Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Controversiële wetenschap
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men mag in dit verband niet uit het oog verliezen dat er dagelijks door niet-specialisten beslissingen moeten worden genomen waarover de wetenschapsmensen zelf vaak zeer verdeelde meningen hebben (denk maar aan de kernenergie). Op dit moment is er in de VS veel te doen om een nog op te richten ‘wetenschappelijk tribunaal’ waar controversen over zogeheten ‘wetenschappelijke feiten’ beslecht zouden worden (1). Problemen als dat van het al dan niet gebruiken van kernenergie, de toxiciteit van plutonium of van voedseladditieven of de verstoring van de ozonlaag (door frequente vluchten op grote hoogte) en dergelijke zouden er bespreekbaar worden. Naast de controversen over de wetenschappelijke feiten zelf duiken er ook morele problemen op in alle stadia vóór, tijdens en na het onderzoek. Ze ontstaan zowel binnen als buiten de kring van de wetenschapsbeoefenaars. De grondige morele en filosofische problematiek zal ik grotendeels buiten beschouwing laten, in de hoop dat collega's uit de menswetenschappen zich hiervoor zullen interesseren. Velen, en de auteur met hen, hopen dat een brede, eerlijke en openbare discussie het vinden van goede oplossingen kan bevorderen en dat op deze manier met name óók een agressieve anti-wetenschappelijke reactie vermeden kan worden. Uit de moeilijkheden rond de foetus research (6) en de genetic engineering (5) in de VS is duidelijk gebleken dat een agressieve anti-wetenschappelijke houding vlug een politieke aanhang vindt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Controversiële wetenschappelijke ‘feiten’Wetenschappelijke handboeken (17) - De recente controverse over de wetenschappelijke handboeken van het middelbaar onderwijs in de VS gaat over het al dan niet onderwijzen van een speciale schepping door God tijdens de scheppingsweek als een evenwaardige alternatieve verklaring naast de organische evolutietheorie. Voorstanders van deze vermelding voeren aan dat beide verklaringen wetenschappelijk gelijkwaardige hypothesen zijn die bijgevolg als dusdanig onderwezen moeten worden. De bezwaren die tegen de exclusieve voorstelling van de evolutietheorie (en het onderwijs daarvan) ingebracht worden zijn zeer verscheiden: het impliciete atheïsme, de daarbij gehanteerde ongepaste analogie tussen menselijk en dierlijk gedrag, het antropocentrisme, de arrogantie en het gebrek aan nederigheid van de wetenschapsmensen, het negeren van het geloof of (het kwetsen) van overtuigingen van de gemeenschap waren de meest gebruikte. Volgens de wetenschapsmensen kunnen de wetenschappelijke feiten en hun onderwijs bezwaarlijk in een openbaar debat (met meerderheid van stemmen?) beslist worden. Het blijkt ‘dat vele mensen hun diepe overtuigingen niet aan de autoriteit van de wetenschap willen prijsgeven’. Uit de discussie en de lezersbrieven bleek dat de meeste kritiek uit de fundamentalistische (‘letterlijke’ interpretatie van de Bijbel) en de democratische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(de ‘meerderheid’ van het volk beslist wat goed voor ze is) hoek kwam. Slechts sporadisch kwam in het debat de fundamentelere vraag naar voren: naar de aanspraak (of de pretentie) van de evolutietheorie om ‘het verschijnsel mens’ in zijn totaliteit te verklaren.
