Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 545]
| |
De arbeidsbeweging in het huidige Spanje
| |
Onder FrancoDe fascistische theorie onder het regiem van F. Franco heeft nooit de omvang en perfectie gekregen zoals bij B. Mussolini in Italië of onder Adolf Hitler in het Nationaalsocialistische Duitsland. Het Spaanse fascisme was eerder een beweging rond de dictator die de beweging hanteerde als paraplu voor verschillende groepen conservatieven en reactionairen: de traditionele landeigenaren, de kapitalisten en de hoge klerus. Toch ontwikkelde zich binnen de ‘beweging’ een aantal opvattingen die naar hun aard en uitwerking sprekend lijken op de fascistische staatsopvattingen in Italië. Ook hier een soort alternatief voor communisme en kapitalisme. Allereerst beschouwde de Falange de economische sector van de samenleving ondergeschikt aan de politiek en daarmee aan de belangen van de Spaanse volksgemeenschap. De Spaanse corporatieve staat is daarbij het symbool én de vertegenwordiger van die volksgemeenschap.Ga naar voetnoot2 Om de tegenstellingen met de arbeidersklasse op te heffen moeten allen die bij het produktieproces betrokken zijn, één organische eenheid vormen. Een dergelijke organische eenheid wordt bereikt door werkgevers en werknemers samen te voegen in een vertikaal syndicaat. | |
[pagina 546]
| |
De afzonderlijke historisch gegroeide takken van arbeid worden door de syndicaten samengebracht per bedrijfskolom. Zo is bijv. de sector textiel van grondstoffeninkoop, garenfabrieken tot spinnerijen en weverijen en de bijbehorende handel in één syndicaat ondergebracht. De syndicaten maken de produktieplannen en stemmen deze op elkaar af, waarbij tevens het marktmechanisme uitgeschakeld wordt. Het particuliere eigendom van de produktiemiddelen wordt uitdrukkelijk erkend, terwijl de arbeid, in theorie althans, geen koopwaar meer is. ‘De Nationaal-syndicalistische staat mag geen instrument van een klasse of groep zijn, maar moet alle burgers zekerheid en gerechtigheid verlenen. Zijn bijzondere bescherming moet hij de zwakste leden van de maatschappij, de arbeiders, schenken’.Ga naar voetnoot3 Vanuit deze opvattingen keert de Falange zich tegen het kapitalisme, omdat daardoor klassentegenstellingen tot ontwikkeling komen waardoor de eenheid van de volksgemeenschap in gevaar komt. De vóórkapitalistische levens- en werkvormen dienen hersteld te worden, terwijl de uitwassen van het kapitalisme in de vorm van klassentegenstellingen vermeden, althans verzacht dienen te worden. Deze uitgangspunten werden neergelegd in de eerste Spaanse staatswet van 1938, de Fuero del Trabajo, waarbij Spanje tot Nationaal-syndicalistische staat werd uitgeroepen.
De economische gevolgen van de Spaanse Burgeroorlog waren enorm. De effecten werden nog versterkt door de kort daarop uitbrekende Tweede Wereldoorlog. Zo duurde het tot 1942 voordat de produktie iets boven het peil van 1929 kon uitkomen.Ga naar voetnoot4 Door de internationale ontwikkelingen werd het fascistische streven naar een autarkie nog versterkt. Het zou tot het begin van de vijftiger jaren duren voordat daarin verandering kwam, hoofdzakelijk doordat onder druk van de Koude Oorlog de belangstelling binnen de Verenigde Staten voor het strategische belang van het Iberische schiereiland groeide. Dit argument nu wordt vaker in Nato-kringen gehanteerd en zal in de nabije toekomst ongetwijfeld leiden tot een versnelde erkenning van het ‘nieuwe democratische Spanje’. Het zal evenzeer voldoende argumentatie blijken voor tal van vormen van inmenging en intriges in de Spaanse politieke ontwikkelingen. | |
[pagina 547]
| |
