| |
| |
| |
Schuld en boete: voer voor psychologen
G. Thys
Over Dostojewski's Schuld en Boete is ontzettend veel geschreven. Na deze bewering is er wel een erg goed excuus nodig om een artikel te verantwoorden dat deze stapel van secundaire literatuur (in de betekenis van literatuur over literatuur) nog komt vergroten. Toch zijn er een aantal merkwaardige vaststellingen te doen bij het lezen van die studies en recensies. Deze constataties leiden tot twee besluiten omtrent aard en kwaliteit van het grootste gedeelte van de aangeboden secundaire literatuur.
Het valt ten eerste op dat een heel aantal psychologen (o.a. Freud en Laing) en filosofen (o.m. Nietzsche en W. Barrett) het over het oeuvre van Dostojewski hebben. Vaak ontleden ze fragmenten uit bijvoorbeeld Schuld en Boete en komen daarbij tot verrassende en diepgaande inzichten omtrent de gigantische wereld achter dit werk. Doch aan de meeste van deze wetenschappelijke studies schort er wat. Enkele voorbeelden: in Dostojewski und die Vatertötung bestudeert Freud de auteur, in Rodion Raskolnikow, a psycho-pathological study Prof. E.A.D.E. Carp het personage, vanuit hun eigen respectievelijke psychologische theorieën. R.D. Laing (in Self and Others) neemt dan weer specifiek een van Raskolnikows problemen als illustratie van een foutgelopen familiaal interactieproces. Al deze auteurs bieden hun verklaring aan als de enige en de ware, die meteen ook alle andere interpretaties weerlegt of in het beste geval overschaduwt. Het resultaat is dat een multi-dimensioneel werk als Schuld en Boete gereduceerd wordt tot een van zijn facetten of uitsluitend mag fungeren als gelukkige illustratie bij een these of een bewijs van een wetenschapper. Het literaire werk speelt bijgevolg maar een ondergeschikte rol en wie er iets over vertelt - vanuit psychologisch, literair, sociologisch of filosofisch standpunt - zegt eigenlijk meer over zichzelf en over zijn eigen werk dan over het feitelijke object van zijn studie. Hun bevindingen mogen echter niet zondermeer verworpen worden. De meeste zijn trouwens niet eens contradictorisch maar eerder complementair. Het laatste woord over een bepaald literair werk, c.q. Schuld en Boete, zal wel nooit gezegd worden, maar het inventariseren en samenvoegen van zoveel mogelijk bestaande interpretaties en verklaringen zal niet alleen leiden tot een betere appreciatie van de rijkdom van het boek, maar ook aantonen dat het een
diepere studie verdient dan de meestal discipline- of theorie-gebonden verklaringen.
| |
| |
Anderzijds is het dan weer bedroevend te merken dat er in de meer populaire, voor een breder publiek toegankelijke secundaire werken vrijwel niets van de bevindingen van Freud, Laing e.a. is terug te vinden. Een goede toetssteen hiervoor is het centrale probleem in Schuld en Boete, de motivering die men Rodion Raskolnikow voor de moord toeschrijft. Een kleine bloemlezing: ‘Daarom pleegt Raskolnikow tenslotte ook zelf zijn moord. Om zich daarmee bewust te scharen aan de zijde van de “groten”’ (Dr. M.A. Lathouwers), ‘C'est pour se prouver à lui-même qu'il est un surhomme qu'il se pousse au crime.’ (André Gide), ‘Hij berooft een afschuwelijke woekeraarster van het leven, “omdat hij Napoleon worden wil”.’ (Walter Schubart). En dat terwijl zovele studies hebben aangetoond dat de moord op Aljona en Lisaweta Iwanowna de daad van een soort geesteszieke is, en een grondige lectuur ook inderdaad het vermoeden doet rijzen dat er méér is dan alleen maar de theorie van de ‘buitengewone’ mensen. Ook hier zijn reducties tot ééndimensionaliteit dus legio.