Verschil in intelligentie tussen Amerikaanse zwarten en blanken (7, 12, 21) - Jensens onderzoek naar mogelijk significante verschillen van het intelligentiequotiënt (IQ) tussen de zwarte en blanke bevolking van de VS is de aanleiding geweest tot een bijzonder hevige controverse. Hij stelde namelijk dat het gemiddelde IQ-verschil voor minstens 50% genetisch, en dus niet sociaal-cultureel bepaald zou zijn! De tegenstanders van Jensen hebben zijn statistische methoden bekritiseerd. Ze verklaarden dat het naïef was de onderscheiden bijdragen van genetische en van milieu-factoren (van nature en van nurture) in de IQ-verschillen tussen rassen te willen splitsen. Hoewel wetenschappelijk uitermate boeiend en misschien belangrijk, blijft deze controverse uiteraard sterk emotioneel geladen. In 1965 werd de Internationale Conventie voor de uitroeiing van vele vormen van rassendiscriminatie goedgekeurd bij de sluiting van de twintigste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ze gaat ervan uit ‘dat iedere superioriteitsdoctrine gebaseerd op verschillen tussen de rassen vals is, moreel te veroordelen, sociaal onrechtvaardig en gevaarlijk, en dat niets, waar dan ook, de rassendiscriminatie kan rechtvaardigen, noch theoretisch, noch praktisch’. Artikel 4 van voornoemde conventie veroordeelt iedere propaganda en organisatie die zich beroept op ideeën en theorieën van raciale superioriteit. Nergens blijkt uit de tekst van de conventie dat het wetenschappelijk onderzoek naar verschillen tussen de rassen niet gewenst zou zijn. Men krijgt wel de indruk dat de verdedigers van de ‘gelijkheid’ blijkbaar vrezen dat de ethiek in het gedrang zou komen, mocht een ‘genetische’ ongelijkheid ooit wetenschappelijk aangetoond worden. Ze vrezen vooral dat dergelijke ‘wetenschappelijke feiten’ gebruikt zouden worden ter rechtvaardiging van rassendiscriminatie. Deze verdedigers wezen er ook op dat niet alleen zij het monopolie van de ‘emotionele betrokkenheid’ bezaten: zij vroegen ook naar de motieven van hen, die er zoveel tijd, geld en vernuft voor over hadden om toch maar te bewijzen dat de zwarten in de VS ‘genetisch’ inferieur zouden zijn. Zij vroegen zich af of men in het licht van de bewezen enorme invloed van het sociaal-cultureel milieu op de ontwikkeling van de intelligentie, niet beter meer energie (en geld en vernuft) zou besteden aan deze factoren, waarop men wel en dadelijk zo men wil, kan ingrijpen. Zoals in het geval van de zogeheten sociobiologie gewaagden de tegenstanders van Jensen ook hier van een nieuw biologisch determinisme.
Sociobiologie - Het boek Sociobiologie van Wilson (28) is het onderwerp geworden van een boeiende discussie. De auteur wil de sociologie en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sociale wetenschappen integreren in de biologie om zo te komen tot een ‘nieuwe synthese’. Voorstanders noemen het een monumentaal werk, een heroïsche poging om genotype en sociaal gedrag te verbinden. Tegenstanders vinden het vooral politiek gevaarlijk. Twee premissen liggen aan de basis van zijn sociologie van de mens: (1) alle menselijke beschavingen zijn de uiting van een algemeen menselijke natuur en (2) het menselijk gedrag is genetisch bepaald en ontstond ten gevolge van een natuurlijke selectie. Tot de menselijke natuur behoren dan: bloedverwantschaps- en familiechauvinisme, wederzijds altruïsme, beïnvloedbaarheid, blind geloof, territorialiteit en tribalisme, doodslag en oorlog. De grootste kritiek op Wilsons boek werd geformuleerd door de Amerikaanse werkgroep Wetenschap voor het volk (20) en door de Britse vereniging voor sociale verantwoordelijkheid in de wetenschap. Ze menen in de sociobiologie een nieuw biologisch determinisme te onderkennen (13). De Britse groep stelt in haar artikel dat ‘tijdens de ontwikkeling van de moderne wetenschap de ideologen ervan droomden om in naam van de wetenschap theorieën te ontwikkelen die de grote sociale ongelijkheid die het Westerse kapitalisme met zich brengt zou moeten verklaren’ (als een ‘natuurlijke’ onvermijdelijkheid). Ze wijzen erop dat er vooralsnog voor xenofobie, sociale dominantie, moraal en esthetiek geen specifieke genen zijn aangetoond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Controversiële methodes en optiesFoetus research - De controverse over foetus research is ontstaan rond de wetgeving in Massachusetts. Het oorspronkelijke wetsontwerp behelsde een compleet verbod van alle onderzoek op foetussen die geaborteerd zouden worden, zowel levende als dode. Men onderscheidt inderdaad onderzoek op (levende of dode) zogeheten foetale weefsels, en op (nog) levende foetussen, zowel vóór als na de abortus: de voorstanders van dit laatste onderzoek gaan ervan uit dat deze experimenten geoorloofd (en nuttig) zijn, wanneer de zwangere vrouw volgens het geldende positieve recht, beslist heeft aan haar zwangerschap (en het leven van de foetus) sowieso toch een einde te maken. Door de actieve bemoeiingen van vele wetenschapsmensen (o.a. van vele Nobelprijswinnaars) heeft men deze tekst licht kunnen wijzigen: onderzoek op dode foetussen wordt toegestaan mits toestemming van de moeder; daarenboven laat ze diagnostische en behandelingsprocedures toe die het leven en de gezondheid van de foetus of van de moeder moeten beschermen. Vele wetenschapsmensen rechtvaardigen foetus research met een beroep op het toekomstig menselijk welzijn dat hieruit kan voortvloeien. Tegenstanders beklemtonen dat men bij experimenten op foetussen die geaborteerd zullen worden voorbijgaat aan het recht van het reeds levende ‘organisme’. Een AAAS-comité (American Association for the Advancement of Science) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vond dat de wetgever (met zijn beperkingen) te ver was gegaan en heeft duidelijk gesteld dat ze zich blijft verzetten tegen deze wettelijke beperkingen en dit in het belang van de wetenschap (2). Zij vinden dat deze wet een aanzienlijke rem zal gaan vormen op het intra-uterien onderzoek naar genetische ziekten. Men zal weer meer op dieren moeten gaan experimenteren, waar alle situaties natuurlijk niet identisch zijn met die bij de mens.
