| |
| |
| |
De huidige politieke ontwikkelingen in China
Radicalen - Gematigden 2-2
F. Sier
Na de dood van Mao op 8 september 1976 is China het toneel geworden van een openlijke machtsstrijd tussen de gematigde en de radicale vleugel van de Chinese Communistische Partij.
Deze strijd, die zich afspeelt op het allerhoogste niveau van de C.C.P., lijkt voorlopig met de arrestatie van de ‘bende van vier’ en de aankondiging van reorganisatie van de dertig miljoen leden tellende partij beslecht te zijn in het voordeel van de gematigden.
De omvang van deze strijd, compleet met massademonstraties, openlijke kritiek op vooraanstaande partijgenoten, onrust in een groot aantal provincies en militair ingrijpen, valt te vergelijken met die van de Culturele Revolutie.
De aard en de schaarste van de berichten die ons uit China bereiken, al of niet voorzien van redactioneel commentaar, stelt de lezer, vooral door het incidentele karakter van deze berichten, amper in staat zich een duidelijk beeld van de ontwikkelingen daar te vormen. Een voorlopige inventarisatie is dus wel op haar plaats.
| |
Het conflict
Door te spreken van openlijke machtsstrijd maak ik mij schuldig aan een simplificatie die maar al te licht verkeerd begrepen kan worden. Het roept een beeld op van mensen met totaal verschillende belangen en idealen, die elkaar met alle mogelijke middelen bestrijden.
In China echter is het een strijd tussen mensen die allen hetzelfde doel nastreven, namelijk het versterken en besturen van een maoistisch China. Het verschil zit niet in het ideaal, allen zijn toegewijde partijgenoten, doch in de manier waarop dat ideaal bereikt moet worden. Een vraag waarmee het chinese communisme al vanaf de oprichting van de C.C.P. geplaagd wordt. Dit valt deels te verklaren uit de geografische eigenschappen van het land (de grootte, de afhankelijkheid van de landbouw en de geringe industrialisatie) en deels uit de historische achtergrond van de bevolking (al meer dan tweeduizend jaar vormen zij één volk onder één centraal gezag). Het land, waarvan maar 10% van de bevolking in steden
| |
| |
| |
| |
| |
| |
woont, past geen Sovjetrussisch ontwikkelingsmodel, dat uitgaat van een grotere industrialisatie. Pogingen om hervormingen toch via dat model door te voeren liepen alle op een mislukking uit. Het gevolg hiervan was de ontwikkeling van de maoistische strategie en weinig vertrouwen in de chinese lijn vanuit de Sovjet-Unie. De oprechte revolutionair werd de oprechte maoist.
De chinese bevolking, meer dan 2000 jaar onder een vorm van autocratisch gezag zowel op landelijk niveau als in de familie, alsmede in het bezit van een cultuurerfenis die daar ten nauwste mee verbonden is, is wel degelijk in staat zich te mobiliseren, doch brengt een zekere traagheid met zich mee en ook het gevaar snel terug te vallen in oude waardepatronen. Dit laatste geldt voor zowel de gewone man op het platteland als voor het partij-kaderlid. Om dit te voorkomen dient de bevolking te worden geschoold en voortdurend geïnstrueerd. Eén volk met één ideaal, één doel maakt één natie. Dit verklaart ook de heftigheid waarmee de campagnes in China gevoerd worden.
Maar op het wereldslagveld der naties is er meer dan eenheid nodig om je te handhaven. De valuta wordt daar niet bepaald door werklust, geluk of geloof in een idee, doch uitgedrukt in economische sterkte. Dit brengt de noodzaak van economische groei met zich mee, want anders is je idee niets waard. Economische ontwikkeling eist investering, investering eist besparing op andere sectoren van het openbare leven (welvaart), economische ontwikkeling eist know-how met de daarbij horende specialisten en het gevaar van hernieuwde klassevorming.
Bovenstaande is uiterst schematisch datgene waaruit de chinezen mogen kiezen. De radicalen, degenen die hun macht ontlenen aan Mao en die worden gesymboliseerd door Tsjiang Tsjing, staan een beleidslijn voor die neerkomt op het voortdurend zuiver houden van de leer, China beschermen tegen buitenlandse invloeden en sterk gecontroleerde economische groei.
