| |
| |
| |
Automatisering in tegenspraak
R.P. de Moel
In Nederland zijn nu - eind 1976 - naar schatting 2850 computers in bedrijf. In 1968, tien jaar nadat in ons land de computers hun opmars begonnen, waren het er nog maar 650; er wordt verwacht dat het er in 1980 meer dan 4000 zullen zijn. Ten opzichte van het aantal inwoners van Nederland betekent dit in 1968 52 computers per miljoen inwoners, in 1976 zijn het er 225, en in 1980 zullen het er meer dan 275 per miljoen inwoners zijn. Nederland is met deze cijfers voor West-Europa geen koploper. Het gemiddelde aantal computers per hoofd van de bevolking over het westen van ons werelddeel is ongeveer gelijk aan dat in Nederland. West-Duitsland heeft in West-Europa de meeste computers (meer dan 9000); Zwitserland heeft de grootste computerdichtheid (ongeveer 450 per miljoen inwoners), terwijl België zowel wat betreft aantal als de dichtheid wat bij Nederland achterblijft. In de Verenigde Staten telt men al meer dan 750 computers per miljoen inwoners.
De computers zijn in Nederland verdeeld over vrijwel alle sectoren van de samenleving. Grote bevolkingsgroepen zijn er reeds mee in aanraking gekomen en een belangrijke vraag is hoe zij daarop hebben gereageerd. Vindt de groei plaats tegen de verdrukking in, is de computer welkom in de samenleving of laat zijn komst ons koud? Een diepgaand onderzoek hiernaar heeft nog niet plaats gevonden; de enig mogelijke maatstaf is om de uitingen uit de eigen omgeving als symptomen te registreren en zo mogelijk daaruit een voorzichtige conclusie te trekken.
Een van de regelmatig terugkerende uitspraken is dat je door de computer je baan kwijt raakt. Een andere veel voorkomende uitspraak is dat de computer de ‘privacy’ aantast: hij weet te veel van je en een ander kan daar gemakkelijk misbruik van maken. De computer blijkt ook een goede zondebok te zijn; indien er ergens iets fout gaat, laat de computer zich geduldig de schuld geven; vragen naar de reden van een of andere beslissing leidt nog wel eens tot het officiële antwoord dat alleen de computer dat weet. ‘Werken in de automatisering’ wordt door velen gezien als een volledige beroepsaanduiding. Bijna nooit wordt de nadere vraag gesteld wat je daar dan wel doet. Zou het ook zo gaan in b.v. de scheepvaart? De meesten zullen dan toch wel willen weten of de gesprekspartner lichtmatroos is of sleepbootka- | |
| |
pitein. Ook in de automatisering lopen de beroepen zeer uiteen: er zijn beroepen bij waarvan de beoefenaars met weinig meer dan het minimum loon naar huis gaan, en er zijn er ook bij die respectabele bedragen verdienen. Niet altijd blijft het helemaal stil wanneer als beroep ‘automatisering’ of ‘computers’ opgegeven wordt; voordat zo snel mogelijk een ander gespreksonderwerp wordt aangegrepen, valt ook de uitspraak ‘dat is me te moeilijk’ wel eens. Nog niet zo lang geleden publiceerde een student in universiteitslitteratuur hoe hij de (grote en kostbare) computer buiten werking had gesteld; er is veel om gelachen en gegniffeld. (In diezelfde periode werden enkele militaire voertuigen buiten werking gesteld op een wijze die door de betrokken overheden niet werd gewaardeerd. De daders stelden zich aan strafvervolging bloot. Zij hebben niet gegniffeld). Een bijdrage tot hoe over de computer gedacht wordt, wordt ook geleverd door sommige films en televisiestukken. Robots en computers worden daarin geplaatst in een science-fiction wereld, misschien wel omdat men ze daar liever ziet
dan in de realiteit.
