dimensie van de praktische invloed van de informatie óp de werkelijkheid voor zover die invloed het resultaat is van ons handelen. Het is de dimensie van het te voeren beleid. Hier wordt geantwoord op de vraag: hoe moeten/zullen wij handelen? De informatie is acceptabel als zij doelmatig is, d.w.z. als de op de informatie gebaseerde handeling op een enigszins eenvoudige wijze resultaat oplevert. Er is weinig nieuws in deze driedeling. In wetenschapstheorie en informatieleer is de trits ‘syntactisch, semantisch, pragmatisch’ een oude bekende, zelf afkomstig uit de taalwetenschap, waar deze begrippen weliswaar een zeer specifieke en strikter omschreven betekenis hebben. De eisen van (formele) toelaatbaarheid, (inhoudelijke) juistheid en doelmatigheid (in het handelen) zijn geaccepteerde maatstaven. De vragen naar ons geloven, ons kennen en ons handelen zijn wellicht zo oud als de wijsbegeerte. Toch wordt dit in vele discussies vergeten. Willen wij weten, of onze controversen noodzakelijkerwijs tot conflicten leiden, dan zullen wij met het bestaan van deze dimensies rekening moeten houden. De tegenstellingen liggen niet steeds op éénzelfde lijn, in éénzelfde dimensie. Onze beslissingen spelen zich niet af binnen één spanning tussen twee uitersten, maar in een ruimte die door drie dimensies wordt bepaald. En in èlk van deze drie dimensies moet een keuze worden gedaan. | |
[pagina 885]
| |
Fig. 2
De beslissingen en standpunten gaan over de normen die gehanteerd worden, de betekenis en functie die ons denken heeft en het beleid dat gevoerd wordt. Wij bezitten meer vrijheid van keuze en beslissing dan ons in de gebruikelijke controversen wordt voorgespiegeld, er is méér ruimte voor dialoog dan de vastgelopen discussie doet vermoeden. | |
De beslissingsruimteWij plaatsen de kansen van de dialoog binnen het model van een ruimte. Diepte, breedte en lengte corresponderen met norm, functie en beleid (fig. 1). Elementair ruimtelijk inzicht leert ons dat de drie coördinaten de ruimte verdelen in acht segmenten, waarin acht eigensoortige beslissingstypen hun plaats vinden - en niet slechts twee. Als confrontatie van beslissingen heeft de dialoog dus meer vrijheidsgradenGa naar voetnoot1 dan men doorgaans denkt. Gemakshalve kunnen wij de acht segmenten nummeren van 1 tot 8, zoals op de figuur werd aangegeven. De aard van het probleem bepaalt door welke uiterste standpunten de grenzen van de drie coördinaten worden gemarkeerd. | |
[pagina 886]
| |
Laten wij dit model invullen met een eerste voorbeeld: er wordt een beslissing gevraagd over de vraag op welke wijze een industriële onderneming moet worden geleid. (Fig. 2) Uit de strijd tussen de technici en de winstmaximilisatoren (J. Pen in zijn boek Harmonie en conflict), tussen autocratische bestuurders en medezeggenschapsapostelen komt dan een model naar voren, dat nog niet definitief is, dat zèlf nog voorwerp van discussie moet zijn, maar dat - mede door deze zelfkritiek - wegen opent naar een genuanceerde dialoog. Genuanceerd betekent hier niet gecompliceerd, maar wel doorzichtig(er). In dit voorbeeld zien wij als uiterste normen voor de ondernemingsbeslissing enerzijds haar winstcapaciteit, anderzijds haar voortbestaan, haar continuïteit. Als functie van de beslissingen wordt enerzijds de stabilisering van onze sociaal-economische structuren gezien, anderzijds hun verandering. Daarbij gaat het niet om wat behoorde te gebeuren, maar om wat er in feite plaatsvindt. Zowel de ene als de andere interpretatie van de functie der industriële onderneming vindt haar verdedigers; waarbij het eerste - stabilisering - meer buiten en het tweede - verandering en vooruitgang - meer binnen de onderneming wordt gehoord. De uitersten van het te voeren beleid worden vertegenwoordigd door hen die voor de onderneming een sterke technische positie nastreven en door hen die daar tegenover voor een sterke commerciële positie pleiten. Zij noemen elkaar spottend de technocraten en