De gematigden, die hun macht ontlenen aan Tsjoe En-lai en gesymboliseerd worden door Teng Sjao-ping, voelen meer voor een snellere economische ontwikkeling, produktie-aanmoediging door premiestelsels en loonsverhoging, en leggen niet in de eerste plaats de nadruk op de leer, maar bekommeren zich veel meer om de resultaten. Sinds de oprichting van de Volksrepubliek (1949) bestaat er onenigheid over de te volgen koers. Nu eens winnen de radicalen, dan weer voeren de gematigden de boventoon. Dit gaat gepaard met de daarbij noodzakelijke kritisering, degradatie en openlijke onderwerping aan de wil van de partij, óf met lofredes, (her)benoeming in functies en algemeen aanzien.
Voor ons een misschien wat willekeurig en overbodig gebeuren, maar voor de chinees een noodzakelijk proces om op de hoogte te blijven van de politieke koers die de C.C.P. op dat moment voert.
| |
| |
Hiermee wil ik het gedeelte over het conflict afsluiten en overgaan tot het behandelen van de achtergronden en de invloed van enige chinese politici die de afgelopen tijd een belangrijke rol gespeeld hebben.
Het is onmogelijk dit volledig te doen in zo'n kort bestek en ik zal mij dan ook beperken tot die feiten die in het licht van de huidige ontwikkelingen een beter inzicht verschaffen. Deze feiten zal ik zoveel mogelijk trachten te verbinden aan de persoonlijkheid en de politieke stellingname van de te behandelen politici om zodoende een duidelijker beeld te geven van de politieke sfeer in China.
| |
Mao-Tse-toeng
De invloed van Mao's denken en de daaruit voortkomende ideologie op het chinese communisme is zo groot dat men zelfs voor deze nieuwe benadering van het communisme een extra woord aan de -ismen heeft moeten toevoegen. Hieruit mag echter niet afgeleid worden dat het maoisme in de chinese communistische kringen van vóór en na de revolutie als de enige ware leer werd en wordt beschouwd.
Mao, één van de twaalf mensen die op 11 juli 1921 de C.C.P. oprichtten, was een revolutionair van het eerste uur. Beïnvloed door de antimonarchistische artikelen van Soen Jat-sen en de uit zijn opvoeding stammende afkeer van elke vorm van gezag (hij had een vader die als despoot over het gezin heerste), begon hij zich al vroeg op revolutionair gebied te oriënteren. Marx, Engels, Kropotkin en Bakunin stonden al gauw op zijn lijstje. Gedurende de samenwerking tussen de C.C.P. en de Kwomintang wordt hij belast met het organiseren van de boeren in Zuid-China. Zijn samenwerking met de boeren resulteerde in het werk: Rapport over een onderzoek naar de boerenbeweging in Hoenan, waarin hij de rol van de boerenbevolking in de revolutie voor het eerst uitwerkt. Deze ideeën worden hem niet in dank afgenomen, zijn rapport wordt hevig bekritiseerd en als gevolg daarvan verdwijnt Mao vanaf 1927 van het politieke toneel. De verschillen met het ‘officiële’ communisme tekenen zich al af. Pas tijdens de lange mars, zeven jaar later, wordt hij partijleider. Gedurende de strijd tegen Tsjang Kai-tsjek en de Japanners ontwikkelt Mao zijn verdere theorieën over bestuur en democratie.
De permanente revolutie is een noodzakelijk proces. In elke maatschappij ontstaan onverzoenlijke tegenstellingen, klasseverschillen, en om deze op te lossen dient het oude afgebroken te worden, verstarring en bureaucratie weggevaagd, en gevolgd door een verbeterde opbouw.