Bovengenoemde symptomen zijn bijna alle voortgekomen uit eigen waarneming. Collega's hebben soortgelijke ervaringen. Een voorzichtige conclusie is dat de samenleving bepaald niet trappelt van ongeduld om de computer te verwelkomen. De computer is in ieder geval nog niet in de samenleving geïntegreerd en het vinden van de oorzaken hiervan is noodzakelijk om een blijvende breuk tussen computer en samenleving te voorkomen.
| |
Historie en Definitie
De geschiedenis van de computer is nog jong. De eerste computer die aan de huidige definitie voldoet, werd in 1946 in werking gesteld bij de universiteit van Pennsylvania in de Verenigde Staten. Het was een reusachtig groot apparaat, ontworpen en gebouwd op aandringen van de Amerikaanse legerautoriteiten, die behoefte hadden aan een dergelijk rekenwonder om banen van raketwapens te berekenen. Het gevaarte besloeg 160 vierkante meter, woog circa 30 ton en bevatte 18.000 elektronenbuizen. Maar hij kon het rekenwerk, waar een goed rekenaar twintig uur voor nodig had, in dertig seconden verrichten.
Een computer wordt in het algemeen als volgt gedefinieerd: een elektronisch instrument, dat in staat is om informatie (gegevens) op te nemen en op te bergen, er daarna rekenkundige èn logische bewerkingen mee uit te voeren, en tenslotte de uitkomsten in de gewenste vorm te presenteren, dit alles volgens een tevoren vastgesteld programma. Een meer populaire definitie is: een elektronisch instrument dat voorgeschreven reken- en regeltaken zeer snel kan uitvoeren.
Een van de bekendste voorlopers van de computer was een door Dr Herman Hollerith ontworpen apparaat, speciaal om de Amerikaanse volkstelling in
| |
| |
1890 te verwerken. De volkstelling van de ruim 50 miljoen Amerikanen had in 1880 zo veel problemen opgeleverd, dat er zeven jaren noeste arbeid voor nodig waren om de resultaten in tabellen samen te vatten. Met Hollerith's apparaat duurde ditzelfde werk voor ondertussen 63 miljoen Amerikanen slechts twee jaar. Het principe van zijn instrument was gebaseerd op het gebruik van ponskaarten, waarin voor de verschillende mogelijke antwoorden op een vraag verschillende gaatjes werden geponst; waar een gat in de kaart was, stak een naaldje door de kaart heen in een bakje kwik, waardoor een telwerk in werking werd gesteld. Deze techniek is in de loop der jaren verbeterd en heeft via de allereerste computer in 1946 geleid tot de tegenwoordige computers, waarbij het gewicht vaak geen rol meer speelt, die geplaatst kunnen worden in een betrekkelijk kleine ruimte en waarbij miniatuur componenten zoals de transistor de grote elektronenbuizen hebben vervangen. Hij heeft meer capaciteit dan een leger van een half miljoen rekenaars met tafelrekenmachines. Was de computer in 1946 circa 2400x zo snel als de mens, in 1976 is dit meer dan 500.000x geworden. De machtigste computer kan dan ook meer dan 1 miljoen rekenkundige of logische bewerkingen per seconde uitvoeren. Maar al werkt de computer nog zo snel, het principe verandert niet: hij kan alleen maar tevoren door mensen uitgedachte taken uitvoeren.
Als beroepsaanduiding wordt behalve ‘werken met computers’ ook vaak ‘werken in de automatisering’ gehanteerd. Nu zijn er voor het begrip ‘automatiseren’ verschillende definities. Een zeer algemene is: ‘het inschakelen en gebruik maken van ieder middel om arbeid te besparen’. In combinatie met computers is de volgende definitie meer gangbaar: ‘een begrip om de theorie, vaardigheid en praktijk van zelfwerkende systemen aan te duiden, vooral waar het computers betreft, om taken uit te voeren die voorheen menselijke arbeid vroegen’. Het begrip automatisering geeft echter maar zeer beperkt weer, welke wetenschap er in en rondom de computer beoefend wordt. Via een besluit van het Amerikaanse Congres in 1950 werd een belangrijke impuls gegeven aan de interdisciplinaire uitwisseling van wetenschappelijke informatie, waarna in 1958 het Congres besloot tot de oprichting van een nieuwe wetenschap ‘Information Science’, in Nederland bekend onder de naam ‘Informatica’.