Dit artikel is geen pleidooi om alle wetenschappelijke studie van literaire werken dan maar te staken omdat de essentie toch nooit verwoord zal worden. Het wil evenmin aan niet-literatuurwetenschappelijke disciplines het recht ontzeggen zich met de letterkunde bezig te houden. Het tracht alleen aan te tonen dat visies van verschillende oorsprong elkaar niet per definitie uitsluiten en dat men een multi-dimensioneel werk ook multi-disciplinair moet benaderen. Daarom waag ik me hier aan een poging om een aantal verworven inzichten te combineren en daardoor te trachten een ietwat vollediger beeld van de psyche van de student Rodion Romanytsj Raskolnikow op te bouwen. Dit dan uiteraard zonder enige pretentie van volledigheid of uniciteit.
Achtereenvolgens worden de periode vóór de moord - met als voornaamste probleem het expliciteren van het motief - en die na de moord - met als centraal gegeven de bekentenis aan Sonja - bekeken.
De vraag ‘Waarom pleegde Raskolnikow de moord op de oude woekeraarster?’ valt om te beginnen uiteen in een viertal deelvragen, die ieder een specifiek probleem isoleren:
- | hoe kwam Raskolnikow terecht in die ondraaglijke psychische gespannenheid waarin hij zich bij de aanvang van het werk bevindt? |
- | hoe komt hij op de idee dat een moord de enige uitweg kan zijn? |
- | waarom wil hij nu net Aljona Iwanowna ombrengen en niemand anders? |
- | welke is de rol die zijn verstand, zijn rede, hierbij speelt en hoe verantwoordt hij met die rede zijn gedrag tegenover zichzelf? |
| |
Op zoek naar de wortels van de ondraaglijke spanning
Raskolnikow wordt door zijn vriend Razoemichin beschreven als: afwijzend, somber, trots, van langsom meer hypochondrisch, soms groothartig,
| |
| |
dan weer hard en gevoelloos; hij schijnt geen tijd te hebben voor banaliteiten. Hier hebben we reeds de voornaamste elementen: van nature intelligent en introvert sluit Raskolnikow zich in St.-Petersburg al gauw af van alle andere mensen, en hoewel hij soms in filantropische buien zijn laatste geld weggeeft, zijn de alledaagse dingen die zijn medemensen bezighouden voor hem meestal ronduit banaliteiten. Qua moraal en filosofie is hij de Russische intellectueel van zijn tijd: fel beïnvloed door westerse ideeën. Hij is een ‘raskolnik’, ‘moderne ongelovige’ en dit is voor de auteur zondermeer het grootste gebrek van zijn personage. Dostojewski toont aan dat men in het leven niet zonder religieuze dimensie kan en laat zijn personage zuchten dat diens leven heel wat eenvoudiger ware geweest, had hij wel in God geloofd. Het is trouwens een hernieuwd geloof dat zijn bevrijding wordt. Dit alles, het gemis aan menselijk contact, de druk van de stad en in het bijzonder van het hok waarin hij huist, het voortdurend bezigzijn met morele en religieuze problemen en tenslotte fysieke uitputting maken hem langzaamaan ziek, lichamelijk zowel als geestelijk. Gespannen zenuwen, een steeds weerkerend gevoel van walging, verwarde gedachten, een eigenaardige bijna delireuze en extatische blik zijn het resultaat.
R.D. Laing vestigt bovendien de aandacht op Raskolnikows relatie met zijn familie. Uitgangspunt is de brief van zijn moeder: Poelcheria Raskolnikowa dwingt hem tot allerlei gevoelens die hijzelf niet wil, en dat door zinnen als ‘Je zult me zeker geen verwijten maken over mijn zwijgzaamheid’ - ‘Je weet hoeveel Doenja van je houdt’ en vele andere: de brief staat er vol van. Hierdoor kan hij al niet anders dan haar geen verwijten maken, van zijn zuster houden, enzovoort. Zijn moeder neemt alle beslissingen voor hem, ontneemt hem alle zelfstandigheid en maakt zich daardoor gehaat, hoewel hij nog erg veel van haar houdt. Laing noemt dit in Self and Others een ‘untenable position’, een onhoudbare situatie: Raskolnikow wil eraan ontsnappen maar kan het tegelijk niet. Hij kan niet meer met zijn familie omgaan en wanneer hij het wel probeert klinkt het gekunsteld. Vandaar zijn overspannen en ziekelijke reactie na het lezen van de brief.