Eenmaal aan de macht als grote leider van de volksrepubliek laat hij zijn leer verbreiden via opvoeding en heropvoeding. Het maoisme wordt een staatsdoctrine. Campagnes worden op zeer grote schaal gevoerd om de bevolking de nieuwe deugden te leren. Deze richten zich tegen corruptie,
| |
| |
verspilling, bureaucratie, diefstal en andere oneerlijkheden, en sprongsgewijs wordt de economische opbouw ingezet. Mao wordt het voorwerp van een enorme persoonsverheerlijking. Zijn portret hangt in ieder huis en zijn macht lijkt onbeperkt.
In 1957 roept hij de bevolking op tot openlijke kritiek op de campagne; ‘Laat honderd scholen wedijveren en honderd bloemen bloeien’. Het gevolg hiervan was dat vele protesten, vooral uit intellectuele kringen, tegen de toenmalige partijlijn werden geuit. Dit moet uitgelegd worden als een nederlaag voor Mao en de campagne werd zeer snel stopgezet, gevolgd door een zuivering van de partij.
Op economisch gebied krijgen vooral agrarische items de nadruk. De boeren, als dragers van de revolutie, hebben recht op de meeste zorg. De industrie echter krijgt hierdoor een grote achterstand, en Mao besluit dit op te lossen door een grote campagne: ‘De grote sprong voorwaarts’. Deze campagne beantwoordde niet aan het gestelde doel. Voorstanders van een minder geforceerde opbouw wonnen terrein. Specialisten namen de taak van de idealisten langzaam maar zeker over en ontwikkelden zich als een nieuwe groep machthebbers. Als gevolg hiervan dondert de Culturele Revolutie over het land. De essentie van de natie moest weer herontdekt worden. De zuivere revolutionaire geest wordt in ere hersteld. Voor een groot gedeelte worden de specialisten en de voorstanders van hun politiek gezuiverd. Doch na afloop van dit gebeuren (1969), die het land een enorme schadepost opleverde, bleek men genoodzaakt vele toen bekritiseerde personen te rehabiliteren, daar zij onmisbaar waren.
De macht van Mao taande, alleen in het opvoedings- en pers- c.q. voorlichtingsapparaat, een machtig wapen in China, heersten hij en zijn getrouwen oppermachtig. Zij begeleidden China tot dit jaar, zij voorzagen het volk van een ideologie en zij waren het ook die op 8 september 1976 moesten berichten: Eeuwige glorie voor de grote leider en de grote leraar Mao Tse-toeng.
| |
Tsjoe En-lai
Naast Mao was Tsjoe En-lai de enige chinese leider met een schijnbaar onaantastbaar imago. Hij is de man van het compromis, de diplomaat. In tegenstelling tot Mao, die de tegenstellingen in de maatschappij voortdurend antagonistisch acht en dit probleem dan oplost door één van de twee opvattingen te verwijderen, probeert Tsjoe ze met elkaar te verzoenen.
Tsjoe werd geboren in een aristocratisch gezin en genoot modern en kostbaar onderwijs op een missieschool, een luxe in het toenmalige China die alleen de bovenlaag zich kon permitteren. Gegrepen door het revolutionaire elan van zijn tijd wordt hij student-activist. (In 1919 neemt hij op 4 mei actief deel aan de protestacties. Hij is dan 21 jaar.) Hij vertrekt naar
| |
| |
Japan, waar hij zich aansluit bij de chinese nationalistische bewegingen die in die tijd door Japan gesteund werden.
Hij ziet in dat het communisme de enige leer is die de problemen van China kan oplossen, keert terug naar Peking en meldt zich bij Mao, die jonge communisten werft voor studie en werk in Parijs. In 1920 vertrekt Tsjoe en pas in 1924 zal hij terugkeren.
Tijdens deze periode bezoekt hij Parijs, Berlijn, Londen en Moskou. Hij wordt geschoold in het marxisme en ontmoet gelijkgezinden uit vele landen. Onder andere maakt hij kennis met Ho Tsji-min en Tsjoe Te, de grote chinese veldmaarschalk in spe. Deze vier jaar in het buitenland zijn waarschijnlijk zeer bepalend geweest voor de verdere loopbaan van Tsjoe En-lai.