Informatica is de techniek van het automatisch en rationeel verwerken van informatie, drager van kennis en hulp met betrekking tot de communicatie met de mens. Zij omvat de technieken en methodologieën die te maken hebben met het doen functioneren van de volgende ingewikkelde machines: elektronische rekenmachines, computers en systemen voor informatieverwerking. In de informatica worden de volgende takken onderscheiden:
- de formele en analytische informatica; deze betreft voornamelijk het onderzoek naar rekenmethoden voor het oplossen van problemen op het gebied van wiskundige analyses, statistiek en operations research;
| |
| |
- de natuurkundige en technologische informatica; deze bestudeert de fysische fenomenen, de elektronische, mechanische of elektro-mechanische onderdelen en componenten, die de materiële totstandkoming van de informatiesystemen mogelijk maken;
- de methodologische informatica; deze houdt zich bezig met het bestuderen van de programmeer- en gebruikswijzen van de informatiesystemen;
- de systematische en logische informatica; de studie hiervan houdt zich bezig met de waarneembare structuur van de informatiesystemen, die met behulp van computers en randapparatuur functioneren, van communicatienetwerken en van de relaties tussen computers en computergebruikers;
- de toegepaste informatica; deze bepaalt de gebieden waar deze techniek kwalitatieve of kwantitatieve verbeteringen kan of zou kunnen bewerkstelligen in andere dan de hiervoor genoemde gebieden van menselijke activiteit.
Bovenstaande definitie van de nieuwe wetenschap Informatica geeft aan hoe groot het gebied van deze wetenschap reeds is; naast de gebieden waar hij reeds wordt toegepast, zoals bij wetenschappelijke en technische research, het besturen van ondernemingen en overheidsinstellingen, de defensie, de lucht- en ruimtevaart, is hij ook bezig een plaats te veroveren in de medische wetenschap, het onderwijs, de rechtswetenschappen en de menswetenschappen. Gezien dit brede spectrum heeft hij ook reeds zijn plaats in het dagelijks leven ingenomen. Nolens volens?
| |
Automatiseringsproblemen
Het oprukken van de computer in reeds betreden gebieden en het binnendringen in geheel nieuwe betekent dat steeds meer mensen met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de computer geconfronteerd worden. Zoals de samenwerking in een team het beste is wanneer zo goed mogelijk gebruik gemaakt wordt van de individuele kwaliteiten van de teamleden, zo is ook een optimale samenwerking mogelijk tussen mens en computer. Welke zijn daarbij de beste kwaliteiten van de beide teamleden? De mens is intelligent en creatief, terwijl de computer alleen maar een dood ding is, dat precies uitgestippelde activiteiten kan uitvoeren; daarentegen is de computer snel en accuraat, en de mens, vooral bij handelingen met een routinematig karakter, slordig, en in vergelijking met de computer traag. In een team wordt dus de beste prestatie bereikt als gebruik gemaakt wordt van de creativiteit en intelligentie van de mens en van de snelheid en accuratesse van de computer. Dit klinkt allemaal erg eenvoudig, maar zijn mens en computer wel zo geconditioneerd dat deze samenwerking een succes kan worden?