Genetische ziekten - Een bijzonder goed overzicht van de vragen die rijzen bij het voorkomen en de behandeling van genetische ziekten werd gegeven door Motulsky in een artikel getiteld Brave new world (15). Zonder in te gaan op futuristische speculaties behandelt de auteur de ethische vragen zoals ze uit de hedendaagse praktijk nu al naar voren komen. Een greep uit de gegevens en vragen van deze auteur: - De behandeling van een genetische ziekte zoals bijvoorbeeld hemofilie heeft tot gevolg dat de frequentie van deze ziekte in de toekomst zal toenemen, en een steeds grotere ‘last’ voor de samenleving zal betekenen. - Kinderen die geboren worden met spina bifida (d.i. het niet sluiten van het spinaal kanaal) sterven normaal tenzij ze door een vroegtijdige chirurgische ingreep gered worden. Het risico op verlamming of geestelijke achterlijkheid is daarbij evenwel zeer groot. Maar wat voor een keuze heeft men eigenlijk: tussen de dood en een minderwaardig menselijk bestaan? - Het opzoeken van fenylketonurie (frequentie 1/10.000) kàn nu gebeuren bij de geboorte door een eenvoudige bloedtest. Onbehandeld leidt fenylketonurie tot geestelijke achterlijkheid. Indien men een dergelijke test zou invoeren, moet men dan ook andere ziekten, die in een nog veel lagere frequentie voorkomen, systematisch gaan opzoeken? - ‘Genetic counseling’ kan de individuele belangen van de patiënt behartigen of kan voorrang geven aan sociale of eugenetische belangen. - Wanneer er een erfelijke ziekte in een familie wordt vastgesteld, moet dan niet de hele familie onderzocht worden en zo ja, tot in welke graad? - Waarom doet men zoveel moeite om allerhande ziekten door middel van dure intra-uteriene tests tijdens de zwangerschap op te sporen (met de duidelijke bedoeling defectieve foetussen te aborteren) waar het veel eenvoudiger zou zijn de diagnose van de ziekte bij de geboorte te laten volgen bijvoorbeeld door een ‘passieve infanticide’? - Het wordt nu ook duidelijk dat in de nabije toekomst de intra-uteriene diagnose en de abortus van de defectieve foetussen veel belangrijker zal worden dan bijvoorbeeld correctieve gentherapie. Er zijn ongeveer 1.500 menselijke ziekten genetisch bepaald. Het toevoegen van ‘goed’ genetisch materiaal ter vervanging van het defectieve is weliswaar het doel van de gentherapie: maar dit domein van de genetic engineering behoort vooralsnog tot de science-fiction. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Manipulaties met genen van levende organismen (18, 24, 25, 26) - In 1974 hadden verscheidene beoefenaars van de moleculaire biologie van de NAS (National Academy of Sciences) aangedrongen op een tijdelijk embargo op de vrijheid-van-onderzoek met zogeheten restrictie-enzymen (24): met behulp van deze enzymen kan men een stuk DNA van een of ander organisme inlassen in een bepaalde virus of bacterie (29). Zij meenden dat vooral twee types van experimenten vermeden moesten worden: (1) het inlassen - in het bacterieel genoom - van genen die de weerstand t.o.v. antibiotica of het vermogen tot toxinenvorming bepalen en (2) het inlassen van virale genen in het bacterieel genoom. Men was namelijk bevreesd dat de bacteriën met de getransplanteerde genen uit het laboratorium zouden kunnen ‘ontsnappen’ en volkomen weerloze levende organismen gaan besmetten. Op dit ogenblik is men tot een consensus gekomen over de veiligheidsvoorschriften die in acht te nemen zijn al naar gelang het type van onderzoek. Befaamde biologen zoals Chargaff en Sinsheimer zijn daarmee helemaal niet zo gelukkig en vinden de voorgestelde maatregelen nog onvoldoende en onverantwoord. Deze controverse vertoont veel gelijkenis met die rond de kernenergie (23). Chargaff zegt dat deze tijd vervloekt is met zwakke mensen die, vermomd als experten, vèrdragende beslissingen nemen (4). Hijzelf stelt veel strengere normen voor, zoals het verbod om bacteriën te gebruiken die in of op het menselijk lichaam kunnen leven, en de verplichting dergelijk onderzoek geografisch te isoleren en te centraliseren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Controversiële maatschappij-bindingenDefensie-onderzoek aan de universiteit - Tijdens de Vietnamese oorlog ontstond er een controverse in de Amerikaanse wetenschappelijke