Als hij in China terugkomt, is hij een wereldburger. Zijn buitenlandse contacten en zijn opleiding maken hem uiterst geschikt voor diplomatieke dienst en hij wordt ook direct opgenomen in de partijleiding. - Opgemerkt dient te worden dat het chinese volkskarakter door de geschiedenis heen als uiterst introvert gekenschetst mag worden. Een aard waarvan ook het maoisme nog de sporen draagt. In de chinese partijleiding was Tsjoe En-lai wellicht een van de zeer weinigen wiens daadwerkelijke interesses verder gingen dan zijn eigen land. - In de tijd dat Mao wegens zijn theorieën van het toneel verdwijnt, is Tsjoe de belangrijkste voorman van de partij.
Na het verraad van de Kwomintang en een mislukte opstand onder de arbeiders van Shanghai, die door Tsjoe was georganiseerd, zoekt hij in '31 aansluiting bij de troepen van Mao en Tsjoe Te. Hij is teleurgesteld in de houding van Moskou, dat de Kwomintang bleef steunen, en bekeerde zich tot het maoisme. De Lange Mars begint en Tsjoe wordt minister van oorlogszaken en vanaf die tijd tot aan zijn dood is zijn relatie met het leger, de specialisten van de oorlogsvoering, er een van wederzijds begrip en vertrouwen.
Tijdens de Lange Mars ontpopt hij zich als diplomaat, hij wordt de belangrijkste onderhandelaar van de communisten. Hij bemiddelde tussen de C.C.P. en de Kwomintang om met een verenigd front de japanners te bestrijden. Hij zocht toenadering tot de amerikanen, de russen en weer de amerikanen naarmate de internationale politieke situatie dat eiste. Dan is hij al vanaf 1949 premier en minister van buitenlandse zaken. Een van de meest opzienbarende handelingen is wel de solidariteitsverklaring van China met de Derde-Wereldlanden in 1955 op de Bandoeng-conferentie. In '58 trekt hij zich officieel terug uit de internationale politiek, maar op het ministerie van buitenlandse zaken blijft hij tot aan zijn dood invloed uitoefenen, al bekommert hij zich vanaf die tijd vooral om de binnenlandse aangelegenheden.
Op nationaal niveau stelt hij alles in het werk om de eenheid in de partij
| |
| |
te bewaren. Hij heeft een willig oor voor de gematigden en begrijpt de radicalen. Tijdens de Culturele Revolutie neemt hij zelfs de gematigden, die ten prooi dreigen te vallen aan het ontketende geweld, openlijk in bescherming. Na die periode blijft hij zijn invloed gebruiken om te voorkomen dat het denken in de partij een éénrichtingverkeer wordt. Waren het de gematigden die konden rekenen op zijn protectie, het waren de radicalen die konden rekenen op zijn toewijding aan de revolutie.
Tot aan zijn dood weet hij een zeker evenwicht in de partij te handhaven, doch wanneer hij begin januari 1976 overlijdt, komen de verschillende standpunten scherp tegenover elkaar te staan en begint in China een ‘radicaal’ herstel.
| |
Teng Sjao-ping
‘Wat doet het er toe of een kat zwart of wit is, als hij maar muizen vangt.’ Deze uitspraak van Teng Sjao-ping, eens een van de meest vooraanstaande politici in China, illustreert zeer duidelijk zijn denkbeelden omtrent de manier waarop beslissingen genomen moeten worden. Hij geldt als de belangrijkste vertegenwoordiger van de gematigde vleugel van de communistische partij. Zijn politiek gedrag was voortdurend een doorn in het oog van de radicalen, en toen hij na de dood van Tsjoe En-lai deze dreigde op te volgen, grepen de radicalen de gelegenheid aan om hem uit de politiek te verwijderen. Wie is deze man en wat maakt hem zo belangrijk dat zelfs Tsjoe, wiens reputatie na zijn dood bijna onaantastbaar was, meegesleurd dreigde te worden in Tengs ondergang?
Teng werd in 1905 in de provincie Setsjoean geboren. Evenals Tsjoe vertrekt hij in de jaren '20 naar Frankrijk om scholing te ontvangen van de franse socialisten. Daar ontmoet hij Tsjoe, een ontmoeting die resulteerde in een hechte vriendschap.