Op de eerste plaats iets over de computer. De wijze van opdrachten geven aan de computer sluit helemaal niet aan bij de manier waarop de mens dit in zijn taalgebruik gewend is. Een computer-robot in huis zou op de vraag:
| |
| |
‘Wil je een glas water geven’? waarschijnlijk enthousiast reageren met ja knikken en verder niets uitvoeren. Wanneer we dan denken dat na verduidelijking tot ‘geef een glas water’ het glas zonder meer te bestemder plaatse komt, is dit een onderschatting van het werk dat vooral verricht moet worden om de benodigde voorkennis in het ‘geheugen’ van de robot te brengen:
- geef |
: aan wie en waar, in de hand, in de mond, op de kast, op tafel, enz. |
- glas |
: wat voor glas, groot of klein, hoe wordt de keuze gemaakt, en waar moet het vandaan komen. |
- water |
: warm of koud, uit de kraan (welke?) of ergens anders vandaan? |
Kortom, een aantal vragen die duidelijk maken hoe precies de activiteiten van de computer-robot moeten worden uitgestippeld en bovendien hoe weinig dit patroon aansluit bij de manier waarop de mens gewend is zich uit te drukken. Daarnaast kan de computer alleen maar in samenwerking met de in de computer aanwezige vertaalvoorschriften ‘tot tien tellen’. In het dagelijks leven maken we gebruik van het tientallig stelsel voor getallen; de computer gebruikt het tweetallig stelsel, en hoewel in onze taal nog verschillende overblijfselen zijn van andere talstelsels (dozijn, gros, tijdaanduiding), behoren deze andere talstelsels voor de meeste mensen tot een volledig andere wereld.
Ook de communicatiemogelijkheden van de computer met de mens zijn verre van ideaal. De computer heeft geen zintuigen voor de conversatie; mededelingen of vragen aan de computer moeten gedaan worden via een (schrijfmachine) toetsenbord, de resultaten van de computer worden vrijwel altijd verstrekt in gedrukte tekst of in grafische vorm.
Een deel van de onvolkomenheden van de computer zou kunnen worden opgevangen en gecompenseerd door de vakmensen rond de computer. In de werkelijkheid doen de meesten van hen niets minder dan ongewild de onvolkomenheden van de computer beklemtonen. De sfeer van mysterie rond de computer wordt kunstmatig in stand gehouden; het gebruik van een voor de buitenstaander onbegrijpelijk vakjargon en het niet beschikbaar zijn van bruikbare litteratuur (het maken daarvan kost tijd, die ‘beter’ besteed kan worden aan de essentie van het werk) plaatsen de computer voor velen in een cirkel, die slechts met behulp van magie kan worden betreden. Het zou echter te goedkoop zijn dit alles te wijten aan de huidige automatiseringsmedewerkers. Velen stammen uit het eerste uur, zijn gekozen om hun bekwaamheid om op de computermanier ‘precies’ te denken en ze zijn vaak uitgegroeid tot vakartiesten, die zeer vernuftig de opdrachten voor de computer samenstellen, tot hun eigen volle tevredenheid, want indien het instructiepakket correct is opgesteld, doet de computer zonder inspraak of medezeggenschap wat van hem wordt gevraagd. Maar hoewel het op de vereiste wijze opdrachten geven aan de computer nog steeds een essentiëel deel van de automatiseringswerkzaamheden is, wordt het accent toch steeds
| |
| |
meer verschoven naar de samenwerking tussen mens en computer, en veelal is de computerspecialist daar niet op ingesteld. Hij heeft een technische opleiding, en zelfs als hij vanuit zijn persoonlijke instelling belangstelling heeft voor de menselijke aspecten van zijn vak, is hij daarin slechts een amateur. Hoe is het gesteld met de conditionering van de mens in de samenwerking mens-computer? Opvoeding en onderwijs zijn daarin belangrijke elementen. Slechts weinigen worden in de huiselijke omgeving geconfronteerd met de computer als partner, hoewel in wasautomaten en soortgelijke apparatuur een aantal principes van de computer zijn verwerkt. Maar met name van het onderwijs wordt verwacht, dat leerlingen en studenten worden voorbereid op technieken waarmede zij later naar verwachting te maken krijgen. Dit is niet alleen een technische voorbereiding, maar ook een voorbereiding op de wijziging in het arbeidspatroon, waarbij handelingen met een routinematig karakter snel en accuraat door de computer worden vervuld. Een inventarisatie van de informatica-opleiding op scholen voor lager, middelbaar en hoger onderwijs is zeker niet bemoedigend. Er zijn ternauwernood leerkrachten beschikbaar met theoretische en praktische scholing; de meeste leerkrachten op middelbare scholen, die geacht worden aandacht te besteden aan de informatica, hebben een vakantiecursus informatica gehad; dit is ongetwijfeld beter dan niets, maar er mag ternauwernood invloed op de opleiding van de leerlingen in computerbegrip verwacht worden. Op de technische hoge scholen zijn de opleidingen op gang gekomen, maar ook daar kunnen de hoogleraren vrijwel uitsluitend autodidacten zijn.