Hij kropt al deze gevoelens op en stilaan gaan ze een quasi-autonoom bestaan leiden onder de vorm van wat men een in zijn persoonlijkheid afgescheiden tweede ‘ik’ zou kunnen noemen. Hij behoudt zijn verstand, maar het is alleen nog in staat hem op bepaalde ‘heldere ogenblikken’ van advies te dienen. Dominant wordt het tweede ‘ik’, de onrede, die op haar weg om uit de steeds talrijker wordende onhoudbare situaties te raken steeds meer verziekt. Hij balanceert in labiel evenwicht op de afgrond van de waanzin waaraan hij steeds maar weer tracht te ontsnappen: hij valt in een diepe, koortsige slaap, verliest het bewustzijn.
| |
| |
| |
Waarom een moord en waarom dit slachtoffer?
De idee dringt zich onweerstaanbaar op dat er iets moet gebeuren, dat hij een bevrijdende daad, welke die ook moge zijn, zal moeten stellen. Een daad die hem enerzijds bewijst dat hij iemand is, dat hij tot zelfstandige beslissingen in staat is, dat hij van zich kan laten horen en die anderzijds een breuk bewerkstelligt met zijn bestaande situatie. Hij ‘voelt zich gedwongen te handelen... of zelfmoord te plegen’ want hij heeft het gevoel, zoals Marmeladow het voor hem uitdrukte, dat hij nergens meer heen kan. In Dagboek van een Schrijver zegt Dostojewski dat zelfmoord de enige uitweg is voor iemand die met God gebroken heeft. Raskolnikow overweegt het dan ook, maar vindt het middel toch wat te radikaal, hij verlangt er niet met zijn hele persoonlijkheid naar. Men zou kunnen zeggen dat zijn eerste ‘ik’ nog te sterk aan het leven vasthoudt en daarom, ondanks de suprematie van zijn ziekelijke ‘ik’, zijn behoudsinstinct laat prevaleren. Het is immers slechts een deel van zichzelf dat hij wil vernietigen. Professor Carp stelt dat in de psychologie ‘moord’ dikwijls omschreven wordt als een ‘partial suicide’, een gedeeltelijke zelfmoord. Met andere woorden: men projecteert in een ander een deel van zijn eigen Ego. Raskolnikow heeft behoefte aan een mens die hij met alle zonden van Israël, in casu zijn eigen situatie en alle daaruit ontstane problemen, kan beladen en dan ombrengen. Zijn oog valt op Aljona Iwanowna, de oude woekeraarster.
Het plan wordt dwang, het begint als spinrag en eindigt als een ketting: naarmate het beslissende ogenblik nadert voelt hij dat zijn vrije keuze uitgeschakeld wordt en dat alles al voor hem beslist is. Zelfs nadat hij in een koortsdroom geconfronteerd is met het bloed en de wreedheid van zijn daad en een waarschuwing krijgt dat hij veel te zwak is om de spanningen te verdragen. Het gaat hier om de bekende droom waarin hij een paard ziet afslachten, meer nog dan de rest van het werk voer voor psychologen en analysen van allerlei slag. Ik waag me niet aan een samenvatting van het kluwen identificaties, verdrongen bewustzijnsinhouden en projecties dat erin gevonden wordt. De korte omschrijving van de droom als een waarschuwing voor zijn afschuw van wreedheid moge volstaan.
Wanneer hij naar de bebloede bijl in zijn hand kijkt en zich realiseert dat de bevrijdende daad volbracht is, schijnt er een last van hem af te vallen. Maar hij raakt in paniek, vooral na de tweede moord, en heeft alle moeite om zijn hoofd bij de zaak te houden. Hij heeft koorts, is de volledige waanzin meer dan ooit nabij en wanneer hij thuiskomt verliest hij het bewustzijn. De opzet is mislukt: de moord heeft hem helemaal geen verlossing gebracht; hij verwijt zichzelf nu ook nog zwakheid en hij wordt bedreigd door volkomen isolement. Hij voelt aan dat hij, met de moorden op zijn geweten, nooit nog een zinnig gesprek met iemand zal kunnen hebben. Alles was slechts een illusie.
| |
| |
Bij de ‘keuze’ van zijn slachtoffer speelde het toeval een grote rol. Keuze tussen aanhalingstekens, omdat het hier niet gaat om een bewuste daad maar om een intuïtief aanvoelen: plots, maar met een overtuigende zekerheid. Tijdens zijn eerste bezoek bij de beleenster merkt Raskolnikow bij zichzelf een afkeer voor haar. Hij kan niet verklaren waarom, maar het was haat op het eerste gezicht. Theorieën omtrent identificatie met zijn moeder zijn legio.