Na zijn terugkeer in China werpt hij zich in het strijdgewoel en als in 1949 de Volksrepubliek wordt geproclameerd is hij een van de nationale helden. In 1954 wordt hij benoemd tot algemeen secretaris van de partij, een van de belangrijkste functies in China. Hij wordt zelfs beschouwd als mogelijk opvolger van Mao Tse-Toeng.
Dan beslist de 11e zitting van het Centraal Comité in augustus 1966 tot de Culturele Revolutie. De beweging keert zich tegen revisionistische elementen, die op den duur weer zouden leiden tot een kapitalistische maatschappij. Het revisionisme is en was voor de chinezen het duidelijkst herkenbaar in de binnenlandse en buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie. Het is het gevolg van een verwaarloosde culturele omwenteling. Per definitie keerde de Culturele Revolutie zich dan ook tegen de dragers van die cultuur, in het bijzonder tegen de leiders op technisch en artistiek gebied, die óf in de Sovjet-Unie óf vóór 1949 hun opleiding hadden genoten.
| |
| |
Teng is een practicus. Hij is een voorstander van specialistische leiders, van een snelle ontwikkeling, van een modernisatie die gestimuleerd wordt door praktische maatregelen (extra beloningen en loonsverhoging) en houdt zich niet in de eerste plaats bezig met de ideologische kant van deze zaken. En ondanks de bescherming die hij van Tsjoe En-lai geniet, moet hij tijdens de Culturele Revolutie van het politieke toneel verdwijnen.
Tot 1973 horen we niets meer van hem. De politieke commentatoren hebben allen zijn naam al geschrapt uit de hiërarchie van China. (Hij stond bij de top-vier.) En dan, op het 10e partijcongres, wordt hij gerehabiliteerd en benoemd tot chef-staf van het leger. Later, in 1975, wordt hij vice-voorzitter van de partij en aangewezen als vervanger en opvolger van Tsjoe En-lai.
Teng heeft zich, in tegenstelling tot de gewoonte in China, nooit in het openbaar verontschuldigd voor zijn dwalingen en toen studenten op een bijeenkomst in 1976 dit alsnog van hem eisten, moet hij geantwoord hebben: ‘Ik ben doof en kan u niet verstaan.’ Hij heeft zijn oude overtuiging nooit verloren en bleef in de ogen van de radicalen een onbetrouwbaar man.
Nog vóór de dood van Tsjoe startten zij een nieuwe campagne tegen hem. (Tengs politiek zou de terugkeer betekenen naar de periode van vóór de Culturele Revolutie.) En na het overlijden van Tsjoe in januari verhevigde deze zich. De machtige beschermer van de gematigden was weggevallen en behalve hun ideologische invloed kregen de radicalen een extra bestuurlijke inbreng. Een nieuw reveil werd ingezet.
Op 4 en 5 april werd er in Peking een grote herdenkingsbijeenkomst ter ere van Tsjoe En-lai gehouden. Op deze bijeenkomst wordt indirect kritiek uitgeoefend op Tsjiang Tsjing, de leider van de radicalen, door eerbetoon te bewijzen aan de eerste vrouw van Mao en wordt Teng, ondanks de campagne tegen hem, openlijk door het volk gehuldigd. Deze bijeenkomst loopt op rellen uit en de daaropvolgende dag wordt Teng hiervoor verantwoordelijk gesteld en afgezet.
Weer verdwijnt Teng van het toneel. De campagne ‘Bekritiseer Teng, bekritiseer de revisionisten’ gaat door. Aardbevingen. Mao dood. Scherpere acties van radicalen.
Met het verdwijnen van Mao verdwijnt ook het bestuurlijk overwicht van de radicalen. Door alleen maar in leven te zijn kon hij gebruikt worden om macht aan te ontlenen. De radicalen doen nog één geforceerde poging om het alleenrecht te verkrijgen, maar worden dan direct gearresteerd door Hwa Kwo-feng.