de handelaars. De eersten voelen meer voor wetenschappelijk onderzoek en bedrijfsefficiëntie, de anderen zijn warme voorstanders van reclame en handelstransacties. Ieder standpunt in een dialoog die met het bestaan van deze beslissingsruimte rekening houdt, is nu opgebouwd uit een positie in elk van deze drie dimensies en is dus in één van de acht segmenten van die ruimte te plaatsen. Zo is het verdedigen van het winststreven geen volledig standpunt, evenmin als het bepleiten van een sterke produktietechniek. Deze opmerkingen zeggen nog weinig. Een discussie tussen hun verdedigers is even vruchteloos als zij oppervlakkig is. Wie winst als norm kiest, moet erbij vertellen of zijn beleid meer commercieel of meer technisch zal zijn en of hij stabilisering dan wel verandering van onze maatschappij de voornaamste functie van de onderneming acht. Doet hij dat niet, dan kan hij aan zijn standpunt geen concrete inhoud geven. De winstmaximalisator blijkt aldus in vier variaties voor te komen (segmenten 1 tot 4), waarbij we dan nog afzien van de vele graduele verschillen die zich voordoen naarmate men meer of minder extreme posities kiest. Een tweede voorbeeld levert ons het debat over kernenergie, dat veelal beperkt wordt tot een tegenstelling tussen de onvoorwaardelijke tegenstan- | |
[pagina 887]
| |
Fig. 3
ders en de voorstanders, die uiteraard veiligheidsgaranties willen geven. Als uiterste normen kunnen hier voorgesteld worden: enerzijds een zo sterk mogelijke vermindering van risico (o.a. veiligheidsmaatregelen tegen reactorongelukken en ontsnapping van radioactiviteit, maatregelen en verdragen tegen verspreiding van plutonium), anderzijds de onaanvaardbaarheid van elke bron van radioactief risico, waarbij o.a. wordt aangevoerd dat in het geval van radioactiviteit helemaal niet van een groter of kleiner risico kan worden gesproken omdat het hier om beschadiging van de erfmassa, dus van ons nageslacht gaat. Hoe een gekozen beleid ten aanzien van energieopwekking geacht wordt in de werkelijkheid te functioneren valt eveneens in twee uiterste opvattingen uiteen: groeiend energieverbruik staat tegenover noodzaak en mogelijkheid van een drastische vermindering ervan. Tenslotte wordt de beleidsoptie in verband met kernenergie door twee uitersten gekarakteriseerd: óók en op de duur wellicht overwegend kernenergie óf in geen geval en nooit radioactieve energiebronnen gebruiken (fig. 3). Ook dit model bevat uiteraard acht segmenten, al is men geneigd alléén segment 6 tegenover segment 4 te stellen, géén radioactief risico door onthouding van kernenergie en beperking van energieverbruik tegenover stijgend verbruik waarvoor uiteraard zo veilig mogelijke kernenergie onmisbaar is. Interessant is o.m. segment 1 waar zich de ‘pessimisten’ ophouden die overtuigend zijn dat we het inderdaad met minder energie moeten stellen en desondanks kernenergie niet kunnen missen. En segment 7 waar de ‘optimisten’ huizen, die menen dat ook zonder kernenergie aan groeiende energiebehoefte voldaan kan worden; bovendien geloven zij, dat ook de risico's van andere energiebronnen voldoende laag gehouden kunnen worden. In segment 8 vinden we hen, die geloven in een toekomstige kern- | |
[pagina 888]
| |
energie (bijv. kernfusie) die ieder radioactief risico uitsluit, en die daarom geen noodzaak voor inperking van energieverbruik zien. Een controverse, die slechts twee van de mogelijke segmenten beschouwt, kan moeilijk tot een bevredigende oplossing leiden. Verwaarloosde aspecten zullen de besluitvorming blijven hinderen. | |
