Streven. Jaargang 30
(1976-1977)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |
Marokkaanse zieken tegenover Europese artsen
| |
Diagnose en behandelingHet eerste probleem dat zich stelt wanneer een zieke Marokkaan contact opneemt met onze gezondheidszorg, is dat van de diagnose. Vele auteurs zijn het erover eens dat de problemen die voortkomen uit de culturele verschillen tussen de migranten en de autochtonen, zich uiteraard ook laten gevoelen bij diagnosestelling van de zieke immigrant. De meeste auteurs beperken die cultuurverschillen tot communicatiemoeilijkheden: arts en patiënt spreken een verschillende taal. Dat is volgens LameriksGa naar voetnoot1 verreweg de belangrijkste barrière, maar ze is volgens hem niet onoverkomelijk. Bij het stellen van een diagnose, zo schrijft hij, komt het immers in de eerste plaats aan op medische kennis. Als er aan de buitenlandse werknemers geen gezondheidszorg geboden wordt die op een aanvaardbaar peil staat, dan ligt volgens VrijGa naar voetnoot2 de | |
[pagina 402]
| |
oorzaak daarvan niet alleen op het vlak van de communicatie, maar ook in het onvermogen van de hulpverlener voldoende aandacht (= tijd) te besteden aan de dikwijls complexe problematiek van de gastarbeiders. In Gezondheidszorg onder buitenlandse arbeidersGa naar voetnoot3 wordt melding gemaakt van een rapport van co-assistenten aan de medische faculteit te Utrecht, dat tot de vaststelling kwam dat sommige artsen een zekere afkeer hebben van buitenlanders; deze uit zich in het niet luisteren naar de klachten, in een arrogante houding bij het lichamelijk onderzoek en in weinig begrip voor de taboes van de patiënten. Als oplossing voor dit soort problemen stelt VrijGa naar voetnoot4 een drietal maatregelen voor: 1) er zou meer tijd per patiënt beschikbaar moeten komen; 2) men zou tolken moeten inschakelen; 3) men zou een organisatievorm dienen te ontwikkelen waarin de communicatie tussen patiënt, tolk en arts op een zo efficiënt mogelijke wijze tot stand wordt gebracht. Dit alles lijkt me echter nog onvoldoende. Men kan en mag deze problematiek niet beperken tot taalperikelen. De communicatieproblematiek ligt veel dieper. Volgens een rapport inzake levensomstandigheden van buitenlandse arbeiders in GoudaGa naar voetnoot5 zou de vaak psychische achtergrond van de ziekte of de klacht de arts voor problemen stellen. Tot dezelfde vaststelling komt men bij een medische enquête onder vijftien huisartsen.Ga naar voetnoot6 Het probleem bevindt zich veel meer op het vlak van het cultuurverschil en het misverstaan van beide culturen. HammenGa naar voetnoot7 ziet in die culturele verschillen uitdrukkelijk de oorsprong van de moeilijkheden in de geneeskundige behandeling van buitenlanders. Maar m.i. vereenzelvigt hij cultuur nog te veel met religie: het zou de onbekendheid met de religieuze achtergronden van de buitenlandse werknemers zijn die leidt tot moeilijkheden bij de medische verzorging. Het Overlegorgaan medische verzorging buitenlandse werknemers te UtrechtGa naar voetnoot8 ziet dit ruimer. Zij zien de oorsprong van de communicatiemoeilijkheden in een verschil in denkwijze tussen beide partijen. Maar dan perken zij die begripsuitbreiding weer in door te stellen dat ‘het cultuurprobleem, m.n. verschillen in mentaliteit en leefgewoonten, lang niet bij alle contacten van belang is, met name niet wanneer het om objectieve symp- | |
[pagina 403]
| |