De Spaanse arbeidersbewegingHet einde van de Spaanse burgeroorlog betekende het begin van een systematische vernietiging van de Spaanse arbeidersbeweging. De staat regelde nu uit naam van ‘de volksgemeenschap’ de arbeidsomstandigheden, de hoogte van de lonen en de arbeidstijden.Ga naar voetnoot5 Tariefonderhandelingen werden afgeschaft en alleen individuele arbeidscontracten werden erkend. Het land werd verdeeld in drie loonzones: de grote industriesteden, de middelgrote steden en het platteland. Looneisen konden niet langer aan de individuele ondernemers gesteld worden, want de staat verbood de ondernemers het inwilligen van looneisen. Over hoogte van de lonen werd op centraal niveau door de fascistische Centrales Nacional-Sindicalistas beslist.Ga naar voetnoot6 Het verzet bleef aanvankelijk beperkt tot incidentele stakingen, sabotage en brandstichtingen. De strijd tegen Franco werd vanuit de arbeidersbeweging ernstig belemmerd door de conflicten tijdens en onmiddellijk na de Burgeroorlog. De Koude Oorlog belemmerde bovendien de door velen verwachte Amerikaanse interventie: Dulles was niet bereid een nieuwe communistische haard in Europa aan te steken. Acties tegen Franco, uit naam van de Vrije Wereld, pasten niet binnen de politiek van indamming van het communisme.Ga naar voetnoot7 In 1947 en 1951 ontstonden de eerste grote stakingen, voornamelijk in Baskenland, die in maart 1956 bekroond werden met een algemene loonsverhoging van 27%, waarmee voorts het eerst het starre franquistische economische regiem doorbroken werd. Deze overwinning had voornamelijk grote psychologische gevolgen voor de arbeidersbeweging, die een geheel nieuw kader moest opbouwen, ook al omdat de vroegere voormannen veelal vervreemd waren van directe sociale en economische behoeften van de Spaanse arbeiders. De ministers van het Opus Dei gebruikten de arbeidsonrust om over te gaan tot een nieuw collectief loonsysteem, dat in 1958 haar beslag kreeg en paste in de nieuwe economische stabiliseringspolitiek. Bij de nieuwe wetgeving streefde het regiem naar een grotere representativiteit van de arbeiders bij de loononderhandelingen. Het bleef echter bij formalismen, terwijl de hiërarchische lijnen gehandhaafd bleven en de werkgevers de belangrijkste posten bleven bekleden. De nieuwe gestalte van de syndicaten werd gebruikt door de regering als instrument in de conjunctuurpolitiek. | |
[pagina 548]
| |
Tegen deze achtergrond moet de ontwikkeling van de arbeiderscommissies beschouwd worden. Dergelijke commissies ontstonden niet vanuit de politieke activiteit van partijen of illegale politici, maar groeiden direct vanuit de door de arbeiders gevoelde noodzaak de eigen belangen te behartigen. De toenemende spanningen op de arbeidsmarkt en de onevenwichtige economische groei onder het bewind van het Opus Dei in de zestiger jaren leidden tot versterking van de sociale spanningen. De bewust getraineerde onderhandelingen rond nieuwe collectieve arbeidsovereenkomsten stimuleerden de groei van de aantal Comisiones Obreras. Belangrijk in deze ontwikkeling was de grote mijnstaking in Asturië in april 1962, die uitliep op een nationale staking die de solidariteit binnen de arbeidersklasse bewees, en ook duidelijk versterkte. Bij de grote staking speelden de arbeiderscomités een grote rol. Zij waren veelal spontaan ontstaan en ontbonden zich ook weer na de loonacties. Verdere organisatorische ontwikkeling was niet mogelijk door de felle repressie van het regiem. De geheime arbeidersorganisaties, zoals CNT, de anarcho-syndicalistische Confederación Nacional de Trabajadores met de zetel in Toulouse, speelden in deze ontwikkeling nauwelijks een rol van betekenis. Toch werd door de verschillende leden van de arbeiderscommissies de behoefte aan coördinatie gevoeld die het eerst op regionaal niveau in Asturië tot stand kwam onder de naam Comisión Provincial Obrera Unitaria. Het was dit regionale overlegorgaan dat in 1971 een staking in de mijnen organiseerde van twee maanden tegen het silicosegevaar waaraan de mijnwerkers blootgesteld zijn. | |