Intussen komen er berichten uit China over onlusten in de provincies. Niet alleen de top schijnt verdeeld, maar ook het volk. Door Chinese regeringskringen wordt dit ontkend, maar ze versterken voor de zekerheid wel de militaire patrouilles die de spoorwegverbindingen moeten bewaken.
| |
| |
Langzaam maar zeker herstellen bevolking en bestuur zich van de verliezen en de verwarring van dat voorafgaande jaar.
Op de herdenkingsbijeenkomst ter nagedachtenis van Tsjoe En-lai op 9 november (overigens een gewone feestdag voor dat soort dingen) wordt weer om eerherstel van Teng gevraaagd. Dit soort verzoeken wordt vanaf die datum op allerlei bijeenkomsten herhaald. De huidige voorzitter, die echter ook politiek verantwoordelijk is voor het ontslag van Teng, heeft beloofd dit verzoek in te willigen, maar tot heden is zijn eerherstel nog niet officieel meegedeeld.
Waarschijnlijk is er binnen de partij nog geen overeenstemming over de verdeling van de belangrijke functies. De plaatsbekleders van de posten van Mao en Tsjoe dienen het vertrouwen van de hele partij te hebben, en dat kost bij een dertig miljoen leden tellende partij natuurlijk wel wat tijd.
| |
Tsjiang Tsjing
Zij is de derde vrouw van Mao Tse-toeng en wordt gezien als de belangrijkste vertegenwoordiger van de radicale vleugel van de Chinese Communistische Partij. Op haar initiatief zijn verschillende campagnes gevoerd tegen gematigde partijleden. Zij bemoeide zich met de culturele politiek van China en was onder meer verantwoordelijk voor het ontslag van Teng Sjao-ping.
Tsjiang Tsjing is in 1913 in de provincie Shantoeng geboren. Ze bezocht de toneelschool en trouwde op 21-jarige leeftijd met een filmcriticus. Onder het pseudoniem Lan Ping speelt ze kleine rolletjes in allerlei films. Ze scheidt van haar man en vertrekt naar Jenan, waar ze Mao in 1939 voor het eerst ontmoet. Het is liefde op het eerste gezicht.
Mao, wiens vrouw in 1930 door de Kwomintang geëxecuteerd werd, wilde dan ook van zijn tweede vrouw scheiden om met Tsjiang Tsjing te kunnen trouwen. Zijn vrouw, die voor ziekte in de Sovjet-Unie verbleef, weigerde dit. De bemiddeling van het partijbestuur werd ingeroepen en het gevolg hiervan was dat Mao met Tsjiang Tsjing mocht trouwen, onder voorwaarde dat zij zich nooit met de politiek zou bemoeien. Het huwelijk werd voltrokken en gezegend met twee dochters.
Tsjiang Tsjing verdwijnt in de schaduw van Mao en tot aan de Culturele Revolutie horen we niets van haar. In de jaren voor de Culturele Revolutie had Mao een groot gedeelte van zijn macht verloren. Zijn economische hervormingen in de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ bleken niet het gewenste resultaat te hebben gehad en binnen de partij komt zijn politiek ter discussie te staan. De Culturele Revolutie wordt uitgeroepen en Tsjiang Tsjing wordt een van de belangrijkste instigatoren van de jongerenacties. Zij is een hartstochtelijk verdedigster van het maoisme. Na de Culturele Revolutie gaat ze zich steeds meer bezighouden met de culturele politiek
| |
| |
in China. Zij schrijft een nieuwe - revolutionaire - versie van de Peking Opera en maakt dit tot het officiële genre. Haar opvattingen over kunst komen erop neer dat de kunst in de eerste plaats revolutionair moet zijn, dit houdt in: niet gericht tegen de staat, en in de tweede plaats door het hele volk begrepen moet kunnen worden. Elke kunstenaar die niet aan deze eisen voldoet, wordt het land opgestuurd. Het is begrijpelijk dat zij hierop (vooral van westerse zijde) nogal wat kritiek kreeg.
In 1969 wordt zij benoemd tot lid van het politiek bureau, het hoogste partijorgaan. Het maoisme verliest weer aan invloed, gematigden worden weer in ere hersteld, doch de cultuurpolitiek en de propagandamedia blijven in handen van de radicale vleugel van de partij.