In de Verenigde Staten wordt op een aantal lagere scholen in de oostelijke staten al enige jaren aandacht besteed aan het onderwijs via geprogrammeerde instructie met behulp van computers en daaraan gekoppelde beeldschermen. Dit reeds op jeugdige leeftijd gewennen aan computergebruik moet als een voordeel worden beschouwd. Het behoeft echter geen bijdrage te leveren aan het begrip voor het samenwerkingspatroon tussen mens en computer. Dit begrip is noodzakelijk, omdat de computer de mens niet begrijpen kan en het lijkt daarom een verstandige keuze daar zo vroeg mogelijk in het onderwijs mee te beginnen.
Behalve in het onderwijs is er nog een belangrijk gebied waar de samenleving zich onvoldoende heeft voorbereid op de nieuwe mogelijkheden die geïntroduceerd zijn door de computer, en wel het gebied van de wetgeving. De computer kan beschikken over grote geheugens, waarin allerlei soorten informatie snel toegankelijk kunnen worden opgeslagen, zoals b.v. gegevens over alle leden van de samenleving. Deze gegevens, die voorheen in allerlei verschillende centra (bevolkingsregisters, belastingarchieven, politiedossiers, enz.) voor andere instanties in de praktijk ontoegankelijk waren opgeslagen, kunnen nu allemaal bij elkaar in één computer worden opgeslagen, en ten dele vindt dit ook reeds plaats. Kennis geeft macht, en de samenleving en de individuen daarin dienen beschermd te worden tegen misbruik van
| |
| |
macht die voortkomt uit kennis van deze gebundelde informatie. In Nederland zijn de wetten voor dit soort gegevensverzamelingen op komst om de persoonlijke belangen van het individu en groepen in de samenleving te waarborgen. Daarnaast krijgt eenieder (volgens het plan tegen betaling) toegang tot de gegevens die over hem of haar zijn opgeslagen. Dit is ongetwijfeld een goed begin, maar de praktijk zal moeten uitwijzen of deze wetten voldoende zijn. Er is reeds veel commentaar en in ieder geval zal het nog jaren duren voordat het onbehagen tegen de bundeling van informatie over personen in de computer overwonnen zal zijn. Naast de problemen die voortkomen uit de computer zelf, de computerspecialisten en het gebrek aan informatica-onderwijs, draagt ook dit onbehagen zijn steentje bij om de computer nog niet als samenwerkingspartner te accepteren.
| |
De computer is een gewoon apparaat
Een aantal jaren geleden is een inventarisatie opgemaakt van de in Nederland aanwezige computers, waarbij ook de vraag gesteld werd in hoeverre de gebruiker tevreden was over zijn computer. Zo'n 70% van de gebruikers antwoordde, dat het met de automatisering beoogde doel niet was bereikt. Behalve bij een gering aantal instellingen waar de computer vanwege prestige-overwegingen werd aangeschaft, kunnen de andere oorzaken van dit geheel of gedeeltelijk mislukken erop worden teruggevoerd dat de computer niet de oplossing is van alle problemen. Organisatorische of kwalitatieve lacunes worden door de computer niet verdoezeld, maar beklemtoond.