Traditionele controversenOns model van de beslissingsruimte demonstreert dat er drie soorten van foute controversen kunnen voorkomen: - In de eerste plaats de controversen die alleen al daarom onoplosbaar zijn, omdat twee posities in onderscheiden dimensies toch lijnrecht tegenover elkaar worden gesteld. Wij hebben ze schijncontroversen genoemd. - Op de tweede plaats de controversen die slechts binnen één of twee dimensies spelen. Vanzelfsprekend is de dialoog binnen één dimensie al onvruchtbaar, maar ook als er een dimensie ‘vergeten’ wordt is een conclusie onverantwoord. Wie bij voorbeeld kiest voor continuïteit als norm en maatschappelijk behoud als functie van de industriële onderneming, zegt nog weinig als de beslissing over het te voeren beleid nog open staat: technologische of commerciële promotie. Wie kernenergie verwerpt en de energie-behoeften niet ziet verminderen, zegt nog weinig over de vraag welke veiligheidsrisico's wij nog acceptabel vinden als we die van de kernenergie uitsluiten. Dergelijke tegenstellingen, waarbij één belangrijke dimensie wordt weggelaten, noemen wij onvolledige controversen. Een voorbeeld daarvan geeft Niezing voor de controverse tussen bewapenaars en ontwapenaars.Ga naar voetnoot2 Hij laat zien dat de dialoog ruimer wordt als men twee dimensies invoert, die van de norm (berust oorlog op machtsverschillen of op verkeerd begrepen behoeften?) en die van de functie (oorlog functioneert stabiliserend dan wel veranderend). Maar het beeld blijft onvolledig en men weet nog niet wat er te doen staat omdat de dimensie van het beleid ontbreekt. - Op de derde plaats komen controversen waarvoor men nog een andere foutenbron kan aanwijzen (die ook reeds in het tweedimensionele kan voorkomen, cfr. Niezing): wie zich niet heeft laten verleiden tot onvolledigheid of zelfs tot schijncontroversen, loopt tenslotte nog de kans om op onvoldoende gronden drie posities aan elkaar te koppelen, slechts één segment (of twee) van de acht als relevant te willen behouden. Dit noemen wij de traditionele controversen. We wezen daar reeds op in het kernenergiedebat: de selectieve keuze van segment 6 tegenover 4 wekt ten onrechte de voorstelling alsof álle voorstanders van kernenergie onverbeterlijke | |
[pagina 889]
| |
energieverbruik-aandrijvers zijn, die helemaal niets zien in alternatieve energievormen, en dat alle tegenstanders van kernenergie utopische energieverbruik-minimalisten zijn, met een onbeperkt vertrouwen in de alternatieve energie. In de discussie over de industriële onderneming bleek de strijd doorgaans te woeden tussen hen die de trits winstnorm, maatschappijstabiliserende functie en produktietechniek als onverbreekbaar hanteren en hen die het bijeenbehoren van continuïteit, maatschappijveranderende functie en commerciële promotie als vanzelfsprekend ervaren. De hele beslissingsruimte wordt wel erkend, maar er worden toch slechts twee segmenten daarvan reëel geacht. Historisch is dat misschien verklaarbaar, maar dat is dan ook de beste motivering! Het zijn traditionele standpunten. Bij beide partijen zit de fout in de vanzelfsprekendheid waarmee andere standpunten - andere combinaties - worden uitgesloten, zonder dat hun kansen onderzocht worden. Want waarom zou a priori het beleid niet te verdedigen zijn dat de winst als norm hanteert, verandering van de maatschappelijke structuren als functie van de onderneming ziet en deze tracht te realiseren door technologische innovatie en promotie? Talloze controversen blijken traditioneel te zijn. De tegenstelling tussen de aanhangers van maatschappelijke machtsposities, ingekapseld in de bestaande structuren, hun behoud verdedigend en de revolutionaire bestrijders daarvan, ijverend voor een samenleving die niet macht maar menselijke behoefte tot leidraad heeft, levend buiten deze maatschappij die zij verafschuwen of aan de rand ervan - ook dat is een traditionele controverse. Hier zou men het volgende model kunnen gebruiken: Norm - macht versus behoefte of waarheid. Functie - behoud of evolutie van de samenleving versus radicale eliminering ervan en vervanging door een geheel andere. Beleid - werken binnen de structuren versus werken vanuit de isolatie. In deze ruimte bestaan nog zes andere standpunten dan de eerstgenoemde, en vóórdat hun waarde is onderzocht is ieder conflict voorbarig dat uit de onoplosbaarheid van de traditionele tegenstelling voortkomt. In de problematiek van de kunstenaar en de kunstwaardering, zoals deze zich afspeelt rondom begrippen als ‘geëngageerdheid’ versus ‘ivoren toren’, ‘vorm’ versus ‘vent’, ‘kunst als opium’ versus ‘kunst als sociaal wapen’, kan wellicht het volgende ruimtemodel orde scheppen: Norm - aangename impressie op consument versus oprechte expressie door kunstenaar. Functie - ordenende verbeelding van de werkelijkheid versus profetisch getuigenis over de werkelijkheid. Beleid - de kunstenaar als culturele exponent versus de kunstenaar als politieke opponent. | |