De toestand van Tsjoe En-lai gaat achteruit en wanneer zijn plaats wordt ingenomen door de gematigde Teng, hebben de radicalen zo goed als geen inbreng meer in het bestuur van het land. Onder aanvoering van Tsjiang Tsjing starten zij een campagne tegen hem, met als gevolg zijn afzetting. Toch blijkt eigenlijk al bij de benoeming van Hwa Kwo-feng als zijn vervanger, dat de invloed van de radicalen ook op dat moment niet meer zo groot is. Hwa staat helemaal niet bekend als radicaal en moet eerder als compromisfiguur tussen de verschillende stromingen van de partij gezien worden.
De publiciteitscampagne tegen de gematigden duurt voort en verhevigt zich zelfs. Dan overlijdt Mao. De klap komt bij de radicalen dubbel hard aan. De bijna mythische figuur waaraan zij hun macht ontlenen, is weggevallen. De radicalen besluiten (uit wanhoop?) een beslissing ten gunste van zichzelf te forceren. Tsjiang Tsjing en haar drie kameraden worden dan ook op 23 oktober gearresteerd op de beschuldiging van staatsgevaarlijke activiteiten. De mislukking van deze actie moet vooral geweten worden aan het feit dat de radicalen helemaal geen steun ondervonden van de militairen, die op dat moment de sterkste groep in het bestuur van China waren. Vanaf die tijd wordt er tegen Tsjiang Tsjing en haar radicalen een campagne gevoerd waarin zij uitgemaakt worden voor rechtse extremisten, revisionisten etc.
Ik zou de radicalen geen recht doen wanneer ik nog niet even inging op hun politieke motieven. De strijd binnen de Chinese Communistische Partij is niet een pure machtsstrijd. Het gaat in de eerste plaats om verschillende politieke benaderingen van de volgende problemen:
- | Wat is het eerste vereiste voor een leider, goede technische kennis of grote revolutionaire ijver? |
- | In hoeverre moet decentralisatie worden doorgevoerd? |
- | Welke nieuwe industriemodellen moeten er opgezet worden? |
En vele andere problemen die gaan over de revolutionaire inhoud en de verhouding hiervan tot het effectief nut van een te voeren beleid.
De radicalen hebben altijd met hartstocht, maar zonder flexibiliteit het
| |
| |
maoisme verdedigd. Dit om te voorkomen dat China, in de haast om zich industrieel te ontwikkelen, zich open gaat stellen voor ideeën die wel gunstig zijn voor de industrie maar niet voor het chinese communisme.
| |
Hwa Kwo-feng
De nieuwe voortreffelijke leider van China is voorlopig Hwa Kwo-feng. Op 8 april volgt Hwa de afgezette Teng op als premier van China. Vervolgens wordt hij na het overlijden van Mao voorzitter van de partij. De publiciteitsmedia starten dan een verheerlijkingscampagne ten gunste van Hwa, waardoor hij geschikt wordt gemaakt om de hoge functies die hij bekleedt, te behouden. Het lijkt erop dat hij de macht stevig in handen heeft. Hij roept het Chinese volk op zich te verenigen en belooft het volk vooruitgang in het komende jaar. Toch blijven er nog vele vraagtekens over rondom zijn persoon, zijn politieke stellingname en zijn werkelijke macht.
Toen de campagne tegen de gematigden in het algemeen en Teng in het bijzonder resulteerde in het ontslag van de laatste en Hwa hem opvolgde, bleef deze campagne voortduren en verhevigde zich zelfs. Hwa was hiervoor als premier politiek verantwoordelijk en met zijn goedkeuring verdwenen dan ook nog andere gematigden van het politieke toneel. Nogmaals moet opgemerkt worden dat die campagnes niet een zomaar willekeurig gebeuren zijn, maar dat zij op dat moment de officiële politieke opvattingen verkondigden.
Na de dood van Mao wijzigen deze zich plotseling. Hwa wordt dan voorzitter en het grote gevaar komt dan niet meer van de gematigden doch van de radicalen en Hwa roept de bevolking op de radicale elementen uit de partij te verwijderen.