De politieke en organisatorische ontwikkeling van de Spaanse arbeidersbewegingDe ontwikkelingen in de zestiger jaren betekenden de opbouw van een nieuwe klassensolidariteit, maar daarmee ontstond tevens het probleem van de organisatorische structurering. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de volgende gebieden: Asturië, Baskenland (Vizcaya en Guipúzcoa), Madrid en Barcelona. Tussen 1964 en 1967 stond het Francoregiem betrekkelijk passief tegenover deze arbeiderscommissies, die spoedig meer politieke invloed in de bedrijven uitoefenden dan de geheime vakorganisatie van de Spaanse communistische partij. In deze periode was het de commissies toegestaan vergaderingen te organiseren in de vakbondsruimten van de falangistische organisatie. Men hoopte aanvankelijk door deze strategie invloed te krijgen op de illegale Comisiones. Het gevolg van deze falangistische politiek was dat deze radenorganisaties zich in bijna alle Spaanse bedrijven konden vestigen. In deze periode van semi-legaal bestaan richtte de Spaanse Communistische Partij (PCE) zich op deze nieuwe arbeidersorganisaties. De PCE zag mogelijkheden om het losse verband van de Co- | |
[pagina 549]
| |
misiones om te vormen tot een centraal georganiseerde vakbeweging, de organisatie zou dan moeten strijden voor herstel van de burgerlijke vrijheden en voor liberalisatie van het regiem. Met name de versmelting van de belangen van kapitaal en arbeid zou daarbij bestreden moeten worden. Met deze nieuwe politieke strategie, waarin de PCE een rol speelde, nam de belangstelling van de zijde van de politie toe, waardoor steeds meer arbeiders gearresteerd werden. Ondertussen werd de invloed vanuit de comisiones op de falangistische vakbond sterker: die bleek het duidelijkst bij de vakbondsverkiezingen eind 1966 in Madrid, waarbij 40% van de kandidaten uit de CCOO gekozen werden. In de grote ondernemingen 90%, de middelgrote 50% en de kleine 30%. Deze successen leidden tot een scherpe repressie vanuit het regiem, waarbij de vervolging van arbeidersleiders steeds heftiger werd. Dit radicaliseerde de Comisiones: de massademonstraties van 27 januari 1967 werden felle confrontaties met de politie. Op 14 maart 1967 verklaarde het Franco-regiem de Comisiones Obreras tot illegale organisaties. Daarmee werd het spontane en open karakter van de arbeidersraden gebroken. De raden konden niet of nauwelijks meer in het openbaar vergaderen, waardoor het democratische karakter van de belangenorganisaties ernstig geschaad werd. Deze aanvankelijke verzwakking van de arbeidersbeweging veranderde in de zeventiger jaren: stakingen in Vigo (september 1972), Navarra (juni 1973), Catalonië (1971-'74) en in Baskenland (1974-'75) activeerden de comisiones, en politiseerden ze in hoge mate. De politisering werd eveneens versterkt door de nieuwe politieke perspectieven die ontstonden na de dood van Franco. | |
Politieke opvattingen binnen de CCOODe Spaanse arbeidersbeweging is ontstaan in een, voor Europese na-oorlogse begrippen, hoogst ongunstige situatie. Binnen de meeste Westeuropese landen wordt de strijd om lotsverbetering van de arbeidersklasse gevoerd door erkende vakbonden die binnen de periodiek terugkerende CAO-onderhandelingen ruimte hebben voor de strijd om lotsverbetering van de arbeiders. Veelal wordt deze vakbondspolitiek nog gesteund door erkende en legale sociaal-democratische partijen. In het algemeen zijn de Westeuropese vakbewegingen en de hen steunende sociaal-democratische partijen reformistisch van aard, d.w.z. zij accepteren de burgerlijk-democratische staat, die gebaseerd is op het kapitalistische economische systeem dat zij door tal van maatregelen in goed overleg wensen te vormen tot een soort staatskapitalisme met een menselijk gezicht. De recente ontwikkelingen in Portugal, maar nu ook in Spanje dienen beoordeeld te worden vanuit een geheel andere historische achtergrond. In tegenstelling tot Portugal heeft Spanje een bijzonder geschakeerd en belang- | |
[pagina 550]
| |