tomen gaat’.Ga naar voetnoot9 CollatzGa naar voetnoot10 gaat hierin veel verder. Voor hem kunnen ‘de verschijningsvormen van dezelfde ziekte en de ziektewaarde van dezelfde symptomen specifiek volledig verschillend zijn in verschillende culturen’. De vraag stelt zich dan ook in welke mate de arts bekwaam is om bij mensen uit een andere cultuur nog ‘objectieve’ symptomen te onderkennen. De relatie tussen arts en buitenlandse patiënt kan dus onmogelijk een ideale relatie worden genoemd. Dit blijkt met name duidelijk uit het onderzoek van PaesGa naar voetnoot11, waar 58,5% van de ondervraagde artsen hun relatie met hun buitenlandse patiënten als problematisch ervoeren. De grond van deze problematiek ligt volgens deze geneesheren in ‘het niet met elkaar kunnen spreken’. Slechts 24% van de ondervraagde dokters ondervonden problemen wat cultuur betreft. Van deze groep vond 68,5% de relatie moeilijk bij gebrek aan inzicht in de culturele achtergronden van de migrant. Wat de perceptie van de immigranten door de huisartsen betreft, komt PaesGa naar voetnoot12 tot de bevinding dat slechts 4,8% van de artsen vinden dat het klachtenpatroon van Marokkanen niet specifiek verschilt van dat van Nederlanders. Alle geneesheren die regelmatig Marokkanen op consultatie kregen, vonden dat deze groep meer dan de Nederlanders de neiging had zich ziek te melden om niet te hoeven werken; 62,5% van de respondenten meent dat psychosomatische klachten bij hun buitenlandse patiënten vaker voorkomen dan bij hun Nederlandse patiënten. Vele artsen kunnen echter niet specificeren hoe dit per nationaliteit ligt; de 2/3 van de artsen die dit wel doen, vinden dat alle Marokkanen meer psycho-somatische klachten vertonen dan de Nederlanders. Verder constateert Paes dat een groot deel van de ondervraagde dokters vindt dat de communicatiestoornissen aan de patiënt te wijten zijn. In het algemeen verwacht de huisarts dat de patiënt zelf het initiatief zal nemen om een tolk mee te nemen naar het spreekuur. Tenslotte merken verschillende geneesheren op dat buitenlandse arbeiders weinig vertrouwen hebben in een deel van de voorgeschreven medicatie: in het bijzonder poeders worden door veel buitenlanders niet ingenomen. Daarnaast blijkt het moeilijk om buitenlandse patiënten te volgen.Ga naar voetnoot13 Uit deze onderzoekingen blijkt duidelijk dat de arts niet goed weet met wie hij te maken heeft. Vele dokters wensen de culturele achtergrond van deze buitenlanders te kennen, maar zien niet de mogelijkheid daartoe. | |
[pagina 404]
| |
Daarnaast kunnen ze evenmin het communicatieprobleem verhelpen, zodat hun relatie met de patiënt gebrekkig blijft. Dat de relatie tussen arts en patiënt niet alleen problematisch is wanneer het om buitenlanders gaat, blijkt voldoende uit recent onderzoek.Ga naar voetnoot14 Wel zijn er bepaalde verschillen. Zo meen ik te mogen stellen dat de kern van de relatie tussen gezondheidszorg en immigrant in belangrijke mate terug te brengen is tot het verschil in perceptie van ziekte, gezondheid en genezing door beide partijen (immigrant en arts). Om deze relatie te kunnen begrijpen lijkt het me daarom noodzakelijk na te gaan wat in het algemeen in het eigen land beschouwd wordt als ziekte, wat men als oorzaken daarvan beschouwt en hoe een genezingsproces wordt aangepakt. Als type-voorbeeld neem ik Marokko. | |
Traditionele ziekteperceptie bij MarokkanenChoffatGa naar voetnoot15 ondervond in zijn onderzoek, dat de bevolking onderscheid maakte tussen ziekten van ‘exogene’ of ‘additieve’ oorsprong, die veroorzaakt worden door het binnensluipen en het in bezit nemen van het lichaam door een geest, en ziekten met een ‘endogeen’ karakter, nl. die waardoor men zijn tweede ik verliest. Doch over het algemeen kan men volgens het traditionele volksgeloof een classificatie van drie ziekte-oorzaken maken.