kringen over het onderzoek dat aan de universiteit plaatsgrijpt met de financiële steun van het ministerie van defensie. Zowel voor de Amerikaanse (10) als voor de Britse universiteiten (9) zijn er daarover gegevens beschikbaar. Voorstanders zegden dat het onderzoek op zijn intrinsieke waarde werd beoordeeld en betoelaagd, de tegenstanders betwijfelden dit en beklemtoonden dat een wetenschapsmens niet direct mag betrokken zijn in militair onderzoek. Glantz en Albers hebben een grondige studie gemaakt van de researchcontracten van Stanford University met het ministerie van defensie (10). Ze vonden dat het ministerie een goed georganiseerd programma van research-prioriteiten had opgesteld in functie van zijn militaire behoeften. Onderzoek wordt op die manier dus als het ware gekocht van de universiteit. We zijn hier wel heel ver verwijderd van de klassieke universiteit waar vrij onderzoek kon doorgaan in een politieke windstilte. Dit misbruik van wetenschap en technologie heeft al een bekende en indrukwekkende lijst van moderne oorlogstuigen opgeleverd: de ABC-wapens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(voor oorlogvoering met atoom-, biologische en chemische wapens), verfijnde folterapparaten enz.... Recente en bijzonder tragische voorbeelden waren er genoeg te vinden in de Vietnamese oorlog: het massaal gebruik van herbiciden, witte fosfor, napalm... waarvan de onmiddellijke én langdurige gevolgen voor de mens en de hele levende natuur algemeen bekend en erkend zijn (16, 19, 22, 27).
Meervoudige gevolgen van technologische innovaties - Het gebruik van nieuwe technieken leidt dikwijls tot onvoorziene gevolgen die gemakkelijk als neveneffecten worden afgedaan. Men kan stellen dat vele louter technische innovaties eigenlijk grootscheepse sociale experimenten impliceren. De huidige milieuproblemen zijn hiervan een duidelijk voorbeeld. Niet alleen water, bodem en lucht vervuilen maar ook het menselijk lichaam geraakt vervuild door het gebruik van geneesmiddelen, kleurstoffen, additieven, conserveringsmiddelen e.d. (3). Zo is bijvoorbeeld DDT in diskrediet geraakt wegens zijn ophoping in de voedselketens. Over het gevaar van kernenergie en de technologie die erbij hoort is ook het laatste woord nog niet gezegd (23). Mislin (14) stelt dat ‘deze menselijke ecologische crisis is uitgegroeid tot een nihilistische crisis met een relativistische, pluralistische, sceptische en ideologische abdicatie van alle menselijke waarden en culturele idealen’.
Wetenschappelijke verantwoordelijkheid - Dit onderwerp is behandeld in een belangwekkend recent rapport van de AAAS (2). Ze gaan ervan uit dat in de Amerikaanse wetenschappelijke gemeenschap, waartoe ze ongeveer een miljoen Amerikanen rekenen, de wetenschappelijke vrijheid een verworven recht is dat onverbrekelijk verbonden is met verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheden zijn primair en de wetenschapsmensen kunnen geen aanspraak maken op andere rechten dan die welke ieder ander burger bezit, behalve die welke nodig zijn om hun verantwoordelijkheid op te nemen, en die voortvloeien uit hun gespecialiseerde kennis en uit de inzichten die uit deze kennis voortvloeien. Een veel voorkomend conflict is ongetwijfeld dat tussen het economisch belang aan de ene kant en de gezondheid en de kwaliteit van het milieu aan de andere kant. Onverantwoord was bijvoorbeeld het verzwijgen van de kankerverwekkende eigenschappen van vinylchloride, een produkt dat gebruikt wordt in de plastiekfabricage. Reeds in 1970 was er vastgesteld dat vinylchloride kanker verwekte bij ratten. In 1974 werd bekend dat drie polyvinylchloride-arbeiders gestorven waren aan angiosarcoma van de lever. Onmiddellijk daarop werd door de Amerikaanse gezondheidsadministratie de toegelaten dosis vinylchloride in de fabrieken van 500 tot 50 delen per miljoen verlaagd. Vele dokters, ingenieurs en wetenschapsmensen nemen hun verantwoordelijkheden niet op, veelal onder druk van de fabrikanten. In de meeste gevallen zijn ze terecht bang voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
represailles of ontslag. Per slot van rekening blijken ook zij slechts werknemers in het bedrijf te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Referenties
|