Het doorslaggevende argument wordt echter door het toeval geleverd: in een kroeg hoort hij iemand zeggen dat hij de woekeraarster eigenlijk zou mogen doden in naam van een hoger doel. Twee associaties, ‘moord - oude vrouw’ en ‘moord - hoger doel’, waarmee hijzelf al lang speelt, worden hier plotseling grijpensklaar verenigd. Het slachtoffer is gekend.
| |
Op zoek naar een redelijke verantwoording van de daad
Bij Raskolnikows rede berust de moeilijke taak al zijn daden tegenover zichzelf te verantwoorden en hem tevens met haar rationaliteit bij al zijn daden bij te staan. Bij dit laatste wordt ze fel gehinderd door de steeds frequenter wordende aanvallen van de onrede. Toch zijn er bepaalde details die hij tot in het absurde heeft voorbereid (hij weet bijvoorbeeld hoeveel stappen het van bij hem thuis tot aan de woning van zijn slachtoffer is). Eerst tracht hij nog redelijke tegenargumenten te vinden, maar wanneer de moord eenmaal vaststaat, houdt de rede zich niet meer bezig met het feit dát, maar alleen nog maar met de manier waarop.
Reeds in zijn studententijd had Raskolnikow al kritische bedenkingen gemaakt bij bepaalde morele en juridische zekerheden. Zo ontzegde hij - en hij houdt dat ook later vol - de staat het recht om over moordenaars te oordelen omdat de weg van de machthebbers of van hun voorgangers zelf over lijken en bloed is gegaan. Daaruit leidt hij dan weer af dat het blijkbaar aan sommige mensen gepermitteerd is hun geweten bepaalde gewelddaden toe te staan om een bepaald doel te bereiken. Van zulke ‘buitengewone mensen’ zijn voorbeelden genoeg te vinden in de geschiedenis.
Wanneer zijn rede op zoek gaat naar een verantwoording van de moord heeft zij er onmiddellijk een bij de hand: geweld om het geld, dat hier de rol van ‘hoger doel’ gaat vervullen. Het komt er nu alleen nog op aan zichzelf ervan te overtuigen dat hij tot de klasse van die buitengewonen behoort, iets waar hij nooit ten volle in slaagt. Hier zit trouwens de sleutel van vele misverstanden: hij pleegt de moord immers helemaal niet om zijn theorie te bewijzen, hij komt alleen maar met deze stelling aanzetten om zichzelf te sussen, om zichzelf een motief voor te houden. Elke bewering als zou de theorie een uiting zijn van een superioriteitscomplex dat een inferioriteitsgevoel moet verhelpen, vervalt hiermee. Want hij realiseert zichzelf goed genoeg dat hij geen Uebermensch is en dat hij het nooit zal worden: hij ont- | |
| |
kent formeel er een te zijn tegenover de onderzoeksrechter Porfiri, hij maakt bij zichzelf de bedenking dat zijn hele plan ziekelijke oorzaken had en dat hij eigenlijk niets meer is dan een luis, zoals zijn slachtoffer (hij toont dat trouwens aan met een drietal onweerlegbare argumenten).
Van Uebermensch naar Nietzsche is maar één stap, maar de invloed die hier zo dikwijls verondersteld wordt blijkt er helemaal niet te zijn. Dostojewski schreef Schuld en Boete toen Nietzsche student was en nog niets gepubliceerd had, deze laatste heeft van zijn kant de werken van Dostojewski pas op latere leeftijd leren kennen: in geen van beide richtingen kan er dus van invloed sprake zijn. Beweringen als ‘Dostojewski is de romancier van Nietzsches filosofie’ (Buytendijk) moet dus om eenvoudige chronologische redenen weersproken worden. Dat er toch zekere overeenkomsten bestaan is even verwonderlijk als het voorkomen van gelijkwaardige ideeën in de werken van bijvoorbeeld G.B. Shaw en A. Strindberg. Doch het gaat hier om ‘ideeën die gewoon in de lucht hingen’ zoals Dostojewski zelf het later noemde: ze waren in vele landen terug te vinden en Nietzsche is er alleen maar de briljantste verwoorder van geweest. Toch zijn er op het inhoudelijke vlak enkele fundamentele verschilpunten tussen de stellingen van Raskolnikow en die van Nietzsche aan te wijzen. Het belangrijkste heeft betrekking op het doel dat de supermens zich stelt: het hoogste doel van de Uebermensch is zichzelf: zijn eigen groei en welvaart, bij de buitengewonen komt daar nog de hulp aan de anderen, de zwakkeren bij. Ten tweede kan niet iedereen Uebermensch worden: alleen de allersterksten, zij die al een tijdlang heersers zijn geweest, zijn ertoe in staat. Voor Raskolnikow is iedereen in potentie een mogelijk buitengewoon mens, of hij het inderdaad ook is moet blijken uit zijn daden.