rijke linkse beweging gekend. De burgeroorlog heeft weliswaar het belangrijkste kader vernietigd, terwijl de politieke leiders in ballingschap gedreven werden, maar de traditie is gebleven. Vanuit deze traditie werden binnen de arbeiderscommissies nieuwe organisatieprincipes en een politieke tactiek ontwikkeld. Deze politieke uitgangspunten werden in het algemeen ontwikkeld los van de bestaande, veelal ondergronds opererende linkse oppositiepartijen. Een belangrijk principe is het eenheidprincipe van de arbeiderscommissies. Een voorwaarde voor de strijd om lotsverbetering van de arbeiders is een gezamenlijk front binnen de bedrijven. Deze eenheid ontwikkelde zich aan de hand van concrete eisen op het punt van arbeidsomstandigheden en loonsverbetering. Deze eenheidsgedachte wordt nu ernstig bedreigd, omdat de diverse politieke groeperingen aandacht gaan vragen voor de meer algemene politieke ontwikkelingen van het nafranquistische Spanje. De genoemde eenheidsopvatting drukte zich organisatorisch uit in de raden- of comitéstructuur die in de toekomst een zekere mate van centralisatie nodig heeft wil de arbeidersbeweging op nationale schaal belangrijke successen kunnen boeken. Hierdoor ontstaan tijdens grotere vakacties veelal conflicten tussen de verschillende comisiones. Het ontbreken van legale stakingskassen verlamt daarbij veelal de slagvaardigheid. De politieke houding van de meeste comisiones wordt bepaald door de principiële afwijzing van de fascistische staatsvakbonden. De afwijzing van centralisme schept daarbij een nieuwe politieke variant in de Spaanse politieke ontwikkeling, want ook de gevestigde linkse partijen wensen deze losse, op locale autonomie gebaseerde proletarische beweging niet.Ga naar voetnoot8 De secretaris-generaal van de Spaanse communistische partij, Santiago Carrillo, drukte het zo uit: ‘De CCOO behoeven zich niet in de eerste plaats in de politieke strijd te begeven en mogen dat ook niet. Dat is de taak van de partijen.’Ga naar voetnoot9 Deze uitlating van Carrillo betekent overigens ook dat de CCOO niet beschouwd kunnen worden als zuiver syndicalistische bewegingen. De beweging houdt zich evenzeer bezig met de politieke ontwikkeling van Spanje. En deze politieke lijn versterkt het streven naar lokale autonomie en is in het algemeen afkerig van een gecentraliseerd staatsmodel. ‘De eenheid (van de arbeidersbeweging-FN) zal alleen mogelijk zijn als de sociopolitieke beweging van de massa's in de praktijk volkomen autonoom is, onafhankelijk van de onderneming en van iedere vorm van de staat, eveneens van iedere partij, zelfs als die een arbeiderspartij is......’Ga naar voetnoot10 | |
[pagina 551]
| |
Deze opstelling leidt tot een groot aantal conflicten, zeker in de toekomst, binnen de Spaanse arbeidersbeweging. De linkse politieke partijen trachten deze zelfstandig gegroeide arbeidersbeweging in hun georganiseerde greep te krijgen en deze in te passen binnen het traditionele schema van vakbondpolitieke partij. Deze politieke ontwikkeling werd treffend geanalyseerd door de links-oppositionele groep, ‘Lucha Obrera’Ga naar voetnoot11: ‘Wij staan dus voor een proletariaat dat minder gepolitiseerd is dan in de jaren dertig, dat echter veeleisender de respectering van de basisdemocratie verlangt. De actuele beweging van de vergaderingen, commissies en comités heeft een nieuw element in de structuur van de Spaanse arbeidersbeweging gebracht. De Communistische Partij en andere groeperingen proberen door hun verschillende coördineringsapparaten deze beweging te ontbinden en in het traditionele vakbondsapparaat onder te brengen. Zo zouden de verschillende vormen van de basisdemocratie, die zich ondergronds ontwikkeld hebben, door de politieke apparaten geneutraliseerd en gekanaliseerd worden. Het is beslist nodig alle basisorganen die tot nu toe opgericht zijn, te houden en te versterken....’ Het is duidelijk dat de Comisiones Obreras meer vertegenwoordigen dan alleen een uit illegaliteit geboren arbeidersorganisatie, het gaat om een radicalisering van de democratie, die zowel door traditioneel rechts als links gevreesd wordt. |
|