De jnun - In de meeste gevallen wordt iemand ziek omdat een geest of jenn (mv. jnùn) zijn lichaam is binnengedrongen. Deze jnùn zijn wezens die behoren tot een ras van geesten die vóór het ontstaan van de mens geschapen zijn. Omdat het gevaarlijk is ze bij name te noemen, worden ze bedacht met verschillende bijnamen. Bij voorkeur verblijven ze diep in de aarde en in het donker, maar ze kunnen zich ook in voorwerpen en levende wezens incarneren. Deze geesten behoren niet alleen tot het volksgeloof, ze worden ook erkend in de islam, de muzulmaanse religie, en in de Koran wordt er regelmatig naar verwezen. KramersGa naar voetnoot16 noemt de jnùn in zijn vertaling: ‘geheimzinnige, door Allah geschapen wezens, geen mensen en geen engelen, die zowel goed als kwaad, moslem als ongelovig kunnen zijn’. Deze geesten bepalen dus mede het geluk en het ongeluk van eenieder, doch ‘de meest gebruikelijke manier waarop de jnùn hun aanwezigheid laten voelen, is het veroorzaken van gezondheidsstoornissen, vooral van plotseling optredende verschijnselen, zoals stuiptrekkingen, epilepsie, ver- | |
[pagina 405]
| |
lamming, reumatische of nevralgische aandoeningen, waanzin, of epidemieën zoals cholera of mazelen.Ga naar voetnoot17 Om zich tegen deze wezens te beveiligen heeft de Marokkaanse samenleving verschillende, vaak heel ingewikkelde rituelen ontwikkeld, die de jnùn op een afstand kunnen houden of verdrijven.
Het boze oog - Ziekten kunnen ook het gevolg zijn van het boze oog. Iemand kan immers heel zwaar benadeeld worden door een blik. Daardoor krijgt de ziekteverwekker een menselijke dimensie. Ziekte kan niet alleen veroorzaakt worden door bovennatuurlijke elementen, maar ook door de wil of de wens van een mens. Volgens Doutté, geciteerd in ChoffatGa naar voetnoot18, is het vooral ‘de naijver die het actieve element is van het boze oog’. Tegen het boze oog beveiligt men zich door bepaalde formules uit te spreken. Zelfs in de Koran zouden dergelijke methoden beschreven zijn, maar in de Nederlandse vertaling van Kramers heb ik niets gevonden dat daarop wijst. Daarnaast gebruikt men ook amuletten die men om de hals hangt. Dit gebruik is steeds gebonden aan een bepaald ritueel, dat verschilt van streek tot streek. Het boze oog kan alleen werken als de beoogde persoon zich binnen het gezichtsveld bevindt. Maar dat wil niet zeggen dat hij zich persoonlijk in de onmiddellijke nabijheid moet bevinden. Voorwerpen die hem toebehoren, zijn beeltenis, zijn naam volstaan. Om zich tegen de magische betovering (envoûtement) te beveiligen, zal men uiterst omzichtig zijn met dingen die tot de eigen persoon behoren; uitgevallen haar, afgeknipte nagels, laat men niet zomaar rondslingeren. Nooit zal men zijn eigen naam schreeuwen naar een onbekende, want die kan die tegen u gebruiken. Ook de schrik van deze mensen om zich te laten fotograferen, die toeristen soms zo vreemd lijkt, en de agressiviteit waarin die schrik soms omslaat, vinden hier hun verklaring: wie een foto neemt, kan niet alleen het boze oog werpen, maar ‘neemt’, ‘steelt’ ook een dubbel van de geest en kan dan op afstand iemand ziek maken.