| |
De enige verlossing uit de impasse
De moord heeft dus haar effect gemist, Raskolnikows plan is mislukt. Er breekt voor hem andermaal een erg verwarde tijd aan: periodes van bewusteloosheid, ziekte, koortsdromen, pijnlijke spanningen. Tot overmaat van ramp dagen zijn moeder en zijn zuster plots op en wordt hij op dramatische wijze geconfronteerd met zijn blijvende onmacht om ongeremd van hen te houden. Slechts na lange tijd slaagt hij erin de gevoelsargumenten van zijn moeder te overwinnen en zich van hen los te maken zodat hij, zonder de dwang van hen regelmatig te woord te moeten staan, op zijn eigen manier zijn eigen gevoelens voor hen kan koesteren.
Het komt hem voor dat ook uit deze situatie na de moord twee uitwegen zijn: zelfmoord plegen (wat hij inderdaad ook eerst zinnens is, maar het zien van de zelfmoord van een vrouw schrikt hem af) of zich aangeven. Dit laatste is oorzaak van twee verwoede gevechten: ten eerste een kat-en-muis-spelletje met de onderzoeksrechter Porfiri, die van meetafaan over- | |
| |
tuigd was van Raskolnikows schuld. Porfiri blijkt uiteindelijk de sterkste zijn en bewerkt mede dat Raskolnikow tenslotte uit eigen beweging naar het politiebureau gaat. Ten tweede is er een innerlijke tweestrijd in hem tussen de idee dat hij zich moet aangeven en anderzijds het restant van zijn geloof in het gunstige effect van de moord, dat hem telkens weer verhindert te bekennen.
De weg naar de redding blijkt die van de genegenheid en de liefde te zijn. Een eerste maal wordt hij ontroerd door de spontane affectie van het dochtertje van de weduwe van Marmeladow, dat hem komt bedanken voor het geld dat hij hen geschonken heeft. De sleutelfiguur wordt echter de prostituée Sonja, tot wie hij zich op een bijzondere manier aangetrokken voelt. Half bewust gaat hij op zoek naar parallellen in hun leven: ook zij is er niet al te best aan toe, ook zij heeft met erg weinig mensen contact, ook met haar zelfrespect is het erg gesteld. Wanneer zij dan nog een goede kennis blijkt geweest te zijn van de vermoorde Lisaweta staat voor Raskolnikow alles vast: zij zullen samen verder gaan. Wanneer hij hoort hoezeer de dood van haar vriendin haar heeft aangegrepen, zegt hij haar te zullen vertellen wie Lisaweta vermoord heeft. Wel degelijk Lisaweta; over haar zuster, om wie tenslotte alles draaide, geen woord meer. Zo wijst alles erop dat Aljona Iwanowna voor Raskolnikow de sleutel was tot de bevrijding door de daad, haar zuster die tot de bevrijding van de daad.
In al haar ellende heeft Sonja toch één punt voor op Raskolnikow: haar geloof. Hij voelt in haar de geborgenheid die hij zo nodig heeft en die zijzelf alleen maar kan opbrengen door haar rotsvast vertrouwen in het woord van de Bijbel. Op deze manier vindt hij zich een weg naar God. Het verhaal van Lazarus speelt hier een belangrijke allegorische rol: ook de student die een stuk van zichzelf heeft vermoord en geen uitweg meer ziet krijgt het leven terug door het geloof.