De beste manier om tot aanschaf van een computer over te gaan is om dezelfde wegen te bewandelen als bij de aanschaf van een ander apparaat. Vanwege de in het algemeen voor de computer onvriendelijke omgeving is meer zorgvuldigheid dan bij andere aanschaffingen zeker terecht.
Een belangrijke plaats bij iedere aanschaf neemt het vooronderzoek in, waarin wordt overwogen of een nieuw apparaat moet worden aangeschaft, welke taken dit apparaat zou moeten uitvoeren en dat een kosten/baten analyse bevat. In deze analyse moeten zowel economische als sociale factoren worden opgenomen, terwijl ook de kosten van de introductie van een mens-onvriendelijk apparaat niet mogen worden onderschat. Een van de uitgangspunten van dit onderzoek moet zijn, dat het zo objectief mogelijk moet zijn, zodat de conclusies ook kunnen leiden tot niet aanschaffen van apparatuur, maar b.v. tot een andere werkwijze zonder nieuwe apparatuur. Indien besloten wordt om over te gaan tot automatisering, komt de realisatie aan de orde volgens de in het vooronderzoek opgenomen planning. Bij de uitvoering van grote en ingrijpende projecten, waaronder ook automatiseringsprojecten gerekend moeten worden, wordt de realisatie gesplitst in een aantal fasen, zoals voorontwerp, ontwerp, bestelling of aanmaak van de benodigde componenten, integratie van deze componenten en installatie. De
| |
| |
activiteiten in deze fasen moeten worden toegespitst op de automatisering en dat betekent dat vanwege de vereiste zorgvuldigheid speciale richtlijnen gelden tijdens de uitvoering:
- | de automatiseringsdeskundigen moeten tijdens de uitvoering continu contact houden met de opdrachtgevers en de toekomstige gebruikers om zich er van te verzekeren dat het produkt nog steeds overeen komt met de eisen en wensen, en ook met de ideeën van de opdrachtgever; |
- | tijdens de gehele realisatie-periode moeten de gebruikers en de automatiseringsmedewerkers samen een team vormen, waarin niemand zich begeeft op het vakgebied van de ander met andere bedoelingen dan die van begrip en respect; |
- | onder het motto ‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’ moeten in het realisatieproces, zeker na iedere fase, maar ook tijdens aanmaak en integratie, de mogelijkheden en de tijd gereserveerd zijn om het proces te stoppen, uit te stellen of om te buigen; |
- | de taken van de mens in het team mens-computer moeten duidelijk worden gedefinieerd en deze definitie behoort tot de onderwerpen waarover uitvoerig overleg nodig is tussen gebruikers en ontwerpers; |
- | de opleiding en introductie van toekomstige gebruikers en andere belanghebbenden dient zorgvuldig te worden voorbereid en tijdig aan te vangen; indien nodig, moet de gebruiker van de noodzaak van deze opleiding overtuigd worden; |
- | de automatiseringsdeskundigen hebben de verantwoordelijkheid om de gebruikers te overtuigen van (en niet te dwingen tot) een goed en selectief gebruik van de grote hoeveelheid informatie, die de computer kan verschaffen: teveel informatie heeft evenals te weinig informatie een verlammend effect. |
Bovengenoemde richtlijnen lijken op het eerste gezicht eenvoudig en vanzelfsprekend. De ervaring heeft echter uitgewezen dat niets minder waar is. Uit de definitie van informatica volgt, dat dit een exacte wetenschap is, en de beoefenaars van deze wetenschappen zijn nogal eens individueel ingesteld. En juist automatisering vraagt in het huidige stadium veel begrip, overleg en ook geduld.
| |
Wat nu?