Taäm - Tenslotte kan iemand ziek gemaakt worden door taäm. Dat gebeurt wanneer het voedsel van het slachtoffer wordt betoverd (vergiftigd) en vaak is het vermoeden dat dit gebeurd is op zichzelf al genoeg om een ziektebeeld te veroorzaken. Volledigheidshalve moet nog worden vermeld, dat ook in de Marokkaanse perceptie ziekten niet altijd een bovennatuurlijke of ‘sociale’ oorzaak hebben: ziekten als ‘el berd’ b.v., wat verkoudheid en bronchitis omvat, kent men een louter natuurlijke oorprong toe. | |
[pagina 406]
| |
Traditionele gezondheidszorg in MarokkoIn de Marokkaanse traditie kunnen ziekten dus zowel door natuurlijke en menselijke als door bovennatuurlijke, onvatbare, niet-menselijke factoren worden veroorzaakt. Vandaar dat de zieke zelf verschillende ziekten ofwel kan voorkomen ofwel zelf genezen. Wordt iemand ziek, dan zal men niet de symptomen observeren, maar in de eerste plaats de oorzaak van de ziekte proberen te vinden. Pas dan kan men een aangepaste behandeling toepassen. Voor alles zal men evenwel trachten ziekte te voorkomen. In de eerste plaats door een goede levenswijze. Elke handeling, arbeid of ontspanning zal men verrichten in de naam van Allah. De Koran vraagt van de gelovigen dat zij zich dagelijks vijfmaal reinigen voor het gebed. Die rituele reiniging wordt meteen beschouwd als een van de voornaamste elementen van hygiëne.Ga naar voetnoot19 Er zijn ook preventieve methoden die niet religieus zijn, maar die steunen op gewoonten en gebruiken. Symbolen onder de vorm van amuletten beschermen, zoals ik reeds zei, de mensen tegen het boze oog (cirkel, driehoek, kruisvorm) en tegen de jnùn (vijfhoek). Wordt iemand toch ziek, dan zijn er tal van curatieve riten die ik hier onmogelijk allemaal kan bespreken. Deze remedies zijn wel eens heel omslachtig, maar soms ook heel eenvoudig en verschillen van streek tot streek. Voor een meer uitgebreide bespreking van remedies verwijs ik naar de werken van Marchand (1951), Belguedj (1966), Corjon (1932), Desparmet (1932), Westermarck (1926, 2 Vol) en vooral De Lens (1925).Ga naar voetnoot20 Achtereenvolgens bespreken we verschillende niveaus van traditionele gezondheidszorg.
(1) Huisremedies - Een Marokkaan zal meestal eerst het hem bekende huisrecept gebruiken. In de meeste families is men op de hoogte van een aantal remedies die men kan gebruiken bij een bepaalde ziekte. Interessant in het boek van De Lens is dat hij niet alleen recepten geeft voor de bestrijding van allerlei ziekten, hij duidt evenzeer op het bestaan van huwelijksrecepten, recepten tegen het celibaat, zelfs schoonheidsrecepten en | |
[pagina 407]
| |
recepten tegen openbare rampen. Hij beschrijft bijvoorbeeld een veel gebruikte remedie ‘pour guérir un mari de la mauvaise habitude de battre sa femme’.Ga naar voetnoot21 Dit zou kunnen betekenen dat het begrip ‘ziekte’ en ‘genezen van ziekte’ veel ruimer van inhoud is voor Marokkanen dan voor ons. En dit kan dan weer tot gevolg hebben dat deze mensen ook voor dit soort klachten naar hun Belgische of Nederlandse arts gaan. De kruiden die men gebruikt zijn dikwijls doeltreffend voor bepaalde kwalen. RaynaudGa naar voetnoot22 geeft een uitgebreide opsomming van verschillende kruiden, met de ziekte erbij waarvoor ze worden gebruikt. Maar er zijn er, zegt hij, nog oneindig veel meer. BelguedjGa naar voetnoot23 geeft de resultaten van meer recent onderzoek.