[pagina 890]
| |
De kunstenaar, die zijn politieke geëngageerdheid met de oppositie tegen de bestaande cultuur demonstreert door een getuigende en esthetisch tegendraadse kunstvorm kan daarmee nuttig werk doen, maar hij vertegenwoordigt wel een traditioneel standpunt en draagt weinig oorspronkelijks bij tot het doorbreken van een traditionele controverse. | |
Oorzaken en oplossingen van het conflictDe fixatie op traditionele standpunten veroorzaakt conflicten. Om bij één voorbeeld te blijven, het conflict ontstaat niet noodzakelijk daar, waar de ene partij de machtsnorm hanteert en de andere zich op de humane behoeften wil oriënteren. Het conflict wordt echter zeker geboren, als tevens voetstoots wordt aangenomen dat de waarheid niet gediend kan worden vanuit bestaande structuren; dat die structuren niet veranderd kunnen worden anders dan door radicale revolutie; dat wie macht heeft noodzakelijkerwijs het bestaande wil behouden; dat wie zich isoleert ook altijd de waarheid dient. Het conflict is dikwijls gevolg van ons miskennen van schijncontroversen of van onvolledige controversen. Maar het hardnekkigst zijn de traditionele denkpatronen. Zij zijn de eigenlijke oorzaak van vele conflicten of zij verhullen ze. Waar het conflict afschrikt, tracht men de controverse op te lossen in een compromis. Men wil elkaar ergens tussen de uiterste standpunten vinden. Bij de schijncontroverse ontstaat evenwel een schijncompromis. Bij de onvolledige controverse is het een poging, logische contradicties te verzoenen in een formulering die in de praktijk de onvolledigheid van haar uitgangspunt bevestigt. Het compromis bij een traditionele controverse is slechts een cumulatie van onbevredigende halfheden. Om nog eens op hetzelfde voorbeeld terug te komen: iets minder macht, iets minder behoudzucht, iets minder conformisme bevredigen de traditionele revolutionair evenmin als de traditionele conservatief. Niet de controverse leidt dan tot conflict, maar de uitzichtloosheid van het halfslachtige compromis. Het compromis in de vorm van een tussenweg tussen uitersten wijst op foutieve controversen en dient het conflict. Als de controverse volledig en niet traditioneel wordt gesteld, als met alle segmenten van de beslissingsruimte rekening wordt gehouden, dan is het doel van de dialoog niet het wegwerken of verdoezelen van contradicties maar het vinden van een modus vivendi mèt de onverzoenbare tegenstellingen. Dit is mogelijk doordat en voor zover de beslissingen in de drie dimensies onafhankelijk van elkaar kunnen zijn. Het loskoppelen van fixaties tussen bepaalde normen, functies en handelwijzen is het doorbreken van traditioneel denken, het creëren van posities die voor de toekomst vruchtbaar | |
[pagina 891]
| |
kunnen zijn. Dan is de vrucht van de controverse niet het conflict noch het compromis. De vrucht is dan in de eerste plaats het model zelf en vervolgens de uitwerking ervan. De dialoog richt zich op de constructie van een toelaatbaar, juist en doelmatig model van de beslissingsruimte, die aan de orde is en tracht álle segmenten daarvan naar waarde te schatten. De controverse is dan niet een wantoestand, die tot elke prijs moet worden vermeden, op straffe van conflict. De controverse blijkt ruimte te bieden voor verheldering van onze situatie en de weg te openen naar nieuwe alternatieven voor ons geloven, denken en doen. |
|