Hoe is deze plotselinge ommekeer te verklaren? Niemand weet dat natuurlijk precies, maar er zijn grofweg drie mogelijke verklaringen voor te geven.
- Hwa voelt veel sympathie voor de opvattingen van de gematigden, die op dat moment de meerderheid in het bestuurscollege van de partij vertegenwoordigen en wordt door hen naar voren geschoven als vervanger van Teng. De radicalen moeten hem dan wel accepteren. Het is voor de gematigden echter onmogelijk de radicalen aan de kant te zetten, daar zij zeer nauw aan Mao verbonden zijn en elke actie tegen hen uitgelegd zal worden als rechtstreeks gericht tegen Mao. Waardoor zij dan onvermijdelijk het onderspit zullen delven. Na het overlijden van Mao krijgen zij deze mogelijkheid wel, zonder het prestige van de grote leider aan te tasten. Zij maken hiervan dan ook direct gebruik.
- Hoewel Hwa niet bekend staat als radicaal, onderschrijft hij wel hun ideeën. Op hun initiatief wordt hij de vervanger van Teng en steunt
| |
| |
hun acties tegen de gematigde vleugel in de partij. De gematigden moeten dit wel accepteren, doch zijn dan al zo sterk, dat hun positie niet werkelijk bedreigd kan worden. Na de dood van Mao zien zij hun kans schoon (het zijn vooral de militairen die de gematigde vleugel steunen) en zetten de radicalen aan de kant. Ze houden Hwa op zijn positie, ook vanwege de populariteit die hij dan al geniet, maar hij is dan wel verplicht zich te conformeren aan hun doelstellingen.
- Hwa is de vertegenwoordiger van een middenstroming in de partij. In het geschil rondom de opengevallen plaats van wijlen Tsjoe is hij voor beide partijen acceptabel en vervult de rol van compromis-figuur. Hij heeft weinig vat op de acties van de vleugels en wordt voortdurend met voldongen feiten geconfronteerd. Na de dood van Mao echter trachten de radicalen een beslissing ten gunste van hen te forceren. Hwa en zijn geestverwanten vinden dit onaanvaardbaar en zoeken voor deze gelegenheid steun bij de gematigden, die maar al te graag willen, om de machtsovername te voorkomen.
De laatste mogelijkheid is de meest waarschijnlijke, vooral gezien het feit dat zijn stellingname tegenover het radicalisme (ook vanwege hun grote aanhang?) zeer gematigd is, en dat de terugkeer van de gematigde leider Teng Sjao-ping, die door grote bevolkingsgroepen geëist werd, wel beloofd doch nog steeds niet bekrachtigd is.
Hij bewandelt de tussenweg. Hij roept de bevolking op tot eenheid en vergevensgezindheid. Hij kondigt een nieuwe ‘100 scholen’-campagne af, waardoor er voor iedereen meer ideologische en culturele vrijheid ontstaat en in het kader van de economische ontwikkeling laat hij landbouwen industrieconferentie beleggen waar het nieuwe beleid van de regering bepaald moet worden. Voorts zegt hij dat nationale minderheden via de parlementaire kanalen aan het woord dienen te komen en roept op tot discussie over de volgende onderwerpen:
- | Hoe moet de samenhang tussen landbouw en economie zijn? |
- | Hoe dient de industriële produktie opgevoerd te worden? |
- | Wat is de verhouding tussen industrie en revolutie? |
- | En wat moet het verband zijn tussen de zware industrie en die van consumptiegoederen en de landbouw? |
In zijn beleid staat het herstel van orde en rust voorop. Eerst zal hij de open plaatsen in het sterk uitgedunde Politbureau weer opvullen en dan via min of meer democratische weg het bestuur van China volledig trachten te herstellen. Dit alles met het doel voor ogen - een doel dat waarschijnlijk alle fracties in de Communistische partij delen - om van China voor het eind van deze eeuw een modern socialistisch land te maken. Wij dienen oprecht te hopen dat ze dit lukt zonder dat zij daarbij verstrikt raken in hun eigen goede bedoelingen.
|
|