(2) Heiligen - Helpen de huisremedies niet, dan moet men een beroep doen op de buitenwereld. De eersten die vooral door vrouwen worden geconsulteerd, zijn de plaatselijke heiligenGa naar voetnoot24. Heiligen beschikken over een mysterieuze weldoende kracht, ‘baraka’, die zij onder hun getrouwen kunnen verbreiden, al blijft zij steeds ondergeschikt aan de wil van Allah. De gewoonte om bij een ziekte naar een heilige te gaan, is in Marokko nog altijd enorm verbreid. ‘Heiligenverering en vrome broederschappen hebben in Marokko lange tijd tot de meest markante sociologische krachten in het religieuze leven behoord. Door de orthodoxe leer worden ze veroordeeld, maar in de Maghreb is de devotie van het volk altijd sterker geweest dan het anathema van de geleerden’.Ga naar voetnoot25
(3) Genezers - Men kan ook bij genezers terecht. In de Marokkaanse samenleving bestaat een hele hiërarchie van genezers, die hun bevoegdheden onder elkaar hebben verdeeld. Als eersten vermelden we de maraboes, afstammelingen van de profeet, die door roem of door een erfenis over een grote hoeveelheid ‘baraka’ beschikken. In dorpen en steden bevinden zich koranleraars (fqè, mv. feqia) die les geven in de koranschool (msid). Dezen hebben geen specifieke ‘baraka’, maar zij zijn de bezitters van het woord van Allah en halen hun kennis uit oude Arabische geneeskundige boeken. Een tbib is iemand die van het platteland komt en ziekten geneest door een beroep te doen op de ‘haruniyya’, een populaire synthese van de Grieks-Perzische geneeskunde en de traditionele Arabische en Berberse | |
[pagina 408]
| |
behandelingsmethoden. De tbib behandelt echter niet alle kwalen en ziekten. Hij laat zich niet in met zogenaamde lagere vormen van geneeskunde zoals het herstellen van breuken, het dichtbranden van wonden, het trekken van tanden of het helpen bij een bevalling. Dat soort dingen laat hij over aan de lagere genezers. Zo zullen maällem (werklui) gebroken of ontwrichte lichaamsdelen zetten. Zij voeren de operaties uit. De barbiers zijn de enigen die bloedoperaties mogen verrichten. Ze hebben tevens het recht om een besnijdenis te doen en ze doen aderlatingen d.m.v. gewijde bloedzuigers. Gaat een zieke naar een genezer, dan zegt deze, voor hij begint: ‘Als Allah het wil’, waarmee hij bedoelt: als mijn behandeling niet lukt, dan is dat niet aan mij te wijten, maar aan Allah die de genezing niet toestaat. Van een zo gelovige dokter zal de patiënt nooit kunnen zeggen dat hij slecht is. In zijn eigen land wordt de Marokkaan op het ogenblik dus geconfronteerd met twee soorten gezondheidszorg: een traditioneel-magisch-religieuze gezondheidszorg, gegrond op de Arabisch-Griekse overlevering en de eeuwenoude Berbercultuur, die allerminst aan populariteit heeft ingeboet, en een westerse gezondheidszorg, die wel door Marokkaanse gezondheidswerkers is overgenomen, maar die slechts onder bepaalde groepen van de bevolking goed wordt aanvaard. Via de familie wordt het Marokkaanse kind ingewijd in de traditionele geneeskundige verzorging. Het leert welke kruiden te gebruiken en wat te doen wanneer men buitenstaanders in de genezing moet betrekken. Hoewel dit natuurlijk sterker geldt voor het platteland, toch komt het ook in de steden nog voor. Van de andere kant wordt het kind geconfronteerd met moderne artsen. Meestal mijdt men die en beschouwt ze vaak slechts als een gewone, zij het vreemde, genezer. De westerse medicus noemt men ‘tbib’ naar de eigen inlandse genezer (vandaar in het Franse argot ‘toubib’ voor dokter). | |
Houding van Marokkanen tegenover westerse gezondheidszorgVooral in de dorpen van de Berbers zoals in Aït Baha is de dokter in de eerste plaats een ‘magicien’, ‘zijn gebaren worden gelijkgesteld met riten, niet met technieken’.Ga naar voetnoot26 Daarnaast ondervond Choffat bijvoorbeeld dat een vrouw gewoon blij was met het feit dat de dokter haar kind gewogen had. ‘Vaak werd me door een patiënt gevraagd, zijn temperatuur te nemen of even mijn stethoscoop te gebruiken; dan waren ze al tevreden, het resultaat interesseerde hen niet.’ Men gelooft dat de dokters het goede oog bezitten met het gevolg dat | |
[pagina 409]
| |