Vergelijking van de ervaringen met de nu verantwoord geachte werkwijze kan aanleiding geven tot een viertal verschillende reacties:
- | laten we alles afbreken en opnieuw beginnen; |
- | technische verworvenheden gaan nu eenmaal altijd met ongelukken en moeilijkheden gepaard; |
- | wat hebben de automatiseringsdeskundigen er een rommel van gemaakt; |
- | waarom was onze samenleving niet beter op de komst van de computer
|
| |
| |
Reacties zijn echter subjectief en de enige interessante vraag is, hoe de situatie verbeterd kan worden. Het probleem kan worden teruggevoerd op hoe de gemeenschap vertrouwd kan worden gemaakt met de functies en taken die de computer kan vervullen, zoals dat in het verleden ook gebeurd is met andere technische verworvenheden (auto, radio, telefoon, televisie, telefoon, wasmachine, enz.). Economisch gezien is de opmars van de computer niet te stuiten, omdat de computerfaciliteiten, die twintig jaar geleden f 2.500.000, - kostten, binnen enkele jaren voor f 50, - verkrijgbaar zullen zijn.
De betekenis van de computer en van de deskundigen er omheen zal tot normale proporties moeten worden teruggebracht. Openheid voor wat betreft alle zaken rond computers en computertoepassingen is hiervoor noodzakelijk. Populair-wetenschappelijke publikaties zullen moeten worden verzorgd.
Het is niet bewezen dat inschakelen van computers leidt tot verlies van arbeidsplaatsen, wel tot verlies van een bepaald soort arbeidsplaatsen, maar het is zeker niet onmogelijk dat dit verlies wordt gecompenseerd door arbeidsplaatsen in de automatisering. Een wetenschappelijk onderzoek bij instellingen die met computers werken, zou stellig op zijn plaats zijn. In het onderzoek zou betrokken moeten worden, welke arbeidsverschuiving er plaats vindt.
Samengaand met of aansluitend aan bovengenoemd onderzoek zou bestudeerd moeten worden, waar en hoe de informatica-opleidingen ingepast kunnen worden in het bestaande onderwijssysteem, zowel in de algemene opleidingen als in de technische. Een interessante vraag daarbij is of de informatica het huidige onderwijssysteem zal achterhalen of dat dit onderwijssysteem nog tijdig kan worden bijgestuurd.
De wetgeving zal de mogelijkheden van de computer op de voet moeten volgen; anticiperen zou nog beter zijn, maar het ligt niet in de lijn dat dit ooit zal plaats vinden. Het is echter zeer essentieel dat gevoelens van onbehagen en angst voor de macht van de computer zoveel mogelijk worden weggenomen doordat de wet de geëigende bescherming biedt aan individu en gemeenschap en door zorgvuldige controle op de naleving van deze wetten. Indien zou blijken dat het gebruik van de computer voor bepaalde toepassingen potentieel gevaar voor de samenleving oplevert, moet de conclusie getrokken worden, dat voor die toepassingen inschakelen van de computer niet mag worden toegestaan.
De computer is nog lang niet geïntegreerd in de samenleving. Veel werk zal nog moeten worden verzet voordat dit is bereikt. De situatie is gelukkig niet hopeloos, want b.v. ten gevolge van de popularisering van de zakrekenmachine, mogelijk door de lage prijs, raakt men vertrouwd met het gemak dat deze apparaten bieden, en eigen voordeel draagt altijd bij tot vertrouwen.
| |
| |
Maar de te overbruggen kloof is nog breed en de hulpmiddelen voor het slaan van een brug zijn op dit moment nog onvoldoende. Er zal hard aan gewerkt moeten worden om deze hulpmiddelen aan te vullen en te verbeteren. Het alternatief, stoppen van de technologische ontwikkeling, is tot nu toe nog nooit erg succesvol verlopen.
|
|