Op zekere dag gaat hij naar Sonja en vertelt haar dat hij de moorden heeft gepleegd. Ontsteld vraagt zij waarom hij zoiets vreselijks gedaan heeft. Het is een moeilijke vraag voor Raskolnikow. Na lang zwijgen geeft hij haar een reden maar verwerpt ze weer. Dit herhaalt zich meerdere malen en zo dringt hij dieper en dieper in zichzelf en doet ondertussen alle drogredenen aan die hij zich al die tijd heeft voorgehouden:
- zijn eerste bewering: ‘ik had geld nodig’, maar hij weet dat dit niet de ware reden is: hij heeft al het geld en de juwelen onmiddellijk verborgen en ze nooit meer aangeraakt: ‘dat is het niet alleen, want anders zou ik nu gelukkig zijn’.
- ‘Ik wilde een Napoleon worden’, maar dat is slechts de motivering die hij zichzelf wilde opdringen. Hij denkt onmiddellijk verder en komt zo tot de ideeën die aan de basis liggen van zijn ‘buitengewone mensen’:
- ‘hoe komt het dat tot nu toe nog geen mens die al die waanzin van de wereld aanziet, het heeft aangedurfd die hele rommel bij de staart te pak- | |
| |
ken en naar de duivel te gooien. Ik, ik wilde die moed hebben en zo beging ik de moord.’ Hier zit de overgang van drog- naar ware reden: met die ‘waanzin van de wereld’ bedoelt hij immers onbewust niet de onrechtvaardigheden van de maatschappij maar de ellende van zijn eigen situatie, zijn eigen wereld. Dit is de volgende stap:
- ‘ik wilde, Sonja, zonder casuïstiek doden, alleen ter wille van mezelf’, met andere woorden: om zich te bevrijden uit een situatie.
- dan realiseert hij zich dat de rol van het slachtoffer in zijn beweegredenen erg klein is, dat het eigenlijk niet om haar ging: hij heeft niet haar gedood maar een stuk van zichzelf: ‘Heb ik dan dat oude mens omgebracht? Mezelf heb ik vermoord, maar niet haar!’
Zijn houding tegenover de staat en de rechterlijke instanties blijft dezelfde: voor hem zijn de machthebbers grotere misdadigers dan hij en is hij tegenover hen geen rekenschap verschuldigd. Deze houding blijft hij aannemen, tot in Siberië toe. Het is slechts door toedoen van Sonja dat hij zich uiteindelijk toch aangeeft: het is een openlijke schuldbekentenis, een voorwaarde tot vergeving, een hindernis die hij op zijn weg moet nemen.
Hij wordt veroordeeld tot zeven jaar dwangarbeid in Siberië. Voor hem is dit een zinloze straf, hij erkent zijn rechters immers niet. Zijn bekentenis aan de overheid beschouwt hij als een daad van zwakheid en hij voelt dat hem iets ontbreekt: berouw, het inzicht dat zijn daad een misdaad was. Met zijn medegevangenen heeft hij niet het minste contact en het werk put hem uit. Hij wordt andermaal ziek.
Maar dan begint hij in de Bijbel te lezen en wanneer hij duidelijk voelt dat hij verliefd is op Sonja breekt zijn laatste weerstand: hij wordt overweldigd door deze nieuwe, onbekende gevoelens en ontdekt Het Nieuwe Leven. Zijn verleden ontvalt hem als een oude en versleten mantel: hij is een nieuw mens, al het voorbije komt hem nu voor als ‘iets wat iemand anders was overkomen’.
Het verhaal van Raskolnikow is zeker niet het enige verhaal in Schuld en Boete. Bijna alle personages hebben hun eigen biografie, denken we aan Marmeladow, Swidrigajlow, Sonja... Ze convergeren in een ingewikkeld geheel. Schuld en Boete is tevens een werk dat verrast door de rationaliteit die aan de basis van de constructie schijnt te liggen, maar wanneer we lezen wat Dostojewski zelf over dit werk gezegd en geschreven heeft, blijkt het dat het wegvallen van de religieuze dimensie het enige primaire gegeven is geweest en dat de rest hem als het ware uit de hand is gegroeid. De consistentie ervan komt dan plots in een heel ander daglicht te staan. Het onderwerp van een nog boeiender onderzoek dan het bovenstaande is bijgevolg de studie van de relatie auteur-werk: wat van Dostojewski staat er in het verhaal van Roskolnikow? Een uitdagende onderneming, temeer daar Dostojewski zelf reeds herhaaldelijk het onderwerp is geweest van psychologische recherche.
|
|