velen geen angst vertonen om zich voor de dokter te ontkleden. Men beschouwt de medicus als een fqè omdat deze net als de arts boeken raadpleegt en omdat de geneesheer een beroep blijkt te doen op magische krachten daar hij bepaalde handelingen volgens een bepaald ritueel verricht. De arts osculteert, geeft een inspuiting en vraagt de zieke voor de spiegel te gaan staan (radiografie). Toch is de relatie tussen de dokter en de patiënt er niet altijd een van vertrouwen. Volgens BenyoussefGa naar voetnoot27 zullen vooral ‘plattelandsbewoners gemakkelijk klagen over de arts-patiëntrelatie’. Volgens Belguedj consulteert men een dokter hetzij omdat er geen inlandse tbib in de omgeving is, hetzij omdat men niet zeker is van het voorschrift van deze laatste, of omdat de traditionele remedies niet snel genoeg werken of niet efficiënt genoeg zijn. Van een westerse arts vraagt de moslem een snelle genezing. Als hij binnen de 24 uur geen beterschap merkt, gaat hij naar een andere dokter.Ga naar voetnoot28 De meeste zieken aarzelen vrij lang voordat ze een westerse dokter raadplegen. Volgens sommigen gelooft men niet in de moderne arts omdat deze ‘profaan’ is. De islam-dokter heeft een sterk geloof in Allah en zal zijn patiënt steeds wijzen op het feit dat niet hijzelf, maar Allah geneest. Dat deze gedachte zeer sterk leeft onder de islam-geneesheren blijkt duidelijk uit de verslagen van het congres Health of the Nation, gehouden in Pakistan in 1971, waar herhaaldelijk werd gewezen op het belang van de Koran in de gezondheidszorg.Ga naar voetnoot29 Door het contact met onze samenleving evenwel komt er een proces van sociale en culturele verandering op gang, dat het beste omschreven kan worden met het concept ‘acculturatie’. Dit houdt in dat migranten niet gewoonweg bepaalde vreemde cultuurelementen overnemen, maar onze samenleving benaderend vanuit hun eigen cultuurpatroon, selectief te werk gaan. Sommige elementen worden verworpen en de nieuwe elementen die aanvaard worden, ondergaan een reïnterpretatie. Ze gaan de Belgische of Nederlandse geneesheer zien als een inlandse tbib. Daaruit volgt dat de dokters bij ons die zich min of meer gedragen als een traditionele tbib, d.w.z. op grond van zo weinig mogelijk lichamelijk onderzoek zo snel mogelijk een diagnose stellen, veel Noordafrikaanse patiënten zullen aantrekken. Maar daaruit volgt tevens dat Marokkanen vaak opmerken dat voor bepaalde ziekten, o.m. ziekten die veroorzaakt zijn door de jnun, Europese dokters onbevoegd zijn. | |
[pagina 410]
| |
De Europese dokter wordt door de Marokkanen beschouwd als één van de vele deskundigen op het gebied van de gezondheidszorg. Soms doet men een beroep op eigen traditionele genezers, die hier ook geïmmigreerd zijn. Of tijdens de jaarlijkse vakantie laat men zich door traditionele dokters behandelen. Wanneer men echt ziek is, gaat men vaak alleen naar de dokter om een briefje voor de ziekenkas en een legitimatie voor de werkgever, terwijl men de medicatie die de arts heeft voorgeschreven vervangt door de traditionele huisremedies, die ik nog heb zien werken ook! Door de gebrekkige communicatie is het praktisch onmogelijk hier veel verandering in te brengen. Een arts die een Marokkaan te behandelen krijgt, is veelal gedoemd tot een inadequate behandeling: de zieke kan zijn klachten niet in detail uitleggen, de dokter kan de voorgeschreven behandeling niet in detail uitleggen. En vooral: de geneesheer kent meestal de culturele achtergrond niet die iemand tot ziekte kan drijven en dringt dus nooit door tot de kern van de zaak. De allereerste noodzakelijke voorwaarde om hieraan iets te verhelpen is dan ook het tot stand brengen van een vlotte communicatie tussen arts en patiënt. Dit kan gebeuren door gebruik te maken van tolken (maar dan tolken die ‘Marokkaans’ spreken en niet alleen klassiek Arabisch!), maar dan nog blijft de hulpverlening aan de oppervlakte. Een tweede vereiste is dat deskundigen op het punt van de cultuur van de migrant en op het punt van migratieproblematiek bij bepaalde diagnosestellingen betrokken worden. Dit kan gebeuren door geschoold personeel uit hun land en desnoods uit ons land in de gezondheidszorg te betrekken. Evenwel kan men beide deskundigheden verenigen in één persoon. Pas door het scheppen van deze functies in de gezondheidszorg zal men kunnen komen tot een efficiëntere geneeskunde voor vreemdelingen, die zelfs nieuwe behoeften aan het licht kan brengen. |
|